Book Chapter: Verse

 1 2Sa   3:4  | van Haggith; en de vijfde Sefatja, de zoon van Abital; ~
 2 1Kro   3:3 |               3 De vijfde Sefatja, van Abital; de zesde Jithream,
 3 1Kro   9:8 |  en Mesullam, de zoon van Sefatja, den zoon van Reuel, den
 4 1Kro  12:5 | en Bealja, en Semarja, en Sefatja, de Harufiet; ~
 5 1Kro  28:16|   over de Simeonieten was Sefatja, de zoon van Maacha; ~
 6 2Kro  22:2 |  Azarjahu, en Michael, en Sefatja; deze allen waren zonen
 7 2Kro  22:22|  Azarjahu, en Michael, en Sefatja; deze allen waren zonen
 8 Ezra   2:4 |         4 De kinderen van Sefatja, driehonderd twee en zeventig. ~
 9 Ezra   2:57|        57 De kinderen van Sefatja, de kinderen van Hattil,
10 Ezra   8:8 |  8 En van de kinderen van Sefatja, Zebadja, de zoon van Michael;
11 Neh   7:9  |         9 De kinderen van Sefatja, driehonderd twee en zeventig; ~
12 Neh   7:59 |        59 De kinderen van Sefatja, de kinderen van Hattil,
13 Neh  11:4  |  van Amarja, den zoon van Sefatja, den zoon van Mahalaleel,
14 Jer  38:1  |                1      Als Sefatja, de zoon van Matthan, en