Book Chapter: Verse

 1 Gen  33:4  |        4 Ada nu baarde aan Ezau Elifaz, en Basmath baarde Rehuel. ~
 2 Gen  33:10 |       namen der zonen van Ezau: Elifaz, de zoon van Ada, Ezau's
 3 Gen  33:11 |              11 En de zonen van Elifaz waren: Teman, Omar, Zefo,
 4 Gen  33:12 |       Timna was een bijwijf van Elifaz, den zoon van Ezau, en zij
 5 Gen  33:12 |         Ezau, en zij baarde aan Elifaz Amalek; dit zijn de zonen
 6 Gen  33:15 |    zonen van Ezau: de zonen van Elifaz, den eerstgeborene van Ezau,
 7 Gen  33:16 |         dat zijn de vorsten van Elifaz in het land Edom; dat zijn
 8 1Kro   1:35|        En de kinderen van Ezau: Elifaz, Rehuel, en Jehus, en Jaelam,
 9 1Kro   1:36|              36 De kinderen van Elifaz waren Theman, en Omar, Zefi,
10 Job   2:11 |          ieder uit zijn plaats, Elifaz, de Themaniet, en Bildad,
11 Job   4:1  |               1 Toen antwoordde Elifaz, de Themaniet, en zeide: ~
12 Job  15:1  |               1 Toen antwoordde Elifaz, de Themaniet, en zeide: ~
13 Job  22:1  |               1 Toen antwoordde Elifaz, de Themaniet, en zeide: ~
14 Job  41:7  | gesproken had, dat de HEERE tot Elifaz, den Themaniet, zeide: Mijn
15 Job  41:9  |                   9 Toen gingen Elifaz, de Themaniet, en Bildad,