1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1541
Book Chapter: Verse
1 Gen 2:4 | 4 Dit zijn de geboorten des hemels
2 Gen 2:12 | 12 En het goud van dit land is goed; daar is ook
3 Gen 3:13 | zeide tot de vrouw: Wat is dit, dat gij gedaan hebt? En
4 Gen 3:14 | tot die slang: Dewijl gij dit gedaan hebt, zo zijt gij
5 Gen 5:1 | 1 Dit is het boek van Adams geslacht.
6 Gen 6:9 | 9 Dit zijn de geboorten van Noach.
7 Gen 7:1 | voor Mijn aangezicht in dit geslacht.
8 Gen 9:12 | 12 En God zeide: Dit is het teken des verbonds,
9 Gen 9:17 | zeide dan God tot Noach: Dit is het teken des verbonds,
10 Gen 10:1 | 1 Dit nu zijn de geboorten van
11 Gen 11:6 | allen enerlei spraak; en dit is het, dat zij beginnen
12 Gen 12:7 | zeide: Aan uw zaad zal Ik dit land geven. Toen bouwde
13 Gen 12:18 | Abram, en zeide: Wat is dit, dat gij mij gedaan hebt?
14 Gen 13:15 | 15 Want al dit land, dat gij ziet, zal
15 Gen 13:17 | 17 Maak u op, wandel door dit land, in zijn lengte en
16 Gen 14:31 | uit Ur der Chaldeen, om u dit land te geven, om dat erfelijk
17 Gen 14:42 | zeggende: Aan uw zaad heb Ik dit land gegeven, van de rivier
18 Gen 16:10 | 10 Dit is Mijn verbond, dat gijlieden
19 Gen 18:31 | oud, en er is geen man in dit land, om tot ons in te gaan,
20 Gen 19:5 | reinheid mijner handen, heb ik dit gedaan. ~
21 Gen 19:6 | heb ook geweten, dat gij dit in oprechtheid uws harten
22 Gen 19:13 | dwalen, zo sprak ik tot haar: Dit zij uw weldadigheid, die
23 Gen 20:11 | 11 En dit woord was zeer kwaad in
24 Gen 20:26 | Ik heb niet geweten, wie dit stuk gedaan heeft; en ook
25 Gen 22:1 | zeven en twintig jaren; dit waren de jaren des levens
26 Gen 23:5 | mij niet willen volgen in dit land; zal ik dan uw zoon
27 Gen 23:7 | zeggende: Aan uw zaad zal Ik dit land geven! Die Zelf zal
28 Gen 23:74 | 7 Dit nu zijn de dagen der jaren
29 Gen 23:79 | 12 Dit nu zijn de geboorten van
30 Gen 23:80 | 13 En dit zijn de namen der zonen
31 Gen 23:83 | de zonen van Ismael, en dit zijn hun namen, in hun dorpen
32 Gen 23:84 | 17 En dit zijn de jaren des levens
33 Gen 23:86 | 19 Dit nu zijn de geboorten van
34 Gen 24:10 | Abimelech zeide: Wat is dit, dat gij ons gedaan hebt?
35 Gen 24:10 | Lichtelijk had een van dit volk bij uw huisvrouw gelegen,
36 Gen 24:20 | Izaks herders, zeggende: Dit water hoort ons toe! Daarom
37 Gen 24:22 | en wij zijn gewassen in dit land. ~
38 Gen 25:20 | Izak tot zijn zoon: Hoe is dit, dat gij het zo haast gevonden
39 Gen 26:13 | Abraham, en de God van Izak; dit land, waarop gij ligt te
40 Gen 26:15 | Ik zal u wederbrengen in dit land; want Ik zal u niet
41 Gen 26:17 | vreselijk is deze plaats! Dit is niet dan een huis Gods,
42 Gen 26:17 | niet dan een huis Gods, en dit is de poort des hemels! ~
43 Gen 27:25 | zeide hij tot Laban: Wat is dit, dat gij mij gedaan hebt;
44 Gen 28:13 | maak u op, vertrek uit dit land, en keer weder in het
45 Gen 28:51 | zelfde hoop, en zie, daar is dit opgericht teken, hetwelk
46 Gen 28:52 | zelfde hoop zij getuige, en dit opgericht teken zij getuige,
47 Gen 28:52 | mij, voorbij deze hoop en dit opgericht teken, niet komen
48 Gen 29:2 | zeide, met dat hij hen zag: Dit is een heirleger Gods! en
49 Gen 29:20 | aangezicht verzoenen met dit geschenk, dat voor mijn
50 Gen 30:8 | zeide: Voor wien is u al dit heir, dat ik ontmoet heb?
51 Gen 30:15 | zeide: Laat mij toch van dit volk, dat met mij is, u
52 Gen 31:7 | kwamen van het veld, als zij dit hoorden; en het smartte
53 Gen 31:21 | ons; daarom laat hen in dit land wonen, en daarin handelen,
54 Gen 32:12 | 12 En dit land, dat Ik aan Abraham
55 Gen 32:12 | aan uw zaad na u zal Ik dit land geven. ~
56 Gen 32:20 | gedenkteken op boven haar graf, dit is het gedenkteken van Rachels
57 Gen 33:1 | 1 Dit nu zijn de geboorten van
58 Gen 33:5 | Jehus, en Jaelam, en Korah. Dit zijn de zonen van Ezau,
59 Gen 33:9 | 9 Dit nu zijn de geboorten van
60 Gen 33:10 | 10 Dit zijn de namen der zonen
61 Gen 33:12 | baarde aan Elifaz Amalek; dit zijn de zonen van Ada, Ezau'
62 Gen 33:13 | 13 En dit zijn de zonen van Rehuel:
63 Gen 33:14 | 14 En dit zijn geweest de zonen van
64 Gen 33:15 | 15 Dit zijn de vorsten der zonen
65 Gen 33:17 | 17 En dit zijn de zonen van Rehuel,
66 Gen 33:18 | 18 En dit zijn de zonen van Aholibama,
67 Gen 33:20 | 20 Dit zijn de zonen van Seir,
68 Gen 33:23 | 23 En dit zijn de zonen van Sobal:
69 Gen 33:24 | 24 En dit zijn de zonen van Zibeon:
70 Gen 33:25 | 25 En dit zijn de zonen van Ana: Dison;
71 Gen 33:26 | 26 En dit zijn de zonen van Dison:
72 Gen 33:27 | 27 Dit zijn de zonen van Ezer:
73 Gen 33:28 | 28 Dit zijn de zonen van Disan:
74 Gen 33:29 | 29 Dit zijn de vorsten der Horieten:
75 Gen 33:30 | vorst Ezer, de vorst Disan; dit zijn de vorsten der Horieten,
76 Gen 33:31 | 31 En dit zijn koningen, die geregeerd
77 Gen 33:40 | 40 En dit zijn de namen der vorsten
78 Gen 33:43 | Magdiel, de vorst Iram; dit zijn de vorsten van Edom,
79 Gen 34:2 | 2 Dit zijn Jakobs geschiedenissen.
80 Gen 34:10 | en zeide tot hem: Wat is dit voor een droom, dien gij
81 Gen 35:9 | Doch Onan, wetende, dat dit zaad voor hem niet zoude
82 Gen 36:9 | 9 Niemand is groter in dit huis dan ik, en hij heeft
83 Gen 36:9 | huisvrouw zijt; hoe zoude ik dan dit een zo groot kwaad doen,
84 Gen 36:35 | Toen zeide Jozef tot hem: Dit is zijn uitlegging: de drie
85 Gen 36:37 | Farao, en maak, dat ik uit dit huis kome. ~
86 Gen 36:41 | antwoordde Jozef, en zeide: Dit is zijn uitlegging: de drie
87 Gen 37:28 | 28 Dit is het woord, hetwelk ik
88 Gen 37:37 | 37 En dit woord was goed in de ogen
89 Gen 37:39 | Jozef: Naardien dat God u dit alles heeft verkondigd,
90 Gen 38:18 | zeide Jozef tot hen: Doet dit, zo zult gij leven; ik vrees
91 Gen 38:28 | den ander zeggende: Wat is dit, dat ons God gedaan heeft? ~
92 Gen 38:34 | wedergeven, en gij zult in dit land handelen. ~
93 Gen 39:11 | Is het nu alzo, zo doet dit; neemt van het loffelijkste
94 Gen 39:29 | zijner moeder, en zeide: Is dit uw kleinste broeder, waarvan
95 Gen 40:10 | 10 En hij zeide: Dit zij nu ook alzo, naar uw
96 Gen 40:15 | zeide tot hen: Wat daad is dit, die gij gedaan hebt? Weet
97 Gen 41:16 | 16 Als dit gerucht in het huis van
98 Gen 41:17 | Zeg tot uw broederen: Doet dit, laadt uw beesten, en trekt
99 Gen 41:19 | Gij zijt toch gelast: doet dit, neemt u uit Egypteland
100 Gen 42:8 | 8 En dit zijn de namen der zonen
101 Gen 42:15 | 15 Dit zijn de zonen van Lea, die
102 Gen 42:18 | 18 Dit zijn de zonen van Zilpa,
103 Gen 42:22 | 22 Dit zijn de zonen van Rachel,
104 Gen 42:25 | 25 Dit zijn de zonen van Bilha,
105 Gen 43:4 | om als vreemdelingen in dit land te wonen; want er is
106 Gen 44:4 | Ik zal aan uw zaad na u dit land tot een eeuwige bezitting
107 Gen 45:28 | van Israel zijn twaalf; en dit is het, wat hun vader tot
108 Gen 46:11 | doornbos, zo zeiden zij: Dit is een zware rouw der Egyptenaren;
109 Gen 46:24 | zal u doen optrekken uit dit land, in het land, hetwelk
110 Exo 1:1 | 1 Dit nu zijn de namen der zonen
111 Exo 2:6 | hetzelve, en zij zeide: Dit is een van de knechtjes
112 Exo 2:9 | s dochter tot haar: Neem dit knechtje heen, en zoog het
113 Exo 2:14 | over ons gezet? Zegt gij dit, om mij te doden, gelijk
114 Exo 3:8 | Egyptenaren, en het opvoere uit dit land, naar een goed en ruim
115 Exo 3:12 | voorzeker met u zijn, en dit zal u een teken zijn, dat
116 Exo 3:12 | gezonden heb: wanneer gij dit volk uit Egypte geleid hebt,
117 Exo 3:21 | 21 En Ik zal dit volk genade geven in de
118 Exo 5:22 | Heere! waarom hebt Gij dit volk kwaad gedaan, waarom
119 Exo 5:23 | Naam te spreken, heeft hij dit volk kwaad gedaan; en Gij
120 Exo 6:13 | 13 Dit zijn de hoofden van ieder
121 Exo 6:13 | Pallu, Hezron en Charmi; dit zijn de huisgezinnen van
122 Exo 6:14 | zoon ener Kanaanietische; dit zijn de huisgezinnen van
123 Exo 6:15 | 15 Dit nu zijn de namen der zonen
124 Exo 6:18 | Merari: Machli en Musi; dit zijn de huisgezinnen van
125 Exo 6:24 | zij baarde hem Pinehas. Dit zijn de hoofden van de vaderen
126 Exo 6:25 | 25 Dit is Aaron en Mozes, tot welke
127 Exo 6:26 | Israels uit Egypte leidden; dit is Mozes en Aaron. ~
128 Exo 8:19 | de tovenaars tot Farao: Dit is Gods vinger! Doch Farao'
129 Exo 8:23 | uw volk; tegen morgen zal dit teken geschieden! ~
130 Exo 8:25 | heen, en offert uwen God in dit land. ~
131 Exo 8:29 | meer bedriegelijk handele, dit volk niet latende gaan,
132 Exo 9:5 | zal de HEERE deze zaak in dit land doen. ~
133 Exo 12:27 | 27 Zo zult gij zeggen: Dit is den HEERE een paasoffer,
134 Exo 12:43 | HEERE tot Mozes en Aaron: Dit is de inzetting van het
135 Exo 13:8 | dienzelven dage, zeggende: Dit is om hetgeen de HEERE mij
136 Exo 14:12 | 12 Is dit niet het woord, dat wij
137 Exo 15:1 | kinderen Israels de HEERE dit lied, en spraken, zeggende:
138 Exo 15:13 | leiddet door Uw weldadigheid dit volk, dat Gij verlost hebt;
139 Exo 15:16 | henen doorkome; totdat dit volk henen doorkome, dat
140 Exo 16:15 | Mozes dan zeide tot hen: Dit is het brood, hetwelk de
141 Exo 16:16 | 16 Dit is het woord, dat de HEERE
142 Exo 16:23 | 23 Hij dan zeide tot hen: Dit is het, dat de HEERE gesproken
143 Exo 16:32 | 32 Voorts zeide Mozes: Dit is het woord, hetwelk de
144 Exo 17:4 | HEERE, zeggende: Wat zal ik dit volk doen? Er feilt niet
145 Exo 17:14 | HEERE tot Mozes: Schrijf dit ter gedachtenis in een boek,
146 Exo 18:10 | en uit Farao's hand; Die dit volk van onder de hand der
147 Exo 18:14 | zo zeide hij: Wat ding is dit, dat gij het volk doet?
148 Exo 18:15 | zijn schoonvader: Omdat dit volk tot mij komt, om God
149 Exo 18:18 | geheel vervallen, zo gij, als dit volk, hetwelk bij u is;
150 Exo 18:22 | 22 Dat zij dit volk te allen tijde richten;
151 Exo 18:23 | kunnen bestaan; zo zal ook al dit volk in vrede aan zijn plaats
152 Exo 19:6 | en een heilig volk zijn. Dit zijn de woorden, die gij
153 Exo 19:21 | tot Mozes: Ga af, betuig dit volk, dat zij niet doorbreken
154 Exo 20:25 | zult maken, zo zult gij dit niet bouwen van gehouwen
155 Exo 21:1 | 1 Dit nu zijn de rechten, die
156 Exo 24:8 | volk; en hij zeide: Ziet, dit is het bloed des verbonds,
157 Exo 25:3 | 3 Dit nu is het hefoffer, hetwelk
158 Exo 25:39 | zal men dat maken, met al dit gereedschap. ~
159 Exo 26:37 | 37 En gij zult tot dit deksel vijf pilaren van
160 Exo 27:1 | de breedte (vierkant zal dit altaar zijn), en drie ellen
161 Exo 27:21 | het aangezicht des HEEREN; dit zal een eeuwige inzetting
162 Exo 28:4 | 4 Dit nu zijn de klederen, die
163 Exo 28:17 | Topaas en een Karbonkel; dit is de eerste rij. ~
164 Exo 28:32 | het midden daarvan zijn; dit gat zal een boord rondom
165 Exo 28:43 | ongerechtigheid dragen en sterven. Dit zal een eeuwige inzetting
166 Exo 29:1 | 1 Dit nu is de zaak, die gij hun
167 Exo 29:34 | vlees der vulofferen, of van dit brood, tot aan den morgen,
168 Exo 29:38 | 38 Dit nu is het, wat gij op het
169 Exo 30:13 | 13 Dit zullen zij geven, al die
170 Exo 30:21 | opdat zij niet sterven; en dit zal hun een eeuwige inzetting
171 Exo 30:31 | Israels spreken, zeggende: Dit zal Mij een olie der heilige
172 Exo 31:13 | sabbatten onderhouden; want dit is een teken tussen Mij
173 Exo 32:4 | daaruit. Toen zeiden zij: Dit zijn uw goden, Israel! die
174 Exo 32:8 | offerande gedaan, en gezegd: Dit zijn uw goden, Israel, die
175 Exo 32:9 | HEERE tot Mozes: Ik heb dit volk gezien, en zie, het
176 Exo 32:13 | de sterren des hemels; en dit gehele land, waarvan Ik
177 Exo 32:21 | zeide tot Aaron: Wat heeft u dit volk gedaan, dat gij zulk
178 Exo 32:22 | ontsteke niet! gij kent dit volk, dat het in den boze
179 Exo 32:24 | wierp het in het vuur, en dit kalf is er uit gekomen. ~
180 Exo 32:29 | en tegen zijn broeder; en dit, opdat Hij heden een zegen
181 Exo 32:31 | den HEERE, en zeide: Och, dit volk heeft een grote zonde
182 Exo 32:34 | 34 Doch ga nu heen, leid dit volk, waarheen Ik u gezegd
183 Exo 32:35 | 35 Aldus plaagde de HEERE dit volk, omdat zij dat kalf
184 Exo 33:4 | daaruit. Toen zeiden zij: Dit zijn uw goden, Israel! die
185 Exo 33:8 | offerande gedaan, en gezegd: Dit zijn uw goden, Israel, die
186 Exo 33:9 | HEERE tot Mozes: Ik heb dit volk gezien, en zie, het
187 Exo 33:13 | de sterren des hemels; en dit gehele land, waarvan Ik
188 Exo 33:21 | zeide tot Aaron: Wat heeft u dit volk gedaan, dat gij zulk
189 Exo 33:22 | ontsteke niet! gij kent dit volk, dat het in den boze
190 Exo 33:24 | wierp het in het vuur, en dit kalf is er uit gekomen. ~
191 Exo 33:29 | en tegen zijn broeder; en dit, opdat Hij heden een zegen
192 Exo 33:31 | den HEERE, en zeide: Och, dit volk heeft een grote zonde
193 Exo 33:34 | 34 Doch ga nu heen, leid dit volk, waarheen Ik u gezegd
194 Exo 33:35 | 35 Aldus plaagde de HEERE dit volk, omdat zij dat kalf
195 Exo 34:4 | 4 Toen het volk dit kwade woord hoorde, zo droegen
196 Exo 34:12 | Gij zegt tot mij: Voer dit volk op! maar Gij laat mij
197 Exo 34:32 | het midden van ons, want dit is een hardnekkig volk;
198 Exo 34:33 | onder enige volken; alzo dat dit ganse volk, in welks midden
199 Exo 35:1 | verzamelen, en zeide tot hen: Dit zijn de woorden, die de
200 Exo 35:4 | kinderen Israels, zeggende: Dit is het woord, dat de HEERE
201 Exo 38:21 | 21 Dit zijn de getelde dingen van
202 Exo 39:10 | Topaas en een Karbonkel; dit is de eerste rij. ~
203 Exo 39:23 | het gat eens pantsiers; dit gat had een boord rondom,
204 Lev 3:17 | 17 Dit zij een eeuwige inzetting
205 Lev 6:9 | en zijn zonen, zeggende: Dit is de wet des brandoffers;
206 Lev 6:14 | 14 Dit is nu de wet des spijsoffers;
207 Lev 6:20 | 20 Dit is de offerande van Aaron
208 Lev 6:25 | tot zijn zonen, zeggende: Dit is de wet des zondoffers:
209 Lev 7:1 | 1 Dit is nu de wet des schuldoffers;
210 Lev 7:11 | 11 Dit is nu de wet des dankoffers,
211 Lev 7:35 | 35 Dit is de zalving van Aaron
212 Lev 7:37 | 37 Dit is de wet des brandoffers,
213 Lev 8:5 | Mozes tot de vergadering: Dit is de zaak, die de HEERE
214 Lev 9:24 | vet. Als het ganse volk dit zag, zo juichten zij, en
215 Lev 10:20 | 20 Als Mozes dit hoorde, zo was het goed
216 Lev 11:2 | kinderen Israels, zeggende: Dit is het gedierte, dat gij
217 Lev 11:9 | 9 Dit zult gij eten van al wat
218 Lev 11:21 | 21 Dit nochtans zult gij eten van
219 Lev 11:29 | 29 Verder zal u dit onder het kruipend gedierte,
220 Lev 11:46 | 46 Dit is de wet van de beesten,
221 Lev 12:7 | den vloed haars bloeds. Dit is de wet dergene, die eenknechtje
222 Lev 13:59 | 59 Dit is de wet van de plaag der
223 Lev 14:2 | 2 Dit zal de wet des melaatsen
224 Lev 14:32 | 32 Dit is de wet desgenen, in wien
225 Lev 14:54 | 54 Dit is de wet voor alle plage
226 Lev 14:57 | welken dag iets rein is. Dit is de wet der melaatsheid. ~
227 Lev 15:3 | 3 Dit nu zal zijn onreinigheid
228 Lev 15:32 | 32 Dit is de wet desgenen, die
229 Lev 16:4 | een linnen hoed bedekken; dit zijn heilige klederen; daarom
230 Lev 16:29 | 29 En dit zal voor u tot een eeuwige
231 Lev 16:34 | 34 En dit zal u tot een eeuwige inzetting
232 Lev 17:2 | Israels, en zeg tot hen: Dit is het woord, hetwelk de
233 Lev 18:22 | vrouwelijke bijligging; dit is een gruwel. ~
234 Lev 22:68 | 37 Dit zijn de gezette hoogtijden
235 Lev 24:11 | 11 Dit jubeljaar zal u het vijftigste
236 Lev 25:16 | 16 Dit zal Ik u ook doen, dat Ik
237 Lev 25:44 | 44 En hierenboven is dit ook; als zij in het land
238 Lev 25:46 | 46 Dit zijn die inzettingen, en
239 Lev 26:10 | enigzins verwisselt, zo zal dit, en wat daarvoor verwisseld
240 Lev 26:33 | verwisselen zal, zo zal dit, en wat daarvoor verwisseld
241 Lev 26:34 | 34 Dit zijn de geboden, die de
242 Num 3:1 | 1 Dit nu zijn de geboorten van
243 Num 3:2 | 2 En dit zijn de namen der zonen
244 Num 3:3 | 3 Dit zijn de namen der zonen
245 Num 3:17 | 17 Dit nu waren de zonen van Levi
246 Num 3:18 | 18 En dit zijn de namen der zonen
247 Num 3:20 | geslachten: Maheli en Musi; dit zijn de geslachten der Levieten,
248 Num 3:21 | geslacht der Simeieten; dit zijn de geslachten der Gersonieten. ~
249 Num 3:27 | geslacht der Uzzielieten; dit zijn de geslachten der Kahathieten. ~
250 Num 3:33 | het geslacht der Musieten; dit zijn de geslachten van Merari. ~
251 Num 4:4 | 4 Dit zal de dienst zijn der zonen
252 Num 4:15 | aanroeren, dat zij niet sterven. Dit is de last der zonen van
253 Num 4:19 | 19 Maar dit zult gij hun doen, opdat
254 Num 4:24 | 24 Dit zal zijn de dienst der geslachten
255 Num 4:28 | 28 Dit is de dienst van de geslachten
256 Num 4:31 | 31 Dit zal nu zijn de onderhouding
257 Num 4:33 | 33 Dit is de dienst van de geslachten
258 Num 4:37 | 37 Dit zijn de getelden van de
259 Num 5:19 | onreinigheid, wees vrij van dit bitter water, hetwelk den
260 Num 5:29 | 29 Dit is de wet der ijveringen,
261 Num 6:13 | 13 En dit is de wet des Nazireers:
262 Num 6:13 | zullen vervuld zijn, zal hij dit brengen tot de deur van
263 Num 6:21 | 21 Dit is de wet des Nazireers,
264 Num 7:17 | vijf eenjarige lammeren. Dit was de offerande van Nahesson,
265 Num 7:23 | vijf eenjarige lammeren. Dit was de offerande van Nethaneel,
266 Num 7:29 | vijf eenjarige lammeren. Dit was de offerande van Eliab,
267 Num 7:35 | vijf eenjarige lammeren. Dit was de offerande van Elizur,
268 Num 7:41 | vijf eenjarige lammeren. Dit was de offerande van Selumiel,
269 Num 7:47 | vijf eenjarige lammeren. Dit was de offerande van Eljasaf,
270 Num 7:53 | vijf eenjarige lammeren. Dit was de offerande van Elisama,
271 Num 7:59 | vijf eenjarige lammeren. Dit was de offerande van Gamaliel,
272 Num 7:65 | vijf eenjarige lammeren. Dit was de offerande van Abidan,
273 Num 7:71 | vijf eenjarige lammeren. Dit was de offerande van Ahiezer,
274 Num 7:77 | vijf eenjarige lammeren. Dit was de offerande van Pagiel,
275 Num 7:83 | vijf eenjarige lammeren. Dit was de offerande van Ahira,
276 Num 7:84 | 84 Dit was de inwijding des altaars
277 Num 7:88 | eenjarige lammeren zestig. Dit is de inwijding des altaars,
278 Num 8:4 | 4 Dit werk nu des kandelaars was
279 Num 8:24 | 24 Dit is het, wat de Levieten
280 Num 10:28 | 28 Dit waren de tochten der kinderen
281 Num 11:6 | is niet met al, behalve dit Man voor onze ogen! ~
282 Num 11:11 | gevonden, dat Gij den last van dit ganse volk op mij legt? ~
283 Num 11:12 | 12 Heb ik dan al dit volk ontvangen? heb ik het
284 Num 11:13 | het vlees hebben, om al dit volk te geven? Want zij
285 Num 11:14 | 14 Ik alleen kan al dit volk niet dragen; want het
286 Num 11:17 | zullen met u den last van dit volk dragen, opdat gij dien
287 Num 11:21 | Zeshonderd duizend te voet is dit volk, in welks midden ik
288 Num 13:4 | 4 En dit zijn hun namen: van den
289 Num 13:16 | 16 Dit zijn de namen der mannen,
290 Num 13:17 | hij zeide tot hen: Trekt dit henen op tegen het zuiden,
291 Num 13:27 | melk en honig vloeiende, en dit is zijn vrucht. ~
292 Num 14:11 | Mozes: Hoe lang zal mij dit volk tergen? En hoe lang
293 Num 14:12 | sterker volk maken, dan dit is. ~
294 Num 14:13 | Gij hebt door Uw kracht dit volk uit het midden van
295 Num 14:14 | zeggen tot de inwoners van dit land, die gehoord hebben,
296 Num 14:14 | HEERE! in het midden van dit volk zijt; dat Gij HEERE!
297 Num 14:15 | 15 En zoudt Gij dit volk als een enigen man
298 Num 14:16 | 16 Omdat de HEERE dit volk niet kon brengen in
299 Num 14:19 | goedertierenheid, en gelijk Gij ze aan dit volk, van Egypteland af
300 Num 14:35 | HEERE, heb gesproken: zo Ik dit aan deze ganse boze vergadering
301 Num 16:4 | 4 Als Mozes dit hoorde, zo viel hij op zijn
302 Num 16:6 | 6 Doet dit: neemt u wierookvaten, Korach
303 Num 18:22 | 9 Dit zult gij hebben van de heiligheid
304 Num 18:24 | 11 Ook zal dit het uwe zijn: het hefoffer
305 Num 19:9 | 9 Dit zult gij hebben van de heiligheid
306 Num 19:11 | 11 Ook zal dit het uwe zijn: het hefoffer
307 Num 20:13 | 13 Dit zijn de wateren van Meriba,
308 Num 21:2 | gelofte, en zeide: Indien Gij dit volk geheel in mijn hand
309 Num 21:5 | en onze ziel walgt over dit zeer lichte brood. ~
310 Num 21:16 | daar reisden zij naar Beer. Dit is de put, van welken de
311 Num 21:17 | 17 (Toen zong Israel dit lied: Spring op, gij put,
312 Num 22:6 | kom toch, vervloek mij dit volk, want het is machtiger
313 Num 22:17 | zo kom toch, vervloek mij dit volk! ~
314 Num 24:14 | raad geven, en zeggen wat dit volk uw volk doen zal in
315 Num 24:23 | wie zal leven, als God dit doen zal! ~
316 Num 26:7 | 7 Dit zijn de geslachten der Rubenieten;
317 Num 26:30 | 30 Dit zijn de zonen van Gilead:
318 Num 26:35 | 35 Dit zijn de zonen van Efraim,
319 Num 26:36 | 36 En dit zijn de zonen van Sutelah;
320 Num 26:42 | 42 Dit zijn de zonen van Dan, naar
321 Num 26:57 | 57 Dit zijn nu de getelden van
322 Num 26:58 | 58 Dit zijn de geslachten van Levi:
323 Num 27:1 | den zoon van Jozef (en dit zijn de namen zijner dochteren:
324 Num 27:11 | hij het erfelijk bezitte. Dit zal den kinderen Israels
325 Num 28:3 | gij zult tot hen zeggen: Dit is het vuuroffer, hetwelk
326 Num 30:1 | kinderen Israels, zeggende: Dit is de zaak, die de HEERE
327 Num 31:21 | dien strijd getogen waren: Dit is de inzetting der wet,
328 Num 31:57 | 4 Dit land, hetwelk de HEERE voor
329 Num 31:61 | van Kades-Barnea zond, om dit land te bezien. ~
330 Num 31:62 | tot aan het dal Eskol, en dit land bezagen, zo braken
331 Num 31:68 | woestijn; en gij zult al dit volk verderven. ~
332 Num 31:75 | HEERE en voor Israel, en dit land zal u ter bezitting
333 Num 32:1 | 1 Dit zijn de reizen der kinderen
334 Num 32:2 | den mond des HEEREN; en dit zijn hun reizen, naar hun
335 Num 33:2 | land Kanaan ingaat, zo zal dit land zijn, dat u ter erfenis
336 Num 33:6 | grote zee de landpale zijn; dit zal uw landpale van het
337 Num 33:9 | zullen zijn te Hazar-Enan; dit zal u de noorder landpale
338 Num 33:12 | zullen zijn aan de Zoutzee. Dit zal u zijn het land naar
339 Num 33:13 | kinderen Israels, zeggende: Dit is het land, dat gij door
340 Num 33:17 | 17 Dit zijn de namen der mannen,
341 Num 33:19 | 19 En dit zijn de namen dezer mannen:
342 Num 33:29 | 29 Dit zijn ze, dien de HEERE geboden
343 Num 34:5 | stad in het midden zij. Dit zullen zij hebben tot voorsteden
344 Num 35:6 | 6 Dit is het woord, dat de HEERE
345 Deu 1:1 | 1 Dit zijn de woorden, die Mozes
346 Deu 1:14 | antwoorddet gij mij, en zeidet: Dit woord is goed, dat gij gesproken
347 Deu 1:32 | 32 Maar door dit woord geloofdet gij niet
348 Deu 1:35 | iemand van deze mannen, van dit kwade geslacht, zal zien
349 Deu 2:3 | 3 Gijlieden hebt dit gebergte genoeg omgetogen;
350 Deu 2:20 | 20 Dit werd ook voor een land der
351 Deu 3:18 | De HEERE, uw God, heeft u dit land gegeven om het te erven;
352 Deu 3:28 | voor het aangezicht van dit volk henen overgaan, en
353 Deu 3:29 | 29 Alzo bleven wij in dit dal tegenover Beth-Peor. ~
354 Deu 4:2 | 2 Gij zult tot dit woord, dat ik u gebiede,
355 Deu 4:6 | horen zullen, en zeggen: Dit groot volk alleen is een
356 Deu 4:10 | mij zeide: Vergader Mij dit volk, en Ik zal hun Mijn
357 Deu 4:22 | 22 Want ik zal in dit land sterven; ik zal over
358 Deu 4:32 | geschied of gehoord zij, als dit: ~
359 Deu 4:44 | 44 Dit is nu de wet, die Mozes
360 Deu 4:45 | 45 Dit zijn de getuigenissen, en
361 Deu 5:3 | onze vaderen heeft de HEERE dit verbond niet gemaakt, maar
362 Deu 5:25 | zouden wij sterven? Want dit grote vuur zou ons verteren;
363 Deu 5:28 | de stem der woorden van dit volk, die zij tot u gesproken
364 Deu 6:1 | 1 Dit zijn dan de geboden, de
365 Deu 8:17 | sterkte mijner hand heeft mij dit vermogen verkregen. ~
366 Deu 9:4 | gerechtigheid ingebracht, om dit land te erven; want, om
367 Deu 9:13 | tot mij, zeggende: Ik heb dit volk aangemerkt, en zie,
368 Deu 9:14 | meerder volk maken, dan dit is. ~
369 Deu 11:7 | ogen, die gezien hebben al dit grote werk des HEEREN, dat
370 Deu 12:1 | 1 Dit zijn de inzettingen en de
371 Deu 12:32 | 32 Al dit woord, hetwelk ik ulieden
372 Deu 13:11 | niet voortvare te doen naar dit boze stuk in het midden
373 Deu 14:4 | 4 Dit zijn de beesten, die gijlieden
374 Deu 14:9 | 9 Dit zult gij eten van alles,
375 Deu 15:2 | 2 Dit nu is de zaak der vrijlating,
376 Deu 18:3 | 3 Dit nu zal het recht der priesters
377 Deu 19:3 | erven, in drieen delen; dit nu zal zijn, opdat ieder
378 Deu 19:4 | 4 En dit zij de zaak des doodslagers,
379 Deu 19:20 | voortvaren meer te doen naar dit boze stuk, in het midden
380 Deu 21:7 | zeggen: Onze handen hebben dit bloed niet vergoten, en
381 Deu 22:17 | uw dochter niet gevonden; dit nu is de maagdom mijner
382 Deu 26:9 | plaats; en Hij heeft ons dit land gegeven, een land vloeiende
383 Deu 28:58 | woorden dezer wet, die in dit boek geschreven zijn, om
384 Deu 29:1 | 1 Dit zijn de woorden des verbonds,
385 Deu 29:14 | met ulieden alleen maak ik dit verbond en dezen vloek; ~
386 Deu 29:20 | en al de vloek, die in dit boek geschreven is, zal
387 Deu 29:24 | Waarom heeft de HEERE aan dit land alzo gedaan? Wat is
388 Deu 29:27 | des HEEREN ontstoken tegen dit land, om daarover te brengen
389 Deu 29:27 | brengen al dezen vloek, die in dit boek geschreven is. ~
390 Deu 30:10 | Zijn inzettingen, die in dit wetboek geschreven zijn;
391 Deu 30:14 | 14 Want dit woord is zeer nabij u, in
392 Deu 31:7 | moed, want gij zult met dit volk ingaan in het land
393 Deu 31:16 | slapen met uw vaderen; en dit volk zal opstaan, en nahoereren
394 Deu 31:19 | En nu, schrijft ulieden dit lied, en leert het den kinderen
395 Deu 31:19 | legt het in hun mond; opdat dit lied Mij ten getuige zij
396 Deu 31:20 | 20 Want Ik zal dit volk inbrengen in het land,
397 Deu 31:21 | zullen treffen, dan zal dit lied voor zijn aangezicht
398 Deu 31:22 | 22 Zo schreef Mozes dit lied te dien dage, en hij
399 Deu 31:26 | 26 Neemt dit wetboek, en legt het aan
400 Deu 31:29 | u geboden heb; dan zal u dit kwaad in het laatste der
401 Deu 32:6 | 6 Zult gij dit den HEERE vergelden, gij,
402 Deu 32:27 | geweest; de HEERE heeft dit alles niet gewrocht. ~
403 Deu 32:29 | zij wijs waren; zij zouden dit vernemen, zij zouden op
404 Deu 33:1 | 1 Dit nu is de zegen, met welken
405 Deu 33:7 | 7 En dit is van Juda, dat hij zeide:
406 Deu 34:4 | de HEERE zeide tot hem: Dit is het land, dat Ik Abraham,
407 Joz 1:2 | deze Jordaan, gij en al dit volk, tot het land, dat
408 Joz 1:6 | goeden moed! want gij zult dit volk dat land erfelijk doen
409 Joz 1:13 | ulieden rust, en Hij geeft u dit land; ~
410 Joz 2:2 | de kinderen Israels, om dit land te doorzoeken. ~
411 Joz 2:9 | Ik weet, dat de HEERE u dit land gegeven heeft, en dat
412 Joz 2:14 | geschieden, wanneer de HEERE ons dit land geeft, zo zullen wij
413 Joz 2:18 | land komen, zo zult gij dit snoer van scharlakendraad
414 Joz 3:6 | voor het aangezicht van dit volk. Zij dan namen de ark
415 Joz 4:6 | 6 Opdat dit een teken zij onder ulieden;
416 Joz 5:4 | 4 Dit nu was de oorzaak, waarom
417 Joz 7:7 | Heere HEERE! waarom hebt Gij dit volk door de Jordaan ooit
418 Joz 9:1 | En het geschiedde, toen dit hoorden al de koningen,
419 Joz 9:12 | 12 Dit ons brood hebben wij warm
420 Joz 9:20 | 20 Dit zullen wij hun doen, dat
421 Joz 9:24 | heeft, dat Hij ulieden al dit land geven, en al de inwoners
422 Joz 10:13 | vijanden gewroken had. Is dit niet geschreven in het boek
423 Joz 11:1 | Jabin, de koning van Hazor, dit hoorde, zo zond hij tot
424 Joz 12:1 | 1 Dit nu zijn de koningen des
425 Joz 12:7 | 7 Dit nu zijn de koningen des
426 Joz 13:2 | 2 Dit is het land, dat overgebleven
427 Joz 13:7 | 7 En nu, deel dit land tot een erfdeel aan
428 Joz 13:28 | 28 Dit is het erfdeel der kinderen
429 Joz 14:1 | 1 Dit is nu hetgeen de kinderen
430 Joz 14:10 | jaren, sedert dat de HEERE dit woord tot Mozes gesproken
431 Joz 14:12 | 12 En nu, geef mij dit gebergte, waarvan de HEERE
432 Joz 15:4 | zullen naar de zee zijn. Dit zal uw landpale tegen het
433 Joz 15:12 | zee en derzelver landpale. Dit is de landpale der kinderen
434 Joz 15:20 | 20 Dit is het erfdeel van den stam
435 Joz 16:8 | uitgangen zijn aan de zee. Dit is het erfdeel van den stam
436 Joz 17:2 | de kinderen van Semida. Dit zijn de mannelijke kinderen
437 Joz 17:3 | zonen, maar dochters; en dit zijn de namen zijner dochteren:
438 Joz 18:14 | stad der kinderen van Juda. Dit is de hoek ten westen. ~
439 Joz 18:19 | van de Jordaan zuidwaarts. Dit is de zuiderlandpale. ~
440 Joz 18:20 | den hoek naar het oosten. Dit is het erfdeel der kinderen
441 Joz 18:28 | mitsgaders haar dorpen. Dit is het erfdeel der kinderen
442 Joz 19:8 | Ramath tegen het zuiden. Dit is het erfdeel van den stam
443 Joz 19:16 | 16 Dit is het erfdeel der kinderen
444 Joz 19:23 | 23 Dit is het erfdeel van den stam
445 Joz 19:31 | 31 Dit is het erfdeel van den stam
446 Joz 19:39 | 39 Dit is het erfdeel van den stam
447 Joz 19:48 | 48 Dit is het erfdeel van de stam
448 Joz 19:51 | 51 Dit zijn de erfdelen, welke
449 Joz 23:12 | Als de kinderen Israels dit hoorden, zo verzamelde de
450 Joz 23:16 | HEEREN: Wat overtreding is dit, waarmede gijlieden overtreden
451 Joz 23:24 | 24 En zo wij dit niet uit zorg vanwege deze
452 Joz 24:13 | ogen, totdat gij omkomt van dit goede land, hetwelk u de
453 Joz 24:15 | totdat Hij u verdelge van dit goede land, hetwelk u HEERE,
454 Ric 1:26 | en noemde haar naam Luz; dit is haar naam tot op dezen
455 Ric 2:2 | geweest; waarom hebt gij dit gedaan? ~
456 Ric 2:20 | Israel, dat Hij zeide: Omdat dit volk Mijn verbond heeft
457 Ric 3:1 | 1 Dit nu zijn de heidenen, die
458 Ric 4:14 | tot Barak: Maak u op; want dit is de dag, in welken de
459 Ric 5:13 | ons is, waarom is ons dan dit alles wedervaren? en waar
460 Ric 5:29 | tot de ander: Wie heeft dit stuk gedaan? En als zij
461 Ric 5:29 | de zoon van Joas, heeft dit stuk gedaan. ~
462 Ric 6:14 | metgezel antwoordde, en zeide: Dit is niet anders, dan het
463 Ric 6:14 | heeft de Midianieten en dit ganse leger in zijn hand
464 Ric 7:1 | Efraim tot hem: Wat stuk is dit, dat gij ons gedaan hebt,
465 Ric 7:3 | toorn van hem af, als hij dit woord sprak. ~
466 Ric 8:7 | 7 Als zij dit Jotham aanzeiden, zo ging
467 Ric 8:29 | 29 Och, dat dit volk in mijn hand ware!
468 Ric 8:38 | hem zouden dienen? is niet dit het volk, dat gij veracht
469 Ric 12:23 | niet aangenomen, noch ons dit alles getoond, noch ons
470 Ric 12:23 | tijd laten horen, zulks als dit is. ~
471 Ric 13:4 | moeder wisten niet, dat dit van den HEERE was, dat hij
472 Ric 14:6 | de Filistijnen: Wie heeft dit gedaan? En men zeide: Simson,
473 Ric 14:11 | Waarom hebt gij ons dan dit gedaan? En hij zeide tot
474 Ric 14:18 | door de hand van Uw knecht dit grote heil gegeven; zou
475 Ric 19:3 | zeiden: Spreekt, hoe is dit kwaad geschied? ~
476 Ric 19:9 | 9 Maar nu, dit is de zaak, die wij aan
477 Ric 19:12 | zeggende: Wat voor een kwaad is dit, dat onder ulieden geschied
478 Ric 19:16 | 16 Onder al dit volk waren zevenhonderd
479 Ric 20:3 | God van Israel! Waarom is dit geschied in Israel, dat
480 Ric 20:11 | 11 Doch dit is de zaak, die gij doen
481 Rut 1:19 | werd, en zij zeiden: Is dit Naomi? ~
482 Rut 2:9 | 9 Uw ogen zullen zijn op dit veld, dat zij maaien zullen,
483 Rut 4:7 | 7 Nu was dit van ouds een gewoonheid
484 Rut 4:7 | die aan zijn naaste; en dit was tot een getuigenis in
485 Rut 4:18 | 18 Dit nu zijn de geboorten van
486 1Sa 2:23 | uw boze stukken hore van dit ganse volk? ~
487 1Sa 2:24 | 24 Niet, mijn zonen; want dit is geen goed gerucht, dat
488 1Sa 2:34 | 34 Dit nu zal u een teken zijn,
489 1Sa 3:15 | open; doch Samuel vreesde dit gezicht aan Eli te kennen
490 1Sa 4:6 | zij: Wat is de stem van dit grote juichen in het leger
491 1Sa 4:8 | van deze heerlijke goden? Dit zijn dezelfde goden, die
492 1Sa 6:9 | Beth-Semes, zo heeft Hij ons dit groot kwaad gedaan; maar
493 1Sa 6:17 | 17 Dit nu zijn de gouden spenen,
494 1Sa 8:6 | 6 Maar dit woord was kwaad in de ogen
495 1Sa 8:11 | 11 En zeide: Dit zal des konings wijze zijn,
496 1Sa 9:17 | antwoordde hem de HEERE: Zie, dit is de man, van welken Ik
497 1Sa 9:24 | Saul; en hij zeide: Zie, dit is het overgeblevene; zet
498 1Sa 10:11 | tot zijn metgezel: Wat is dit, dat den zoon van Kis geschied
499 1Sa 12:19 | al onze zonden hebben wij dit kwaad daartoe gedaan, dat
500 1Sa 12:20 | Vreest niet, gij hebt al dit kwaad gedaan; doch wijkt
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1541 |