Book Chapter: Verse

 1 Gen  27:75 |                           40 Toen scheidde Jakob de lammeren, en hij
 2 Deu   4:41 |                           41 Toen scheidde Mozes drie steden uit, aan
 3 Deu  10:8  |                 8 Ter zelver tijd scheidde de HEERE den stam Levi uit,
 4 Deu  32:8  |         Hij Adams kinderen vaneen scheidde, heeft Hij de landpalen
 5 1Sa  24:8  |                        8 En David scheidde zijn mannen met woorden,
 6 1Kro  26:1 | mitsgaders de oversten des heirs, scheidde af tot den dienst, van de
 7 2Kro  25:10|                           10 Toen scheidde Amazia die af, te weten
 8 Ezra   8:24|                           24 Toen scheidde ik twaalf uit van de oversten
 9 Neh   9:2  |             2 En het zaad Israels scheidde zich af van alle vreemden.
10 Luk  22:41 |                         41 En Hij scheidde Zich van hen af, omtrent
11 Luk  24:51 |          zegende, dat Hij van hen scheidde, en werd opgenomen in den
12 Hand   6:40|         straat voort, en terstond scheidde de engel van hem. ~
13 Hand  12:1 |                     1 En na dezen scheidde Paulus van Athene en kwam
14 Hand  13:9 |     menigte, week hij van hen, en scheidde de discipelen af, dagelijks
15 Gal   2:12 |        waren, onttrok hij zich en scheidde zichzelven af, vrezende