1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1589
Book Chapter: Verse
501 2Sa 24:14 | Mij is zeer bange; laat ons toch in de hand des HEEREN
502 1Kon 3:18 | zamen, geen vreemde was met ons in dat huis, behalve ons
503 1Kon 3:18 | ons in dat huis, behalve ons tweeen in het huis. ~
504 1Kon 5:6 | want gij weet, dat onder ons niemand is, die weet hout
505 1Kon 8:57 | HEERE, onze God, zij met ons, gelijk als Hij geweest
506 1Kon 8:57 | onze vaderen; Hij verlate ons niet, en begeve ons niet; ~
507 1Kon 8:57 | verlate ons niet, en begeve ons niet; ~
508 1Kon 8:58 | 58 Neigende tot Zich ons hart, om in al Zijn wegen
509 1Kon 12:4 | 4 Uw vader heeft ons juk hard gemaakt; gij dan
510 1Kon 12:4 | zijn zwaar juk, dat hij ons opgelegd heeft, lichter,
511 1Kon 12:9 | Maak het juk, dat uw vader ons opgelegd heeft, lichter. ~
512 1Kon 12:10 | zeggende: Uw vader heeft ons juk zwaar gemaakt, maar
513 1Kon 12:10 | maar maak gij het over ons lichter; alzo zult gij tot
514 1Kon 18:23 | 23 Dat men ons dan twee varren geve, en
515 1Kon 18:26 | zeggende: O Baal, antwoord ons! Maar er was geen stem en
516 1Kon 20:23 | dan wij; maar zeker, laat ons tegen hen op het effen veld
517 1Kon 20:25 | als die wagenen; en laat ons tegen hen op het effen veld
518 1Kon 20:31 | goedertierene koningen zijn; laat ons toch zakken om onze lenden
519 2Kon 1:6 | tot hem: Een man kwam op, ons tegemoet, en zeide tot ons:
520 2Kon 1:6 | ons tegemoet, en zeide tot ons: Gaat heen, keert weder
521 2Kon 4:9 | Gods heilig is, die bij ons altoos doortrekt. ~
522 2Kon 4:10 | 10 Laat ons toch een kleine opperkamer
523 2Kon 4:10 | een wand maken, en laat ons daar voor hem zetten een
524 2Kon 4:10 | geschieden, wanneer hij tot ons komt, dat hij daar inwijke. ~
525 2Kon 4:13 | gij zijt zorgvuldig voor ons geweest, met al deze zorgvuldigheid;
526 2Kon 6:1 | voor uw aangezicht, is voor ons te eng. ~
527 2Kon 6:2 | 2 Laat ons toch tot aan de Jordaan
528 2Kon 6:2 | timmerhout halen, dat wij ons daar een plaats maken, om
529 2Kon 6:16 | Vrees niet; want die bij ons zijn, zijn meer, dan die
530 2Kon 7:4 | Indien wij zeggen: Laat ons in de stad komen, zo is
531 2Kon 7:4 | sterven; nu dan, komt, en laat ons in het leger der Syriers
532 2Kon 7:4 | Syriers vallen; indien zij ons laten leven, wij zullen
533 2Kon 7:4 | zullen leven; en indien zij ons doden, wij zullen maar sterven. ~
534 2Kon 7:6 | koning van Israel heeft tegen ons gehuurd de koningen der
535 2Kon 7:6 | der Egyptenaren, om tegen ons te komen. ~
536 2Kon 7:9 | den lichten morgen, zo zal ons de ongerechtigheid vinden;
537 2Kon 7:9 | vinden; daarom nu, komt, laat ons gaan, en dit aan het huis
538 2Kon 7:12 | kennen geven, wat de Syriers ons gedaan hebben; zij weten,
539 2Kon 7:13 | die vergaan zijn), laat ons die zenden, en zien. ~
540 2Kon 9:5 | Jehu zeide: Tot wien van ons allen? En hij zeide: Tot
541 2Kon 9:12 | Het is leugen; geef het ons nu te kennen. En hij zeide:
542 2Kon 10:5 | knechten, en al wat gij tot ons zeggen zult, zullen wij
543 2Kon 15:8 | Israel, zeggende: Kom, laat ons elkanders aangezicht zien. ~
544 2Kon 20:26 | verstaan het wel; en spreek met ons niet in het Joods, voor
545 2Kon 20:30 | zeggende: De HEERE zal ons zekerlijk redden, en deze
546 2Kon 20:32 | zeggende: De HEERE zal ons redden. ~
547 2Kon 21:19 | HEERE, onze God, verlos ons toch uit zijn hand; zo zullen
548 2Kon 24:13 | is groot, dewelke tegen ons aangestoken is, omdat onze
549 2Kon 24:13 | te doen naar al wat voor ons geschreven is. ~
550 1Kro 13:2 | onzen God, te zijn, laat ons ons uitbreiden, laat ons
551 1Kro 13:2 | onzen God, te zijn, laat ons ons uitbreiden, laat ons zenden
552 1Kro 13:2 | ons ons uitbreiden, laat ons zenden aan onze overige
553 1Kro 13:2 | voorsteden, opdat zij tot ons vergaderd worden. ~
554 1Kro 13:3 | 3 En laat ons de ark onzes Gods tot ons
555 1Kro 13:3 | ons de ark onzes Gods tot ons wederhalen, want wij hebben
556 1Kro 15:13 | de HEERE, onze God, onder ons een scheur gedaan, omdat
557 1Kro 16:35 | 35 En zegt: Verlos ons, o God onzes heils, en verzamel
558 1Kro 16:35 | onzes heils, en verzamel ons, en red ons van de heidenen,
559 1Kro 16:35 | en verzamel ons, en red ons van de heidenen, dat wij
560 1Kro 16:35 | heiligen Naam loven, en dat wij ons Uws lofs roemen. ~
561 1Kro 20:13 | 13 Wees sterk, en laat ons sterk zijn voor ons volk,
562 1Kro 20:13 | laat ons sterk zijn voor ons volk, en voor de steden
563 2Kro 11:4 | 4 Uw vader heeft ons juk hard gemaakt, nu dan,
564 2Kro 11:4 | zijn zwaar juk, dat hij ons opgelegd heeft, lichter,
565 2Kro 11:9 | Maak het juk, dat uw vader ons opgelegd heeft, lichter? ~
566 2Kro 11:10 | zeggende: Uw vader heeft ons juk zwaar gemaakt, maar
567 2Kro 11:10 | maar maak gij het over ons lichter; alzo zult gij tot
568 2Kro 14:10 | 10 Maar ons aangaande, de HEERE is onze
569 2Kro 14:12 | Daarom ziet, God is met ons aan de spitse, en Zijn priesteren
570 2Kro 15:7 | hij zeide tot Juda: Laat ons deze steden bouwen, en muren
571 2Kro 15:7 | terwijl het land nog is voor ons aangezicht; want wij hebben
572 2Kro 15:7 | Hem gezocht, en Hij heeft ons rondom henen rust gegeven.
573 2Kro 15:11 | hetzij den krachteloze; help ons, o HEERE, onze God! Want
574 2Kro 21:9 | 9 Indien over ons enig kwaad komt, het zwaard
575 2Kro 21:11 | Zie dan, zij vergelden het ons, komende om ons uit Uw erve,
576 2Kro 21:11 | vergelden het ons, komende om ons uit Uw erve, die Gij ons
577 2Kro 21:11 | ons uit Uw erve, die Gij ons te erven gegeven hebt, te
578 2Kro 21:12 | tegen hen oefenen? want in ons is geen kracht tegen deze
579 2Kro 21:12 | grote menigte, die tegen ons komt, en wij weten niet,
580 2Kro 25:17 | om te zeggen: Kom, laat ons elkanders aangezicht zien. ~
581 2Kro 28:13 | inbrengen, tot een schuld over ons tegen den HEERE; denkt gijlieden
582 2Kro 29:10 | de hitte Zijns toorns van ons afkere. ~
583 2Kro 32:7 | die met hem is; want met ons is er meer, dan met hem. ~
584 2Kro 32:8 | vreselijke arm, maar met ons is de HEERE, onze God, om
585 2Kro 32:8 | is de HEERE, onze God, om ons te helpen, en om onze krijgen
586 2Kro 32:11 | De HEERE, onze God, zal ons uit de hand des konings
587 2Kro 34:21 | HEEREN is groot, die over ons uitgegoten is, omdat onze
588 Ezra 4:2 | en zeiden tot hen: Laat ons met ulieden bouwen, want
589 Ezra 4:2 | den koning van Assur, die ons herwaarts heeft doen optrekken. ~
590 Ezra 4:3 | Kores, koning van Perzie, ons geboden heeft. ~
591 Ezra 4:12 | van u zijn opgetogen, tot ons gekomen zijn te Jeruzalem,
592 Ezra 4:14 | het paleis trekken, en het ons niet betaamt des konings
593 Ezra 4:18 | 18 De brief, dien gij aan ons geschikt hebt, is duidelijk
594 Ezra 5:11 | 11 En zij hebben ons dusdanig antwoord wedergegeven,
595 Ezra 5:17 | konings believen hiervan tot ons zende. ~ ~
596 Ezra 8:15 | naar Ahava, en wij legerden ons aldaar drie dagen; toen
597 Ezra 8:17 | plaats Chasifja, dat zij ons brachten dienaars voor het
598 Ezra 8:18 | 18 En zij brachten ons, naar de goede hand onzes
599 Ezra 8:18 | goede hand onzes Gods over ons, een man van verstand, van
600 Ezra 8:21 | rivier Ahava, opdat wij ons verootmoedigden voor het
601 Ezra 8:21 | verzoeken een rechten weg, voor ons, en voor onze kinderkens,
602 Ezra 8:22 | en ruiters te begeren, om ons te helpen van den vijand,
603 Ezra 8:23 | God; en Hij liet zich van ons verbidden. ~
604 Ezra 8:31 | hand onzes Gods was over ons, en redde ons van de hand
605 Ezra 8:31 | Gods was over ons, en redde ons van de hand des vijands,
606 Ezra 8:31 | vijands, en desgenen, die ons lagen legde op den weg. ~
607 Ezra 9:6 | vermenigvuldigd tot boven ons hoofd, en onze schuld is
608 Ezra 9:8 | den HEERE, onzen God, om ons een ontkoming over te laten,
609 Ezra 9:8 | ontkoming over te laten, en ons een nagel te geven in Zijn
610 Ezra 9:8 | verlichten, o onze God, en om ons een weinig levens te geven
611 Ezra 9:9 | onze dienstbaarheid heeft ons onze God niet verlaten;
612 Ezra 9:9 | Hij heeft weldadigheid tot ons geneigd voor het aangezicht
613 Ezra 9:9 | koningen van Perzie, dat Hij ons een weinig levens gave,
614 Ezra 9:9 | hetzelve op te richten, en om ons een tuin te geven in Juda
615 Ezra 9:13 | 13 En na alles, wat over ons gekomen is, om onze boze
616 Ezra 9:13 | ongerechtigheid, en hebt ons een ontkoming gegeven, als
617 Ezra 9:14 | geboden te vernietigen, en ons te verzwageren met de volken
618 Ezra 9:14 | gruwelen? Zoudt Gij niet tegen ons toornen tot verterens toe,
619 Ezra 10:2 | de volken des lands bij ons doen wonen; maar nu, er
620 Ezra 10:3 | 3 Laat ons dan nu een verbond maken
621 Ezra 10:12 | uw woorden, alzo komt het ons toe te doen. ~
622 Ezra 10:14 | rechters; totdat wij van ons afwenden de hittigheid des
623 Neh 2:17 | verbrand zijn; komt, en laat ons Jeruzalems muur opbouwen;
624 Neh 2:18 | had. Toen zeiden zij: Laat ons op zijn, dat wij bouwen;
625 Neh 2:19 | hoorden, zo bespotten zij ons, en verachtten ons; en zij
626 Neh 2:19 | bespotten zij ons, en verachtten ons; en zij zeiden: Wat is dit
627 Neh 2:20 | van den hemel, Die zal het ons doen gelukken, en wij, Zijn
628 Neh 2:20 | wij, Zijn knechten, zullen ons opmaken en bouwen; maar
629 Neh 4:12 | woonden, kwamen, dat zij het ons wel tienmaal zeiden, uit
630 Neh 4:12 | plaatsen, door dewelke gij tot ons wederkeert. ~
631 Neh 4:15 | vijanden hoorden, dat het ons bekend was geworden, en
632 Neh 4:20 | daarheen zult gij u tot ons verzamelen; onze God zal
633 Neh 4:20 | verzamelen; onze God zal voor ons strijden. ~
634 Neh 4:22 | binnen Jeruzalem, opdat zij ons des nachts ter wacht zijn,
635 Neh 5:5 | 5 Nu is toch ons vlees als het vlees onzer
636 Neh 5:8 | heidenen verkocht waren, naar ons vermogen wedergekocht; en
637 Neh 5:8 | verkopen, of zouden zij aan ons verkocht worden? Toen zwegen
638 Neh 5:10 | geld en koren van hen? Laat ons toch dezen last nalaten. ~
639 Neh 5:17 | de heidenen, die rondom ons zijn, tot ons kwamen, aan
640 Neh 5:17 | die rondom ons zijn, tot ons kwamen, aan mijn tafel geweest. ~
641 Neh 6:2 | om te zeggen: Kom en laat ons te zamen vergaderen in de
642 Neh 6:7 | zijn; kom dan nu, en laat ons te zamen raadslaan. ~
643 Neh 6:9 | 9 Want zij allen zochten ons vreesachtig te maken, zeggende:
644 Neh 6:10 | besloten), zo zeide hij: Laat ons samenkomen in het huis Gods,
645 Neh 6:10 | midden des tempels, en laat ons de deuren des tempels toesluiten;
646 Neh 6:16 | de heidenen, die rondom ons waren, en zij vervielen
647 Neh 9:32 | gering zijn al de moeite, die ons getroffen heeft, onze koningen,
648 Neh 9:33 | rechtvaardig, in alles, wat ons overkomen is; want Gij hebt
649 Neh 9:37 | den koningen, die Gij over ons gesteld hebt, om onzer zonden
650 Neh 10:32 | 32 Voorts zetten wij ons geboden op, ons opleggende
651 Neh 10:32 | zetten wij ons geboden op, ons opleggende een derde deel
652 Neh 13:18 | bracht al dit kwaad over ons en over deze stad? En gijlieden
653 Est 36:1 | ik en mijn volk, dat men ons verdelge, dode en ombrenge.
654 Job 9:33 | is geen scheidsman tussen ons, die zijn hand op ons beiden
655 Job 9:33 | tussen ons, die zijn hand op ons beiden leggen mocht. ~
656 Job 15:9 | Wat verstaat gij, dat bij ons niet is? ~
657 Job 15:10 | 10 Onder ons is ook een grijze, ja, een
658 Job 21:14 | zeggen zij tot God: Wijk van ons, want aan de kennis Uwer
659 Job 22:17 | zeiden tot God: Wijk van ons! En wat had de Almachtige
660 Job 31:15 | hem ook gemaakt en Een ons in de baarmoeder bereid?) ~
661 Job 34:4 | 4 Laat ons kiezen voor ons, wat recht
662 Job 34:4 | 4 Laat ons kiezen voor ons, wat recht is; laat ons
663 Job 34:4 | ons, wat recht is; laat ons kennen onder ons wat goed
664 Job 34:4 | is; laat ons kennen onder ons wat goed is. ~
665 Job 34:37 | bijvoegen; hij zou onder ons in de handen klappen, en
666 Job 35:11 | 11 Die ons geleerder maakt dan de beesten
667 Job 35:11 | de beesten der aarde, en ons wijzer maakt dan het gevogelte
668 Job 36:52 | 19 Onderricht ons, wat wij Hem zeggen zullen;
669 Psa 2:3 | 3 Laat ons hun banden verscheuren,
670 Psa 2:3 | verscheuren, en hun touwen van ons werpen. ~
671 Psa 4:7 | 7Velen zeggen: Wie zal ons het goede doen zien? Verhef
672 Psa 4:7 | doen zien? Verhef Gij over ons het licht Uws aanschijns,
673 Psa 12:5 | zijn onze! Wie is heer over ons? ~
674 Psa 17:11 | In onzen gang hebben zij ons nu omsingeld, zij zetten
675 Psa 17:11 | zij zetten hun ogen op ons ter aarde nederbukkende. ~
676 Psa 20:10 | behoud; die Koning verhore ons ten dage van ons roepen. ~ ~
677 Psa 20:10 | verhore ons ten dage van ons roepen. ~ ~
678 Psa 33:20 | HEERE: Hij is onze Hulp en ons Schild.
679 Psa 33:21 | 21 Want ons hart is in Hem verblijd,
680 Psa 33:22 | goedertierenheid, HEERE! zij over ons; gelijk als wij op U hopen. ~
681 Psa 34:20 | HEERE: Hij is onze Hulp en ons Schild. ~
682 Psa 34:21 | 21 Want ons hart is in Hem verblijd,
683 Psa 34:22 | goedertierenheid, HEERE! zij over ons; gelijk als wij op U hopen. ~
684 Psa 35:4 | HEERE met mij groot, en laat ons Zijn Naam samen verhogen. ~
685 Psa 36:21 | mij; zij zeggen: Ha, ha, ons oog heeft het gezien! ~
686 Psa 41:6 | wonderen en Uw gedachten aan ons vele gemaakt, men kan ze
687 Psa 44:2 | onze vaders hebben het ons verteld: Gij hebt een werk
688 Psa 44:6 | wij vertreden, die tegen ons opstaan. ~
689 Psa 44:8 | 8 Maar Gij verlost ons van onze wederpartijders,
690 Psa 44:10 | 10 Maar nu hebt Gij ons verstoten en te schande
691 Psa 44:11 | 11 Gij doet ons achterwaarts keren van den
692 Psa 44:11 | en onze haters beroven ons voor zich. ~
693 Psa 44:12 | 12 Gij geeft ons over als schapen ter spijze,
694 Psa 44:12 | spijze, en Gij verstrooit ons onder de heidenen. ~
695 Psa 44:14 | 14 Gij stelt ons onze naburen tot smaad,
696 Psa 44:14 | schimp dengenen, die rondom ons zijn. ~
697 Psa 44:15 | 15 Gij stelt ons tot een spreekwoord onder
698 Psa 44:18 | 18 Dit alles is ons overkomen, nochtans hebben
699 Psa 44:19 | 19 Ons hart is niet achterwaarts
700 Psa 44:20 | 20 Hoewel Gij ons verpletterd hebt in een
701 Psa 44:20 | een plaats der draken, en ons met een doodsschaduw bedekt
702 Psa 44:27 | 27 Sta op, ons ter hulp, en verlos ons
703 Psa 44:27 | ons ter hulp, en verlos ons om Uwer goedertierenheid
704 Psa 46:2 | 2 God is ons een Toevlucht en Sterkte;
705 Psa 46:8 | HEERE der heirscharen is met ons; de God van Jakob is ons
706 Psa 46:8 | ons; de God van Jakob is ons een Hoog Vertrek. Sela. ~
707 Psa 46:12 | HEERE der heirscharen is met ons; de God van Jakob is ons
708 Psa 46:12 | ons; de God van Jakob is ons een Hoog Vertrek. Sela. ~ ~
709 Psa 47:4 | Hij brengt de volken onder ons, en de natien onder onze
710 Psa 47:5 | 5 Hij verkiest voor ons onze erfenis, de heerlijkheid
711 Psa 48:15 | eeuwiglijk en altoos; Hij zal ons geleiden tot den dood toe. ~
712 Psa 54:2 | Verbergt zich David niet bij ons? ~
713 Psa 59:12 | werp hen neder, o Heere, ons Schild! ~
714 Psa 60:3 | 3 O God! Gij hadt ons verstoten, Gij hadt ons
715 Psa 60:3 | ons verstoten, Gij hadt ons gescheurd, Gij zijt toornig
716 Psa 60:3 | geweest; keer weder tot ons. ~
717 Psa 60:5 | zaak doen zien; Gij hebt ons gedrenkt met zwijmelwijn. ~
718 Psa 60:7 | rechterhand, en verhoor ons. ~
719 Psa 60:12 | het niet zijn, o God! Die ons verstoten hadt, en niet
720 Psa 60:13 | 13 Geef Gij ons hulp uit de benauwdheid,
721 Psa 62:9 | Zijn aangezicht; God is ons een Toevlucht. Sela. ~
722 Psa 65:6 | Vreselijke dingen zult Gij ons in gerechtigheid antwoorden,
723 Psa 66:6 | rivier; daar hebben wij ons in Hem verblijd. ~
724 Psa 66:10 | 10 Want Gij hebt ons beproefd, o God! Gij hebt
725 Psa 66:10 | beproefd, o God! Gij hebt ons gelouterd, gelijk men het
726 Psa 66:11 | 11 Gij hadt ons in het net gebracht; Gij
727 Psa 66:12 | 12 Gij hadt den mens op ons hoofd doen rijden; wij waren
728 Psa 66:12 | water gekomen; maar Gij hebt ons uitgevoerd in een overvloeiende
729 Psa 67:2 | 2God zij ons genadig en zegene ons; Hij
730 Psa 67:2 | zij ons genadig en zegene ons; Hij doe Zijn aanschijn
731 Psa 67:2 | Hij doe Zijn aanschijn aan ons lichten. Sela. ~
732 Psa 67:7 | gewas; God, onze God, zal ons zegenen. ~
733 Psa 67:8 | 8God zal ons zegenen; en alle einden
734 Psa 68:20 | dag bij dag overlaadt Hij ons. Die God is onze Zaligheid.
735 Psa 68:21 | 21 Die God is ons een God van volkomene Zaligheid;
736 Psa 68:29 | sterk, o God, wat Gij aan ons gewrocht hebt! ~
737 Psa 74:8 | hun hart gezegd: Laat ze ons te zamen uitplunderen; zij
738 Psa 74:9 | profeet meer, noch iemand bij ons, die weet, hoe lang. ~
739 Psa 78:3 | weten ze, en onze vaders ons verteld hebben. ~
740 Psa 79:4 | schimp dien, die rondom ons zijn. ~
741 Psa 79:8 | 8 Gedenk ons de vorige misdaden niet;
742 Psa 79:8 | laat Uw barmhartigheden ons voorkomen; want wij zijn
743 Psa 79:9 | 9 Help ons, o God onzes heils! ter
744 Psa 79:9 | de eer Uws Naams; en red ons, en doe verzoening over
745 Psa 80:4 | 4 O God! breng ons weder, en laat Uw aanschijn
746 Psa 80:7 | 7 Gij hebt ons onzen naburen tot een twist
747 Psa 80:8 | God der heirscharen! breng ons weder, en laat Uw aangezicht
748 Psa 80:19 | niet terugkeren; behoud ons in het leven, zo zullen
749 Psa 80:20 | God der heirscharen! breng ons weder; laat Uw aanschijn
750 Psa 83:5 | hebben gezegd: Komt, en laat ons hen uitroeien, dat zij geen
751 Psa 83:13 | 13 Die zeiden: Laat ons de schone woningen Gods
752 Psa 83:13 | schone woningen Gods voor ons in erfelijke bezitting nemen. ~
753 Psa 84:10 | 10 O God, ons Schild! zie, en aanschouw
754 Psa 85:5 | 5 Breng ons weder, o God onzes heils!
755 Psa 85:5 | niet Uw toornigheid over ons. ~
756 Psa 85:6 | Zult Gij eeuwiglijk tegen ons toornen? Zult Gij Uw toorn
757 Psa 85:7 | 7 Zult Gij ons niet weder levend maken,
758 Psa 85:8 | 8 Toon ons Uw goedertierenheid, o HEERE,
759 Psa 85:8 | goedertierenheid, o HEERE, en geef ons Uw heil. ~
760 Psa 85:10 | die Hem vrezen, opdat in ons land eer wone. ~
761 Psa 85:13 | HEERE het goede geven; en ons land zal zijn vrucht geven. ~
762 Psa 89:19 | 19 Want ons schild is van den HEERE,
763 Psa 90:1 | man Gods. HEERE! Gij zijt ons geweest een Toevlucht van
764 Psa 90:12 | 12 Leer ons alzo onze dagen tellen,
765 Psa 90:14 | 14 Verzadig ons in den morgenstond met Uw
766 Psa 90:15 | 15 Verblijd ons naar de dagen, in dewelke
767 Psa 90:15 | de dagen, in dewelke Gij ons gedrukt hebt, naar de jaren,
768 Psa 90:17 | HEEREN, onzes Gods; zij over ons; en bevestig Gij het werk
769 Psa 90:17 | het werk onzer handen over ons, ja, het werk onzer handen,
770 Psa 95:1 | 1 Komt, laat ons den HEERE vrolijk zingen;
771 Psa 95:1 | HEERE vrolijk zingen; laat ons juichen den Rotssteen onzes
772 Psa 95:2 | 2 Laat ons Zijn aangezicht tegemoet
773 Psa 95:2 | tegemoet gaan met lof; laat ons Hem juichen met psalmen. ~
774 Psa 95:6 | 6 Komt, laat ons aanbidden en nederbukken;
775 Psa 95:6 | aanbidden en nederbukken; laat ons knielen voor den HEERE,
776 Psa 95:6 | knielen voor den HEERE, Die ons gemaakt heeft. ~
777 Psa 100:3 | HEERE is God; Hij heeft ons gemaakt (en niet wij), Zijn
778 Psa 103:10 | 10 Hij doet ons niet naar onze zonden, en
779 Psa 103:10 | onze zonden, en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden. ~
780 Psa 103:12 | Hij onze overtredingen van ons. ~
781 Psa 106:47 | 47 Verlos ons, HEERE, onze God! en verzamel
782 Psa 106:47 | HEERE, onze God! en verzamel ons uit de heidenen, opdat wij
783 Psa 106:47 | Naam Uwer heiligheid loven, ons beroemende in Uw lof. ~
784 Psa 108:7 | rechterhand, en verhoor ons. ~
785 Psa 108:12 | het niet zijn, o God! Die ons verstoten hadt, en Die niet
786 Psa 108:13 | 13 Geef Gij ons hulp uit de benauwdheid;
787 Psa 115:1 | 1 Niet ons, o HEERE! niet ons, maar
788 Psa 115:1 | Niet ons, o HEERE! niet ons, maar Uw Naam geef eer,
789 Psa 117:2 | goedertierenheid is geweldig over ons, en de waarheid des HEEREN
790 Psa 118:24 | HEERE gemaakt heeft; laat ons op denzelven ons verheugen,
791 Psa 118:24 | heeft; laat ons op denzelven ons verheugen, en verblijd zijn. ~
792 Psa 118:27 | 27 De HEERE is God, Die ons licht gegeven heeft. Bindt
793 Psa 123:2 | HEERE,onze God, totdat Hij ons genadig zij. ~
794 Psa 123:3 | 3Zijt ons genadig, o HEERE! zijt ons
795 Psa 123:3 | ons genadig, o HEERE! zijt ons genadig, want wij zijn der
796 Psa 124:1 | Ten ware de HEERE, Die bij ons geweest is, zegge nu Israel, ~
797 Psa 124:2 | 2Ten ware de HEERE, Die bij ons geweest is, als de mensen
798 Psa 124:2 | is, als de mensen tegen ons opstonden; ~
799 Psa 124:3 | 3Toen zouden zij ons levend verslonden hebben,
800 Psa 124:3 | hebben, als hun toorn tegen ons ontstak. ~
801 Psa 124:4 | 4Toen zouden ons de wateren overlopen hebben;
802 Psa 124:6 | 6De HEERE zij geloofd, Die ons in hun tanden niet heeft
803 Psa 126:3 | HEERE heeft grote dingen bij ons gedaan; dies zijn wij verblijd. ~
804 Psa 132:7 | woningen ingaan, wij zullen ons nederbuigen voor de voetbank
805 Psa 136:23 | 23 Die aan ons gedacht heeft in onze nederigheid;
806 Psa 136:24 | 24 En Hij heeft ons onzen tegenpartijders ontrukt;
807 Psa 137:3 | 3Als zij, die ons aldaar gevangen hielden,
808 Psa 137:3 | de woorden eens lieds van ons begeerden, en zij, die ons
809 Psa 137:3 | ons begeerden, en zij, die ons overhoop geworpen hadden,
810 Psa 137:3 | vreugd, zeggende: Zingt ons eenvan de liederen Sions; ~
811 Psa 137:8 | vergelden zal, die gij aan ons misdaan hebt. ~
812 Spre 1:11 | Indien zij zeggen: Ga met ons, laat ons loeren op bloed,
813 Spre 1:11 | zeggen: Ga met ons, laat ons loeren op bloed, ons versteken
814 Spre 1:11 | laat ons loeren op bloed, ons versteken tegen den onschuldige,
815 Spre 1:12 | 12 Laat ons hen levend verslinden, als
816 Spre 1:14 | zult uw lot midden onder ons werpen; wij zullen allen
817 Spre 7:18 | 18 Kom, laat ons dronken worden van minnen
818 Spre 7:18 | tot den morgen toe; laat ons ons vrolijk maken in grote
819 Spre 7:18 | den morgen toe; laat ons ons vrolijk maken in grote liefde. ~
820 Pred 1:10 | geweest in de eeuwen, die voor ons geweest zijn. ~
821 Hoo 1:4 | binnenkameren; wij zullen ons verheugen en in U verblijden;
822 Hoo 2:12 | tortelduif wordt gehoord in ons land. ~
823 Hoo 2:15 | 15 Vangt gijlieden ons de vossen, de kleine vossen,
824 Hoo 5:9 | een ander liefste, dat gij ons zo bezworen hebt! ~
825 Hoo 7:11 | Kom, mijn Liefste! laat ons uitgaan in het veld, laat
826 Hoo 7:11 | uitgaan in het veld, laat ons vernachten op de dorpen. ~
827 Hoo 7:12 | 12 Laat ons vroeg ons opmaken naar de
828 Hoo 7:12 | 12 Laat ons vroeg ons opmaken naar de wijnbergen,
829 Hoo 7:12 | naar de wijnbergen, laat ons zien, of de wijnstok bloeit,
830 Jes 1:9 | de HEERE der heirscharen ons nog een weinig overblijfsel
831 Jes 1:18 | 18 Komt dan, en laat ons samen rechten, zegt de HEERE;
832 Jes 2:3 | heengaan en zeggen: Komt, laat ons opgaan tot den berg des
833 Jes 2:3 | den God Jakobs, opdat Hij ons lere van Zijn wegen, en
834 Jes 2:5 | huis van Jakob, en laat ons wandelen in het licht des
835 Jes 3:6 | Gij hebt een kleed, wees ons ten overste, laat toch dezen
836 Jes 4:1 | man aangrijpen, zeggende: Ons brood zullen wij eten, en
837 Jes 4:1 | zullen wij bekleed zijn, laat ons alleenlijk naar uw naam
838 Jes 6:8 | zenden, en wie zal voor Ons henengaan? Toen zeide ik:
839 Jes 7:6 | 6 Laat ons optrekken tegen Juda, en
840 Jes 7:6 | verdriet aandoen, en het onder ons delen, en den zoon van Tabeal
841 Jes 8:10 | bestaan; want God is met ons! ~
842 Jes 9:5 | 5 Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons
843 Jes 9:5 | ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij
844 Jes 14:8 | nederligt, komt niemand tegen ons op, die ons afhouwe. ~
845 Jes 14:8 | niemand tegen ons op, die ons afhouwe. ~
846 Jes 14:10 | geworden, gelijk wij, gij zijt ons gelijk geworden. ~
847 Jes 17:14 | is het deel dergenen, die ons beroven, en het lot dergenen,
848 Jes 17:14 | en het lot dergenen, die ons plunderen. ~ ~
849 Jes 22:13 | drinken, en te zeggen: Laat ons eten en drinken, want morgen
850 Jes 25:9 | Hem verwacht, en Hij zal ons zalig maken. Deze is de
851 Jes 25:9 | Hem verwacht, wij zullen ons verheugen en verblijden
852 Jes 26:12 | 12 HEERE! Gij zult ons vrede bestellen, want Gij
853 Jes 26:12 | bestellen, want Gij hebt ons ook al onze zaken uitgericht. ~
854 Jes 26:13 | behalve Gij, hebben over ons geheerst; doch door U alleen
855 Jes 28:15 | doortrekken zal, zal hij tot ons niet komen; want wij hebben
856 Jes 28:15 | want wij hebben de leugen ons tot een toevlucht gesteld,
857 Jes 28:15 | onder de valsheid hebben wij ons verborgen. ~
858 Jes 29:15 | en zij zeggen: Wie ziet ons, en wie kent ons? ~
859 Jes 29:15 | ziet ons, en wie kent ons? ~
860 Jes 30:10 | tot de schouwers: Schouwt ons niet, wat recht is; spreekt
861 Jes 30:10 | wat recht is; spreekt tot ons zachte dingen, schouwt ons
862 Jes 30:10 | ons zachte dingen, schouwt ons bedriegerijen. ~
863 Jes 30:11 | den Heilige Israels van ons ophouden! ~
864 Jes 32:15 | 15 Totdat over ons uitgegoten worde de Geest
865 Jes 33:2 | 2 HEERE, wees ons genadig, wij hebben op U
866 Jes 33:14 | zeggen: Wie is er onder ons, die bij een verterend vuur
867 Jes 33:14 | wonen kan? Wie is er onder ons, die bij een eeuwigen
868 Jes 33:21 | de HEERE zal aldaar bij ons heerlijk zijn, het zal zijn
869 Jes 33:22 | is onze Koning. Hij zal ons behouden. ~
870 Jes 36:11 | wel; en spreek niet met ons in het Joods, voor de oren
871 Jes 36:15 | zeggende: De HEERE zal ons zekerlijk redden; deze stad
872 Jes 36:18 | zeggende: De HEERE zal ons redden; hebben de goden
873 Jes 37:20 | HEERE, onze God, verlos ons uit zijn hand, zo zullen
874 Jes 41:1 | laat ze dan spreken; laat ons samen ten gerichte naderen. ~
875 Jes 41:22 | Laat hen voortbrengen en ons verkondigen de dingen, die
876 Jes 41:22 | daarvan weten; of doet ons de toekomende dingen horen. ~
877 Jes 43:9 | verkondigen? Of laat hen ons doen horen de vorige dingen,
878 Jes 43:26 | Maakt Mij indachtig, laat ons te zamen richten, vertelt
879 Jes 50:8 | zal met Mij twisten? Laat ons te zamen staan; wie heeft
880 Jes 53:5 | verbrijzeld; de straf, die ons den vrede aanbrengt, was
881 Jes 53:5 | en door Zijn striemen is ons genezing geworden. ~
882 Jes 53:6 | als schapen, wij keerden ons een iegelijk naar zijn weg;
883 Jes 60:9 | Daarom is het recht verre van ons, en de gerechtigheid achterhaalt
884 Jes 60:9 | gerechtigheid achterhaalt ons niet; wij wachten op het
885 Jes 60:10 | tasten wij; wij stoten ons op den middag, als in de
886 Jes 60:11 | heil, maar het is verre van ons. ~
887 Jes 60:12 | onze zonden getuigen tegen ons; want onze overtredingen
888 Jes 60:12 | onze overtredingen zijn bij ons, en onze ongerechtigheden
889 Jes 64:7 | naar alles, wat de HEERE ons heeft bewezen, en de grote
890 Jes 64:16 | Vader, want Abraham weet van ons niet, en Israel kent ons
891 Jes 64:16 | ons niet, en Israel kent ons niet; Gij, o HEERE! zijt
892 Jes 64:17 | HEERE! waarom doet Gij ons van Uw wegen dwalen, waarom
893 Jes 64:17 | dwalen, waarom verstokt Gij ons hart, dat wij U niet vrezen?
894 Jes 65:6 | en onze misdaden voeren ons henen weg als een wind. ~
895 Jes 65:7 | verbergt Uw aangezicht voor ons, en Gij doet ons smelten,
896 Jes 65:7 | aangezicht voor ons, en Gij doet ons smelten, door middel van
897 Jes 65:11 | 11 Ons heilig en ons heerlijk huis,
898 Jes 65:11 | 11 Ons heilig en ons heerlijk huis, waarin onze
899 Jes 65:12 | zoudt Gij stilzwijgen, en ons zozeer bedrukken? ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~
900 Jer 2:6 | niet: Waar is de HEERE, Die ons opvoerde uit Egypteland,
901 Jer 2:6 | opvoerde uit Egypteland, Die ons leidde in de woestijn, in
902 Jer 2:27 | zij: Sta op en verlos ons. ~
903 Jer 3:25 | en onze schande overdekt ons, want wij hebben tegen den
904 Jer 4:5 | Verzamelt ulieden, en laat ons ingaan in de vaste
905 Jer 4:8 | HEEREN toorn is niet van ons afgekeerd. ~
906 Jer 4:13 | sneller dan arenden; wee ons, want wij zijn verwoest! ~
907 Jer 5:12 | zeggen: Hij is het niet, en ons zal geen kwaad overkomen,
908 Jer 5:19 | zult zeggen: Waarom heeft ons de HEERE, onze God, al deze
909 Jer 5:24 | zeggen niet in hun hart: Laat ons nu den HEERE, onzen God,
910 Jer 5:24 | regen, op Zijn tijd; Die ons de weken, de gezette
911 Jer 6:4 | haar, maakt u op, en laat ons optrekken op den middag;
912 Jer 6:4 | optrekken op den middag; o, wee ons! want de dag heeft zich
913 Jer 6:5 | Maakt u op, en laat ons optrekken in den nacht,
914 Jer 6:24 | geworden; benauwdheid heeft ons aangegrepen, weedom als
915 Jer 6:26 | want de verstoorder zal ons snellijk overkomen. ~
916 Jer 8:8 | de wet des HEEREN is bij ons! Ziet, waarlijk tevergeefs
917 Jer 8:14 | zitten? Verzamelt u, en laat ons ingaan in de vaste steden,
918 Jer 8:14 | stilzwijgen; immers heeft ons de HEERE, onze God, doen
919 Jer 8:14 | God, doen stilzwijgen, en ons met gallewater gedrenkt,
920 Jer 9:18 | haasten, en een weeklage over ons opheffen, dat onze ogen
921 Jer 11:19 | dachten, zeggende: Laat ons den boom met zijn vrucht
922 Jer 11:19 | verderven, en laat ons hem uit het land der levenden
923 Jer 12:4 | zij zeggen: Hij ziet ons einde niet. ~
924 Jer 14:7 | onze ongerechtigheden tegen ons getuigen, o HEERE! doe het
925 Jer 14:9 | zijt toch in het midden van ons, o HEERE! en wij zijn naar
926 Jer 14:9 | Uw Naam genoemd, verlaat ons niet. ~
927 Jer 14:19 | aan Sion? Waarom hebt Gij ons geslagen, dat er geen genezing
928 Jer 14:19 | dat er geen genezing voor ons is? Men wacht naar vrede,
929 Jer 14:21 | 21 Versmaad ons niet, om Uws Naams wil;
930 Jer 14:21 | vernietig niet Uw verbond met ons. ~
931 Jer 16:10 | al dit grote kwaad over ons, en welke is onze misdaad,
932 Jer 18:18 | zeiden zij: Komt aan, laat ons gedachten tegen Jeremia
933 Jer 18:18 | profeet; komt aan, en laat ons hem slaan met de tong, en
934 Jer 18:18 | slaan met de tong, en laat ons niet luisteren naar enige
935 Jer 20:10 | Magor-missabib, zeggende: Geef ons te kennen, en wij zullen
936 Jer 21:2 | Vraag toch den HEERE voor ons, want Nebukadrezar, de koning
937 Jer 21:2 | van Babel, strijdt tegen ons; misschien zal de HEERE
938 Jer 21:2 | misschien zal de HEERE met ons doen naar al Zijn wonderen,
939 Jer 21:2 | Zijn wonderen, dat hij van ons optrekke. ~
940 Jer 21:13 | die zegt: Wie zou tegen ons afkomen, of wie zou komen
941 Jer 26:16 | doods, want hij heeft tot ons gesproken in den Naam des
942 Jer 29:15 | gij zegt: de HEERE heeft ons profeten naar Babel verwekt; ~
943 Jer 29:28 | Want daarom heeft hij tot ons naar Babel gezonden, zeggende:
944 Jer 31:6 | Maakt ulieden op, en laat ons opgaan naar Sion, tot den
945 Jer 35:6 | Rechab, onze vader, heeft ons geboden, zeggende: Gijlieden
946 Jer 35:8 | gehoorzaamd in alles, wat hij ons geboden heeft; zodat wij
947 Jer 35:10 | en gedaan naar alles, wat ons onze vader Jonadab geboden
948 Jer 35:11 | wij zeiden: Komt, en laat ons naar Jeruzalem trekken vanwege
949 Jer 36:17 | Baruch, zeggende: Verklaar ons toch, hoe hebt gij al deze
950 Jer 37:3 | te zeggen: Bid toch voor ons tot den HEERE, onzen
951 Jer 37:9 | Chaldeen zullen zekerlijk van ons wegtrekken; want zij zullen
952 Jer 38:16 | als de HEERE leeft, Die ons deze ziel gemaakt heeft:
953 Jer 38:25 | en tot u zeggen: Verklaar ons nu, wat hebt gij tot den
954 Jer 38:25 | gesproken? verheel het niet voor ons, zo zullen wij u niet
955 Jer 40:10 | aangezicht der Chaldeen, die tot ons zullen komen; gijlieden
956 Jer 41:8 | tot Ismael zeiden: Dood ons niet, want wij hebben verborgen
957 Jer 42:2 | nedervallen, en bid voor ons tot den HEERE, uw God, voor
958 Jer 42:2 | overgelaten, gelijk als uw ogen ons zien; ~
959 Jer 42:3 | 3 Dat ons de HEERE, uw God, bekend
960 Jer 42:5 | Jeremia: De HEERE zij tussen ons tot een waarachtig en gewis
961 Jer 42:5 | u de HEERE, uw God, tot ons zal zenden, alzo zullen
962 Jer 42:6 | gehoorzaam zijn; opdat het ons welga, wanneer wij der stem
963 Jer 42:20 | gezonden, zeggende: Bid voor ons tot den HEERE, onzen God,
964 Jer 42:20 | zal zeggen, alzo maak het ons bekend, en wij zullen het
965 Jer 43:3 | van Nerija, hitst u tegen ons op, opdat hij ons overgeve
966 Jer 43:3 | tegen ons op, opdat hij ons overgeve in de hand der
967 Jer 43:3 | hand der Chaldeen, dat zij ons doden en ons gevankelijk
968 Jer 43:3 | Chaldeen, dat zij ons doden en ons gevankelijk naar Babel wegvoeren. ~
969 Jer 44:16 | Aangaande het woord, dat gij tot ons in des HEEREN Naam gesproken
970 Jer 46:16 | zeiden: Staat op en laat ons wederkeren tot ons volk,
971 Jer 46:16 | laat ons wederkeren tot ons volk, en tot het land onzer
972 Jer 48:2 | zeggende: Komt, en laat ons haar uitroeien, dat zij
973 Jer 51:9 | verlaat haar dan, en laat ons een iegelijk in zijn land
974 Jer 51:10 | hervoor gebracht; komt en laat ons te Sion het werk des HEEREN,
975 Jer 51:51 | gehoord, schaamroodheid heeft ons aangezicht bedekt; omdat
976 Klaa 1:84 | 40 Nun. Laat ons onze wegen onderzoeken en
977 Klaa 1:84 | onderzoeken en doorzoeken, en laat ons wederkeren tot den HEERE. ~
978 Klaa 1:85 | 41 Nun. Laat ons onze harten opheffen, mitsgaders
979 Klaa 1:87 | 43 Samech. Gij hebt ons met toorn bedekt, en Gij
980 Klaa 1:87 | toorn bedekt, en Gij hebt ons vervolgd; Gij hebt ons gedood,
981 Klaa 1:87 | hebt ons vervolgd; Gij hebt ons gedood, Gij hebt niet verschoond. ~
982 Klaa 1:89 | 45 Samech. Gij hebt ons tot een uitvaagsel en wegwerpsel
983 Klaa 1:90 | vijanden hebben hun mond tegen ons opgesperd. ~
984 Klaa 1:91 | vreze en de kuil zijn over ons gekomen, de verwoesting
985 Klaa 1:127| 17 Ain. Nog bezweken ons onze ogen, ziende naar onze
986 Klaa 1:127| ijdele hulp; wij gaapten met ons gapen op een volk, dat niet
987 Klaa 1:128| straten niet gaan konden; ons einde is genaderd, onze
988 Klaa 1:128| dagen zijn vervuld, ja, ons einde is gekomen. ~
989 Klaa 1:129| arenden des hemels; zij hebben ons op de bergen hittiglijk
990 Klaa 1:129| in de woestijn hebben zij ons lagen gelegd. ~
991 Klaa 2:1 | Gedenk, HEERE, wat ons geschied is, aanschouw het,
992 Klaa 2:2 | 2 Ons erfdeel is tot de vreemdelingen
993 Klaa 2:4 | 4 Ons water moeten wij voor geld
994 Klaa 2:4 | moeten wij voor geld drinken; ons hout komt ons op prijs te
995 Klaa 2:4 | geld drinken; ons hout komt ons op prijs te staan. ~
996 Klaa 2:5 | zijn wij woede, men laat ons geen rust. ~
997 Klaa 2:8 | Knechten heersen over ons; er is niemand, die ons
998 Klaa 2:8 | ons; er is niemand, die ons uit hun hand rukke. ~
999 Klaa 2:9 | 9 Wij moeten ons brood met gevaar onzes levens
1000 Klaa 2:17 | 17 Daarom is ons hart mat, om deze dingen
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1589 |