Book Chapter: Verse

 1 Gen  39:14 |      broeder en Benjamin met u late gaan! En mij aangaande,
 2 Exo   6:10 |  Israels uit zijn land trekken late. ~
 3 Exo  16:19 |   Mozes zeide tot hen: Niemand late daarvan over tot den morgen. ~
 4 Deu  30:12 |    hale, en ons hetzelve horen late, dat wij het doen? ~
 5 Deu  30:13 |    hale, en ons hetzelve horen late, dat wij het doen? ~
 6 1Sa  24:7  |     zeide tot zijn mannen: Dat late de HEERE ver van mij zijn,
 7 1Sa  26:11 |                    11 De HEERE late het verre van mij zijn,
 8 1Kon  21:3 |    Naboth zeide tot Achab: Dat late de HEERE verre van mij zijn,
 9 2Kon   6:13|      dat ik zende en hem halen late. En hem werd te kennen gegeven,
10 1Kro  11:19|           19 En hij zeide: Dat late mijn God verre van mij zijn,
11 Est  52    |       het den koning goed, men late ook morgen den Joden, die
12 Eze   3:27 |     hore, en wie het laat, die late het; want zij zijn een     
13 1Kor   7:18| besneden zijnde, geroepen, die late zich geen voorhuid aantrekken;
14 1Kor   7:18| voorhuid zijnde, geroepen, die late zich niet besnijden. ~
15 1Tim   2:11|                   11 Een vrouw late zich leren in stilheid,