Book Chapter: Verse

 1 Gen  15:1 |  dienstmaagd, welker naam was Hagar. ~
 2 Gen  15:3 |      huisvrouw, de Egyptische Hagar, haar dienstmaagd, ten einde
 3 Gen  15:4 |          4 En hij ging in tot Hagar, en zij ontving. Als zij
 4 Gen  15:8 |               8 En hij zeide: Hagar, gij, dienstmaagd van Sarai!
 5 Gen  15:15|                         15 En Hagar baarde Abram een zoon; en
 6 Gen  15:15|     den naam zijns zoons, die Hagar gebaard had, Ismael. ~
 7 Gen  15:16|       tachtig jaren oud, toen Hagar Ismael aan Abram baarde. ~  ~
 8 Gen  20:9 |      En Sara zag den zoon van Hagar, de Egyptische, dien zij
 9 Gen  20:14|     fles water, en gaf ze aan Hagar, die leggende op haar schouder;
10 Gen  20:17| jongen; en de Engel Gods riep Hagar toe uit den hemel, en zeide
11 Gen  20:17|     zeide tot haar: Wat is u, Hagar? Vrees niet; want God heeft
12 Gen  23:79|    den zoon van Abraham, dien Hagar, de Egyptische, dienstmaagd