1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1541
Book Chapter: Verse
501 1Sa 14:10 | in onze hand gegeven; en dit zal ons een teken zijn. ~
502 1Sa 14:35 | Saul den HEERE een altaar; dit was het eerste altaar, dat
503 1Sa 14:45 | vallen zal; want hij heeft dit heden met God gedaan. Alzo
504 1Sa 15:4 | 4 Dit verkondigde Saul het volk,
505 1Sa 15:14 | zeide Samuel: Wat is dan dit voor een stem der schapen
506 1Sa 16:11 | zeide Samuel tot Isai: Zijn dit al de jongelingen? En hij
507 1Sa 17:17 | uw broeders een efa van dit geroost koren, en deze tien
508 1Sa 19:11 | hem des morgens doodden. Dit gaf Michal, zijn huisvrouw,
509 1Sa 20:3 | hij gezegd: Dat Jonathan dit niet wete, opdat hij zich
510 1Sa 20:9 | ik zekerlijk merkte, dat dit kwaad bij mijn vader ten
511 1Sa 20:25 | had op zijn zitplaats, op dit maal gelijk de andere maal,
512 1Sa 20:33 | Alzo merkte Jonathan, dat dit ten volle bij zijn vader
513 1Sa 21:9 | want hier is geen ander dan dit. David nu zeide: Er is zijns
514 1Sa 23:9 | David verstond, dat Saul dit kwaad tegen hem heimelijk
515 1Sa 24:17 | spreken, zo zeide Saul: Is dit uw stem, mijn zoon David?
516 1Sa 25:27 | 27 En nu, dit is de zegen, dien uw dienstmaagd
517 1Sa 25:31 | 31 Zo zal dit u, mijn heer, niet zijn
518 1Sa 26:17 | van David, en zeide: Is dit uw stem, mijn zoon David?
519 1Sa 28:9 | de duivelskunstenaars uit dit land heeft uitgeroeid; waarom
520 1Sa 29:5 | 5 Is dit niet die David, van denwelken
521 1Sa 30:20 | datzelve vee heen, en zeiden: Dit is Davids buit. ~
522 1Sa 30:25 | 25 En dit is van dien dag af en voortaan
523 2Sa 2:6 | En ik ook, ik zal aan u dit goede doen, dewijl gij deze
524 2Sa 2:20 | zich om, en zeide: Zijt gij dit, Asahel? En hij zeide: Ik
525 2Sa 3:36 | 36 Als al het volk dit vernam, zo was het goed
526 2Sa 5:14 | 14 En dit zijn de namen dergenen,
527 2Sa 7:17 | al deze woorden, en naar dit ganse gezicht, alzo sprak
528 2Sa 7:19 | 19 Daartoe is dit in Uw ogen nog klein geweest,
529 2Sa 7:19 | gesproken tot van verre heen; en dit naar de wet der mensen,
530 2Sa 7:25 | 25 Nu dan, HEERE God, doe dit woord, dat Gij over Uw knecht
531 2Sa 7:27 | knecht in zijn hart gevonden, dit gebed tot U te bidden. ~
532 2Sa 7:28 | waarheid zijn, en Gij hebt dit goede tot Uw knecht gesproken. ~
533 2Sa 10:5 | 5 Als zij dit David lieten weten, zo zond
534 2Sa 10:7 | 7 Als David dit hoorde, zond hij Joab heen,
535 2Sa 12:21 | knechten tot hem: Wat is dit voor een ding, dat gij gedaan
536 2Sa 13:16 | oorzaken om mij uit te drijven; dit kwaad zou groter zijn dan
537 2Sa 14:3 | en spreek tot hem naar dit woord. En Joab legde de
538 2Sa 14:13 | Want daaruit, dat de koning dit woord gesproken heeft, is
539 2Sa 14:19 | Is Joabs hand met u in dit alles? En de vrouw antwoordde
540 2Sa 16:17 | Absalom zeide tot Husai: Is dit uw weldadigheid aan uw vriend?
541 2Sa 16:18 | de HEERE verkiest, en al dit volk, en alle mannen van
542 2Sa 17:4 | 4 Dit woord nu was recht in Absaloms
543 2Sa 17:29 | te eten, want zij zeiden: Dit volk is hongerig, en moede,
544 2Sa 19:7 | bij u zal vernachten! En dit zal u kwader zijn, dan al
545 2Sa 23:1 | 1 Voorts zijn dit de laatste woorden van David.
546 2Sa 23:8 | 8 Dit zijn de namen der helden,
547 2Sa 23:17 | van mij, o HEERE, dat ik dit zou doen; zou ik drinken
548 2Sa 23:17 | wilde het niet drinken. Dit deden die drie helden. ~
549 2Sa 24:3 | doe de HEERE, uw God, tot dit volk, zoals deze en die
550 2Sa 24:23 | 23 Dit alles gaf Arauna, de koning,
551 1Kon 3:9 | goed en kwaad; want wie zou dit Uw zwaar volk kunnen richten? ~
552 1Kon 3:23| zeide de koning: Deze zegt: Dit is mijn zoon, die leeft,
553 1Kon 4:8 | 8 En dit zijn hun namen: de zoon
554 1Kon 5:7 | zoon gegeven heeft over dit grote volk! ~
555 1Kon 5:14| huis; en Adoniram was over dit uitschot. ~
556 1Kon 6:12| 12 Aangaande dit huis, dat gij bouwt, zo
557 1Kon 6:16| vloer af tot de wanden; dit bouwde hij Hem van binnen
558 1Kon 6:38| is de achtste maand, was dit huis volmaakt, naar al zijn
559 1Kon 7:28| 28 En dit was het werk der stelling;
560 1Kon 8:27| begrijpen, hoeveel te min dit huis, dat ik gebouwd heb! ~
561 1Kon 8:29| zijn, nacht en dag, over dit huis, over deze plaats,
562 1Kon 8:31| vloeks voor Uw altaar in dit huis komen zal; ~
563 1Kon 8:33| Naam belijden, en tot U in dit huis bidden en smeken zullen; ~
564 1Kon 8:38| een ieder zijn handen in dit huis uitbreiden zal; ~
565 1Kon 8:42| hij komen en bidden zal in dit huis; ~
566 1Kon 8:43| Naam genoemd wordt over dit huis, hetwelk ik gebouwd
567 1Kon 8:44| Gij verkoren hebt, en naar dit huis, hetwelk ik Uw Naam
568 1Kon 8:48| Gij verkoren hebt, en naar dit huis, dat ik Uw Naam gebouwd
569 1Kon 8:54| als Salomo voleind had dit ganse gebed, en deze smeking
570 1Kon 9:7 | dat Ik hun gegeven heb, en dit huis, hetwelk Ik Mijn Naam
571 1Kon 9:8 | 8 En aangaande dit huis, dat verheven zal geweest
572 1Kon 9:8 | de HEERE alzo gedaan aan dit land en aan dit huis? ~
573 1Kon 9:8 | gedaan aan dit land en aan dit huis? ~
574 1Kon 9:9 | daarom heeft de HEERE al dit kwaad over hen gebracht. ~
575 1Kon 9:15| 15 Dit is nu de oorzaak van het
576 1Kon 10:12| En de koning maakte van dit almuggimhout steunselen
577 1Kon 11:11| HEERE tot Salomo: Dewijl dit bij u geschied is, dat gij
578 1Kon 11:11| heb; Ik zal gewisselijk dit koninkrijk van u scheuren,
579 1Kon 11:27| 27 Dit is nu de zaak, waarom hij
580 1Kon 11:34| 34 Doch niets van dit koninkrijk zal Ik uit zijn
581 1Kon 12:2 | Jerobeam, de zoon van Nebat, dit hoorde, daar hij nog in
582 1Kon 12:6 | raadt gijlieden, dat men dit volk antwoorden zal? ~
583 1Kon 12:7 | Indien gij heden knecht van dit volk wezen zult, en hen
584 1Kon 12:9 | raadt gijlieden, dat wij dit volk antwoorden zullen,
585 1Kon 12:27| 27 Zo dit volk opgaan zal om offeranden
586 1Kon 13:3 | een wonderteken, zeggende: Dit is dat wonderteken, waarvan
587 1Kon 13:26| weg had doen wederkeren, dit hoorde, zo zeide hij: Het
588 1Kon 14:2 | ik koning zou zijn over dit volk. ~
589 1Kon 14:15| zal Israel uitrukken uit dit goede land, dat Hij hun
590 1Kon 17:10| toch een weinig waters in dit vat, dat ik drinke. ~
591 1Kon 17:21| God, laat toch de ziel van dit kind in hem wederkomen. ~
592 1Kon 18:37| HEERE, antwoord mij; opdat dit volk erkenne, dat Gij, o
593 1Kon 20:12| het geschiedde, als hij dit woord hoorde, daar hij was
594 1Kon 20:34| antwoordde Achab, zal u met dit verbond dan laten gaan.
595 1Kon 21:5 | en sprak tot hem: Wat is dit, dat uw geest dus gemelijk
596 2Kon 1:5 | hij zeide tot hen: Wat is dit, dat gij wederkomt? ~
597 2Kon 2:21| Zo zegt de HEERE: Ik heb dit water gezond gemaakt, er
598 2Kon 3:16| zegt de HEERE: Maakt in dit dal vele grachten. ~
599 2Kon 3:17| regen zien; nochtans zal dit dal met water vervuld worden,
600 2Kon 3:23| 23 En zij zeiden: Dit is bloed; de koningen hebben
601 2Kon 6:18| HEERE, en zeide: Sla toch dit volk met verblindheden.
602 2Kon 6:19| Toen zeide Elisa tot hen: Dit is de weg niet, en dit is
603 2Kon 6:19| Dit is de weg niet, en dit is de stad niet; volgt mij
604 2Kon 7:9 | komt, laat ons gaan, en dit aan het huis des konings
605 2Kon 7:19| maakte, zou het ook naar dit woord geschieden kunnen?
606 2Kon 8:5 | Gehazi: Mijn heer koning! Dit is de vrouw, en dit is haar
607 2Kon 8:5 | koning! Dit is de vrouw, en dit is haar zoon, dien Elisa
608 2Kon 9:15| uittrekken, die ontkome, om dit in Jizreel te gaan verkondigen. ~
609 2Kon 9:20| 20 En de wachter gaf dit te kennen, zeggende: Hij
610 2Kon 9:26| Ik u dat niet vergelde op dit stuk lands, zegt de HEERE.
611 2Kon 9:36| te kennen, en hij zeide: Dit is het woord des HEEREN,
612 2Kon 9:37| niet zal kunnen zeggen: Dit is Izebel. ~ ~ ~
613 2Kon 11:5 | hij gebood hun, zeggende: Dit is de zaak, die gij doen
614 2Kon 11:6 | gij waarnemen de wacht van dit huis, tegen inbreking. ~
615 2Kon 16:12| 12 Dit was het woord des HEEREN,
616 2Kon 16:20| 20 Menahem nu bracht dit geld op van Israel, van
617 2Kon 20:19| Assyrie: Wat vertrouwen is dit, waarmede gij vertrouwt? ~
618 2Kon 20:22| Jeruzalem gezegd heeft: Voor dit altaar zult gij u buigen
619 2Kon 21:21| 21 Dit is het woord, dat de HEERE
620 2Kon 21:29| u een teken, dat men in dit jaar eten zal, wat van zelf
621 2Kon 21:31| HEERE der heirscharen zal dit doen. ~
622 2Kon 22:9 | 9 En Jesaja zeide: Dit zal u een teken van den
623 2Kon 23:7 | tot zijn zoon Salomo: In dit huis, en in Jeruzalem, die
624 2Kon 23:8 | van Israel te bewegen uit dit land, dat Ik hun vaderen
625 2Kon 25:3 | woorden dezes verbonds, die in dit boek geschreven zijn. En
626 2Kon 25:3 | het ganse volk stond in dit verbond. ~
627 2Kon 25:17| deze dingen, die gij tegen dit altaar van Beth-El gedaan
628 2Kon 25:21| uw God, pascha, gelijk in dit boek des verbonds geschreven
629 2Kon 25:22| 22 Want gelijk dit pascha was er geen gehouden,
630 2Kon 25:23| van den koning Josia, werd dit pascha den HEERE te Jeruzalem
631 2Kon 26:3 | 3 Zekerlijk geschiedde dit naar het bevel des HEEREN
632 2Kon 27:8 | op de zevenden der maand (dit was het negentiende jaar
633 1Kro 1:29| 29 Dit zijn hun geboorten: de eerstgeborene
634 1Kro 1:43| 43 Dit nu zijn de koningen, die
635 1Kro 2:33| nu waren Peleth en Zaza. Dit waren de kinderen van Jerahmeel. ~
636 1Kro 2:50| 50 Dit waren de kinderen van Kaleb,
637 1Kro 4:2 | Jahath gewon Ahumai en Lahad; dit zijn de huisgezinnen der
638 1Kro 4:4 | Ezer de vader van Husah. Dit zijn de kinderen van Hur,
639 1Kro 4:6 | en Temeni, en Haahastari. Dit zijn de kinderen van Naara. ~
640 1Kro 4:12| den vader van Ir-nahas; dit zijn de mannen van Recha. ~
641 1Kro 4:31| Beth-Biri, en te Saaraim. Dit waren hun steden, totdat
642 1Kro 4:33| steden waren, tot Baal toe. Dit zijn hun woningen en hun
643 1Kro 6:17| 17 En dit zijn de namen der zonen
644 1Kro 6:19| waren Maheli en Musi. En dit zijn de huisgezinnen der
645 1Kro 6:50| 50 Dit nu zijn de kinderen van
646 1Kro 6:54| 54 En dit waren hun woningen, naar
647 1Kro 7:33| Pasach, en Bimhal, en Asvath; dit waren de kinderen van Jaflet. ~
648 1Kro 8:38| Azel nu had zes zonen, en dit zijn hun namen; Azrikam,
649 1Kro 9:34| 34 Dit zijn de hoofden der vaderen
650 1Kro 9:44| Azel nu had zes zonen, en dit zijn hun namen: Azrikam,
651 1Kro 10:9 | Filistijnen land rondom, om dit te boodschappen aan hun
652 1Kro 11:19| wilde het niet drinken. Dit deden de drie helden. ~
653 1Kro 12:23| 23 En dit zijn de getallen der hoofden
654 1Kro 14:4 | 4 Dit nu zijn de namen der kinderen,
655 1Kro 15:13| omdat gijlieden ten eerste dit niet deedt, heeft de HEERE,
656 1Kro 17:15| al deze woorden, en naar dit ganse gezicht, alzo sprak
657 1Kro 17:17| 17 En dit is klein in Uw ogen geweest,
658 1Kro 17:26| zijt die God; en Gij hebt dit goede over Uw knecht gesproken. ~
659 1Kro 22:3 | Waarom verzoekt mijn heer dit? Waarom zou het Israel tot
660 1Kro 23:18| in mijn hand gegeven, en dit land is onderworpen geworden
661 1Kro 23:19| de heilige vaten Gods in dit huis brenge, dat den Naam
662 1Kro 24:24| 24 Dit zijn de kinderen van Levi,
663 1Kro 25:1 | nu de kinderen van Aaron, dit waren hun verdelingen. De
664 1Kro 27:19| 19 Dit zijn de verdelingen der
665 1Kro 28:1 | 1 Dit nu zijn de kinderen Israels
666 1Kro 29:8 | uws Gods; opdat gijlieden dit goede land erfelijk bezit,
667 1Kro 29:19| 19 Dit alles heeft men mij, zeide
668 1Kro 30:1 | een jongeling en teder; dit werk daarentegen is groot,
669 1Kro 30:14| vrijwillig te geven als dit is? Want het is alles van
670 1Kro 30:18| Izak en Israel, bewaar dit in der eeuwigheid in den
671 1Kro 30:19| om alles te doen, en om dit paleis te bouwen, hetwelk
672 2Kro 1:10| voor het aangezicht van dit volk uitga en inga; want
673 2Kro 1:10| uitga en inga; want wie zou dit Uw groot volk kunnen richten? ~
674 2Kro 1:11| tot Salomo: Daarom, dat dit in uw hart geweest is, en
675 2Kro 7:18| begrijpen, hoeveel te min dit huis, dat ik gebouwd heb? ~
676 2Kro 7:20| zijn, dag en nacht, over dit huis, over de plaats, van
677 2Kro 7:22| vloeks voor Uw altaar in dit huis komen zal; ~
678 2Kro 7:24| en voor Uw aangezicht in dit huis bidden en smeken zullen, ~
679 2Kro 7:29| een ieder zijn handen in dit huis uitbreiden zal; ~
680 2Kro 7:32| komen, en bidden zullen in dit huis; ~
681 2Kro 7:33| Naam genoemd wordt over dit huis, hetwelk ik gebouwd
682 2Kro 7:34| Gij verkoren hebt, en naar dit huis, hetwelk ik Uw Naam
683 2Kro 7:38| Gij verkoren hebt, en naar dit huis, dat ik Uw Naam gebouwd
684 2Kro 8:16| 16 Want Ik heb nu dit huis verkoren en geheiligd,
685 2Kro 8:20| dat Ik hun gegeven heb, en dit huis, dat Ik Mijn Naam geheiligd
686 2Kro 8:21| 21 En dit huis, dat verheven zal geweest
687 2Kro 8:21| Waarom heeft de HEERE aan dit land en aan dit huis alzo
688 2Kro 8:21| HEERE aan dit land en aan dit huis alzo gedaan? ~
689 2Kro 11:6 | raadt gijlieden, dat men dit volk antwoorden zal? ~
690 2Kro 11:7 | hem, zeggende: Indien gij dit volk goedertieren en jegens
691 2Kro 11:9 | raadt gijlieden, dat wij dit volk antwoorden zullen,
692 2Kro 18:14| 14 Dit nu is hun telling, naar
693 2Kro 21:9 | honger, wij zullen voor dit huis, en voor Uw aangezicht
694 2Kro 21:9 | staan, dewijl Uw Naam in dit huis is; en wij zullen uit
695 2Kro 22:18| 18 En na dit alles plaagde hem de HEERE
696 2Kro 22:19| 19 Dit geschiedde van jaar tot
697 2Kro 22:38| 18 En na dit alles plaagde hem de HEERE
698 2Kro 22:39| 19 Dit geschiedde van jaar tot
699 2Kro 23:17| 4 Dit is de zaak, die gij doen
700 2Kro 25:9 | De HEERE heeft meer dan dit, om u te geven. ~
701 2Kro 25:16| te verderven, dewijl gij dit gedaan, en naar mijn raad
702 2Kro 27:5 | en tien duizend gerst; dit brachten hem de kinderen
703 2Kro 28:22| tegen den HEERE nog meer; dit was de koning Achaz. ~
704 2Kro 29:25| Nathan, den profeet; want dit gebod was van de hand des
705 2Kro 29:28| met trompetten trompette; dit alles totdat het brandoffer
706 2Kro 30:9 | gevangen hebben, zodat zij in dit land zullen wederkomen;
707 2Kro 33:7 | tot zijn zoon Salomo: In dit huis, en te Jeruzalem, dat
708 2Kro 34:12| handelden trouwelijk in dit werk; en de bestelden over
709 2Kro 34:28| zij brachten den koning dit antwoord weder. ~
710 2Kro 35:7 | van runderen drie duizend; dit was van des konings have. ~
711 2Kro 35:19| koninkrijk van Josia, werd dit pascha gehouden. ~
712 2Kro 35:20| 20 Na dit alles, toen Josia het huis
713 2Kro 36:7 | van runderen drie duizend; dit was van des konings have. ~
714 2Kro 36:19| koninkrijk van Josia, werd dit pascha gehouden. ~
715 2Kro 36:20| 20 Na dit alles, toen Josia het huis
716 2Kro 37:18| konings en zijner vorsten, dit alles voerde hij naar Babel. ~
717 Ezra 1:9 | 9 En dit is hun getal: dertig gouden
718 Ezra 2:1 | 1 Dit zijn de kinderen van dat
719 Ezra 2:2 | Bigvai, Rehum en Baena. Dit is het getal der mannen
720 Ezra 3:12| eerste huis gezien hadden, dit huis in zijn grondlegging
721 Ezra 4:11| 11 Dit is een afschrift des briefs,
722 Ezra 4:14| hebben wij gezonden, en dit den koning bekend gemaakt; ~
723 Ezra 5:3 | heeft ulieden bevel gegeven dit huis te bouwen, en dezen
724 Ezra 5:4 | namen waren der mannen, die dit gebouw bouwden. ~
725 Ezra 5:9 | heeft ulieden bevel gegeven dit huis te bouwen, en dezen
726 Ezra 5:13| koning Kores bevel gegeven dit huis Gods te bouwen. ~
727 Ezra 5:17| koning Kores gegeven zij, om dit huis Gods te Jeruzalem te
728 Ezra 6:3 | Kores, gaf de koning Kores dit bevel: Het huis Gods te
729 Ezra 6:7 | Laat hen aan den arbeid van dit huis Gods; dat de landvoogd
730 Ezra 6:7 | en de oudsten der Joden dit huis Gods bouwen aan zijn
731 Ezra 6:8 | oudsten dezer Joden, om dit huis Gods te bouwen; te
732 Ezra 6:11| gegeven, dat al dengene, die dit woord zal veranderen, een
733 Ezra 6:12| veranderen en te verderven dit huis Gods, dat te Jeruzalem
734 Ezra 6:15| 15 En dit huis werd volbracht op den
735 Ezra 6:16| gevangenis deden de inwijding van dit huis Gods met vreugde. ~
736 Ezra 6:17| offerden, ter inwijding van dit huis Gods, honderd runderen,
737 Ezra 7:11| 11 Dit is nu het afschrift des
738 Ezra 8:1 | 1 Dit nu zijn de hoofden hunner
739 Ezra 8:28| deze vaten zijn heilig; ook dit zilver en dit goud, de vrijwillige
740 Ezra 8:28| heilig; ook dit zilver en dit goud, de vrijwillige gave,
741 Ezra 10:5 | zweren, te zullen doen naar dit woord; en zij zwoeren. ~
742 Neh 2:2 | gij toch niet krank zijt? Dit is niet dan treurigheid
743 Neh 2:19 | knecht, en Gesem, de Arabier, dit hoorden, zo bespotten zij
744 Neh 2:19 | ons; en zij zeiden: Wat is dit voor een ding, dat gijlieden
745 Neh 5:12 | dat zij doen zouden naar dit woord. ~
746 Neh 5:13 | schudde God uit allen man, die dit woord niet zal bevestigen,
747 Neh 5:13 | HEERE. En het volk deed naar dit woord. ~
748 Neh 5:18 | dienstbaarheid zwaar was over dit volk. ~
749 Neh 5:19 | goede, alles, wat ik aan dit volk gedaan heb. ~ ~
750 Neh 6:3 | kunnen afkomen; waarom zou dit werk ophouden, terwijl ik
751 Neh 6:16 | geschiedde, als al onze vijanden dit hoorden, zo vreesden al
752 Neh 6:16 | ogen; want zij merkten, dat dit werk van onzen God gedaan
753 Neh 7:6 | 6 Dit zijn de kinderen van dat
754 Neh 7:7 | Bigvai, Nehim en Baena. Dit is het getal der mannen
755 Neh 9:18 | gemaakt hadden, en gezegd: Dit is uw God, Die u uit Egypte
756 Neh 9:38 | 38 En in dit alles maken wij een vast
757 Neh 10:8 | Maazia, Bilgai, Semaja. Dit waren de priesters. ~
758 Neh 11:3 | 3 En dit zijn de hoofden van het
759 Neh 11:7 | 7 En dit zijn de kinderen van Benjamin:
760 Neh 12:1 | 1 Dit nu zijn de priesters en
761 Neh 13:6 | 6 Doch in dit alles was ik niet te Jeruzalem;
762 Neh 13:17 | Wat voor een boos ding is dit, dat gijlieden doet, en
763 Neh 13:18 | alzo, en onze God bracht al dit kwaad over ons en over deze
764 Neh 13:27 | ulieden horen, dat gij al dit grote kwaad zoudt doen,
765 Est 1:21 | 21 Dit woord nu was goed in de
766 Est 16:4 | geschiedde nu, toen zij dit van dag tot dag tot hem
767 Est 17:4 | geschiedde nu, toen zij dit van dag tot dag tot hem
768 Est 29:1 | 13 Doch dit alles baat mij niet, zo
769 Est 49:6 | 13 De inhoud van dit schrift was: dat een wet
770 Est 52:4 | 17 Dit geschiedde op den dertienden
771 Job 1:22 | 22 In dit alles zondigde Job niet,
772 Job 2:10 | kwade niet ontvangen? In dit alles zondigde Job met zijn
773 Job 2:11 | van Job gehoord hadden al dit kwaad, dat over hem gekomen
774 Job 5:27 | 27 Zie dit, wij hebben het doorzocht,
775 Job 10:13 | in Uw hart; ik weet, dat dit bij U geweest is. ~
776 Job 12:9 | dat de hand des HEEREN dit doet? ~
777 Job 18:21 | woningen des verkeerden, en dit is de plaats desgenen die
778 Job 19:26 | En als zij na mijn huid dit doorknaagd zullen hebben,
779 Job 20:4 | 4 Weet gij dit? Van altoos af, van dat
780 Job 20:29 | 29 Dit is het deel des goddelozen
781 Job 21:2 | aandachtelijk mijn rede, en laat dit zijn uw vertroostingen. ~
782 Job 26:14 | 14 Ziet, dit zijn maar uiterste einden
783 Job 27:13 | 13 Dit is het deel des goddelozen
784 Job 27:22 | 22 En God zal dit over hem werpen, en niet
785 Job 33:29 | 29 Zie, dit alles werkt God tweemaal
786 Job 34:16 | verstand bij u is, hoor dit; neig de oren tot de stem
787 Job 36:47 | 14 Neem dit, o Job, ter ore; sta, en
788 Job 37:18 | het te kennen, indien gij dit alles weet. ~
789 Psa 12:8 | Gij zult hen behoeden voor dit geslacht, tot in eeuwigheid. ~
790 Psa 17:14 | wereld zijn, welker deel in dit leven is, welker buik Gij
791 Psa 44:18 | 18 Dit alles is ons overkomen,
792 Psa 49:2 | 2 Hoort dit, alle gij volken! neemt
793 Psa 50:22 | 22 Verstaat dit toch, gij godvergetenden!
794 Psa 54:7 | 7Hij zal dit kwaad mijn verspieders vergelden;
795 Psa 56:10 | dage als ik roepen zal; dit weet ik, dat God met mij
796 Psa 62:12 | een ding gesproken, ik heb dit tweemaal gehoord: dat de
797 Psa 69:33 | 33 De zachtmoedigen, dit gezien hebbende, zullen
798 Psa 73:16 | Nochtans heb ik gedacht om dit te mogen verstaan; maar
799 Psa 77:11 | 11 Daarna zeide ik: Dit krenkt mij; maar de rechterhand
800 Psa 78:32 | 32 Boven dit alles zondigden zij nog,
801 Psa 81:5 | 5 Want dit is een inzetting in Israel,
802 Psa 95:10 | heb Ik verdriet gehad aan dit geslacht, en heb gezegd:
803 Psa 109:20 | 20 Dit zij het werkloon mijner
804 Psa 109:27 | 27 Opdat zij weten, dat dit Uw hand is, dat Gij het,
805 Psa 118:20 | 20 Dit is de poort des HEEREN,
806 Psa 118:23 | 23 Dit is van den HEERE geschied,
807 Psa 118:24 | 24 Dit is de dag, dien de HEERE
808 Psa 119:50 | 50 Dit is mijn troost in mijn ellende,
809 Psa 132:14 | 14 Dit is Mijn rust tot in eeuwigheid,
810 Psa 149:9 | recht over hen te doen. Dit zal de heerlijkheid van
811 Spre 6:3 | 3 Doe nu dit, mijn zoon! en red u, dewijl
812 Spre 25:1 | 1 Dit zijn ook spreuken van Salomo,
813 Pred 1:17| gewaar geworden, dat ook dit een kwelling des geestes
814 Pred 2:10| vanwege al mijn arbeid; en dit was mijn deel van al
815 Pred 2:17| 17 Daarom haatte ik dit leven, want dit werk dacht
816 Pred 2:17| haatte ik dit leven, want dit werk dacht mij kwaad, dat
817 Pred 2:21| niet gearbeid heeft. Dit is ook ijdelheid en een
818 Pred 2:26| is voor Gods aangezicht. Dit is ook ijdelheid en kwelling
819 Pred 3:13| geniete van al zijn arbeid, Dit is een gave Gods. ~
820 Pred 4:8 | gebrek hebben van het goede? Dit is ook ijdelheid, en het
821 Pred 5:9 | van het inkomen niet zat. Dit is ook ijdelheid. ~
822 Pred 5:15| 15 Daarom is dit ook een kwaad, dat krankheid
823 Pred 6:2 | een vreemd man dat opeet. Dit is ook ijdelheid en een
824 Pred 6:9 | wandelen der begeerlijkheid. Dit is ook ijdelheid en kwelling
825 Pred 6:12| goed is voor den mens in dit leven, gedurende het getal
826 Pred 7:6 | is het lachen eens zots. Dit is ook ijdelheid. ~
827 Pred 7:15| 15 Dit alles heb ik gezien in de
828 Pred 7:18| en trek ook uw hand van dit niet af; want die God vreest,
829 Pred 7:23| 23 Dit alles heb ik met wijsheid
830 Pred 7:27| 27 Ziet, dit heb ik gevonden, zegt de
831 Pred 7:29| 29 Alleenlijk ziet, dit heb ik gevonden, dat God
832 Pred 8:9 | 9 Dit alles heb ik gezien, toen
833 Pred 8:10| recht gedaan hadden. Dit is ook ijdelheid. ~
834 Pred 8:14| rechtvaardigen. Ik zeg, dat dit ook ijdelheid is. ~
835 Pred 9:1 | 1 Zekerlijk, dit alles heb ik in mijn hart
836 Pred 9:1 | mijn hart gelegd, opdat ik dit alles klaarlijk mocht verstaan,
837 Pred 9:3 | 3 Dit is een kwaad onder alles,
838 Pred 9:9 | al uw ijdele dagen; want dit is uw deel in dit leven,
839 Pred 9:9 | want dit is uw deel in dit leven, en van uw arbeid,
840 Pred 11:6 | wat recht wezen zal, of dit of dat, of dat die beide
841 Pred 12:13| houd Zijn geboden, want dit betaamt allen mensen. ~
842 Jes 5:25 | het midden der straten. Om dit alles keert zich Zijn toorn
843 Jes 6:9 | Hij: Ga henen, en zeg tot dit volk: Horende hoort, maar
844 Jes 7:16 | 16 Zekerlijk, eer dit Knechtje weet te verwerpen
845 Jes 8:6 | 6 Dewijl dit volk veracht de wateren
846 Jes 8:12 | verbintenis, van alles, waar dit volk van zegt: Het is een
847 Jes 8:20 | zo zij niet spreken naar dit woord, het zal zijn, dat
848 Jes 9:2 | 2 Gij hebt dit volk vermenigvuldigd, maar
849 Jes 9:8 | 8 En al dit volk zal het gewaar worden,
850 Jes 9:11 | opeten met vollen mond. Om dit alles keert Zijn toorn zich
851 Jes 9:12 | 12 Want dit volk keert zich niet tot
852 Jes 9:16 | mond spreekt dwaasheid. Om dit alles keert Zijn toorn zich
853 Jes 9:20 | zamen tegen Juda zijn. Om dit alles keert Zijn toorn zich
854 Jes 10:4 | vallen onder de gedoden? Om dit alles keert Zijn toorn zich
855 Jes 14:26 | 26 Dit is de raadslag, die beraadslaagd
856 Jes 14:26 | over dat ganse land; en dit is de hand, die uitgestrekt
857 Jes 16:13 | 13 Dit is het woord, dat de HEERE
858 Jes 17:14 | is, is hij er niet meer. Dit is het deel dergenen, die
859 Jes 20:6 | 6 En de inwoners van dit eiland zullen te dien dage
860 Jes 23:7 | 7 Is dit uw vrolijk huppelende stad?
861 Jes 23:8 | 8 Wie heeft dit beraadslaagd over Tyrus,
862 Jes 23:13 | het land der Chaldeen; dit volk was er niet; Assur
863 Jes 24:3 | worden; want de HEERE heeft dit woord gesproken. ~
864 Jes 26:1 | 1 Te dien dage zal dit lied gezongen worden in
865 Jes 26:15 | Gij, o HEERE! hadt dit volk vermeerderd, Gij hadt
866 Jes 26:15 | volk vermeerderd, Gij hadt dit volk vermeerderd; Gij waart
867 Jes 27:9 | Jakob verzoend worden, en dit is de ganse vrucht, dat
868 Jes 28:11 | door een andere tong tot dit volk spreken; ~
869 Jes 28:12 | dewelken Hij gezegd heeft: Dit is de rust, geeft den moeden
870 Jes 28:12 | geeft den moeden rust, en dit is de verkwikking; doch
871 Jes 28:14 | bespotters, gij heersers over dit volk, dat te Jeruzalem is! ~
872 Jes 29:11 | kan, zeggende: Lees toch dit; en hij zegt: Ik kan niet,
873 Jes 29:12 | kan, zeggende: Lees toch dit; en hij zegt: Ik kan niet
874 Jes 29:13 | heeft gezegd: Daarom dat dit volk tot Mij nadert met
875 Jes 29:14 | wonderlijk handelen met dit volk, wonderlijk en wonderbaarlijk;
876 Jes 30:12 | Israels: Omdat gijlieden dit woord verwerpt, en vertrouwt
877 Jes 30:21 | die achter u is, zeggende: Dit is de weg, wandelt in denzelven;
878 Jes 36:4 | Assyrie: Wat vertrouwen is dit, waarmede gij vertrouwt; ~
879 Jes 36:7 | gezegd heeft: Voor dit altaar zult gij u nederbuigen? ~
880 Jes 36:10 | den HEERE opgetogen tegen dit land, om dat te verderven.
881 Jes 37:22 | 22 Dit is het woord, dat de HEERE
882 Jes 37:30 | u een teken, dat men in dit jaar, wat van zelf gewassen
883 Jes 37:32 | HEEREN der heirscharen zal dit doen. ~
884 Jes 38:7 | 7 En dit zal u een teken zijn van
885 Jes 38:9 | 9 Dit is het schrift van Hizkia,
886 Jes 38:16 | dingen leeft men, en in dit alles is het leven van mijn
887 Jes 41:4 | 4 Wie heeft dit gewrocht en gedaan, roepende
888 Jes 43:9 | worden; wie onder hen zal dit verkondigen? Of laat hen
889 Jes 43:21 | 21 Dit volk heb Ik Mij geformeerd,
890 Jes 47:8 | 8 Nu dan, hoor dit, gij weelderige! die zo
891 Jes 48:1 | 1 Hoort dit, gij huis van Jakob, die
892 Jes 48:16 | gijlieden tot Mij, hoort dit: Ik heb van den beginne
893 Jes 51:21 | 21 Daarom hoort nu dit, gij bedrukten! en gij dronkenen,
894 Jes 54:17 | opstaat, zult gij verdoemen; dit is de erve der knechten
895 Jes 59:6 | 6 Is niet dit het vasten, dat Ik verkies:
896 Jes 60:21 | 21 Mij aangaande, dit is Mijn Verbond met hen,
897 Jer 1:14 | Van het noorden zal zich dit kwaad opdoen over alle inwoners
898 Jer 2:17 | 17 Doet gij dit niet zelven, doordien gij
899 Jer 3:7 | zij bekeerde zich niet. Dit zag de trouweloze, haar
900 Jer 3:10 | 10 En zelfs in dit alles heeft zich haar trouweloze
901 Jer 4:10 | HEERE! waarlijk, Gij hebt dit volk en Jeruzalem grotelijks
902 Jer 4:11 | Te dier tijd zal tot dit volk en tot Jeruzalem gezegd
903 Jer 4:18 | hebben u deze dingen gedaan; dit is uw boosheid, dat het
904 Jer 4:27 | Want zo zegt de HEERE: Dit ganse land zal een woestijn
905 Jer 5:9 | wreken aan zulk een volk, als dit is? ~
906 Jer 5:14 | heirscharen, alzo, omdat gijlieden dit woord spreekt: Ziet, Ik
907 Jer 5:14 | mond tot vuur maken, en dit volk tot hout, en het zal
908 Jer 5:20 | 20 Verkondigt dit in het huis van Jakob, en
909 Jer 5:21 | 21 Hoort nu dit, gij dwaas en harteloos
910 Jer 5:23 | 23 Maar dit volk heeft een afvallig
911 Jer 5:29 | wreken aan zulk een volk als dit is? ~
912 Jer 6:19 | zal een kwaad brengen over dit volk, de vrucht hunner gedachten;
913 Jer 6:21 | HEERE alzo: Ziet, Ik zal dit volk allerlei aanstoot stellen;
914 Jer 7:2 | HEEREN huis, en roep aldaar dit woord uit, en zeg: Hoort
915 Jer 7:10 | voor Mijn aangezicht in dit huis, dat naar Mijn Naam
916 Jer 7:11 | 11 Is dan dit huis, dat naar Mijn Naam
917 Jer 7:14 | 14 Zo zal Ik aan dit huis, dat naar Mijn Naam
918 Jer 7:16 | Gij dan, bid niet voor dit volk, en hef geen geschrei
919 Jer 7:28 | Daarom zeg tot hen: Dit is het volk, dat naar de
920 Jer 8:3 | overblijfsel der overgeblevenen uit dit boze geslacht, in al de
921 Jer 8:5 | 5 Waarom keert dan dit volk te Jeruzalem af met
922 Jer 9:9 | wreken aan zulk een volk, als dit is? ~
923 Jer 9:12 | Wie is de wijze man, die dit versta? En tot wien heeft
924 Jer 9:15 | Israels, alzo: Ziet, Ik zal dit volk spijzen met alsem,
925 Jer 10:19 | smartelijk; en ik had gezegd: Dit is immers een krankheid,
926 Jer 11:14 | Gij dan, bid niet voor dit volk, en hef geen geschrei
927 Jer 13:12 | 12 Daarom zeg dit woord tot hen: Zo zegt de
928 Jer 13:25 | 25 Dit zal uw lot, het deel uwer
929 Jer 14:10 | Alzo zegt de HEERE van dit volk: Zij hebben zo liefgehad
930 Jer 14:11 | HEERE tot mij: Bid niet voor dit volk ten goede. ~
931 Jer 14:15 | geen zwaard noch honger in dit land zijn; diezelve
932 Jer 14:17 | 17 Daarom zult gij dit woord tot hen zeggen: Mijn
933 Jer 15:1 | zo zou toch Mijn ziel tot dit volk niet wezen; drijf ze
934 Jer 15:20 | Want Ik heb u tegen dit volk gesteld tot een koperen
935 Jer 16:3 | die ze gewinnen in dit land: ~
936 Jer 16:5 | met hen; want Ik heb van dit volk (spreekt de HEERE)
937 Jer 16:6 | Zodat groten en kleinen in dit land zullen sterven, zij
938 Jer 16:10 | zal geschieden, als gij dit volk al deze woorden zult
939 Jer 16:10 | Waarom spreekt de HEERE al dit grote kwaad over ons, en
940 Jer 16:13 | Daarom zal Ik ulieden uit dit land werpen, in een land,
941 Jer 19:11 | heirscharen: Alzo zal Ik dit volk en deze stad verbreken,
942 Jer 21:8 | 8 En tot dit volk zult gij zeggen: Zo
943 Jer 22:1 | van Juda, en spreek aldaar dit woord. ~
944 Jer 22:4 | zullen door de poorten van dit huis koningen ingaan, zittende
945 Jer 22:5 | gezworen, spreekt de HEERE, dat dit huis tot een woestheid worden
946 Jer 22:12 | weggevoerd, zal hij sterven, en dit land zal hij niet meer zien. ~
947 Jer 22:21 | zeidet: Ik zal niet horen. Dit is uw weg van uw jeugd af,
948 Jer 23:6 | en Israel zeker wonen; en dit zal Zijn naam zijn, waarmede
949 Jer 23:32 | niets bevolen heb, en zij dit volk gans geen nut doen,
950 Jer 23:33 | 33 Wanneer dan dit volk, of een profeet, of
951 Jer 23:38 | zegt de HEERE: Omdat gij dit woord zegt: Des HEEREN last,
952 Jer 24:6 | zal hen wederbrengen in dit land; en Ik zal hen bouwen,
953 Jer 24:8 | overblijfsel van Jeruzalem, die in dit land zijn overgebleven,
954 Jer 25:1 | Josia, koning van Juda (dit was het eerste jaar van
955 Jer 25:3 | Juda, tot op dezen dag toe (dit is het drie en twintigste
956 Jer 25:9 | en zal ze brengen over dit land, en over de inwoners
957 Jer 25:11 | 11 En dit ganse land zal worden tot
958 Jer 25:13 | gesproken heb; al wat in dit boek geschreven is, wat
959 Jer 26:1 | koning van Juda, geschiedde dit woord van den HEERE, zeggende: ~
960 Jer 26:6 | 6 Zo zal Ik dit huis stellen als Silo, en
961 Jer 26:9 | geprofeteerd, zeggende: Dit huis zal worden als Silo,
962 Jer 26:12 | heeft mij gezonden, om tegen dit huis en tegen deze stad
963 Jer 26:20 | tegen deze stad en tegen dit land, naar al de woorden
964 Jer 27:1 | koning van Juda, geschiedde dit woord tot Jeremia, van den
965 Jer 27:16 | tot de priesteren, en tot dit ganse volk, zeggende: Zo
966 Jer 28:7 | 7 Maar hoor nu dit woord, dat ik spreek voor
967 Jer 28:15 | maar gij hebt gemaakt, dat dit volk op leugen vertrouwt. ~
968 Jer 28:16 | wegwerpen van den aardbodem; dit jaar zult gij sterven, omdat
969 Jer 29:1 | 1 Voorts zijn dit de woorden des briefs, dien
970 Jer 30:4 | 4 En dit zijn de woorden, die de
971 Jer 31:23 | heirscharen, de God Israels: Dit woord zullen zij nog zeggen
972 Jer 31:33 | 33 Maar dit is het verbond, dat Ik na
973 Jer 32:1 | Zedekia, koning van Juda; dit jaar was het achttiende
974 Jer 32:15 | velden, en wijngaarden in dit land gekocht worden. ~
975 Jer 32:22 | 22 En hebt hun dit land gegeven, dat Gij hun
976 Jer 32:23 | doen; dies hebt Gij hun al dit kwaad doen bejegenen. ~
977 Jer 32:42 | HEERE: Gelijk als Ik over dit volk gebracht heb al dit
978 Jer 32:42 | dit volk gebracht heb al dit grote kwaad, alzo zal Ik
979 Jer 32:43 | velden gekocht worden in dit land, waarvan gij zegt:
980 Jer 33:24 | Hebt gij niet gezien, wat dit volk spreekt, zeggende:
981 Jer 35:11 | de koning van Babel, naar dit land optoog, dat wij zeiden:
982 Jer 35:16 | bevestigd hebben, maar dit volk naar Mij niet hoort; ~
983 Jer 36:1 | den koning van Juda, dat dit woord tot Jeremia geschiedde
984 Jer 36:7 | grimmigheid, die de HEERE tegen dit volk heeft uitgesproken. ~
985 Jer 36:18 | ik schreef ze met inkt in dit boek. ~
986 Jer 36:29 | zal zekerlijk komen, en dit land verderven, en maken,
987 Jer 37:18 | tegen uw knechten, of tegen dit volk gezondigd, dat gijlieden
988 Jer 37:19 | tegen ulieden, noch tegen dit land komen. ~
989 Jer 38:21 | weigert uit te gaan, zo is dit het woord, dat de HEERE
990 Jer 40:2 | De HEERE, uw God, heeft dit kwaad over deze plaats gesproken. ~
991 Jer 42:2 | den HEERE, uw God, voor dit ganse overblijfsel; want
992 Jer 42:10 | Indien gijlieden in dit land zult blijven wonen,
993 Jer 42:13 | zult zeggen: Wij zullen in dit land niet blijven; opdat
994 Jer 44:23 | hebt gewandeld; daarom is u dit kwaad wedervaren, gelijk
995 Jer 44:29 | 29 En dit zal ulieden het teken zijn,
996 Jer 45:4 | geplant heb, ruk Ik uit, zelfs dit ganse land. ~
997 Jer 51:6 | haar ongerechtigheid; want dit is de tijd der wraak des
998 Jer 51:11 | haar verderve; want dit is de wraak des HEEREN,
999 Jer 51:63 | gij geeindigd zult hebben dit boek te lezen, dan zult
1000 Jer 52:12 | op den tienden der maand (dit jaar was het negentiende
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1541 |