Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
disselbomen 2
distel 9
distelen 15
dit 1541
ditmaal 20
ditzelfde 6
ditzelve 21
Frequency    [«  »]
1670 wat
1627 volk
1589 ons
1541 dit
1540 geen
1503 israel
1459 land

Bijbel

IntraText - Concordances

dit

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1541

     Book Chapter: Verse
501 1Sa 14:10 | in onze hand gegeven; en dit zal ons een teken zijn. ~ 502 1Sa 14:35 | Saul den HEERE een altaar; dit was het eerste altaar, dat 503 1Sa 14:45 | vallen zal; want hij heeft dit heden met God gedaan. Alzo 504 1Sa 15:4 | 4 Dit verkondigde Saul het volk, 505 1Sa 15:14 | zeide Samuel: Wat is dan dit voor een stem der schapen 506 1Sa 16:11 | zeide Samuel tot Isai: Zijn dit al de jongelingen? En hij 507 1Sa 17:17 | uw broeders een efa van dit geroost koren, en deze tien 508 1Sa 19:11 | hem des morgens doodden. Dit gaf Michal, zijn huisvrouw, 509 1Sa 20:3 | hij gezegd: Dat Jonathan dit niet wete, opdat hij zich 510 1Sa 20:9 | ik zekerlijk merkte, dat dit kwaad bij mijn vader ten 511 1Sa 20:25 | had op zijn zitplaats, op dit maal gelijk de andere maal, 512 1Sa 20:33 | Alzo merkte Jonathan, dat dit ten volle bij zijn vader 513 1Sa 21:9 | want hier is geen ander dan dit. David nu zeide: Er is zijns 514 1Sa 23:9 | David verstond, dat Saul dit kwaad tegen hem heimelijk 515 1Sa 24:17 | spreken, zo zeide Saul: Is dit uw stem, mijn zoon David? 516 1Sa 25:27 | 27 En nu, dit is de zegen, dien uw dienstmaagd 517 1Sa 25:31 | 31 Zo zal dit u, mijn heer, niet zijn 518 1Sa 26:17 | van David, en zeide: Is dit uw stem, mijn zoon David? 519 1Sa 28:9 | de duivelskunstenaars uit dit land heeft uitgeroeid; waarom 520 1Sa 29:5 | 5 Is dit niet die David, van denwelken 521 1Sa 30:20 | datzelve vee heen, en zeiden: Dit is Davids buit. ~ 522 1Sa 30:25 | 25 En dit is van dien dag af en voortaan 523 2Sa 2:6 | En ik ook, ik zal aan u dit goede doen, dewijl gij deze 524 2Sa 2:20 | zich om, en zeide: Zijt gij dit, Asahel? En hij zeide: Ik 525 2Sa 3:36 | 36 Als al het volk dit vernam, zo was het goed 526 2Sa 5:14 | 14 En dit zijn de namen dergenen, 527 2Sa 7:17 | al deze woorden, en naar dit ganse gezicht, alzo sprak 528 2Sa 7:19 | 19 Daartoe is dit in Uw ogen nog klein geweest, 529 2Sa 7:19 | gesproken tot van verre heen; en dit naar de wet der mensen, 530 2Sa 7:25 | 25 Nu dan, HEERE God, doe dit woord, dat Gij over Uw knecht 531 2Sa 7:27 | knecht in zijn hart gevonden, dit gebed tot U te bidden. ~ 532 2Sa 7:28 | waarheid zijn, en Gij hebt dit goede tot Uw knecht gesproken. ~ 533 2Sa 10:5 | 5 Als zij dit David lieten weten, zo zond 534 2Sa 10:7 | 7 Als David dit hoorde, zond hij Joab heen, 535 2Sa 12:21 | knechten tot hem: Wat is dit voor een ding, dat gij gedaan 536 2Sa 13:16 | oorzaken om mij uit te drijven; dit kwaad zou groter zijn dan 537 2Sa 14:3 | en spreek tot hem naar dit woord. En Joab legde de 538 2Sa 14:13 | Want daaruit, dat de koning dit woord gesproken heeft, is 539 2Sa 14:19 | Is Joabs hand met u in dit alles? En de vrouw antwoordde 540 2Sa 16:17 | Absalom zeide tot Husai: Is dit uw weldadigheid aan uw vriend? 541 2Sa 16:18 | de HEERE verkiest, en al dit volk, en alle mannen van 542 2Sa 17:4 | 4 Dit woord nu was recht in Absaloms 543 2Sa 17:29 | te eten, want zij zeiden: Dit volk is hongerig, en moede, 544 2Sa 19:7 | bij u zal vernachten! En dit zal u kwader zijn, dan al 545 2Sa 23:1 | 1 Voorts zijn dit de laatste woorden van David. 546 2Sa 23:8 | 8 Dit zijn de namen der helden, 547 2Sa 23:17 | van mij, o HEERE, dat ik dit zou doen; zou ik drinken 548 2Sa 23:17 | wilde het niet drinken. Dit deden die drie helden. ~ 549 2Sa 24:3 | doe de HEERE, uw God, tot dit volk, zoals deze en die 550 2Sa 24:23 | 23 Dit alles gaf Arauna, de koning, 551 1Kon 3:9 | goed en kwaad; want wie zou dit Uw zwaar volk kunnen richten? ~ 552 1Kon 3:23| zeide de koning: Deze zegt: Dit is mijn zoon, die leeft, 553 1Kon 4:8 | 8 En dit zijn hun namen: de zoon 554 1Kon 5:7 | zoon gegeven heeft over dit grote volk! ~ 555 1Kon 5:14| huis; en Adoniram was over dit uitschot. ~ 556 1Kon 6:12| 12 Aangaande dit huis, dat gij bouwt, zo 557 1Kon 6:16| vloer af tot de wanden; dit bouwde hij Hem van binnen 558 1Kon 6:38| is de achtste maand, was dit huis volmaakt, naar al zijn 559 1Kon 7:28| 28 En dit was het werk der stelling; 560 1Kon 8:27| begrijpen, hoeveel te min dit huis, dat ik gebouwd heb! ~ 561 1Kon 8:29| zijn, nacht en dag, over dit huis, over deze plaats, 562 1Kon 8:31| vloeks voor Uw altaar in dit huis komen zal; ~ 563 1Kon 8:33| Naam belijden, en tot U in dit huis bidden en smeken zullen; ~ 564 1Kon 8:38| een ieder zijn handen in dit huis uitbreiden zal; ~ 565 1Kon 8:42| hij komen en bidden zal in dit huis; ~ 566 1Kon 8:43| Naam genoemd wordt over dit huis, hetwelk ik gebouwd 567 1Kon 8:44| Gij verkoren hebt, en naar dit huis, hetwelk ik Uw Naam 568 1Kon 8:48| Gij verkoren hebt, en naar dit huis, dat ik Uw Naam gebouwd 569 1Kon 8:54| als Salomo voleind had dit ganse gebed, en deze smeking 570 1Kon 9:7 | dat Ik hun gegeven heb, en dit huis, hetwelk Ik Mijn Naam 571 1Kon 9:8 | 8 En aangaande dit huis, dat verheven zal geweest 572 1Kon 9:8 | de HEERE alzo gedaan aan dit land en aan dit huis? ~ 573 1Kon 9:8 | gedaan aan dit land en aan dit huis? ~ 574 1Kon 9:9 | daarom heeft de HEERE al dit kwaad over hen gebracht. ~ 575 1Kon 9:15| 15 Dit is nu de oorzaak van het 576 1Kon 10:12| En de koning maakte van dit almuggimhout steunselen 577 1Kon 11:11| HEERE tot Salomo: Dewijl dit bij u geschied is, dat gij 578 1Kon 11:11| heb; Ik zal gewisselijk dit koninkrijk van u scheuren, 579 1Kon 11:27| 27 Dit is nu de zaak, waarom hij 580 1Kon 11:34| 34 Doch niets van dit koninkrijk zal Ik uit zijn 581 1Kon 12:2 | Jerobeam, de zoon van Nebat, dit hoorde, daar hij nog in 582 1Kon 12:6 | raadt gijlieden, dat men dit volk antwoorden zal? ~ 583 1Kon 12:7 | Indien gij heden knecht van dit volk wezen zult, en hen 584 1Kon 12:9 | raadt gijlieden, dat wij dit volk antwoorden zullen, 585 1Kon 12:27| 27 Zo dit volk opgaan zal om offeranden 586 1Kon 13:3 | een wonderteken, zeggende: Dit is dat wonderteken, waarvan 587 1Kon 13:26| weg had doen wederkeren, dit hoorde, zo zeide hij: Het 588 1Kon 14:2 | ik koning zou zijn over dit volk. ~ 589 1Kon 14:15| zal Israel uitrukken uit dit goede land, dat Hij hun 590 1Kon 17:10| toch een weinig waters in dit vat, dat ik drinke. ~ 591 1Kon 17:21| God, laat toch de ziel van dit kind in hem wederkomen. ~ 592 1Kon 18:37| HEERE, antwoord mij; opdat dit volk erkenne, dat Gij, o 593 1Kon 20:12| het geschiedde, als hij dit woord hoorde, daar hij was 594 1Kon 20:34| antwoordde Achab, zal u met dit verbond dan laten gaan. 595 1Kon 21:5 | en sprak tot hem: Wat is dit, dat uw geest dus gemelijk 596 2Kon 1:5 | hij zeide tot hen: Wat is dit, dat gij wederkomt? ~ 597 2Kon 2:21| Zo zegt de HEERE: Ik heb dit water gezond gemaakt, er 598 2Kon 3:16| zegt de HEERE: Maakt in dit dal vele grachten. ~ 599 2Kon 3:17| regen zien; nochtans zal dit dal met water vervuld worden, 600 2Kon 3:23| 23 En zij zeiden: Dit is bloed; de koningen hebben 601 2Kon 6:18| HEERE, en zeide: Sla toch dit volk met verblindheden. 602 2Kon 6:19| Toen zeide Elisa tot hen: Dit is de weg niet, en dit is 603 2Kon 6:19| Dit is de weg niet, en dit is de stad niet; volgt mij 604 2Kon 7:9 | komt, laat ons gaan, en dit aan het huis des konings 605 2Kon 7:19| maakte, zou het ook naar dit woord geschieden kunnen? 606 2Kon 8:5 | Gehazi: Mijn heer koning! Dit is de vrouw, en dit is haar 607 2Kon 8:5 | koning! Dit is de vrouw, en dit is haar zoon, dien Elisa 608 2Kon 9:15| uittrekken, die ontkome, om dit in Jizreel te gaan verkondigen. ~ 609 2Kon 9:20| 20 En de wachter gaf dit te kennen, zeggende: Hij 610 2Kon 9:26| Ik u dat niet vergelde op dit stuk lands, zegt de HEERE. 611 2Kon 9:36| te kennen, en hij zeide: Dit is het woord des HEEREN, 612 2Kon 9:37| niet zal kunnen zeggen: Dit is Izebel. ~  ~  ~  613 2Kon 11:5 | hij gebood hun, zeggende: Dit is de zaak, die gij doen 614 2Kon 11:6 | gij waarnemen de wacht van dit huis, tegen inbreking. ~ 615 2Kon 16:12| 12 Dit was het woord des HEEREN, 616 2Kon 16:20| 20 Menahem nu bracht dit geld op van Israel, van 617 2Kon 20:19| Assyrie: Wat vertrouwen is dit, waarmede gij vertrouwt? ~ 618 2Kon 20:22| Jeruzalem gezegd heeft: Voor dit altaar zult gij u buigen 619 2Kon 21:21| 21 Dit is het woord, dat de HEERE 620 2Kon 21:29| u een teken, dat men in dit jaar eten zal, wat van zelf 621 2Kon 21:31| HEERE der heirscharen zal dit doen. ~ 622 2Kon 22:9 | 9 En Jesaja zeide: Dit zal u een teken van den 623 2Kon 23:7 | tot zijn zoon Salomo: In dit huis, en in Jeruzalem, die 624 2Kon 23:8 | van Israel te bewegen uit dit land, dat Ik hun vaderen 625 2Kon 25:3 | woorden dezes verbonds, die in dit boek geschreven zijn. En 626 2Kon 25:3 | het ganse volk stond in dit verbond. ~ 627 2Kon 25:17| deze dingen, die gij tegen dit altaar van Beth-El gedaan 628 2Kon 25:21| uw God, pascha, gelijk in dit boek des verbonds geschreven 629 2Kon 25:22| 22 Want gelijk dit pascha was er geen gehouden, 630 2Kon 25:23| van den koning Josia, werd dit pascha den HEERE te Jeruzalem 631 2Kon 26:3 | 3 Zekerlijk geschiedde dit naar het bevel des HEEREN 632 2Kon 27:8 | op de zevenden der maand (dit was het negentiende jaar 633 1Kro 1:29| 29 Dit zijn hun geboorten: de eerstgeborene 634 1Kro 1:43| 43 Dit nu zijn de koningen, die 635 1Kro 2:33| nu waren Peleth en Zaza. Dit waren de kinderen van Jerahmeel. ~ 636 1Kro 2:50| 50 Dit waren de kinderen van Kaleb, 637 1Kro 4:2 | Jahath gewon Ahumai en Lahad; dit zijn de huisgezinnen der 638 1Kro 4:4 | Ezer de vader van Husah. Dit zijn de kinderen van Hur, 639 1Kro 4:6 | en Temeni, en Haahastari. Dit zijn de kinderen van Naara. ~ 640 1Kro 4:12| den vader van Ir-nahas; dit zijn de mannen van Recha. ~ 641 1Kro 4:31| Beth-Biri, en te Saaraim. Dit waren hun steden, totdat 642 1Kro 4:33| steden waren, tot Baal toe. Dit zijn hun woningen en hun 643 1Kro 6:17| 17 En dit zijn de namen der zonen 644 1Kro 6:19| waren Maheli en Musi. En dit zijn de huisgezinnen der 645 1Kro 6:50| 50 Dit nu zijn de kinderen van 646 1Kro 6:54| 54 En dit waren hun woningen, naar 647 1Kro 7:33| Pasach, en Bimhal, en Asvath; dit waren de kinderen van Jaflet. ~ 648 1Kro 8:38| Azel nu had zes zonen, en dit zijn hun namen; Azrikam, 649 1Kro 9:34| 34 Dit zijn de hoofden der vaderen 650 1Kro 9:44| Azel nu had zes zonen, en dit zijn hun namen: Azrikam, 651 1Kro 10:9 | Filistijnen land rondom, om dit te boodschappen aan hun 652 1Kro 11:19| wilde het niet drinken. Dit deden de drie helden. ~ 653 1Kro 12:23| 23 En dit zijn de getallen der hoofden 654 1Kro 14:4 | 4 Dit nu zijn de namen der kinderen, 655 1Kro 15:13| omdat gijlieden ten eerste dit niet deedt, heeft de HEERE, 656 1Kro 17:15| al deze woorden, en naar dit ganse gezicht, alzo sprak 657 1Kro 17:17| 17 En dit is klein in Uw ogen geweest, 658 1Kro 17:26| zijt die God; en Gij hebt dit goede over Uw knecht gesproken. ~ 659 1Kro 22:3 | Waarom verzoekt mijn heer dit? Waarom zou het Israel tot 660 1Kro 23:18| in mijn hand gegeven, en dit land is onderworpen geworden 661 1Kro 23:19| de heilige vaten Gods in dit huis brenge, dat den Naam 662 1Kro 24:24| 24 Dit zijn de kinderen van Levi, 663 1Kro 25:1 | nu de kinderen van Aaron, dit waren hun verdelingen. De 664 1Kro 27:19| 19 Dit zijn de verdelingen der 665 1Kro 28:1 | 1 Dit nu zijn de kinderen Israels 666 1Kro 29:8 | uws Gods; opdat gijlieden dit goede land erfelijk bezit, 667 1Kro 29:19| 19 Dit alles heeft men mij, zeide 668 1Kro 30:1 | een jongeling en teder; dit werk daarentegen is groot, 669 1Kro 30:14| vrijwillig te geven als dit is? Want het is alles van 670 1Kro 30:18| Izak en Israel, bewaar dit in der eeuwigheid in den 671 1Kro 30:19| om alles te doen, en om dit paleis te bouwen, hetwelk 672 2Kro 1:10| voor het aangezicht van dit volk uitga en inga; want 673 2Kro 1:10| uitga en inga; want wie zou dit Uw groot volk kunnen richten? ~ 674 2Kro 1:11| tot Salomo: Daarom, dat dit in uw hart geweest is, en 675 2Kro 7:18| begrijpen, hoeveel te min dit huis, dat ik gebouwd heb? ~ 676 2Kro 7:20| zijn, dag en nacht, over dit huis, over de plaats, van 677 2Kro 7:22| vloeks voor Uw altaar in dit huis komen zal; ~ 678 2Kro 7:24| en voor Uw aangezicht in dit huis bidden en smeken zullen, ~ 679 2Kro 7:29| een ieder zijn handen in dit huis uitbreiden zal; ~ 680 2Kro 7:32| komen, en bidden zullen in dit huis; ~ 681 2Kro 7:33| Naam genoemd wordt over dit huis, hetwelk ik gebouwd 682 2Kro 7:34| Gij verkoren hebt, en naar dit huis, hetwelk ik Uw Naam 683 2Kro 7:38| Gij verkoren hebt, en naar dit huis, dat ik Uw Naam gebouwd 684 2Kro 8:16| 16 Want Ik heb nu dit huis verkoren en geheiligd, 685 2Kro 8:20| dat Ik hun gegeven heb, en dit huis, dat Ik Mijn Naam geheiligd 686 2Kro 8:21| 21 En dit huis, dat verheven zal geweest 687 2Kro 8:21| Waarom heeft de HEERE aan dit land en aan dit huis alzo 688 2Kro 8:21| HEERE aan dit land en aan dit huis alzo gedaan? ~ 689 2Kro 11:6 | raadt gijlieden, dat men dit volk antwoorden zal? ~ 690 2Kro 11:7 | hem, zeggende: Indien gij dit volk goedertieren en jegens 691 2Kro 11:9 | raadt gijlieden, dat wij dit volk antwoorden zullen, 692 2Kro 18:14| 14 Dit nu is hun telling, naar 693 2Kro 21:9 | honger, wij zullen voor dit huis, en voor Uw aangezicht 694 2Kro 21:9 | staan, dewijl Uw Naam in dit huis is; en wij zullen uit 695 2Kro 22:18| 18 En na dit alles plaagde hem de HEERE 696 2Kro 22:19| 19 Dit geschiedde van jaar tot 697 2Kro 22:38| 18 En na dit alles plaagde hem de HEERE 698 2Kro 22:39| 19 Dit geschiedde van jaar tot 699 2Kro 23:17| 4 Dit is de zaak, die gij doen 700 2Kro 25:9 | De HEERE heeft meer dan dit, om u te geven. ~ 701 2Kro 25:16| te verderven, dewijl gij dit gedaan, en naar mijn raad 702 2Kro 27:5 | en tien duizend gerst; dit brachten hem de kinderen 703 2Kro 28:22| tegen den HEERE nog meer; dit was de koning Achaz. ~ 704 2Kro 29:25| Nathan, den profeet; want dit gebod was van de hand des 705 2Kro 29:28| met trompetten trompette; dit alles totdat het brandoffer 706 2Kro 30:9 | gevangen hebben, zodat zij in dit land zullen wederkomen; 707 2Kro 33:7 | tot zijn zoon Salomo: In dit huis, en te Jeruzalem, dat 708 2Kro 34:12| handelden trouwelijk in dit werk; en de bestelden over 709 2Kro 34:28| zij brachten den koning dit antwoord weder. ~ 710 2Kro 35:7 | van runderen drie duizend; dit was van des konings have. ~ 711 2Kro 35:19| koninkrijk van Josia, werd dit pascha gehouden. ~ 712 2Kro 35:20| 20 Na dit alles, toen Josia het huis 713 2Kro 36:7 | van runderen drie duizend; dit was van des konings have. ~ 714 2Kro 36:19| koninkrijk van Josia, werd dit pascha gehouden. ~ 715 2Kro 36:20| 20 Na dit alles, toen Josia het huis 716 2Kro 37:18| konings en zijner vorsten, dit alles voerde hij naar Babel. ~ 717 Ezra 1:9 | 9 En dit is hun getal: dertig gouden 718 Ezra 2:1 | 1 Dit zijn de kinderen van dat 719 Ezra 2:2 | Bigvai, Rehum en Baena. Dit is het getal der mannen 720 Ezra 3:12| eerste huis gezien hadden, dit huis in zijn grondlegging 721 Ezra 4:11| 11 Dit is een afschrift des briefs, 722 Ezra 4:14| hebben wij gezonden, en dit den koning bekend gemaakt; ~ 723 Ezra 5:3 | heeft ulieden bevel gegeven dit huis te bouwen, en dezen 724 Ezra 5:4 | namen waren der mannen, die dit gebouw bouwden. ~ 725 Ezra 5:9 | heeft ulieden bevel gegeven dit huis te bouwen, en dezen 726 Ezra 5:13| koning Kores bevel gegeven dit huis Gods te bouwen. ~ 727 Ezra 5:17| koning Kores gegeven zij, om dit huis Gods te Jeruzalem te 728 Ezra 6:3 | Kores, gaf de koning Kores dit bevel: Het huis Gods te 729 Ezra 6:7 | Laat hen aan den arbeid van dit huis Gods; dat de landvoogd 730 Ezra 6:7 | en de oudsten der Joden dit huis Gods bouwen aan zijn 731 Ezra 6:8 | oudsten dezer Joden, om dit huis Gods te bouwen; te 732 Ezra 6:11| gegeven, dat al dengene, die dit woord zal veranderen, een 733 Ezra 6:12| veranderen en te verderven dit huis Gods, dat te Jeruzalem 734 Ezra 6:15| 15 En dit huis werd volbracht op den 735 Ezra 6:16| gevangenis deden de inwijding van dit huis Gods met vreugde. ~ 736 Ezra 6:17| offerden, ter inwijding van dit huis Gods, honderd runderen, 737 Ezra 7:11| 11 Dit is nu het afschrift des 738 Ezra 8:1 | 1 Dit nu zijn de hoofden hunner 739 Ezra 8:28| deze vaten zijn heilig; ook dit zilver en dit goud, de vrijwillige 740 Ezra 8:28| heilig; ook dit zilver en dit goud, de vrijwillige gave, 741 Ezra 10:5 | zweren, te zullen doen naar dit woord; en zij zwoeren. ~ 742 Neh 2:2 | gij toch niet krank zijt? Dit is niet dan treurigheid 743 Neh 2:19 | knecht, en Gesem, de Arabier, dit hoorden, zo bespotten zij 744 Neh 2:19 | ons; en zij zeiden: Wat is dit voor een ding, dat gijlieden 745 Neh 5:12 | dat zij doen zouden naar dit woord. ~ 746 Neh 5:13 | schudde God uit allen man, die dit woord niet zal bevestigen, 747 Neh 5:13 | HEERE. En het volk deed naar dit woord. ~ 748 Neh 5:18 | dienstbaarheid zwaar was over dit volk. ~ 749 Neh 5:19 | goede, alles, wat ik aan dit volk gedaan heb. ~  ~ 750 Neh 6:3 | kunnen afkomen; waarom zou dit werk ophouden, terwijl ik 751 Neh 6:16 | geschiedde, als al onze vijanden dit hoorden, zo vreesden al 752 Neh 6:16 | ogen; want zij merkten, dat dit werk van onzen God gedaan 753 Neh 7:6 | 6 Dit zijn de kinderen van dat 754 Neh 7:7 | Bigvai, Nehim en Baena. Dit is het getal der mannen 755 Neh 9:18 | gemaakt hadden, en gezegd: Dit is uw God, Die u uit Egypte 756 Neh 9:38 | 38 En in dit alles maken wij een vast 757 Neh 10:8 | Maazia, Bilgai, Semaja. Dit waren de priesters. ~ 758 Neh 11:3 | 3 En dit zijn de hoofden van het 759 Neh 11:7 | 7 En dit zijn de kinderen van Benjamin: 760 Neh 12:1 | 1 Dit nu zijn de priesters en 761 Neh 13:6 | 6 Doch in dit alles was ik niet te Jeruzalem; 762 Neh 13:17 | Wat voor een boos ding is dit, dat gijlieden doet, en 763 Neh 13:18 | alzo, en onze God bracht al dit kwaad over ons en over deze 764 Neh 13:27 | ulieden horen, dat gij al dit grote kwaad zoudt doen, 765 Est 1:21 | 21 Dit woord nu was goed in de 766 Est 16:4 | geschiedde nu, toen zij dit van dag tot dag tot hem 767 Est 17:4 | geschiedde nu, toen zij dit van dag tot dag tot hem 768 Est 29:1 | 13 Doch dit alles baat mij niet, zo 769 Est 49:6 | 13 De inhoud van dit schrift was: dat een wet 770 Est 52:4 | 17 Dit geschiedde op den dertienden 771 Job 1:22 | 22 In dit alles zondigde Job niet, 772 Job 2:10 | kwade niet ontvangen? In dit alles zondigde Job met zijn 773 Job 2:11 | van Job gehoord hadden al dit kwaad, dat over hem gekomen 774 Job 5:27 | 27 Zie dit, wij hebben het doorzocht, 775 Job 10:13 | in Uw hart; ik weet, dat dit bij U geweest is. ~ 776 Job 12:9 | dat de hand des HEEREN dit doet? ~ 777 Job 18:21 | woningen des verkeerden, en dit is de plaats desgenen die 778 Job 19:26 | En als zij na mijn huid dit doorknaagd zullen hebben, 779 Job 20:4 | 4 Weet gij dit? Van altoos af, van dat 780 Job 20:29 | 29 Dit is het deel des goddelozen 781 Job 21:2 | aandachtelijk mijn rede, en laat dit zijn uw vertroostingen. ~ 782 Job 26:14 | 14 Ziet, dit zijn maar uiterste einden 783 Job 27:13 | 13 Dit is het deel des goddelozen 784 Job 27:22 | 22 En God zal dit over hem werpen, en niet 785 Job 33:29 | 29 Zie, dit alles werkt God tweemaal 786 Job 34:16 | verstand bij u is, hoor dit; neig de oren tot de stem 787 Job 36:47 | 14 Neem dit, o Job, ter ore; sta, en 788 Job 37:18 | het te kennen, indien gij dit alles weet. ~ 789 Psa 12:8 | Gij zult hen behoeden voor dit geslacht, tot in eeuwigheid. ~ 790 Psa 17:14 | wereld zijn, welker deel in dit leven is, welker buik Gij 791 Psa 44:18 | 18 Dit alles is ons overkomen, 792 Psa 49:2 | 2 Hoort dit, alle gij volken! neemt 793 Psa 50:22 | 22 Verstaat dit toch, gij godvergetenden! 794 Psa 54:7 | 7Hij zal dit kwaad mijn verspieders vergelden; 795 Psa 56:10 | dage als ik roepen zal; dit weet ik, dat God met mij 796 Psa 62:12 | een ding gesproken, ik heb dit tweemaal gehoord: dat de 797 Psa 69:33 | 33 De zachtmoedigen, dit gezien hebbende, zullen 798 Psa 73:16 | Nochtans heb ik gedacht om dit te mogen verstaan; maar 799 Psa 77:11 | 11 Daarna zeide ik: Dit krenkt mij; maar de rechterhand 800 Psa 78:32 | 32 Boven dit alles zondigden zij nog, 801 Psa 81:5 | 5 Want dit is een inzetting in Israel, 802 Psa 95:10 | heb Ik verdriet gehad aan dit geslacht, en heb gezegd: 803 Psa 109:20 | 20 Dit zij het werkloon mijner 804 Psa 109:27 | 27 Opdat zij weten, dat dit Uw hand is, dat Gij het, 805 Psa 118:20 | 20 Dit is de poort des HEEREN, 806 Psa 118:23 | 23 Dit is van den HEERE geschied, 807 Psa 118:24 | 24 Dit is de dag, dien de HEERE 808 Psa 119:50 | 50  Dit is mijn troost in mijn ellende, 809 Psa 132:14 | 14 Dit is Mijn rust tot in eeuwigheid, 810 Psa 149:9 | recht over hen te doen. Dit zal de heerlijkheid van 811 Spre 6:3 | 3      Doe nu dit, mijn zoon! en red u, dewijl 812 Spre 25:1 | 1      Dit zijn ook spreuken van Salomo, 813 Pred 1:17| gewaar geworden, dat ook dit een kwelling des geestes 814 Pred 2:10| vanwege al mijn arbeid; en dit was mijn deel      van al 815 Pred 2:17| 17      Daarom haatte ik dit leven, want dit werk dacht 816 Pred 2:17| haatte ik dit leven, want dit werk dacht mij kwaad, dat 817 Pred 2:21| niet gearbeid      heeft. Dit is ook ijdelheid en een 818 Pred 2:26| is voor Gods aangezicht. Dit is ook ijdelheid en kwelling 819 Pred 3:13| geniete van al zijn arbeid, Dit is een gave Gods. ~ 820 Pred 4:8 | gebrek hebben van het goede? Dit is ook ijdelheid, en het 821 Pred 5:9 | van het inkomen niet zat. Dit is ook ijdelheid. ~ 822 Pred 5:15| 15      Daarom is dit ook een kwaad, dat krankheid 823 Pred 6:2 | een vreemd man dat opeet. Dit is ook ijdelheid en een 824 Pred 6:9 | wandelen der begeerlijkheid. Dit is ook ijdelheid en kwelling 825 Pred 6:12| goed is voor den mens in dit leven, gedurende het getal 826 Pred 7:6 | is het lachen eens zots. Dit is ook ijdelheid. ~ 827 Pred 7:15| 15      Dit alles heb ik gezien in de 828 Pred 7:18| en trek ook uw hand van dit niet af; want die God vreest, 829 Pred 7:23| 23      Dit alles heb ik met wijsheid 830 Pred 7:27| 27      Ziet, dit heb ik gevonden, zegt de 831 Pred 7:29| 29      Alleenlijk ziet, dit heb ik gevonden, dat God 832 Pred 8:9 | 9      Dit alles heb ik gezien, toen 833 Pred 8:10| recht      gedaan hadden. Dit is ook ijdelheid. ~ 834 Pred 8:14| rechtvaardigen. Ik zeg, dat dit ook ijdelheid is. ~ 835 Pred 9:1 | 1      Zekerlijk, dit alles heb ik in mijn hart 836 Pred 9:1 | mijn hart gelegd, opdat ik dit alles klaarlijk mocht verstaan, 837 Pred 9:3 | 3      Dit is een kwaad onder alles, 838 Pred 9:9 | al uw ijdele dagen; want dit is uw deel in dit leven, 839 Pred 9:9 | want dit is uw deel in dit leven, en      van uw arbeid, 840 Pred 11:6 | wat recht wezen zal, of dit of dat, of dat die beide 841 Pred 12:13| houd Zijn geboden, want dit betaamt allen mensen. ~ 842 Jes 5:25 | het midden der straten. Om dit alles keert zich Zijn toorn 843 Jes 6:9 | Hij: Ga henen, en zeg tot dit volk: Horende hoort, maar 844 Jes 7:16 | 16      Zekerlijk, eer dit Knechtje weet te verwerpen 845 Jes 8:6 | 6      Dewijl dit volk veracht de wateren 846 Jes 8:12 | verbintenis, van alles, waar dit volk van zegt: Het is een 847 Jes 8:20 | zo zij niet spreken naar dit woord, het zal zijn, dat 848 Jes 9:2 | 2      Gij hebt dit volk vermenigvuldigd, maar 849 Jes 9:8 | 8      En al dit volk zal het gewaar worden, 850 Jes 9:11 | opeten met vollen mond. Om dit alles keert Zijn toorn zich 851 Jes 9:12 | 12      Want dit volk keert zich niet tot 852 Jes 9:16 | mond spreekt dwaasheid. Om dit alles keert Zijn toorn zich 853 Jes 9:20 | zamen tegen Juda zijn. Om dit alles keert Zijn toorn zich 854 Jes 10:4 | vallen onder de gedoden? Om dit alles keert Zijn toorn zich 855 Jes 14:26 | 26      Dit is de raadslag, die beraadslaagd 856 Jes 14:26 | over dat ganse land; en dit is de hand, die uitgestrekt 857 Jes 16:13 | 13      Dit is het woord, dat de HEERE 858 Jes 17:14 | is, is hij er niet meer. Dit is het deel dergenen, die 859 Jes 20:6 | 6   En de inwoners van dit eiland zullen te dien dage 860 Jes 23:7 | 7      Is dit uw vrolijk huppelende stad? 861 Jes 23:8 | 8      Wie heeft dit beraadslaagd over Tyrus, 862 Jes 23:13 | het land der Chaldeen; dit volk was er niet; Assur 863 Jes 24:3 | worden; want de HEERE heeft dit woord gesproken. ~ 864 Jes 26:1 | 1      Te dien dage zal dit lied gezongen worden in 865 Jes 26:15 | Gij, o HEERE! hadt dit volk vermeerderd, Gij hadt 866 Jes 26:15 | volk vermeerderd, Gij hadt dit volk vermeerderd; Gij waart 867 Jes 27:9 | Jakob verzoend worden, en dit is de ganse vrucht, dat 868 Jes 28:11 | door een andere tong tot dit volk spreken; ~ 869 Jes 28:12 | dewelken Hij gezegd heeft: Dit is de rust, geeft den moeden 870 Jes 28:12 | geeft den moeden rust, en dit is de verkwikking; doch 871 Jes 28:14 | bespotters, gij heersers over dit volk, dat te Jeruzalem is! ~ 872 Jes 29:11 | kan, zeggende: Lees toch dit; en hij zegt: Ik kan niet,      873 Jes 29:12 | kan, zeggende: Lees toch dit; en hij zegt: Ik kan niet 874 Jes 29:13 | heeft gezegd: Daarom dat dit volk tot Mij nadert met 875 Jes 29:14 | wonderlijk handelen met dit volk, wonderlijk en wonderbaarlijk; 876 Jes 30:12 | Israels: Omdat gijlieden dit woord verwerpt, en vertrouwt 877 Jes 30:21 | die achter u is, zeggende: Dit is de weg, wandelt in denzelven; 878 Jes 36:4 | Assyrie: Wat vertrouwen is dit, waarmede gij vertrouwt; ~ 879 Jes 36:7 | gezegd heeft: Voor dit altaar zult gij u nederbuigen? ~ 880 Jes 36:10 | den HEERE opgetogen tegen dit land, om dat te verderven. 881 Jes 37:22 | 22      Dit is het woord, dat de HEERE 882 Jes 37:30 | u een teken, dat men in dit jaar, wat van zelf gewassen 883 Jes 37:32 | HEEREN der heirscharen zal dit doen. ~ 884 Jes 38:7 | 7      En dit zal u een teken zijn van 885 Jes 38:9 | 9      Dit is het schrift van Hizkia, 886 Jes 38:16 | dingen leeft men, en in dit alles is het leven van mijn 887 Jes 41:4 | 4      Wie heeft dit gewrocht en gedaan, roepende 888 Jes 43:9 | worden; wie onder hen zal dit verkondigen? Of laat hen 889 Jes 43:21 | 21      Dit volk heb Ik Mij geformeerd, 890 Jes 47:8 | 8      Nu dan, hoor dit, gij weelderige! die zo 891 Jes 48:1 | 1      Hoort dit, gij huis van Jakob, die 892 Jes 48:16 | gijlieden tot Mij, hoort dit: Ik heb van den beginne 893 Jes 51:21 | 21      Daarom hoort nu dit, gij bedrukten! en gij dronkenen, 894 Jes 54:17 | opstaat, zult gij verdoemen; dit is de erve der knechten 895 Jes 59:6 | 6      Is niet dit het vasten, dat Ik verkies: 896 Jes 60:21 | 21      Mij aangaande, dit is Mijn Verbond met hen, 897 Jer 1:14 | Van het noorden zal zich dit kwaad opdoen over alle inwoners 898 Jer 2:17 | 17      Doet gij dit niet zelven, doordien gij 899 Jer 3:7 | zij bekeerde zich niet. Dit zag de trouweloze, haar 900 Jer 3:10 | 10      En zelfs in dit alles heeft zich haar trouweloze 901 Jer 4:10 | HEERE! waarlijk, Gij hebt dit volk en Jeruzalem grotelijks 902 Jer 4:11 | Te dier tijd zal tot dit volk en tot Jeruzalem gezegd 903 Jer 4:18 | hebben u deze dingen gedaan; dit is uw boosheid, dat het 904 Jer 4:27 | Want zo zegt de HEERE: Dit ganse land zal een woestijn 905 Jer 5:9 | wreken aan zulk een volk, als dit is? ~ 906 Jer 5:14 | heirscharen, alzo, omdat gijlieden dit woord spreekt: Ziet, Ik 907 Jer 5:14 | mond tot vuur maken, en dit volk tot hout, en het zal 908 Jer 5:20 | 20      Verkondigt dit in het huis van Jakob, en 909 Jer 5:21 | 21      Hoort nu dit, gij dwaas en harteloos 910 Jer 5:23 | 23      Maar dit volk heeft een afvallig 911 Jer 5:29 | wreken aan zulk een volk als dit is? ~ 912 Jer 6:19 | zal een kwaad brengen over dit volk, de vrucht hunner gedachten; 913 Jer 6:21 | HEERE alzo: Ziet, Ik zal dit volk allerlei aanstoot stellen; 914 Jer 7:2 | HEEREN huis, en roep aldaar dit woord uit, en zeg: Hoort 915 Jer 7:10 | voor Mijn aangezicht in dit huis, dat naar Mijn Naam 916 Jer 7:11 | 11      Is dan dit huis, dat naar Mijn Naam 917 Jer 7:14 | 14      Zo zal Ik aan dit huis, dat naar Mijn Naam 918 Jer 7:16 | Gij dan, bid niet voor dit volk, en hef geen geschrei 919 Jer 7:28 | Daarom zeg tot hen: Dit is het volk, dat naar de 920 Jer 8:3 | overblijfsel der overgeblevenen uit dit boze geslacht, in al de 921 Jer 8:5 | 5      Waarom keert dan dit volk te Jeruzalem af met 922 Jer 9:9 | wreken aan zulk een volk, als dit is? ~ 923 Jer 9:12 | Wie is de wijze man, die dit versta? En tot wien heeft 924 Jer 9:15 | Israels, alzo: Ziet, Ik zal dit volk spijzen met alsem, 925 Jer 10:19 | smartelijk; en ik had gezegd: Dit is immers een krankheid, 926 Jer 11:14 | Gij dan, bid niet voor dit volk, en hef geen geschrei 927 Jer 13:12 | 12      Daarom zeg dit woord tot hen: Zo zegt de 928 Jer 13:25 | 25      Dit zal uw lot, het deel uwer 929 Jer 14:10 | Alzo zegt de HEERE van dit volk: Zij hebben zo liefgehad 930 Jer 14:11 | HEERE tot mij: Bid niet voor dit volk ten goede. ~ 931 Jer 14:15 | geen zwaard noch honger in dit      land zijn; diezelve 932 Jer 14:17 | 17      Daarom zult gij dit woord tot hen zeggen: Mijn 933 Jer 15:1 | zo zou toch Mijn ziel tot dit volk niet wezen; drijf ze 934 Jer 15:20 | Want Ik heb u tegen dit volk gesteld tot een koperen 935 Jer 16:3 | die ze gewinnen in      dit land: ~ 936 Jer 16:5 | met hen; want Ik heb van dit      volk (spreekt de HEERE) 937 Jer 16:6 | Zodat groten en kleinen in dit land zullen sterven, zij 938 Jer 16:10 | zal geschieden, als gij dit volk al deze woorden zult 939 Jer 16:10 | Waarom spreekt de HEERE al dit grote kwaad over ons, en 940 Jer 16:13 | Daarom zal Ik ulieden uit dit land werpen, in een land, 941 Jer 19:11 | heirscharen: Alzo zal Ik dit volk en deze stad verbreken, 942 Jer 21:8 | 8      En tot dit volk zult gij zeggen: Zo 943 Jer 22:1 | van Juda, en spreek aldaar dit woord. ~ 944 Jer 22:4 | zullen door de poorten van dit huis koningen ingaan, zittende 945 Jer 22:5 | gezworen, spreekt de HEERE, dat dit huis tot een woestheid worden 946 Jer 22:12 | weggevoerd, zal hij sterven, en dit land zal hij niet meer zien. ~ 947 Jer 22:21 | zeidet: Ik zal niet horen. Dit is uw weg van uw jeugd af, 948 Jer 23:6 | en Israel zeker wonen; en dit zal Zijn naam zijn, waarmede 949 Jer 23:32 | niets bevolen heb, en zij dit volk gans geen nut doen, 950 Jer 23:33 | 33      Wanneer dan dit volk, of een profeet, of 951 Jer 23:38 | zegt de HEERE: Omdat gij dit woord zegt: Des HEEREN last, 952 Jer 24:6 | zal hen wederbrengen in dit land; en Ik zal hen bouwen, 953 Jer 24:8 | overblijfsel van Jeruzalem, die in dit land zijn overgebleven, 954 Jer 25:1 | Josia, koning van Juda (dit was het eerste jaar van 955 Jer 25:3 | Juda, tot op dezen dag toe (dit is het drie en twintigste 956 Jer 25:9 | en zal ze brengen over dit land, en      over de inwoners 957 Jer 25:11 | 11      En dit ganse land zal worden tot 958 Jer 25:13 | gesproken heb; al wat in dit boek geschreven is, wat 959 Jer 26:1 | koning van Juda, geschiedde dit woord van den HEERE, zeggende: ~ 960 Jer 26:6 | 6      Zo zal Ik dit huis stellen als Silo, en 961 Jer 26:9 | geprofeteerd, zeggende: Dit huis zal worden als Silo, 962 Jer 26:12 | heeft mij gezonden, om tegen dit huis en tegen deze stad 963 Jer 26:20 | tegen deze stad en tegen dit land, naar al de      woorden 964 Jer 27:1 | koning van Juda, geschiedde dit woord tot Jeremia, van den 965 Jer 27:16 | tot de priesteren, en tot dit ganse volk, zeggende: Zo 966 Jer 28:7 | 7      Maar hoor nu dit woord, dat ik spreek voor 967 Jer 28:15 | maar gij hebt gemaakt, dat dit volk op leugen vertrouwt. ~ 968 Jer 28:16 | wegwerpen van den aardbodem; dit jaar zult gij sterven, omdat 969 Jer 29:1 | 1      Voorts zijn dit de woorden des briefs, dien 970 Jer 30:4 | 4      En dit zijn de woorden, die de 971 Jer 31:23 | heirscharen, de God Israels: Dit woord zullen zij nog zeggen 972 Jer 31:33 | 33      Maar dit is het verbond, dat Ik na 973 Jer 32:1 | Zedekia, koning van Juda; dit jaar was het achttiende 974 Jer 32:15 | velden, en wijngaarden in dit land gekocht worden. ~ 975 Jer 32:22 | 22      En hebt hun dit land gegeven, dat Gij hun 976 Jer 32:23 | doen; dies hebt Gij hun al dit kwaad doen bejegenen. ~ 977 Jer 32:42 | HEERE: Gelijk als Ik over dit volk gebracht heb al dit 978 Jer 32:42 | dit volk gebracht heb al dit grote kwaad, alzo zal Ik 979 Jer 32:43 | velden gekocht worden in dit land, waarvan gij zegt: 980 Jer 33:24 | Hebt gij niet gezien, wat dit volk spreekt, zeggende: 981 Jer 35:11 | de koning van Babel, naar dit land optoog, dat wij zeiden: 982 Jer 35:16 | bevestigd hebben, maar dit volk naar Mij niet hoort; ~ 983 Jer 36:1 | den koning van Juda, dat dit woord tot Jeremia geschiedde 984 Jer 36:7 | grimmigheid, die de HEERE tegen dit volk heeft uitgesproken. ~ 985 Jer 36:18 | ik schreef ze met inkt in dit boek. ~ 986 Jer 36:29 | zal zekerlijk komen, en dit land verderven, en maken, 987 Jer 37:18 | tegen uw knechten, of tegen dit volk gezondigd, dat gijlieden 988 Jer 37:19 | tegen ulieden, noch tegen dit land komen. ~ 989 Jer 38:21 | weigert uit te gaan, zo is dit het woord, dat de HEERE 990 Jer 40:2 | De HEERE, uw God, heeft dit kwaad over deze plaats gesproken. ~ 991 Jer 42:2 | den HEERE, uw God, voor dit ganse overblijfsel; want 992 Jer 42:10 | Indien gijlieden in dit land zult blijven wonen, 993 Jer 42:13 | zult zeggen: Wij zullen in dit land niet blijven; opdat 994 Jer 44:23 | hebt gewandeld; daarom is u dit kwaad wedervaren, gelijk 995 Jer 44:29 | 29      En dit zal ulieden het teken zijn, 996 Jer 45:4 | geplant heb, ruk Ik uit, zelfs dit ganse land. ~ 997 Jer 51:6 | haar ongerechtigheid; want dit is de tijd der wraak des 998 Jer 51:11 | haar verderve;      want dit is de wraak des HEEREN, 999 Jer 51:63 | gij geeindigd zult hebben dit boek te lezen, dan zult 1000 Jer 52:12 | op den tienden der maand (dit jaar was het negentiende


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1541

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License