Book Chapter: Verse

 1 Joz  10:10 |         op den weg, waar men naar Beth-horon opgaat, en sloeg hen tot
 2 Joz  10:11 |          zijnde in den afgang van Beth-horon, zo wierp de HEERE grote
 3 Joz  16:3  |       landpale van het benedenste Beth-horon, en tot Gezer; en haar uitgangen
 4 Joz  16:5  | Atroth-Addar tot aan het bovenste Beth-Horon. ~
 5 Joz  18:13 |      zuidzijde van het benedenste Beth-Horon is. ~
 6 Joz  18:14 |           den berg, die tegenover Beth-horon zuidwaarts is, en haar uitgangen
 7 Joz  21:22 |    Kibzaim en haar voorsteden, en Beth-horon en haar voorsteden: vier
 8 1Sa  13:18 |      keerde zich naar den weg van Beth-horon; en een hoop keerde zich
 9 1Kon   9:17|         Salomo Gezer, en het lage Beth-horon. ~
10 1Kro   6:68|    Jokmeam en haar voorsteden, en Beth-horon en haar voorsteden, ~
11 1Kro   7:24|       bouwde het lage en het hoge Beth-horon, en Uzzen-Seera. ~
12 2Kro   9:5 |           Ook bouwde hij het hoge Beth-horon en het neder Beth-horon,
13 2Kro   9:5 |           Beth-horon en het neder Beth-horon, vaste steden met muren,
14 2Kro  25:13|          Juda, van Samaria af tot Beth-horon toe, en sloegen van hen