Book Chapter: Verse

 1 Deu   3:11 |     van ijzer, is zij niet te Rabba der kinderen Ammons? Negen
 2 Joz  13:25 |       Aroer toe, die voor aan Rabba is; ~
 3 Joz  15:60 |     die is Kirjath-Jearim, en Rabba; twee steden en haar dorpen. ~
 4 2Sa  11:1  | kinderen Ammons verderven, en Rabba belegeren zouden. Doch David
 5 2Sa  12:26 |      26 Joab nu krijgde tegen Rabba der kinderen Ammons; en
 6 2Sa  12:27 |  zeide: Ik heb gekrijgd tegen Rabba, ook heb ik de waterstad
 7 2Sa  12:29 |     al dat volk, en toog naar Rabba; en hij krijgde tegen haar,
 8 2Sa  17:27 |        de zoon van Nahas, van Rabba der kinderen Ammons, en
 9 1Kro  21:1 |     en hij kwam, en belegerde Rabba; maar David bleef te Jeruzalem.
10 1Kro  21:1 |      Jeruzalem. En Joab sloeg Rabba, en verwoestte ze. ~
11 Jer  49:2  | spreekt de HEERE, dat Ik over Rabba der kinderen Ammons een
12 Jer  49:3  |      krijt, gij dochteren van Rabba, gordt zakken aan, drijft
13 Eze  21:20 |      zwaard inkomen zal tegen Rabba der kinderen Ammons, of
14 Eze  25:5  |              5      En Ik zal Rabba tot een kemelstal maken,
15 Amos   1:14|     aansteken in den muur van Rabba, dat zal haar paleizen verteren;