Book Chapter: Verse

 1 Gen  18:2 |        huize van uw knecht, en vernacht, en wast uw voeten; en gij
 2 Num  22:8 |       8 Hij dan zeide tot hen: Vernacht hier dezen nacht, zo zal
 3 Ric  18:6 |      den man: Bewillig toch en vernacht, en laat uw hart vrolijk
 4 Ric  18:9 |      dat het avond zal worden, vernacht toch; zie, de dag legert
 5 Ric  18:9 |       zie, de dag legert zich, vernacht hier, en laat uw hart vrolijk
 6 Ric  18:20|       toch bij mij; alleenlijk vernacht niet op de straat. ~
 7 2Sa  17:16|    boodschapt David, zeggende: Vernacht dezen nacht niet in de vlakke
 8 Neh  13:21|       en zeide tot hen: Waarom vernacht gijlieden tegenover den
 9 Job  38:31|                31 Hij woont en vernacht in de steenrots, op de scherpte
10 Psa  30:6 |    goedgunstigheid; des avonds vernacht het geween, maar des morgens
11 Hoo   1:13|        dat tussen mijn borsten vernacht. ~
12 Joe   1:13| dienaars des altaars! gaat in, vernacht in zakken, gij dienaars