Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
disselbomen 2
distel 9
distelen 15
dit 1541
ditmaal 20
ditzelfde 6
ditzelve 21
Frequency    [«  »]
1670 wat
1627 volk
1589 ons
1541 dit
1540 geen
1503 israel
1459 land

Bijbel

IntraText - Concordances

dit

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1541

     Book Chapter: Verse
1 Gen 2:4 | 4 Dit zijn de geboorten des hemels 2 Gen 2:12 | 12 En het goud van dit land is goed; daar is ook 3 Gen 3:13 | zeide tot de vrouw: Wat is dit, dat gij gedaan hebt? En 4 Gen 3:14 | tot die slang: Dewijl gij dit gedaan hebt, zo zijt gij 5 Gen 5:1 | 1 Dit is het boek van Adams geslacht. 6 Gen 6:9 | 9 Dit zijn de geboorten van Noach. 7 Gen 7:1 | voor Mijn aangezicht in dit geslacht. 8 Gen 9:12 | 12 En God zeide: Dit is het teken des verbonds, 9 Gen 9:17 | zeide dan God tot Noach: Dit is het teken des verbonds, 10 Gen 10:1 | 1 Dit nu zijn de geboorten van 11 Gen 11:6 | allen enerlei spraak; en dit is het, dat zij beginnen 12 Gen 12:7 | zeide: Aan uw zaad zal Ik dit land geven. Toen bouwde 13 Gen 12:18 | Abram, en zeide: Wat is dit, dat gij mij gedaan hebt? 14 Gen 13:15 | 15 Want al dit land, dat gij ziet, zal 15 Gen 13:17 | 17 Maak u op, wandel door dit land, in zijn lengte en 16 Gen 14:31 | uit Ur der Chaldeen, om u dit land te geven, om dat erfelijk 17 Gen 14:42 | zeggende: Aan uw zaad heb Ik dit land gegeven, van de rivier 18 Gen 16:10 | 10 Dit is Mijn verbond, dat gijlieden 19 Gen 18:31 | oud, en er is geen man in dit land, om tot ons in te gaan, 20 Gen 19:5 | reinheid mijner handen, heb ik dit gedaan. ~ 21 Gen 19:6 | heb ook geweten, dat gij dit in oprechtheid uws harten 22 Gen 19:13 | dwalen, zo sprak ik tot haar: Dit zij uw weldadigheid, die 23 Gen 20:11 | 11 En dit woord was zeer kwaad in 24 Gen 20:26 | Ik heb niet geweten, wie dit stuk gedaan heeft; en ook 25 Gen 22:1 | zeven en twintig jaren; dit waren de jaren des levens 26 Gen 23:5 | mij niet willen volgen in dit land; zal ik dan uw zoon 27 Gen 23:7 | zeggende: Aan uw zaad zal Ik dit land geven! Die Zelf zal 28 Gen 23:74 | 7 Dit nu zijn de dagen der jaren 29 Gen 23:79 | 12 Dit nu zijn de geboorten van 30 Gen 23:80 | 13 En dit zijn de namen der zonen 31 Gen 23:83 | de zonen van Ismael, en dit zijn hun namen, in hun dorpen 32 Gen 23:84 | 17 En dit zijn de jaren des levens 33 Gen 23:86 | 19 Dit nu zijn de geboorten van 34 Gen 24:10 | Abimelech zeide: Wat is dit, dat gij ons gedaan hebt? 35 Gen 24:10 | Lichtelijk had een van dit volk bij uw huisvrouw gelegen, 36 Gen 24:20 | Izaks herders, zeggende: Dit water hoort ons toe! Daarom 37 Gen 24:22 | en wij zijn gewassen in dit land. ~ 38 Gen 25:20 | Izak tot zijn zoon: Hoe is dit, dat gij het zo haast gevonden 39 Gen 26:13 | Abraham, en de God van Izak; dit land, waarop gij ligt te 40 Gen 26:15 | Ik zal u wederbrengen in dit land; want Ik zal u niet 41 Gen 26:17 | vreselijk is deze plaats! Dit is niet dan een huis Gods, 42 Gen 26:17 | niet dan een huis Gods, en dit is de poort des hemels! ~ 43 Gen 27:25 | zeide hij tot Laban: Wat is dit, dat gij mij gedaan hebt; 44 Gen 28:13 | maak u op, vertrek uit dit land, en keer weder in het 45 Gen 28:51 | zelfde hoop, en zie, daar is dit opgericht teken, hetwelk 46 Gen 28:52 | zelfde hoop zij getuige, en dit opgericht teken zij getuige, 47 Gen 28:52 | mij, voorbij deze hoop en dit opgericht teken, niet komen 48 Gen 29:2 | zeide, met dat hij hen zag: Dit is een heirleger Gods! en 49 Gen 29:20 | aangezicht verzoenen met dit geschenk, dat voor mijn 50 Gen 30:8 | zeide: Voor wien is u al dit heir, dat ik ontmoet heb? 51 Gen 30:15 | zeide: Laat mij toch van dit volk, dat met mij is, u 52 Gen 31:7 | kwamen van het veld, als zij dit hoorden; en het smartte 53 Gen 31:21 | ons; daarom laat hen in dit land wonen, en daarin handelen, 54 Gen 32:12 | 12 En dit land, dat Ik aan Abraham 55 Gen 32:12 | aan uw zaad na u zal Ik dit land geven. ~ 56 Gen 32:20 | gedenkteken op boven haar graf, dit is het gedenkteken van Rachels 57 Gen 33:1 | 1 Dit nu zijn de geboorten van 58 Gen 33:5 | Jehus, en Jaelam, en Korah. Dit zijn de zonen van Ezau, 59 Gen 33:9 | 9 Dit nu zijn de geboorten van 60 Gen 33:10 | 10 Dit zijn de namen der zonen 61 Gen 33:12 | baarde aan Elifaz Amalek; dit zijn de zonen van Ada, Ezau' 62 Gen 33:13 | 13 En dit zijn de zonen van Rehuel: 63 Gen 33:14 | 14 En dit zijn geweest de zonen van 64 Gen 33:15 | 15 Dit zijn de vorsten der zonen 65 Gen 33:17 | 17 En dit zijn de zonen van Rehuel, 66 Gen 33:18 | 18 En dit zijn de zonen van Aholibama, 67 Gen 33:20 | 20 Dit zijn de zonen van Seir, 68 Gen 33:23 | 23 En dit zijn de zonen van Sobal: 69 Gen 33:24 | 24 En dit zijn de zonen van Zibeon: 70 Gen 33:25 | 25 En dit zijn de zonen van Ana: Dison; 71 Gen 33:26 | 26 En dit zijn de zonen van Dison: 72 Gen 33:27 | 27 Dit zijn de zonen van Ezer: 73 Gen 33:28 | 28 Dit zijn de zonen van Disan: 74 Gen 33:29 | 29 Dit zijn de vorsten der Horieten: 75 Gen 33:30 | vorst Ezer, de vorst Disan; dit zijn de vorsten der Horieten, 76 Gen 33:31 | 31 En dit zijn koningen, die geregeerd 77 Gen 33:40 | 40 En dit zijn de namen der vorsten 78 Gen 33:43 | Magdiel, de vorst Iram; dit zijn de vorsten van Edom, 79 Gen 34:2 | 2 Dit zijn Jakobs geschiedenissen. 80 Gen 34:10 | en zeide tot hem: Wat is dit voor een droom, dien gij 81 Gen 35:9 | Doch Onan, wetende, dat dit zaad voor hem niet zoude 82 Gen 36:9 | 9 Niemand is groter in dit huis dan ik, en hij heeft 83 Gen 36:9 | huisvrouw zijt; hoe zoude ik dan dit een zo groot kwaad doen, 84 Gen 36:35 | Toen zeide Jozef tot hem: Dit is zijn uitlegging: de drie 85 Gen 36:37 | Farao, en maak, dat ik uit dit huis kome. ~ 86 Gen 36:41 | antwoordde Jozef, en zeide: Dit is zijn uitlegging: de drie 87 Gen 37:28 | 28 Dit is het woord, hetwelk ik 88 Gen 37:37 | 37 En dit woord was goed in de ogen 89 Gen 37:39 | Jozef: Naardien dat God u dit alles heeft verkondigd, 90 Gen 38:18 | zeide Jozef tot hen: Doet dit, zo zult gij leven; ik vrees 91 Gen 38:28 | den ander zeggende: Wat is dit, dat ons God gedaan heeft? ~ 92 Gen 38:34 | wedergeven, en gij zult in dit land handelen. ~ 93 Gen 39:11 | Is het nu alzo, zo doet dit; neemt van het loffelijkste 94 Gen 39:29 | zijner moeder, en zeide: Is dit uw kleinste broeder, waarvan 95 Gen 40:10 | 10 En hij zeide: Dit zij nu ook alzo, naar uw 96 Gen 40:15 | zeide tot hen: Wat daad is dit, die gij gedaan hebt? Weet 97 Gen 41:16 | 16 Als dit gerucht in het huis van 98 Gen 41:17 | Zeg tot uw broederen: Doet dit, laadt uw beesten, en trekt 99 Gen 41:19 | Gij zijt toch gelast: doet dit, neemt u uit Egypteland 100 Gen 42:8 | 8 En dit zijn de namen der zonen 101 Gen 42:15 | 15 Dit zijn de zonen van Lea, die 102 Gen 42:18 | 18 Dit zijn de zonen van Zilpa, 103 Gen 42:22 | 22 Dit zijn de zonen van Rachel, 104 Gen 42:25 | 25 Dit zijn de zonen van Bilha, 105 Gen 43:4 | om als vreemdelingen in dit land te wonen; want er is 106 Gen 44:4 | Ik zal aan uw zaad na u dit land tot een eeuwige bezitting 107 Gen 45:28 | van Israel zijn twaalf; en dit is het, wat hun vader tot 108 Gen 46:11 | doornbos, zo zeiden zij: Dit is een zware rouw der Egyptenaren; 109 Gen 46:24 | zal u doen optrekken uit dit land, in het land, hetwelk 110 Exo 1:1 | 1 Dit nu zijn de namen der zonen 111 Exo 2:6 | hetzelve, en zij zeide: Dit is een van de knechtjes 112 Exo 2:9 | s dochter tot haar: Neem dit knechtje heen, en zoog het 113 Exo 2:14 | over ons gezet? Zegt gij dit, om mij te doden, gelijk 114 Exo 3:8 | Egyptenaren, en het opvoere uit dit land, naar een goed en ruim 115 Exo 3:12 | voorzeker met u zijn, en dit zal u een teken zijn, dat 116 Exo 3:12 | gezonden heb: wanneer gij dit volk uit Egypte geleid hebt, 117 Exo 3:21 | 21 En Ik zal dit volk genade geven in de 118 Exo 5:22 | Heere! waarom hebt Gij dit volk kwaad gedaan, waarom 119 Exo 5:23 | Naam te spreken, heeft hij dit volk kwaad gedaan; en Gij 120 Exo 6:13 | 13 Dit zijn de hoofden van ieder 121 Exo 6:13 | Pallu, Hezron en Charmi; dit zijn de huisgezinnen van 122 Exo 6:14 | zoon ener Kanaanietische; dit zijn de huisgezinnen van 123 Exo 6:15 | 15 Dit nu zijn de namen der zonen 124 Exo 6:18 | Merari: Machli en Musi; dit zijn de huisgezinnen van 125 Exo 6:24 | zij baarde hem Pinehas. Dit zijn de hoofden van de vaderen 126 Exo 6:25 | 25 Dit is Aaron en Mozes, tot welke 127 Exo 6:26 | Israels uit Egypte leidden; dit is Mozes en Aaron. ~ 128 Exo 8:19 | de tovenaars tot Farao: Dit is Gods vinger! Doch Farao' 129 Exo 8:23 | uw volk; tegen morgen zal dit teken geschieden! ~ 130 Exo 8:25 | heen, en offert uwen God in dit land. ~ 131 Exo 8:29 | meer bedriegelijk handele, dit volk niet latende gaan, 132 Exo 9:5 | zal de HEERE deze zaak in dit land doen. ~ 133 Exo 12:27 | 27 Zo zult gij zeggen: Dit is den HEERE een paasoffer, 134 Exo 12:43 | HEERE tot Mozes en Aaron: Dit is de inzetting van het 135 Exo 13:8 | dienzelven dage, zeggende: Dit is om hetgeen de HEERE mij 136 Exo 14:12 | 12 Is dit niet het woord, dat wij 137 Exo 15:1 | kinderen Israels de HEERE dit lied, en spraken, zeggende: 138 Exo 15:13 | leiddet door Uw weldadigheid dit volk, dat Gij verlost hebt; 139 Exo 15:16 | henen doorkome; totdat dit volk henen doorkome, dat 140 Exo 16:15 | Mozes dan zeide tot hen: Dit is het brood, hetwelk de 141 Exo 16:16 | 16 Dit is het woord, dat de HEERE 142 Exo 16:23 | 23 Hij dan zeide tot hen: Dit is het, dat de HEERE gesproken 143 Exo 16:32 | 32 Voorts zeide Mozes: Dit is het woord, hetwelk de 144 Exo 17:4 | HEERE, zeggende: Wat zal ik dit volk doen? Er feilt niet 145 Exo 17:14 | HEERE tot Mozes: Schrijf dit ter gedachtenis in een boek, 146 Exo 18:10 | en uit Farao's hand; Die dit volk van onder de hand der 147 Exo 18:14 | zo zeide hij: Wat ding is dit, dat gij het volk doet? 148 Exo 18:15 | zijn schoonvader: Omdat dit volk tot mij komt, om God 149 Exo 18:18 | geheel vervallen, zo gij, als dit volk, hetwelk bij u is; 150 Exo 18:22 | 22 Dat zij dit volk te allen tijde richten; 151 Exo 18:23 | kunnen bestaan; zo zal ook al dit volk in vrede aan zijn plaats 152 Exo 19:6 | en een heilig volk zijn. Dit zijn de woorden, die gij 153 Exo 19:21 | tot Mozes: Ga af, betuig dit volk, dat zij niet doorbreken 154 Exo 20:25 | zult maken, zo zult gij dit niet bouwen van gehouwen 155 Exo 21:1 | 1 Dit nu zijn de rechten, die 156 Exo 24:8 | volk; en hij zeide: Ziet, dit is het bloed des verbonds, 157 Exo 25:3 | 3 Dit nu is het hefoffer, hetwelk 158 Exo 25:39 | zal men dat maken, met al dit gereedschap. ~ 159 Exo 26:37 | 37 En gij zult tot dit deksel vijf pilaren van 160 Exo 27:1 | de breedte (vierkant zal dit altaar zijn), en drie ellen 161 Exo 27:21 | het aangezicht des HEEREN; dit zal een eeuwige inzetting 162 Exo 28:4 | 4 Dit nu zijn de klederen, die 163 Exo 28:17 | Topaas en een Karbonkel; dit is de eerste rij. ~ 164 Exo 28:32 | het midden daarvan zijn; dit gat zal een boord rondom 165 Exo 28:43 | ongerechtigheid dragen en sterven. Dit zal een eeuwige inzetting 166 Exo 29:1 | 1 Dit nu is de zaak, die gij hun 167 Exo 29:34 | vlees der vulofferen, of van dit brood, tot aan den morgen, 168 Exo 29:38 | 38 Dit nu is het, wat gij op het 169 Exo 30:13 | 13 Dit zullen zij geven, al die 170 Exo 30:21 | opdat zij niet sterven; en dit zal hun een eeuwige inzetting 171 Exo 30:31 | Israels spreken, zeggende: Dit zal Mij een olie der heilige 172 Exo 31:13 | sabbatten onderhouden; want dit is een teken tussen Mij 173 Exo 32:4 | daaruit. Toen zeiden zij: Dit zijn uw goden, Israel! die 174 Exo 32:8 | offerande gedaan, en gezegd: Dit zijn uw goden, Israel, die 175 Exo 32:9 | HEERE tot Mozes: Ik heb dit volk gezien, en zie, het 176 Exo 32:13 | de sterren des hemels; en dit gehele land, waarvan Ik 177 Exo 32:21 | zeide tot Aaron: Wat heeft u dit volk gedaan, dat gij zulk 178 Exo 32:22 | ontsteke niet! gij kent dit volk, dat het in den boze 179 Exo 32:24 | wierp het in het vuur, en dit kalf is er uit gekomen. ~ 180 Exo 32:29 | en tegen zijn broeder; en dit, opdat Hij heden een zegen 181 Exo 32:31 | den HEERE, en zeide: Och, dit volk heeft een grote zonde 182 Exo 32:34 | 34 Doch ga nu heen, leid dit volk, waarheen Ik u gezegd 183 Exo 32:35 | 35 Aldus plaagde de HEERE dit volk, omdat zij dat kalf 184 Exo 33:4 | daaruit. Toen zeiden zij: Dit zijn uw goden, Israel! die 185 Exo 33:8 | offerande gedaan, en gezegd: Dit zijn uw goden, Israel, die 186 Exo 33:9 | HEERE tot Mozes: Ik heb dit volk gezien, en zie, het 187 Exo 33:13 | de sterren des hemels; en dit gehele land, waarvan Ik 188 Exo 33:21 | zeide tot Aaron: Wat heeft u dit volk gedaan, dat gij zulk 189 Exo 33:22 | ontsteke niet! gij kent dit volk, dat het in den boze 190 Exo 33:24 | wierp het in het vuur, en dit kalf is er uit gekomen. ~ 191 Exo 33:29 | en tegen zijn broeder; en dit, opdat Hij heden een zegen 192 Exo 33:31 | den HEERE, en zeide: Och, dit volk heeft een grote zonde 193 Exo 33:34 | 34 Doch ga nu heen, leid dit volk, waarheen Ik u gezegd 194 Exo 33:35 | 35 Aldus plaagde de HEERE dit volk, omdat zij dat kalf 195 Exo 34:4 | 4 Toen het volk dit kwade woord hoorde, zo droegen 196 Exo 34:12 | Gij zegt tot mij: Voer dit volk op! maar Gij laat mij 197 Exo 34:32 | het midden van ons, want dit is een hardnekkig volk; 198 Exo 34:33 | onder enige volken; alzo dat dit ganse volk, in welks midden 199 Exo 35:1 | verzamelen, en zeide tot hen: Dit zijn de woorden, die de 200 Exo 35:4 | kinderen Israels, zeggende: Dit is het woord, dat de HEERE 201 Exo 38:21 | 21 Dit zijn de getelde dingen van 202 Exo 39:10 | Topaas en een Karbonkel; dit is de eerste rij. ~ 203 Exo 39:23 | het gat eens pantsiers; dit gat had een boord rondom, 204 Lev 3:17 | 17 Dit zij een eeuwige inzetting 205 Lev 6:9 | en zijn zonen, zeggende: Dit is de wet des brandoffers; 206 Lev 6:14 | 14 Dit is nu de wet des spijsoffers; 207 Lev 6:20 | 20 Dit is de offerande van Aaron 208 Lev 6:25 | tot zijn zonen, zeggende: Dit is de wet des zondoffers: 209 Lev 7:1 | 1 Dit is nu de wet des schuldoffers; 210 Lev 7:11 | 11 Dit is nu de wet des dankoffers, 211 Lev 7:35 | 35 Dit is de zalving van Aaron 212 Lev 7:37 | 37 Dit is de wet des brandoffers, 213 Lev 8:5 | Mozes tot de vergadering: Dit is de zaak, die de HEERE 214 Lev 9:24 | vet. Als het ganse volk dit zag, zo juichten zij, en 215 Lev 10:20 | 20 Als Mozes dit hoorde, zo was het goed 216 Lev 11:2 | kinderen Israels, zeggende: Dit is het gedierte, dat gij 217 Lev 11:9 | 9 Dit zult gij eten van al wat 218 Lev 11:21 | 21 Dit nochtans zult gij eten van 219 Lev 11:29 | 29 Verder zal u dit onder het kruipend gedierte, 220 Lev 11:46 | 46 Dit is de wet van de beesten, 221 Lev 12:7 | den vloed haars bloeds. Dit is de wet dergene, die eenknechtje 222 Lev 13:59 | 59 Dit is de wet van de plaag der 223 Lev 14:2 | 2 Dit zal de wet des melaatsen 224 Lev 14:32 | 32 Dit is de wet desgenen, in wien 225 Lev 14:54 | 54 Dit is de wet voor alle plage 226 Lev 14:57 | welken dag iets rein is. Dit is de wet der melaatsheid. ~ 227 Lev 15:3 | 3 Dit nu zal zijn onreinigheid 228 Lev 15:32 | 32 Dit is de wet desgenen, die 229 Lev 16:4 | een linnen hoed bedekken; dit zijn heilige klederen; daarom 230 Lev 16:29 | 29 En dit zal voor u tot een eeuwige 231 Lev 16:34 | 34 En dit zal u tot een eeuwige inzetting 232 Lev 17:2 | Israels, en zeg tot hen: Dit is het woord, hetwelk de 233 Lev 18:22 | vrouwelijke bijligging; dit is een gruwel. ~ 234 Lev 22:68 | 37 Dit zijn de gezette hoogtijden 235 Lev 24:11 | 11 Dit jubeljaar zal u het vijftigste 236 Lev 25:16 | 16 Dit zal Ik u ook doen, dat Ik 237 Lev 25:44 | 44 En hierenboven is dit ook; als zij in het land 238 Lev 25:46 | 46 Dit zijn die inzettingen, en 239 Lev 26:10 | enigzins verwisselt, zo zal dit, en wat daarvoor verwisseld 240 Lev 26:33 | verwisselen zal, zo zal dit, en wat daarvoor verwisseld 241 Lev 26:34 | 34 Dit zijn de geboden, die de 242 Num 3:1 | 1 Dit nu zijn de geboorten van 243 Num 3:2 | 2 En dit zijn de namen der zonen 244 Num 3:3 | 3 Dit zijn de namen der zonen 245 Num 3:17 | 17 Dit nu waren de zonen van Levi 246 Num 3:18 | 18 En dit zijn de namen der zonen 247 Num 3:20 | geslachten: Maheli en Musi; dit zijn de geslachten der Levieten, 248 Num 3:21 | geslacht der Simeieten; dit zijn de geslachten der Gersonieten. ~ 249 Num 3:27 | geslacht der Uzzielieten; dit zijn de geslachten der Kahathieten. ~ 250 Num 3:33 | het geslacht der Musieten; dit zijn de geslachten van Merari. ~ 251 Num 4:4 | 4 Dit zal de dienst zijn der zonen 252 Num 4:15 | aanroeren, dat zij niet sterven. Dit is de last der zonen van 253 Num 4:19 | 19 Maar dit zult gij hun doen, opdat 254 Num 4:24 | 24 Dit zal zijn de dienst der geslachten 255 Num 4:28 | 28 Dit is de dienst van de geslachten 256 Num 4:31 | 31 Dit zal nu zijn de onderhouding 257 Num 4:33 | 33 Dit is de dienst van de geslachten 258 Num 4:37 | 37 Dit zijn de getelden van de 259 Num 5:19 | onreinigheid, wees vrij van dit bitter water, hetwelk den 260 Num 5:29 | 29 Dit is de wet der ijveringen, 261 Num 6:13 | 13 En dit is de wet des Nazireers: 262 Num 6:13 | zullen vervuld zijn, zal hij dit brengen tot de deur van 263 Num 6:21 | 21 Dit is de wet des Nazireers, 264 Num 7:17 | vijf eenjarige lammeren. Dit was de offerande van Nahesson, 265 Num 7:23 | vijf eenjarige lammeren. Dit was de offerande van Nethaneel, 266 Num 7:29 | vijf eenjarige lammeren. Dit was de offerande van Eliab, 267 Num 7:35 | vijf eenjarige lammeren. Dit was de offerande van Elizur, 268 Num 7:41 | vijf eenjarige lammeren. Dit was de offerande van Selumiel, 269 Num 7:47 | vijf eenjarige lammeren. Dit was de offerande van Eljasaf, 270 Num 7:53 | vijf eenjarige lammeren. Dit was de offerande van Elisama, 271 Num 7:59 | vijf eenjarige lammeren. Dit was de offerande van Gamaliel, 272 Num 7:65 | vijf eenjarige lammeren. Dit was de offerande van Abidan, 273 Num 7:71 | vijf eenjarige lammeren. Dit was de offerande van Ahiezer, 274 Num 7:77 | vijf eenjarige lammeren. Dit was de offerande van Pagiel, 275 Num 7:83 | vijf eenjarige lammeren. Dit was de offerande van Ahira, 276 Num 7:84 | 84 Dit was de inwijding des altaars 277 Num 7:88 | eenjarige lammeren zestig. Dit is de inwijding des altaars, 278 Num 8:4 | 4 Dit werk nu des kandelaars was 279 Num 8:24 | 24 Dit is het, wat de Levieten 280 Num 10:28 | 28 Dit waren de tochten der kinderen 281 Num 11:6 | is niet met al, behalve dit Man voor onze ogen! ~ 282 Num 11:11 | gevonden, dat Gij den last van dit ganse volk op mij legt? ~ 283 Num 11:12 | 12 Heb ik dan al dit volk ontvangen? heb ik het 284 Num 11:13 | het vlees hebben, om al dit volk te geven? Want zij 285 Num 11:14 | 14 Ik alleen kan al dit volk niet dragen; want het 286 Num 11:17 | zullen met u den last van dit volk dragen, opdat gij dien 287 Num 11:21 | Zeshonderd duizend te voet is dit volk, in welks midden ik 288 Num 13:4 | 4 En dit zijn hun namen: van den 289 Num 13:16 | 16 Dit zijn de namen der mannen, 290 Num 13:17 | hij zeide tot hen: Trekt dit henen op tegen het zuiden, 291 Num 13:27 | melk en honig vloeiende, en dit is zijn vrucht. ~ 292 Num 14:11 | Mozes: Hoe lang zal mij dit volk tergen? En hoe lang 293 Num 14:12 | sterker volk maken, dan dit is. ~ 294 Num 14:13 | Gij hebt door Uw kracht dit volk uit het midden van 295 Num 14:14 | zeggen tot de inwoners van dit land, die gehoord hebben, 296 Num 14:14 | HEERE! in het midden van dit volk zijt; dat Gij HEERE! 297 Num 14:15 | 15 En zoudt Gij dit volk als een enigen man 298 Num 14:16 | 16 Omdat de HEERE dit volk niet kon brengen in 299 Num 14:19 | goedertierenheid, en gelijk Gij ze aan dit volk, van Egypteland af 300 Num 14:35 | HEERE, heb gesproken: zo Ik dit aan deze ganse boze vergadering 301 Num 16:4 | 4 Als Mozes dit hoorde, zo viel hij op zijn 302 Num 16:6 | 6 Doet dit: neemt u wierookvaten, Korach 303 Num 18:22 | 9 Dit zult gij hebben van de heiligheid 304 Num 18:24 | 11 Ook zal dit het uwe zijn: het hefoffer 305 Num 19:9 | 9 Dit zult gij hebben van de heiligheid 306 Num 19:11 | 11 Ook zal dit het uwe zijn: het hefoffer 307 Num 20:13 | 13 Dit zijn de wateren van Meriba, 308 Num 21:2 | gelofte, en zeide: Indien Gij dit volk geheel in mijn hand 309 Num 21:5 | en onze ziel walgt over dit zeer lichte brood. ~ 310 Num 21:16 | daar reisden zij naar Beer. Dit is de put, van welken de 311 Num 21:17 | 17 (Toen zong Israel dit lied: Spring op, gij put, 312 Num 22:6 | kom toch, vervloek mij dit volk, want het is machtiger 313 Num 22:17 | zo kom toch, vervloek mij dit volk! ~ 314 Num 24:14 | raad geven, en zeggen wat dit volk uw volk doen zal in 315 Num 24:23 | wie zal leven, als God dit doen zal! ~ 316 Num 26:7 | 7 Dit zijn de geslachten der Rubenieten; 317 Num 26:30 | 30 Dit zijn de zonen van Gilead: 318 Num 26:35 | 35 Dit zijn de zonen van Efraim, 319 Num 26:36 | 36 En dit zijn de zonen van Sutelah; 320 Num 26:42 | 42 Dit zijn de zonen van Dan, naar 321 Num 26:57 | 57 Dit zijn nu de getelden van 322 Num 26:58 | 58 Dit zijn de geslachten van Levi: 323 Num 27:1 | den zoon van Jozef (en dit zijn de namen zijner dochteren: 324 Num 27:11 | hij het erfelijk bezitte. Dit zal den kinderen Israels 325 Num 28:3 | gij zult tot hen zeggen: Dit is het vuuroffer, hetwelk 326 Num 30:1 | kinderen Israels, zeggende: Dit is de zaak, die de HEERE 327 Num 31:21 | dien strijd getogen waren: Dit is de inzetting der wet, 328 Num 31:57 | 4 Dit land, hetwelk de HEERE voor 329 Num 31:61 | van Kades-Barnea zond, om dit land te bezien. ~ 330 Num 31:62 | tot aan het dal Eskol, en dit land bezagen, zo braken 331 Num 31:68 | woestijn; en gij zult al dit volk verderven. ~ 332 Num 31:75 | HEERE en voor Israel, en dit land zal u ter bezitting 333 Num 32:1 | 1 Dit zijn de reizen der kinderen 334 Num 32:2 | den mond des HEEREN; en dit zijn hun reizen, naar hun 335 Num 33:2 | land Kanaan ingaat, zo zal dit land zijn, dat u ter erfenis 336 Num 33:6 | grote zee de landpale zijn; dit zal uw landpale van het 337 Num 33:9 | zullen zijn te Hazar-Enan; dit zal u de noorder landpale 338 Num 33:12 | zullen zijn aan de Zoutzee. Dit zal u zijn het land naar 339 Num 33:13 | kinderen Israels, zeggende: Dit is het land, dat gij door 340 Num 33:17 | 17 Dit zijn de namen der mannen, 341 Num 33:19 | 19 En dit zijn de namen dezer mannen: 342 Num 33:29 | 29 Dit zijn ze, dien de HEERE geboden 343 Num 34:5 | stad in het midden zij. Dit zullen zij hebben tot voorsteden 344 Num 35:6 | 6 Dit is het woord, dat de HEERE 345 Deu 1:1 | 1 Dit zijn de woorden, die Mozes 346 Deu 1:14 | antwoorddet gij mij, en zeidet: Dit woord is goed, dat gij gesproken 347 Deu 1:32 | 32 Maar door dit woord geloofdet gij niet 348 Deu 1:35 | iemand van deze mannen, van dit kwade geslacht, zal zien 349 Deu 2:3 | 3 Gijlieden hebt dit gebergte genoeg omgetogen; 350 Deu 2:20 | 20 Dit werd ook voor een land der 351 Deu 3:18 | De HEERE, uw God, heeft u dit land gegeven om het te erven; 352 Deu 3:28 | voor het aangezicht van dit volk henen overgaan, en 353 Deu 3:29 | 29 Alzo bleven wij in dit dal tegenover Beth-Peor. ~ 354 Deu 4:2 | 2 Gij zult tot dit woord, dat ik u gebiede, 355 Deu 4:6 | horen zullen, en zeggen: Dit groot volk alleen is een 356 Deu 4:10 | mij zeide: Vergader Mij dit volk, en Ik zal hun Mijn 357 Deu 4:22 | 22 Want ik zal in dit land sterven; ik zal over 358 Deu 4:32 | geschied of gehoord zij, als dit: ~ 359 Deu 4:44 | 44 Dit is nu de wet, die Mozes 360 Deu 4:45 | 45 Dit zijn de getuigenissen, en 361 Deu 5:3 | onze vaderen heeft de HEERE dit verbond niet gemaakt, maar 362 Deu 5:25 | zouden wij sterven? Want dit grote vuur zou ons verteren; 363 Deu 5:28 | de stem der woorden van dit volk, die zij tot u gesproken 364 Deu 6:1 | 1 Dit zijn dan de geboden, de 365 Deu 8:17 | sterkte mijner hand heeft mij dit vermogen verkregen. ~ 366 Deu 9:4 | gerechtigheid ingebracht, om dit land te erven; want, om 367 Deu 9:13 | tot mij, zeggende: Ik heb dit volk aangemerkt, en zie, 368 Deu 9:14 | meerder volk maken, dan dit is. ~ 369 Deu 11:7 | ogen, die gezien hebben al dit grote werk des HEEREN, dat 370 Deu 12:1 | 1 Dit zijn de inzettingen en de 371 Deu 12:32 | 32 Al dit woord, hetwelk ik ulieden 372 Deu 13:11 | niet voortvare te doen naar dit boze stuk in het midden 373 Deu 14:4 | 4 Dit zijn de beesten, die gijlieden 374 Deu 14:9 | 9 Dit zult gij eten van alles, 375 Deu 15:2 | 2 Dit nu is de zaak der vrijlating, 376 Deu 18:3 | 3 Dit nu zal het recht der priesters 377 Deu 19:3 | erven, in drieen delen; dit nu zal zijn, opdat ieder 378 Deu 19:4 | 4 En dit zij de zaak des doodslagers, 379 Deu 19:20 | voortvaren meer te doen naar dit boze stuk, in het midden 380 Deu 21:7 | zeggen: Onze handen hebben dit bloed niet vergoten, en 381 Deu 22:17 | uw dochter niet gevonden; dit nu is de maagdom mijner 382 Deu 26:9 | plaats; en Hij heeft ons dit land gegeven, een land vloeiende 383 Deu 28:58 | woorden dezer wet, die in dit boek geschreven zijn, om 384 Deu 29:1 | 1 Dit zijn de woorden des verbonds, 385 Deu 29:14 | met ulieden alleen maak ik dit verbond en dezen vloek; ~ 386 Deu 29:20 | en al de vloek, die in dit boek geschreven is, zal 387 Deu 29:24 | Waarom heeft de HEERE aan dit land alzo gedaan? Wat is 388 Deu 29:27 | des HEEREN ontstoken tegen dit land, om daarover te brengen 389 Deu 29:27 | brengen al dezen vloek, die in dit boek geschreven is. ~ 390 Deu 30:10 | Zijn inzettingen, die in dit wetboek geschreven zijn; 391 Deu 30:14 | 14 Want dit woord is zeer nabij u, in 392 Deu 31:7 | moed, want gij zult met dit volk ingaan in het land 393 Deu 31:16 | slapen met uw vaderen; en dit volk zal opstaan, en nahoereren 394 Deu 31:19 | En nu, schrijft ulieden dit lied, en leert het den kinderen 395 Deu 31:19 | legt het in hun mond; opdat dit lied Mij ten getuige zij 396 Deu 31:20 | 20 Want Ik zal dit volk inbrengen in het land, 397 Deu 31:21 | zullen treffen, dan zal dit lied voor zijn aangezicht 398 Deu 31:22 | 22 Zo schreef Mozes dit lied te dien dage, en hij 399 Deu 31:26 | 26 Neemt dit wetboek, en legt het aan 400 Deu 31:29 | u geboden heb; dan zal u dit kwaad in het laatste der 401 Deu 32:6 | 6 Zult gij dit den HEERE vergelden, gij, 402 Deu 32:27 | geweest; de HEERE heeft dit alles niet gewrocht. ~ 403 Deu 32:29 | zij wijs waren; zij zouden dit vernemen, zij zouden op 404 Deu 33:1 | 1 Dit nu is de zegen, met welken 405 Deu 33:7 | 7 En dit is van Juda, dat hij zeide: 406 Deu 34:4 | de HEERE zeide tot hem: Dit is het land, dat Ik Abraham, 407 Joz 1:2 | deze Jordaan, gij en al dit volk, tot het land, dat 408 Joz 1:6 | goeden moed! want gij zult dit volk dat land erfelijk doen 409 Joz 1:13 | ulieden rust, en Hij geeft u dit land; ~ 410 Joz 2:2 | de kinderen Israels, om dit land te doorzoeken. ~ 411 Joz 2:9 | Ik weet, dat de HEERE u dit land gegeven heeft, en dat 412 Joz 2:14 | geschieden, wanneer de HEERE ons dit land geeft, zo zullen wij 413 Joz 2:18 | land komen, zo zult gij dit snoer van scharlakendraad 414 Joz 3:6 | voor het aangezicht van dit volk. Zij dan namen de ark 415 Joz 4:6 | 6 Opdat dit een teken zij onder ulieden; 416 Joz 5:4 | 4 Dit nu was de oorzaak, waarom 417 Joz 7:7 | Heere HEERE! waarom hebt Gij dit volk door de Jordaan ooit 418 Joz 9:1 | En het geschiedde, toen dit hoorden al de koningen, 419 Joz 9:12 | 12 Dit ons brood hebben wij warm 420 Joz 9:20 | 20 Dit zullen wij hun doen, dat 421 Joz 9:24 | heeft, dat Hij ulieden al dit land geven, en al de inwoners 422 Joz 10:13 | vijanden gewroken had. Is dit niet geschreven in het boek 423 Joz 11:1 | Jabin, de koning van Hazor, dit hoorde, zo zond hij tot 424 Joz 12:1 | 1 Dit nu zijn de koningen des 425 Joz 12:7 | 7 Dit nu zijn de koningen des 426 Joz 13:2 | 2 Dit is het land, dat overgebleven 427 Joz 13:7 | 7 En nu, deel dit land tot een erfdeel aan 428 Joz 13:28 | 28 Dit is het erfdeel der kinderen 429 Joz 14:1 | 1 Dit is nu hetgeen de kinderen 430 Joz 14:10 | jaren, sedert dat de HEERE dit woord tot Mozes gesproken 431 Joz 14:12 | 12 En nu, geef mij dit gebergte, waarvan de HEERE 432 Joz 15:4 | zullen naar de zee zijn. Dit zal uw landpale tegen het 433 Joz 15:12 | zee en derzelver landpale. Dit is de landpale der kinderen 434 Joz 15:20 | 20 Dit is het erfdeel van den stam 435 Joz 16:8 | uitgangen zijn aan de zee. Dit is het erfdeel van den stam 436 Joz 17:2 | de kinderen van Semida. Dit zijn de mannelijke kinderen 437 Joz 17:3 | zonen, maar dochters; en dit zijn de namen zijner dochteren: 438 Joz 18:14 | stad der kinderen van Juda. Dit is de hoek ten westen. ~ 439 Joz 18:19 | van de Jordaan zuidwaarts. Dit is de zuiderlandpale. ~ 440 Joz 18:20 | den hoek naar het oosten. Dit is het erfdeel der kinderen 441 Joz 18:28 | mitsgaders haar dorpen. Dit is het erfdeel der kinderen 442 Joz 19:8 | Ramath tegen het zuiden. Dit is het erfdeel van den stam 443 Joz 19:16 | 16 Dit is het erfdeel der kinderen 444 Joz 19:23 | 23 Dit is het erfdeel van den stam 445 Joz 19:31 | 31 Dit is het erfdeel van den stam 446 Joz 19:39 | 39 Dit is het erfdeel van den stam 447 Joz 19:48 | 48 Dit is het erfdeel van de stam 448 Joz 19:51 | 51 Dit zijn de erfdelen, welke 449 Joz 23:12 | Als de kinderen Israels dit hoorden, zo verzamelde de 450 Joz 23:16 | HEEREN: Wat overtreding is dit, waarmede gijlieden overtreden 451 Joz 23:24 | 24 En zo wij dit niet uit zorg vanwege deze 452 Joz 24:13 | ogen, totdat gij omkomt van dit goede land, hetwelk u de 453 Joz 24:15 | totdat Hij u verdelge van dit goede land, hetwelk u HEERE, 454 Ric 1:26 | en noemde haar naam Luz; dit is haar naam tot op dezen 455 Ric 2:2 | geweest; waarom hebt gij dit gedaan? ~ 456 Ric 2:20 | Israel, dat Hij zeide: Omdat dit volk Mijn verbond heeft 457 Ric 3:1 | 1 Dit nu zijn de heidenen, die 458 Ric 4:14 | tot Barak: Maak u op; want dit is de dag, in welken de 459 Ric 5:13 | ons is, waarom is ons dan dit alles wedervaren? en waar 460 Ric 5:29 | tot de ander: Wie heeft dit stuk gedaan? En als zij 461 Ric 5:29 | de zoon van Joas, heeft dit stuk gedaan. ~ 462 Ric 6:14 | metgezel antwoordde, en zeide: Dit is niet anders, dan het 463 Ric 6:14 | heeft de Midianieten en dit ganse leger in zijn hand 464 Ric 7:1 | Efraim tot hem: Wat stuk is dit, dat gij ons gedaan hebt, 465 Ric 7:3 | toorn van hem af, als hij dit woord sprak. ~ 466 Ric 8:7 | 7 Als zij dit Jotham aanzeiden, zo ging 467 Ric 8:29 | 29 Och, dat dit volk in mijn hand ware! 468 Ric 8:38 | hem zouden dienen? is niet dit het volk, dat gij veracht 469 Ric 12:23 | niet aangenomen, noch ons dit alles getoond, noch ons 470 Ric 12:23 | tijd laten horen, zulks als dit is. ~ 471 Ric 13:4 | moeder wisten niet, dat dit van den HEERE was, dat hij 472 Ric 14:6 | de Filistijnen: Wie heeft dit gedaan? En men zeide: Simson, 473 Ric 14:11 | Waarom hebt gij ons dan dit gedaan? En hij zeide tot 474 Ric 14:18 | door de hand van Uw knecht dit grote heil gegeven; zou 475 Ric 19:3 | zeiden: Spreekt, hoe is dit kwaad geschied? ~ 476 Ric 19:9 | 9 Maar nu, dit is de zaak, die wij aan 477 Ric 19:12 | zeggende: Wat voor een kwaad is dit, dat onder ulieden geschied 478 Ric 19:16 | 16 Onder al dit volk waren zevenhonderd 479 Ric 20:3 | God van Israel! Waarom is dit geschied in Israel, dat 480 Ric 20:11 | 11 Doch dit is de zaak, die gij doen 481 Rut 1:19 | werd, en zij zeiden: Is dit Naomi? ~ 482 Rut 2:9 | 9 Uw ogen zullen zijn op dit veld, dat zij maaien zullen, 483 Rut 4:7 | 7 Nu was dit van ouds een gewoonheid 484 Rut 4:7 | die aan zijn naaste; en dit was tot een getuigenis in 485 Rut 4:18 | 18 Dit nu zijn de geboorten van 486 1Sa 2:23 | uw boze stukken hore van dit ganse volk? ~ 487 1Sa 2:24 | 24 Niet, mijn zonen; want dit is geen goed gerucht, dat 488 1Sa 2:34 | 34 Dit nu zal u een teken zijn, 489 1Sa 3:15 | open; doch Samuel vreesde dit gezicht aan Eli te kennen 490 1Sa 4:6 | zij: Wat is de stem van dit grote juichen in het leger 491 1Sa 4:8 | van deze heerlijke goden? Dit zijn dezelfde goden, die 492 1Sa 6:9 | Beth-Semes, zo heeft Hij ons dit groot kwaad gedaan; maar 493 1Sa 6:17 | 17 Dit nu zijn de gouden spenen, 494 1Sa 8:6 | 6 Maar dit woord was kwaad in de ogen 495 1Sa 8:11 | 11 En zeide: Dit zal des konings wijze zijn, 496 1Sa 9:17 | antwoordde hem de HEERE: Zie, dit is de man, van welken Ik 497 1Sa 9:24 | Saul; en hij zeide: Zie, dit is het overgeblevene; zet 498 1Sa 10:11 | tot zijn metgezel: Wat is dit, dat den zoon van Kis geschied 499 1Sa 12:19 | al onze zonden hebben wij dit kwaad daartoe gedaan, dat 500 1Sa 12:20 | Vreest niet, gij hebt al dit kwaad gedaan; doch wijkt


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1541

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License