1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1627
Book Chapter: Verse
1001 Neh 7:7 | getal der mannen van het volk van Israel. ~
1002 Neh 7:73 | zangers, en sommigen van het volk, en de Nethinim, en gans
1003 Neh 8:2 | Zo verzamelde zich al het volk als een enig man op de straat
1004 Neh 8:6 | want hij was boven al het volk; en als hij het opende,
1005 Neh 8:6 | het opende, stond al het volk. ~
1006 Neh 8:7 | den groten God; en al het volk antwoordde: Amen, amen!
1007 Neh 8:8 | Levieten onderwezen het volk in de wet. En het volk stond
1008 Neh 8:8 | het volk in de wet. En het volk stond op zijn standplaats. ~
1009 Neh 8:10 | en de Levieten, die het volk onderwezen, zeiden tot al
1010 Neh 8:10 | onderwezen, zeiden tot al het volk: Deze dag is den HEERE,
1011 Neh 8:10 | weent niet; want al het volk weende, als zij de woorden
1012 Neh 8:12 | Levieten stilden al het volk, zeggende: Zwijgt, want
1013 Neh 8:13 | 13 Toen ging al het volk henen om te eten, en om
1014 Neh 8:14 | der vaderen van het ganse volk, de priesters en de Levieten,
1015 Neh 8:17 | 17 Alzo ging het volk uit en haalden ze, en maakten
1016 Neh 9:10 | knechten, en aan al het volk zijns lands; want Gij wist,
1017 Neh 9:32 | onze vaderen, en Uw ganse volk, van de dagen der koningen
1018 Neh 10:34 | priesters, de Levieten en het volk, over het offer van het
1019 Neh 11:2 | 2 En het volk zegende al de mannen, die
1020 Neh 11:24 | hand, in alle zaken tot het volk.
1021 Neh 12:30 | daarna reinigden zij het volk, en de poorten, en den muur. ~
1022 Est 1:22 | zijn schrift, en aan elk volk naar zijn spraak, dat elk
1023 Est 12 | maagschap en haar volk niet te kennen gegeven,
1024 Est 16:6 | slaan (want men had hem het volk van Mordechai aangewezen);
1025 Est 16:6 | Ahasveros waren, namelijk het volk van Mordechai, te verdelgen. ~
1026 Est 16:8 | Ahasveros gezegd: Er is een volk, verstrooid en verdeeld
1027 Est 16:11 | zij u geschonken, ook dat volk, om daarmede te doen, naar
1028 Est 16:12 | en aan de vorsten van elk volk, elk landschap naar zijn
1029 Est 16:12 | naar zijn schrift, en elk volk naar zijn spraak; er werd
1030 Est 17:6 | slaan (want men had hem het volk van Mordechai aangewezen);
1031 Est 17:6 | Ahasveros waren, namelijk het volk van Mordechai, te verdelgen. ~
1032 Est 17:8 | Ahasveros gezegd: Er is een volk, verstrooid en verdeeld
1033 Est 17:11 | zij u geschonken, ook dat volk, om daarmede te doen, naar
1034 Est 17:12 | en aan de vorsten van elk volk, elk landschap naar zijn
1035 Est 17:12 | naar zijn schrift, en elk volk naar zijn spraak; er werd
1036 Est 36 | mijner bede wil, en mijn volk, om mijns verzoeks wil. ~
1037 Est 36:1 | zijn verkocht, ik en mijn volk, dat men ons verdelge, dode
1038 Est 47:2 | aanzie het kwaad, dat mijn volk treffen zal? En hoe zal
1039 Est 49:2 | zijn schrift, een ieder volk naar zijn spraak; ook aan
1040 Job 12:2 | Trouwens, omdat gijlieden het volk zijt, zo zal de wijsheid
1041 Job 18:19 | noch neef hebben onder zijn volk; en niemand zal in zijn
1042 Job 34:20 | ter middernacht wordt een volk geschud, dat het doorga;
1043 Job 34:29 | aanschouwen, zowel voor een volk, als voor een mens alleen? ~
1044 Psa 3:9 | HEEREN; Uw zegen is over Uw volk. Sela. ~ ~
1045 Psa 14:4 | ongerechtigheid geen kennis, die mijn volk opeten, alsof zij brood
1046 Psa 18:28 | Gij verlost het bedrukte volk, maar de hoge ogen vernedert
1047 Psa 18:44 | hoofd der heidenen; het volk, dat ik niet kende, heeft
1048 Psa 22:7 | mensen, en veracht van het volk. ~
1049 Psa 28:9 | 9Verlos Uw volk, en zegen Uw erve, en weid
1050 Psa 29:11 | 11 De HEERE zal Zijn volk sterkte geven; de HEERE
1051 Psa 29:11 | geven; de HEERE zal Zijn volk zegenen met vrede. ~
1052 Psa 33:12 | 12 Welgelukzalig is het volk, welks God de HEERE is;
1053 Psa 33:12 | welks God de HEERE is; het volk, dat Hij Zich ten erve verkoren
1054 Psa 34:12 | 12 Welgelukzalig is het volk, welks God de HEERE is;
1055 Psa 34:12 | welks God de HEERE is; het volk, dat Hij Zich ten erve verkoren
1056 Psa 43:1 | mij van het ongoedertieren volk, van den man des bedrogs
1057 Psa 44:13 | 13 Gij verkoopt Uw volk om geen waardij; en Gij
1058 Psa 45:11 | neig uw oor; en vergeet uw volk en uws vaders huis. ~
1059 Psa 45:13 | Tyrus, de rijken onder het volk, zullen uw aangezicht met
1060 Psa 47:10 | volken zijn verzameld tot het volk van den God van Abraham;
1061 Psa 50:4 | en tot de aarde, om Zijn volk te richten. ~
1062 Psa 50:7 | 7 Hoort, Mijn volk! en Ik zal spreken; Israel!
1063 Psa 53:5 | ongerechtigheid geen kennis, die Mijn volk opeten, alsof zij brood
1064 Psa 59:12 | Dood hen niet, opdat mijn volk het niet vergete; doe hen
1065 Psa 60:5 | 5 Gij hebt Uw volk een harde zaak doen zien;
1066 Psa 62:9 | Hem te aller tijd, o gij volk! Stort ulieder hart uit
1067 Psa 72:2 | 2 Zo zal hij Uw volk richten met gerechtigheid,
1068 Psa 73:10 | 10 Daarom keert zich Zijn volk hiertoe, als hun wateren
1069 Psa 74:14 | tot spijs gegeven aan het volk in dorre plaatsen. ~
1070 Psa 74:18 | HEERE gesmaad, en een dwaas volk heeft Uw Naam gelasterd. ~
1071 Psa 77:16 | 16 Gij hebt Uw volk door Uw arm verlost; de
1072 Psa 77:21 | 21 Gij leiddet Uw volk, als een kudde door de hand
1073 Psa 78:1 | onderwijzing van Asaf. O mijn volk! neem mijn leer ter oren;
1074 Psa 78:52 | 52 En Hij voerde Zijn volk als schapen, en leidde hen,
1075 Psa 78:62 | 62 En Hij leverde Zijn volk over ten zwaarde, en werd
1076 Psa 78:71 | om te weiden Jakob, Zijn volk, en Israel, Zijn erfenis. ~
1077 Psa 79:13 | 13 Zo zullen wij, Uw volk en de schapen Uwer weide,
1078 Psa 81:9 | 9 Mijn volk, zeide Ik hoor toe, en Ik
1079 Psa 81:12 | 12 Maar Mijn volk heeft Mijn stem niet gehoord;
1080 Psa 81:14 | 14 Och, dat Mijn volk naar Mij gehoord had, dat
1081 Psa 83:4 | heimelijken aanslag tegen Uw volk, en beraadslagen zich tegen
1082 Psa 83:5 | uitroeien, dat zij geen volk meer zijn; dat aan den naam
1083 Psa 85:7 | weder levend maken, opdat Uw volk zich in U verblijde? ~
1084 Psa 85:9 | zal; want Hij zal tot Zijn volk en tot Zijn gunstgenoten
1085 Psa 89:16 | 16 Welgelukzalig is het volk, hetwelk het geklank kent;
1086 Psa 89:20 | heb een verkorene uit het volk verhoogd. ~
1087 Psa 94:5 | HEERE! zij verbrijzelen Uw volk, en zij verdrukken Uw erfdeel. ~
1088 Psa 94:8 | onvernuftigen onder het volk! en gij dwazen! wanneer
1089 Psa 94:14 | 14 Want de HEERE zal Zijn volk niet begeven, en Hij zal
1090 Psa 95:7 | onze God, en wij zijn het volk Zijner weide, en de schapen
1091 Psa 95:10 | heb gezegd: Zij zijn een volk, dwalende van hart, en zij
1092 Psa 100:3 | gemaakt (en niet wij), Zijn volk en de schapen Zijner weide. ~
1093 Psa 102:19 | navolgende geslacht; en het volk, dat geschapen zal worden,
1094 Psa 105:13 | 13 En wandelden van volk tot volk, van het ene koninkrijk
1095 Psa 105:13 | En wandelden van volk tot volk, van het ene koninkrijk
1096 Psa 105:13 | koninkrijk tot het andere volk; ~
1097 Psa 105:24 | 24 En Hij deed Zijn volk zeer wassen, en maakte het
1098 Psa 105:25 | hun hart om, dat zij Zijn volk haatten, dat zij met Zijn
1099 Psa 105:43 | 43 Alzo voerde Hij Zijn volk uit met vrolijkheid, Zijn
1100 Psa 106:4 | naar het welbehagen tot Uw volk, bezoek mij met Uw heil; ~
1101 Psa 106:40 | HEEREN ontstoken tegen Zijn volk, en Hij heeft een gruwel
1102 Psa 106:48 | in eeuwigheid; en al het volk zegge: Amen, Hallelujah! ~ ~ ~ ~
1103 Psa 110:3 | 3Uw volk zal zeer gewillig zijn op
1104 Psa 114:1 | het huis Jakobs van een volk, dat een vreemde taal had; ~
1105 Psa 116:14 | tegenwoordigheid van al Zijn volk. ~
1106 Psa 116:18 | tegenwoordigheid van al Zijn volk. ~
1107 Psa 125:2 | is de HEERE rondom Zijn volk, van nu aan tot in der eeuwigheid. ~
1108 Psa 135:12 | erve, ten erve aan Zijn volk Israel. ~
1109 Psa 135:14 | 14 Want de HEERE zal Zijn volk richten, en het zal Hem
1110 Psa 136:16 | 16 Die Zijn volk door de woestijn geleid
1111 Psa 144:2 | ik mij betrouwe; Die mijn volk aan mij onderwerpt! ~
1112 Psa 144:15 | 15 Welgelukzalig is het volk, dien het alzo gaat; welgelukzalig
1113 Psa 144:15 | gaat; welgelukzalig is het volk, wiens God de HEERE is. ~ ~ ~ ~
1114 Psa 147:20 | 20 Alzo heeft Hij geen volk gedaan; en Zijn rechten,
1115 Psa 149:4 | een welgevallen aan Zijn volk; Hij zal de zachtmoedigen
1116 Spre 11:14 | raadslagen zijn, vervalt het volk; maar de behoudenis is in
1117 Spre 11:26 | inhoudt, dien vloekt het volk; maar de zegening zal zijn
1118 Spre 14:28 | heerlijkheid; maar in gebrek van volk is eens vorsten verstoring. ~
1119 Spre 14:34 | Gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zonde is een schandvlek
1120 Spre 28:15 | heersende over een arm volk, is een brullende leeuw,
1121 Spre 29:2 | worden, verblijdt zich het volk; maar als de goddeloze heerst,
1122 Spre 29:2 | goddeloze heerst, zucht het volk. ~
1123 Spre 29:18 | geen profetie is, wordt het volk ontbloot; maar welgelukzalig
1124 Spre 30:25 | mieren zijn een onsterk volk; evenwel bereiden zij in
1125 Spre 30:26 | konijnen zijn een machteloos volk; nochtans stellen zij hun
1126 Pred 4:16 | is geen einde van al het volk, van allen, die voor hen
1127 Pred 12:9 | geweest is, zo leerde hij het volk nog wetenschap, en merkte
1128 Hoo 6:12 | wagens van mijn vrijwillig volk. ~
1129 Jes 1:3 | heeft geen kennis, Mijn volk verstaat niet. ~
1130 Jes 1:4 | 4 Wee het zondige volk, het volk van zware ongerechtigheid,
1131 Jes 1:4 | Wee het zondige volk, het volk van zware ongerechtigheid,
1132 Jes 1:10 | ore de wet onzes Gods, gij volk van Gomorra! ~
1133 Jes 2:4 | spiesen tot sikkelen; het ene volk zal tegen het andere volk
1134 Jes 2:4 | volk zal tegen het andere volk geen zwaard opheffen,
1135 Jes 2:6 | 6 Maar Gij hebt Uw volk, het huis van Jakob, verlaten,
1136 Jes 3:5 | 5 En het volk zal gedrongen worden, de
1137 Jes 3:12 | heersen over hetzelve. O Mijn volk! die u leiden, verleiden
1138 Jes 3:15 | is ulieden, dat gij Mijn volk verbrijzelt, en de aangezichten
1139 Jes 5:13 | 13 Daarom zal mijn volk gevankelijk weggevoerd worden,
1140 Jes 5:25 | HEEREN ontstoken tegen Zijn volk, en Hij heeft tegen hetzelve
1141 Jes 6:9 | Ga henen, en zeg tot dit volk: Horende hoort, maar verstaat
1142 Jes 7:8 | verbroken worden, dat het geen volk zij. ~
1143 Jes 7:17 | HEERE zal over u, en over uw volk, en over uws vaders huis,
1144 Jes 8:6 | 6 Dewijl dit volk veracht de wateren van Siloa,
1145 Jes 8:12 | verbintenis, van alles, waar dit volk van zegt: Het is een verbintenis;
1146 Jes 8:19 | mompelen; zo zegt: Zal niet een volk zijn God vragen? zal
1147 Jes 9:1 | 1 Het volk, dat in duisternis wandelt,
1148 Jes 9:2 | 2 Gij hebt dit volk vermenigvuldigd, maar Gij
1149 Jes 9:8 | 8 En al dit volk zal het gewaar worden, Efraim
1150 Jes 9:12 | 12 Want dit volk keert zich niet tot Dien,
1151 Jes 9:18 | verduisterd worden; en het volk zal zijn als een voedsel
1152 Jes 10:6 | tegen een huichelachtig volk, en Ik zal hem bevel geven
1153 Jes 10:6 | hem bevel geven tegen het volk Mijner verbolgenheid; opdat
1154 Jes 10:22 | 22 Want ofschoon uw volk, o Israel! is gelijk het
1155 Jes 10:24 | alzo: Vreest niet, gij Mijn volk, dat te Sion woont! voor
1156 Jes 13:14 | een iegelijk zal naar zijn volk omzien, en een iegelijk
1157 Jes 14:20 | uw land verdorven, en uw volk gedood; het zaad der boosdoeners
1158 Jes 18:2 | gij snelle boden! tot een volk, dat getrokken is en geplukt,
1159 Jes 18:2 | getrokken is en geplukt, tot een volk, dat vreselijk is van
1160 Jes 18:2 | het was en voortaan; een volk van regel en regel, en van
1161 Jes 18:7 | gebracht worden van het volk, dat getrokken is en geplukt,
1162 Jes 18:7 | is en geplukt, en van het volk, dat vreselijk is van dat
1163 Jes 18:7 | het was en voortaan; een volk van regel en regel, en van
1164 Jes 19:25 | zeggende: Gezegend zij Mijn volk, de Egyptenaars, en de Assyriers,
1165 Jes 23:13 | het land der Chaldeen; dit volk was er niet; Assur heeft
1166 Jes 24:2 | 2 En gelijk het volk, alzo zal de priester wezen;
1167 Jes 24:4 | verwelkt; de hoogsten van het volk des lands kwelen. ~
1168 Jes 25:3 | Daarom zal U een machtig volk eren, de stad der tirannische
1169 Jes 26:2 | open, dat het rechtvaardige volk daarin ga, hetwelk de getrouwigheden
1170 Jes 26:11 | vanwege den ijver over Uw volk, ook zal het vuur Uw wederpartijders
1171 Jes 26:15 | Gij, o HEERE! hadt dit volk vermeerderd, Gij hadt dit
1172 Jes 26:15 | vermeerderd, Gij hadt dit volk vermeerderd; Gij waart verheerlijkt
1173 Jes 26:20 | 20 Ga henen, mijn volk! ga in uw binnenste kamers,
1174 Jes 27:11 | aansteken; want het is geen volk van enig verstand; daarom
1175 Jes 28:11 | een andere tong tot dit volk spreken; ~
1176 Jes 28:14 | bespotters, gij heersers over dit volk, dat te Jeruzalem is! ~
1177 Jes 29:13 | heeft gezegd: Daarom dat dit volk tot Mij nadert met zijn
1178 Jes 29:14 | wonderlijk handelen met dit volk, wonderlijk en wonderbaarlijk;
1179 Jes 30:5 | beschaamd maken door een volk, dat hun geen nut kan doen,
1180 Jes 30:6 | bulten der kemelen, tot het volk, dat hun geen nut doen zal. ~
1181 Jes 30:9 | het is een wederspannig volk; het zijn leugenachtige
1182 Jes 30:19 | 19 Want het volk zal in Sion wonen, te Jeruzalem;
1183 Jes 32:18 | 18 En mijn volk zal in een woonplaats des
1184 Jes 33:19 | zult niet meer dat stuurse volk zien, het volk, dat zo diep
1185 Jes 33:19 | dat stuurse volk zien, het volk, dat zo diep van spraak
1186 Jes 33:24 | zeggen: Ik ben ziek, want het volk, dat daarin woont, zal vergeving
1187 Jes 34:5 | nederdalen op Edom, en op het volk, hetwelk Ik verbannen heb. ~
1188 Jes 40:1 | Troost, troost Mijn volk, zal ulieder God zeggen. ~
1189 Jes 40:7 | daarin blaast; voorwaar, het volk is gras. ~
1190 Jes 42:22 | een beroofd en geplunderd volk; zij zijn allen verstrikt
1191 Jes 43:8 | Breng voort het blinde volk, hetwelk ogen heeft, en
1192 Jes 43:20 | in de wildernis, om Mijn volk, Mijn uitverkorenen drinken
1193 Jes 43:21 | 21 Dit volk heb Ik Mij geformeerd, zij
1194 Jes 44:7 | sedert dat Ik een eeuwig volk gesteld heb? en laat ze
1195 Jes 47:6 | 6 Ik was op Mijn volk zeer toornig, Ik ontheiligde
1196 Jes 49:7 | tot Dien, aan Welken het volk een gruwel heeft, tot den
1197 Jes 49:13 | want de HEERE heeft Zijn volk vertroost, en Hij zal Zich
1198 Jes 51:4 | Luistert naar Mij, Mijn volk! en Mijn lieden, neigt naar
1199 Jes 51:7 | gerechtigheid kent, gij volk, in welks hart Mijn wet
1200 Jes 51:16 | Sion: Gij zijt Mijn volk. ~
1201 Jes 52:4 | vorige tijden trok Mijn volk af in Egypte, om als vreemdeling
1202 Jes 52:5 | spreekt de HEERE, dewijl Mijn volk om niet weggenomen is, en
1203 Jes 52:6 | 6 Daarom zal Mijn volk, daarom zal het Mijn Naam
1204 Jes 52:9 | want de HEERE heeft Zijn volk getroost, Hij heeft Jeruzalem
1205 Jes 55:5 | Ziet, gij zult een volk roepen, dat gij niet kendet,
1206 Jes 55:5 | gij niet kendet, en het volk, dat u niet kende, zal tot
1207 Jes 56:5 | Ziet, gij zult een volk roepen, dat gij niet kendet,
1208 Jes 56:5 | gij niet kendet, en het volk, dat u niet kende, zal tot
1209 Jes 57:3 | mij gans en al van Zijn volk gescheiden; en de gesnedene
1210 Jes 59:1 | bazuin, en verkondig Mijn volk hun overtreding, en het
1211 Jes 59:2 | kennis Mijner wegen, als een volk, dat gerechtigheid doet
1212 Jes 61:12 | 12 Want het volk en het koninkrijk, welke
1213 Jes 61:21 | 21 En uw volk zullen allen te zamen rechtvaardigen
1214 Jes 61:22 | de minste tot een machtig volk; Ik, de HEERE, zal zulks
1215 Jes 63:12 | zullen hen noemen het heilige volk, de verlosten des HEEREN;
1216 Jes 64:8 | zeide: Zij zijn immers Mijn volk, kinderen, die niet liegen
1217 Jes 64:11 | ouds, aan Mozes en Zijn volk; maar nu, waar is Hij, Die
1218 Jes 64:14 | gegeven. Alzo hebt Gij Uw volk geleid, opdat Gij U een
1219 Jes 64:18 | 18 Uw heilig volk heeft het maar een weinig
1220 Jes 65:9 | toch, wij allen zijn Uw volk. ~
1221 Jes 66:1 | Mij niet zochten; tot het volk, dat naar Mijn Naam niet
1222 Jes 66:2 | dag tot een wederstrevig volk, die wandelen op een weg,
1223 Jes 66:3 | 3 Een volk, Mij geduriglijk tergende
1224 Jes 66:10 | een runderleger, voor Mijn volk, dat Mij gezocht heeft. ~
1225 Jes 66:18 | een verheuging, en haar volk een vrolijkheid. ~
1226 Jes 66:19 | en vrolijk zijn over Mijn volk; en in haar zal niet meer
1227 Jes 67:8 | een enigen dag? Zou een volk kunnen geboren worden op
1228 Jer 1:18 | priesteren, en tegen het volk van het land. ~
1229 Jer 2:11 | 11 Heeft ook een volk de goden veranderd, hoewel
1230 Jer 2:11 | zijn? Nochtans heeft Mijn volk zijn Eer veranderd in hetgeen
1231 Jer 2:13 | 13 Want Mijn volk heeft twee boosheden begaan;
1232 Jer 2:31 | donkerheid? Waarom zegt dan Mijn volk: Wij zijn heren, wij
1233 Jer 2:32 | bindselen? Nochtans heeft Mijn volk Mij vergeten, dagen zonder
1234 Jer 4:10 | waarlijk, Gij hebt dit volk en Jeruzalem grotelijks
1235 Jer 4:11 | Te dier tijd zal tot dit volk en tot Jeruzalem gezegd
1236 Jer 4:22 | 22 Zekerlijk, Mijn volk is dwaas, Mij kennen zij
1237 Jer 5:9 | niet wreken aan zulk een volk, als dit is? ~
1238 Jer 5:14 | mond tot vuur maken, en dit volk tot hout, en het zal hen
1239 Jer 5:15 | Ik zal over ulieden een volk van verre brengen, o huis
1240 Jer 5:15 | HEERE; het is een sterk volk, het is een zeer oud volk,
1241 Jer 5:15 | volk, het is een zeer oud volk, een volk, welks spraak
1242 Jer 5:15 | is een zeer oud volk, een volk, welks spraak gij niet zult
1243 Jer 5:21 | gij dwaas en harteloos volk! die ogen hebben, maar zien
1244 Jer 5:23 | 23 Maar dit volk heeft een afvallig en wederspannig
1245 Jer 5:26 | 26 Want onder Mijn volk worden goddelozen gevonden;
1246 Jer 5:29 | niet wreken aan zulk een volk als dit is? ~
1247 Jer 5:31 | door hun handen; en Mijn volk heeft het gaarne alzo; maar
1248 Jer 6:19 | een kwaad brengen over dit volk, de vrucht hunner gedachten;
1249 Jer 6:21 | HEERE alzo: Ziet, Ik zal dit volk allerlei aanstoot stellen;
1250 Jer 6:22 | HEERE: Ziet, er komt een volk uit het land van het noorden,
1251 Jer 6:23 | voeren, het is een wreed volk, en zij zullen niet barmhartig
1252 Jer 6:27 | Ik heb u onder Mijn volk gesteld, tot een wachttoren,
1253 Jer 7:12 | vanwege de boosheid van Mijn volk Israel. ~
1254 Jer 7:16 | Gij dan, bid niet voor dit volk, en hef geen geschrei noch
1255 Jer 7:23 | en gij zult Mij tot een volk zijn; en wandelt in al den
1256 Jer 7:28 | zeg tot hen: Dit is het volk, dat naar de stem des HEEREN,
1257 Jer 8:5 | Waarom keert dan dit volk te Jeruzalem af met een
1258 Jer 8:7 | aankomst waar; maar Mijn volk weet het recht des
1259 Jer 9:2 | wandelaars had, zo zou ik mijn volk verlaten, en van hen trekken;
1260 Jer 9:9 | niet wreken aan zulk een volk, als dit is? ~
1261 Jer 9:15 | alzo: Ziet, Ik zal dit volk spijzen met alsem, en Ik
1262 Jer 11:4 | zo zult gij Mij tot een volk zijn, en Ik zal u tot een
1263 Jer 11:14 | Gij dan, bid niet voor dit volk, en hef geen geschrei noch
1264 Jer 12:16 | leeft! gelijk als zij Mijn volk geleerd hebben te zweren
1265 Jer 13:10 | 10 Ditzelve boze volk, dat Mijn woorden weigert
1266 Jer 13:11 | Mij te zijn tot een volk, en tot een naam, en tot
1267 Jer 14:10 | Alzo zegt de HEERE van dit volk: Zij hebben zo liefgehad
1268 Jer 14:11 | tot mij: Bid niet voor dit volk ten goede. ~
1269 Jer 14:16 | 16 En het volk, tot hetwelk zij profeteren,
1270 Jer 15:1 | zou toch Mijn ziel tot dit volk niet wezen; drijf ze weg
1271 Jer 15:7 | poorten des lands; Ik heb Mijn volk van kinderen beroofd en
1272 Jer 15:20 | Want Ik heb u tegen dit volk gesteld tot een koperen
1273 Jer 16:5 | want Ik heb van dit volk (spreekt de HEERE) weggenomen
1274 Jer 16:10 | geschieden, als gij dit volk al deze woorden zult aanzeggen,
1275 Jer 18:7 | zal Ik spreken over een volk en over een koninkrijk,
1276 Jer 18:8 | Maar indien datzelve volk, over hetwelk Ik zulks gesproken
1277 Jer 18:9 | ogenblik spreken over een volk en over een koninkrijk,
1278 Jer 18:15 | Nochtans heeft Mijn volk Mij vergeten, zij roken
1279 Jer 19:11 | heirscharen: Alzo zal Ik dit volk en deze stad verbreken,
1280 Jer 19:14 | huis, en zeide tot al het volk: ~
1281 Jer 21:7 | en zijn knechten, en het volk, en die in deze stad overgebleven
1282 Jer 21:8 | 8 En tot dit volk zult gij zeggen: Zo zegt
1283 Jer 22:2 | gij, en uw knechten, en uw volk, die door deze poorten ingaan! ~
1284 Jer 22:4 | en zijn knechten, en zijn volk. ~
1285 Jer 23:2 | van de herderen, die Mijn volk weiden: Gijlieden hebt Mijn
1286 Jer 23:13 | Baal, profeteerden, en Mijn volk Israel verleidden. ~
1287 Jer 23:22 | gestaan, zo zouden zij Mijn volk Mijn woorden hebben doen
1288 Jer 23:27 | Die daar denken om Mijn volk Mijn Naam te doen vergeten,
1289 Jer 23:32 | vertellen die, en verleiden Mijn volk met hun leugenen en met
1290 Jer 23:32 | bevolen heb, en zij dit volk gans geen nut doen, spreekt
1291 Jer 23:33 | 33 Wanneer dan dit volk, of een profeet, of priester
1292 Jer 23:34 | of den priester, of het volk, dat zeggen zal: Des HEEREN
1293 Jer 24:7 | en zij zullen Mij tot een volk zijn, en Ik zal hun tot
1294 Jer 25:1 | geschied is over het ganse volk van Juda, in het vierde
1295 Jer 25:2 | gesproken heeft tot het ganse volk van Juda, en tot al de inwoners
1296 Jer 25:12 | koning van Babel, en over dat volk, spreekt de HEERE, hun ongerechtigheid
1297 Jer 25:19 | zijn vorsten, en al zijn volk; ~
1298 Jer 25:32 | een kwaad gaat er uit van volk tot volk. en een groot onweder
1299 Jer 25:32 | gaat er uit van volk tot volk. en een groot onweder zal
1300 Jer 26:7 | en de profeten, en al het volk, hoorden Jeremia deze woorden
1301 Jer 26:8 | HEERE geboden had tot al het volk te spreken, dat de priesters
1302 Jer 26:8 | en de profeten en al het volk hem grepen, zeggende:
1303 Jer 26:9 | niemand wone? En het ganse volk werd vergaderd tegen
1304 Jer 26:11 | de vorsten en tot al het volk, zeggende: Aan dezen man
1305 Jer 26:12 | de vorsten en tot al het volk, zeggende: De HEERE heeft
1306 Jer 26:16 | zeiden de vorsten en al het volk tot de priesteren en tot
1307 Jer 26:18 | geprofeteerd, en tot al het volk van Juda gesproken, zeggende:
1308 Jer 26:24 | niet overgaf in de hand des volk, om hem te doden. ~ ~
1309 Jer 27:8 | het zal geschieden, het volk en het koninkrijk, dat hem,
1310 Jer 27:8 | Babel; over datzelve volk zal Ik, spreekt de HEERE,
1311 Jer 27:11 | 11 Maar het volk, dat zijn hals zal brengen
1312 Jer 27:12 | Babel, en dient hem en zijn volk, zo zult gij leven. ~
1313 Jer 27:13 | zoudt gij sterven, gij en uw volk door het zwaard, door den
1314 Jer 27:13 | gesproken heeft van het volk, dat den koning van Babel
1315 Jer 27:16 | priesteren, en tot dit ganse volk, zeggende: Zo zegt de HEERE:
1316 Jer 28:15 | gij hebt gemaakt, dat dit volk op leugen vertrouwt. ~
1317 Jer 29:1 | profeten, en tot het ganse volk, dat Nebukadnezar van Jeruzalem
1318 Jer 29:16 | troon zit, en van al het volk, dat in deze stad woont,
1319 Jer 29:25 | gezonden hebt tot al het volk, dat te Jeruzalem is, en
1320 Jer 30:3 | Ik de gevangenis van Mijn volk, Israel en Juda, wenden
1321 Jer 30:22 | En gij zult Mij tot een volk zijn, en Ik zal u tot een
1322 Jer 31:1 | en zij zullen Mij tot een volk zijn. ~
1323 Jer 31:2 | Zo zegt de HEERE: Het volk der overgeblevenen van het
1324 Jer 31:7 | zegt: O HEERE! behoud Uw volk, het overblijfsel van
1325 Jer 31:14 | vettigheid dronken maken; en Mijn volk zal met Mijn goed verzadigd
1326 Jer 31:33 | en zij zullen Mij tot een volk zijn. ~
1327 Jer 31:36 | Israels ophouden, dat het geen volk zij voor Mijn aangezicht,
1328 Jer 32:21 | 21 En hebt Uw volk Israel uit Egypteland uitgevoerd,
1329 Jer 32:38 | zij zullen Mij tot een volk zijn, en Ik zal hun tot
1330 Jer 32:42 | Gelijk als Ik over dit volk gebracht heb al dit grote
1331 Jer 33:24 | gij niet gezien, wat dit volk spreekt, zeggende: De twee
1332 Jer 33:24 | Ja, zij versmaden Mijn volk, zodat het geen volk
1333 Jer 33:24 | Mijn volk, zodat het geen volk meer is voor hun aangezicht. ~
1334 Jer 34:8 | gemaakt had met het ganse volk, dat te Jeruzalem was, om
1335 Jer 34:10 | al de vorsten en al het volk, die het verbond hadden
1336 Jer 34:19 | de priesteren, en al het volk des lands, die door de stukken
1337 Jer 35:16 | bevestigd hebben, maar dit volk naar Mij niet hoort; ~
1338 Jer 36:7 | die de HEERE tegen dit volk heeft uitgesproken. ~
1339 Jer 37:2 | zijn knechten, noch het volk des lands, naar de woorden
1340 Jer 37:18 | uw knechten, of tegen dit volk gezondigd, dat gijlieden
1341 Jer 38:1 | Jeremia tot al het volk sprak, zeggende: ~
1342 Jer 39:10 | 10 Maar van het volk, die arm waren, die niet
1343 Jer 41:10 | konings dochteren, en al het volk, die te Mizpa waren overgelaten,
1344 Jer 41:13 | het geschiedde, als het volk, dat met Ismael was, Johanan
1345 Jer 41:14 | 14 En al het volk, dat Ismael van Mizpa gevankelijk
1346 Jer 42:1 | zoon van Hosaja, en al het volk, van den kleinste tot den
1347 Jer 42:8 | met hem waren, en al het volk, van den kleinste af tot
1348 Jer 43:1 | geeindigd had tot het ganse volk te spreken al de woorden
1349 Jer 43:4 | oversten der heiren, en al het volk, der stem des HEEREN niet,
1350 Jer 44:15 | mitsgaders al het volk, die in Egypteland, in Pathros,
1351 Jer 44:20 | sprak Jeremia tot al het volk, tot de mannen en tot de
1352 Jer 44:20 | de vrouwen, en tot al het volk, die hem zulks geantwoord
1353 Jer 44:21 | koningen en uw vorsten, en het volk des lands, heeft de HEERE
1354 Jer 44:24 | zeide Jeremia tot al het volk, en tot al de vrouwen: Hoort
1355 Jer 46:16 | laat ons wederkeren tot ons volk, en tot het land onzer geboorte,
1356 Jer 48:2 | uitroeien, dat zij geen volk meer zij; ook gij, o Madmen!
1357 Jer 48:42 | verdelgd worden, dat hij geen volk zij, omdat hij zich groot
1358 Jer 48:46 | 46 Wee u, Moab! het volk van Kamos is verloren; want
1359 Jer 49:1 | en waarom woont zijn volk in deszelfs steden? ~
1360 Jer 49:31 | u op, trekt op tegen het volk, dat rust heeft, dat in
1361 Jer 49:36 | verstrooien; en er zal geen volk zijn, waarhenen Elams
1362 Jer 50:3 | 3 Want een volk komt tegen haar op van het
1363 Jer 50:6 | 6 Mijn volk waren verloren schapen,
1364 Jer 50:16 | keren, een iegelijk tot zijn volk, en vlieden, een iegelijk
1365 Jer 50:41 | Ziet, daar komt een volk uit het noorden; en een
1366 Jer 51:45 | 45 Gaat uit, Mijn volk, uit het midden van haar,
1367 Jer 52:6 | stad sterk werd, en het volk des lands geen brood had; ~
1368 Jer 52:25 | schrijver des heirs, die het volk des lands ten oorlog opschreef,
1369 Jer 52:25 | en zestig mannen van het volk des lands, die in het midden
1370 Jer 52:28 | 28 Dit is het volk, dat Nebukadrezar gevankelijk
1371 Klaa 1:7 | gehad heeft; dewijl haar volk door de hand des tegenpartijders
1372 Klaa 1:11 | 11 Caph. Al haar volk zucht, brood zoekende, zij
1373 Klaa 1:58 | He. Ik ben al mijn volk tot belaching geworden,
1374 Klaa 1:127| gaapten met ons gapen op een volk, dat niet kon verlossen. ~
1375 Eze 3:5 | zijt niet gezonden tot een volk, diep van spraak en zwaar
1376 Eze 7:27 | zijn, en de handen van het volk des lands zullen beroerd
1377 Eze 11:20 | en zij zullen Mij tot een volk zijn, en Ik zal hun tot
1378 Eze 12:19 | En gij zult tot het volk des lands zeggen: Alzo zegt
1379 Eze 13:10 | ja, daarom dat zij Mijn volk verleiden, zeggende: Vrede,
1380 Eze 13:19 | Mij ontheiligen bij Mijn volk, voor handvollen van gerst,
1381 Eze 13:19 | door uw liegen tot Mijn volk, dat de leugen hoort? ~
1382 Eze 13:21 | hoofddeksels scheuren, en Mijn volk uit uw hand redden, zodat
1383 Eze 13:23 | gebruiken; maar Ik zal Mijn volk uit uw hand redden, en gij
1384 Eze 14:9 | uit het midden van Mijn volk Israel. ~
1385 Eze 14:11 | alsdan zullen zij Mij tot een volk zijn, en Ik zal hun tot
1386 Eze 21:12 | hetzelve zal zijn tegen Mijn volk, het zal zijn tegen al de
1387 Eze 21:12 | vanwege het zwaard bij Mijn volk zijn; daarom klop op
1388 Eze 22:29 | 29 Het volk des lands pleegt enkel verdrukking,
1389 Eze 24:18 | Dit sprak ik tot het volk in den morgenstond, en mijn
1390 Eze 24:19 | 19 En het volk zeide tot mij: Zult gij
1391 Eze 25:14 | Edom, door de hand van Mijn volk Israel; en zij zullen tegen
1392 Eze 26:11 | uw straten vertreden; uw volk zal hij met het zwaard doden,
1393 Eze 26:20 | nederdalen tot het oude volk, en zal u doen nederliggen
1394 Eze 30:11 | 11 Hij, en zijn volk met hem, de tirannigste
1395 Eze 33:2 | enig land breng, en het volk des lands een man uit hun
1396 Eze 33:3 | bazuin, en waarschuwt het volk; ~
1397 Eze 33:6 | met de bazuin, zodat het volk niet is gewaarschuwd; en
1398 Eze 33:31 | komen tot u, gelijk het volk pleegt te komen, en zitten
1399 Eze 33:31 | voor uw aangezicht als Mijn volk, en horen uw woorden, maar
1400 Eze 34:30 | hen ben, en dat zij Mijn volk zijn, het huis Israels,
1401 Eze 36:8 | en uw vrucht voor Mijn volk Israel dragen, want zij
1402 Eze 36:12 | wandelen, namelijk Mijn volk Israel, die zullen u erfelijk
1403 Eze 36:20 | hen zeide: Dezen zijn het volk des HEEREN, en zijn uit
1404 Eze 36:28 | en gij zult Mij tot een volk zijn, en Ik zal u tot een
1405 Eze 37:12 | graven doen opkomen, o Mijn volk! en Ik zal u brengen in
1406 Eze 37:13 | hebben doen opkomen, o Mijn volk! ~
1407 Eze 37:22 | zal ze maken tot een enig volk in het land, op de bergen
1408 Eze 37:23 | zo zullen zij Mij tot een volk zijn, en Ik zal hun tot
1409 Eze 37:27 | en zij zullen Mij tot een volk zijn. ~
1410 Eze 38:12 | bewoond zijn, en tegen een volk, dat uit de heidenen verzameld
1411 Eze 38:14 | te dien dage, als Mijn volk Israel zeker woont, niet
1412 Eze 38:16 | zult optrekken tegen Mijn volk Israel, als een wolk, om
1413 Eze 39:7 | Naam in het midden van Mijn volk Israel bekend maken, en
1414 Eze 39:13 | 13 Ja, al het volk des lands zal begraven,
1415 Eze 42:14 | naderen tot hetgeen voor het volk is. ~
1416 Eze 44:11 | slachtoffer voor het volk slachten, en zullen voor
1417 Eze 44:19 | buitenste voorhof tot het volk, zullen zij hun klederen,
1418 Eze 44:19 | aantrekken, opdat zij het volk niet heiligen met hun klederen. ~
1419 Eze 44:23 | En zij zullen Mijn volk onderscheid leren tussen
1420 Eze 45:8 | Mijn vorsten zullen Mijn volk niet meer verdrukken, maar
1421 Eze 45:9 | uitstortingen op van Mijn volk, spreekt de Heere HEERE. ~
1422 Eze 45:16 | 16 Al het volk des lands zal in dit hefoffer
1423 Eze 45:22 | zichzelven, en voor al het volk des lands, bereiden een
1424 Eze 46:3 | 3 Ook zal het volk des lands aanbidden voor
1425 Eze 46:9 | 9 Maar als het volk des lands voor het aangezicht
1426 Eze 46:18 | nalaten; opdat niet Mijn volk, een iegelijk uit zijn
1427 Eze 46:20 | buitenste voorhof, om het volk te heiligen. ~
1428 Dan 2:44 | Koninkrijk zal aan geen ander volk overgelaten worden;
1429 Dan 3:29 | bevel gegeven, dat alle volk, natie en tong, die lastering
1430 Dan 8:22 | koninkrijken zullen uit dat volk ontstaan, doch niet met
1431 Dan 8:24 | mitsgaders het heilige volk verderven: ~
1432 Dan 9:6 | onze vaders, en tot al het volk des lands. ~
1433 Dan 9:15 | Heere, onze God! Die Uw volk uit Egypteland gevoerd hebt,
1434 Dan 9:16 | ongerechtigheden, zijn Jeruzalem en Uw volk tot versmaadheid bij allen,
1435 Dan 9:19 | God! Want Uw stad, en Uw volk is naar Uw Naam genoemd. ~
1436 Dan 9:24 | weken zijn bestemd over uw volk, en over uw heilige stad,
1437 Dan 9:26 | Hem zelven zijn; en een volk des vorsten, hetwelk komen
1438 Dan 10:14 | doen verstaan, hetgeen uw volk bejegenen zal in het vervolg
1439 Dan 11:15 | bestaan, noch zijn uitgelezen volk, ja, er zal geen kracht
1440 Dan 11:32 | door vleierijen; maar het volk, die hun God kennen, zullen
1441 Dan 12:1 | geweest is, sinds dat er een volk geweest is, tot op
1442 Dan 12:1 | en te dier tijd zal uw volk verlost worden, al wie gevonden
1443 Hos 1:9 | want gijlieden zijt Mijn volk niet, zo zal Ik ook de uwe
1444 Hos 1:10 | zijn: Gijlieden zijt Mijn volk niet; tot hen gezegd zal
1445 Hos 2:22 | tot Lo-Ammi: Gij zijt Mijn volk; en dat zal zeggen: O, mijn
1446 Hos 4:4 | bestraffe iemand; want uw volk is als die met den priester
1447 Hos 4:6 | 6 Mijn volk is uitgeroeid, omdat het
1448 Hos 4:9 | Daarom, gelijk het volk, alzo zal de priester zijn;
1449 Hos 4:12 | 12 Mijn volk vraagt zijn hout, en zijn
1450 Hos 4:14 | de snoodste hoeren; het volk dan, dat geen verstand heeft
1451 Hos 10:5 | van Beth-Aven; want zijn volk zal over hetzelve treuren,
1452 Hos 11:7 | 7 Want Mijn volk blijft hangen aan de afkering
1453 Joe 1:6 | 6 Want een volk is opgekomen over mijn land,
1454 Joe 2:2 | bergen; een groot en machtig volk, desgelijks van ouds niet
1455 Joe 2:5 | verteert; als een machtig volk, dat in slagorde gesteld
1456 Joe 2:16 | 16 Verzamelt het volk, heiligt de gemeente, vergadert
1457 Joe 2:17 | laat hen zeggen: Spaar Uw volk, o HEERE! en geef Uw erfenis
1458 Joe 2:18 | Zijn land, en Hij zal Zijn volk verschonen. ~
1459 Joe 2:19 | zal antwoorden en tot Zijn volk zeggen: Ziet, Ik zend ulieden
1460 Joe 2:26 | gehandeld heeft; en Mijn volk zal niet beschaamd worden
1461 Joe 2:27 | en niemand meer; en Mijn volk zal niet beschaamd worden
1462 Joe 3:2 | aldaar richten, vanwege Mijn volk en Mijn erfdeel Israel,
1463 Joe 3:3 | hebben het lot over Mijn volk geworpen en een knechtje
1464 Joe 3:8 | Scheba, aan een vergelegen volk; want de HEERE heeft het
1465 Amos 1:5 | houdt, uit Beth-Eden; en het volk van Syrie zal gevankelijk
1466 Amos 1:6 | afwenden; omdat zij Mijn volk gevankelijk hebben weggevoerd
1467 Amos 1:9 | afwenden; omdat zij Mijn volk met een volkomen wegvoering
1468 Amos 3:6 | geblazen worden, dat het volk niet siddere? zal er een
1469 Amos 6:14 | ulieden, o huis Israels! een volk verwekken, spreekt de HEERE,
1470 Amos 7:8 | stellen in het midden van Mijn volk Israel; Ik zal het
1471 Amos 7:15 | henen, profeteer tot Mijn volk Israel. ~
1472 Amos 8:2 | einde is gekomen over Mijn volk Israel; Ik zal het voortaan
1473 Amos 9:14 | zal de gevangenis van Mijn volk Israel wenden, en zij zullen
1474 Jona 1:8 | Welk is uw land en van welk volk zijt gij? ~
1475 Mic 2:8 | gisteren stelde zich Mijn volk op, tot vijand, tegenover
1476 Mic 3:5 | tegen de profeten, die Mijn volk verleiden; die met hun tanden
1477 Mic 4:3 | spiesen tot sikkelen; het ene volk zal tegen het andere
1478 Mic 4:3 | zal tegen het andere volk geen zwaard opheffen, en
1479 Mic 4:7 | verstoten was, tot een machtig volk; en de HEERE zal Koning
1480 Mic 6:2 | heeft een twist met Zijn volk, en Hij zal Zich met Israel
1481 Mic 6:3 | 3 O Mijn volk! wat heb Ik u gedaan, en
1482 Mic 6:5 | 5 Mijn volk! gedenk toch wat Balak,
1483 Mic 7:14 | 14 Gij dan, weid Uw volk met Uw staf, de kudde Uwer
1484 Nah 3:13 | 13 Ziet, uw volk zal in het midden van u
1485 Nah 3:18 | voortreffelijken zullen zich leggen, uw volk zal zich op de bergen wijd
1486 Zep 1:11 | der laagte! Want al het volk van koophandel is uitgehouwen,
1487 Zep 2:1 | ja, doorzoek nauw, gij volk, dat met geen lust bevangen
1488 Zep 2:8 | Ammons, waarmede zij Mijn volk beschimpt hebben, en hebben
1489 Zep 2:10 | groot gemaakt tegen het volk van den HEERE der heirscharen. ~
1490 Zep 3:12 | overblijven een ellendig en arm volk; die zullen op den Naam
1491 Zac 2:11 | en zij zullen Mij tot een volk wezen; en Ik zal in het
1492 Zac 7:5 | Spreek tot het ganse volk dezes lands, en tot de priesters,
1493 Zac 8:7 | heirscharen: Ziet, Ik zal Mijn volk verlossen uit het land des
1494 Zac 8:8 | en zij zullen Mij tot een volk zijn, en Ik zal hun tot
1495 Zac 13:9 | zal zeggen: Het is Mijn volk; en het zal zeggen: De HEERE
1496 Mal 1:4 | der goddeloosheid, en een volk, op hetwelk de HEERE vergramd
1497 Mal 2:9 | onwaard gemaakt voor het ganse volk, dewijl gij Mijn wegen niet
1498 Mal 3:9 | berooft, zelfs het ganse volk. ~
1499 Matt 1:21 | JEZUS; want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden. ~
1500 Matt 2:6 | Leidsman voortkomen, Die Mijn volk Israel weiden zal. ~
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1627 |