Book Chapter: Verse

 1 1Kro   4:37|    van Allon, den zoon van Jedaja, den zoon van Simri, den
 2 1Kro   9:10|   10 Van de priesteren nu, Jedaja, en Jojarib, en Jachin, ~
 3 1Kro  25:7 |   Jojarib, het tweede voor Jedaja, ~
 4 Ezra   2:36| priesters. De kinderen van Jedaja, van het huis van Jesua,
 5 Neh   3:10 |    aan hun hand verbeterde Jedaja, de zoon van Herumaf, en
 6 Neh   7:39 | priesters: de kinderen van Jedaja, van het huis van Jesua,
 7 Neh  11:10 |      10 Van de priesteren: Jedaja, de zoon van Jojarib, Jachin; ~
 8 Neh  12:6  |      6 Semaja, en Jojarib, Jedaja, ~
 9 Neh  12:7  |     7 Sallu, Amok, Hilkia, Jedaja; dat waren de hoofden der
10 Neh  12:19 |    Jojarib, Matthenai; van Jedaja, Uzzi; ~
11 Neh  12:21 |   Van Hilkia, Hasabja; van Jedaja, Nethaneel. ~
12 Zac   6:10 | Cheldai, van Tobia, en van Jedaja, en kom gij te dien dage,
13 Zac   6:14 |     en voor Tobia, en voor Jedaja, en voor Chen, den zoon