Book Chapter: Verse

 1 Gen  20:23|     mijn zoon, of mijn neef liegen zult! naar de weldadigheid,
 2 Lev  19:11|    stelen, en gij zult niet liegen, noch valselijk handelen,
 3 Num  23:19|    God is geen man, dat Hij liegen zou, noch eens mensen kind,
 4 Job  34:6 |                   6 Ik moet liegen in mijn recht; mijn pijl
 5 Spre  14:5| waarachtig getuige zal niet liegen; maar een vals getuige blaast
 6 Jes  60:13|       Het overtreden en het liegen tegen den HEERE, en het
 7 Jes  64:8 |    volk, kinderen, die niet liegen zullen? Alzo is Hij hun
 8 Eze  13:19|  niet zouden leven, door uw liegen tot Mijn volk, dat de leugen
 9 Hos   4:2 |      2      Maar vloeken en liegen, en doodslaan, en stelen,
10 Hos   9:2 |  voeden; en de most zal hun liegen. ~
11 Zac  13:4 |     mantel   aandoen, om te liegen; ~
12 2Tim   5:2| levens, welke God, Die niet liegen kan, beloofd heeft, voor
13 Tit   1:2 | levens, welke God, Die niet liegen kan, beloofd heeft, voor
14 1Joh   1:6|     duisternis wandelen, zo liegen wij, en doen de waarheid
15 Open   3:9|      en zijn het niet, maar liegen; zie, Ik zal maken, dat