1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1541
Book Chapter: Verse
1001 Jer 52:28 | 28 Dit is het volk, dat Nebukadrezar
1002 Klaa 1:37| Jeruzalems, zeggende: Is dit die stad, waar men van zeide,
1003 Klaa 1:38| hebben haar verslonden; dit is immers de dag, dien wij
1004 Klaa 1:65| 21 Zain. Dit zal ik mij ter harte nemen,
1005 Eze 1:2 | vijfden derzelve maand (dit was het vijfde jaar van
1006 Eze 1:5 | gelijkenis van vier dieren; en dit was hun gedaante: zij hadden
1007 Eze 1:28 | gedaante van den glans rondom; dit was de gedaante van de gelijkenis
1008 Eze 4:3 | zult ze belegeren. Dit zij den huize Israels een
1009 Eze 5:5 | Alzo zegt de Heere HEERE: Dit is Jeruzalem, welke Ik in
1010 Eze 6:10 | tevergeefs gesproken, van hun dit kwaad aan te doen. ~
1011 Eze 8:5 | poort van het altaar was dit beeld der ijvering, in den
1012 Eze 10:15 | cherubs hieven zich omhoog; dit was hetzelfde dier, dat
1013 Eze 10:20 | 20 Dit is het dier, dat ik zag
1014 Eze 12:22 | Mensenkind, wat is dit voor een spreekwoord, dat
1015 Eze 12:23 | zegt de Heere HEERE: Ik zal dit spreekwoord doen ophouden,
1016 Eze 16:43 | beroering geweest zijt met dit alles, zie, zo zal Ik ook
1017 Eze 16:49 | 49 Ziet, dit was de ongerechtigheid uwer
1018 Eze 18:2 | Wat is ulieden, dat gij dit spreekwoord gebruikt van
1019 Eze 18:3 | ulieden meer gebeuren zal, dit spreekwoord in Israel te
1020 Eze 19:4 | 4 Dit hoorden de volken van hem,
1021 Eze 19:14 | scepter, om te heersen. Dit is een weeklage, en
1022 Eze 21:23 | 23 Dit zal hun in hun ogen als
1023 Eze 23:4 | baarden zonen en dochteren; dit waren haar namen: Samaria
1024 Eze 23:11 | Als haar zuster, Oholiba, dit zag, zo verdierf zij haar
1025 Eze 23:38 | Nog hebben zij Mij dit gedaan; zij hebben Mijn
1026 Eze 23:40 | 40 Dit is er ook, dat zij gezonden
1027 Eze 24:18 | 18 Dit sprak ik tot het volk in
1028 Eze 24:24 | heeft, zult gij doen; als dit komt, dan zult gij weten,
1029 Eze 33:24 | was een enig man, en bezat dit land erfelijk; maar onzer
1030 Eze 36:35 | En zij zullen zeggen: Dit land, dat verwoest was,
1031 Eze 37:14 | weten, dat Ik, de HEERE, dit gesproken en gedaan heb,
1032 Eze 39:8 | spreekt de Heere HEERE; dit is de dag, van welken Ik
1033 Eze 40:18 | de lengte van de poorten; dit was het benedenste plaveisel. ~
1034 Eze 41:4 | tempel; en hij zeide tot mij: Dit is de heiligheid der heiligheden. ~
1035 Eze 41:22 | hout. En hij sprak tot mij: Dit is de tafel, die voor
1036 Eze 43:7 | zeide tot mij: Mensenkind! dit is de plaats Mijns troons,
1037 Eze 43:10 | wijs den huize Israels dit huis, opdat zij schaamrood
1038 Eze 43:12 | 12 Dit is de wet van het huis:
1039 Eze 43:12 | heiligheden zijn; ziet, dit is de wet van het huis. ~
1040 Eze 43:13 | 13 En dit zijn de maten des altaars,
1041 Eze 43:13 | rondom een span; en dit is de rug des altaars. ~
1042 Eze 43:18 | zo zegt de Heere HEERE: Dit zijn de ordinantien des
1043 Eze 44:28 | 28 Dit nu zal hun tot een erfenis
1044 Eze 45:8 | 8 Dit land aangaande, het zal
1045 Eze 45:13 | 13 Dit is het hefoffer, dat gijlieden
1046 Eze 45:16 | het volk des lands zal in dit hefoffer zijn, voor den
1047 Eze 46:20 | En hij zeide tot mij: Dit is de plaats, alwaar de
1048 Eze 46:24 | En hij zeide tot mij: Dit zijn de keukens, alwaar
1049 Eze 47:13 | Alzo zegt de Heere HEERE: Dit zal de landpale zijn, naar
1050 Eze 47:15 | 15 Dit nu zal de landpale des lands
1051 Eze 48:1 | 1 Dit nu zijn de namen der stammen.
1052 Eze 48:16 | 16 En dit zullen haar maten zijn:
1053 Eze 48:29 | 29 Dit is het land, dat gijlieden
1054 Eze 48:29 | voor de stammen Israels, en dit zullen hun delen zijn, spreekt
1055 Eze 48:30 | 30 Voorts zullen dit de uitgangen der stad zijn:
1056 Dan 2:31 | er was een groot beeld (dit beeld was treffelijk, en
1057 Dan 2:32 | 32 Het hoofd van dit beeld was van goed goud;
1058 Dan 2:34 | 34 Dit zaagt gij, totdat er een
1059 Dan 2:36 | 36 Dit is de droom; zijn uitlegging
1060 Dan 4:24 | 24 Dit is de beduiding, o koning!
1061 Dan 4:24 | beduiding, o koning! en dit is een besluit des Allerhoogsten,
1062 Dan 4:28 | 28 Dit alles overkwam den koning
1063 Dan 4:30 | de koning, en zeide: Is dit niet het grote Babel, dat
1064 Dan 4:31 | 31 Dit woord nog zijnde in des
1065 Dan 5:7 | Babel: Alle man, die dit schrift lezen, en deszelfs
1066 Dan 5:7 | zal de derde heerser in dit koninkrijk zijn. ~
1067 Dan 5:8 | konings in; maar zij konden dit schrift niet lezen, noch
1068 Dan 5:15 | en de sterrekijkers, om dit schrift te lezen, en deszelfs
1069 Dan 5:16 | ontbinden; nu, indien gij dit schrift zult kunnen lezen,
1070 Dan 5:16 | zult de derde heerser in dit koninkrijk zijn. ~
1071 Dan 5:22 | vernederd, alhoewel gij dit alles wel geweten hebt. ~
1072 Dan 5:24 | hand van Hem gezonden, en dit schrift getekend geworden. ~
1073 Dan 5:25 | 25 Dit nu is het schrift, dat daar
1074 Dan 5:26 | 26 Dit is de uitlegging dezer woorden:
1075 Dan 6:11 | nu Daniel verstond, dat dit schrift getekend was, ging
1076 Dan 7:9 | 9 Dit zag ik, totdat er tronen
1077 Dan 7:16 | van hem de zekerheid over dit alles; en hij zeide ze mij,
1078 Dan 8:5 | 5 Toen ik dit overlegde, ziet, er kwam
1079 Dan 8:17 | Versta, gij mensenkind! want dit gezicht zal zijn tot den
1080 Dan 8:26 | waarheid; en gij, sluit dit gezicht toe, want er zijn
1081 Dan 8:27 | werk; en ik was ontzet over dit gezicht; maar niemand merkte
1082 Dan 9:23 | gewenst man; versta dan dit woord, en merk op dit
1083 Dan 9:23 | dan dit woord, en merk op dit gezicht. ~
1084 Dan 10:8 | alleen overgelaten, en zag dit grote gezicht, en er bleef
1085 Dan 12:4 | woorden toe, en verzegel dit boek, tot den tijd van het
1086 Dan 12:8 | 8 Dit hoorde ik, doch ik verstond
1087 Hos 5:1 | 1 Hoort dit, gij priesters! en merkt
1088 Hos 5:1 | konings! want ulieden gaat dit oordeel aan, omdat gij een
1089 Joe 1:2 | 2 Hoort dit, gij oudsten! en neemt ter
1090 Joe 1:2 | alle inwoners des lands! Is dit geschied in uw dagen, of
1091 Joe 3:9 | 9 Roept dit uit onder de heidenen, heiligt
1092 Amos 2:11| jongelingen tot Nazireen; is dit niet alzo, gij kinderen
1093 Amos 3:1 | 1 Hoort dit woord, dat de HEERE tegen
1094 Amos 4:1 | 1 Hoort dit woord, gij koeien van Basan!
1095 Amos 4:12| o Israel! omdat Ik u dan dit doen zal, zo schik u, o
1096 Amos 5:1 | 1 Hoort dit woord, dat Ik over ulieden
1097 Amos 7:6 | berouwde zulks den HEERE. Ook dit zal niet geschieden, zeide
1098 Amos 8:4 | 4 Hoort dit, gij, die den nooddruftige
1099 Amos 9:8 | Heeren HEEREN zijn tegen dit zondig koninkrijk, dat Ik
1100 Amos 9:12| worden, spreekt de HEERE, Die dit doet. ~
1101 Oba 1:20 | gevankelijk weggevoerden van dit heir der kinderen Israels,
1102 Jona 1:7 | weten, om wiens wil ons dit kwaad overkomt. Alzo wierpen
1103 Jona 1:8 | ons nu, om wiens wil ons dit kwaad overkomt. Wat is uw
1104 Jona 1:10| zeiden tot hem: Wat hebt gij dit gedaan? Want de mannen wisten,
1105 Jona 3:6 | 6 Want dit woord geraakte tot den koning
1106 Jona 4:1 | 1 Dit verdroot Jona met groot
1107 Jona 4:2 | en zeide: Och HEERE! was dit mijn woord niet, als ik
1108 Mic 1:5 | 5 Dit alles, om de overtreding
1109 Mic 2:3 | Ik denk een kwaad over dit geslacht, waaruit gijlieden
1110 Mic 2:10 | op, en gaat henen; want dit land zal de rust niet zijn;
1111 Mic 3:9 | 9 Hoort nu dit, gij hoofden van het huis
1112 Mic 7:13 | 13 Maar dit land zal worden tot een
1113 Zep 1:2 | ganselijk alles wegrapen uit dit land, spreekt de HEERE. ~
1114 Zep 1:3 | ja, Ik zal de mensen uit dit land uitroeien, spreekt
1115 Zep 1:18 | het vuur Zijns ijvers zal dit ganse land verteerd worden;
1116 Zep 2:15 | 15 Dit is die stad, die opspringt
1117 Zep 3:8 | toorns uit te storten, want dit ganse land zal door het
1118 Zac 4:6 | sprak tot mij, zeggende: Dit is het woord des HEEREN
1119 Zac 4:9 | handen van Zerubbabel hebben dit huis gegrondvest, zijn handen
1120 Zac 5:3 | Toen zeide Hij tot mij: Dit is de vloek, die uitgaan
1121 Zac 5:5 | uw ogen op, en zie, wat dit zij, dat er voortkomt. ~
1122 Zac 5:6 | Wat is dat? En Hij zeide: Dit is een efa, die voortkomt.
1123 Zac 5:6 | voortkomt. Verder zeide Hij: Dit is het oog over henlieden
1124 Zac 6:15 | mij tot u gezonden heeft. Dit zal geschieden, indien
1125 Zac 8:12 | overblijfsel dezes volks dit alles doen erven. ~
1126 Zac 8:16 | 16 Dit zijn de dingen, die gij
1127 Zac 11:6 | konings, en zij zullen dit land te morzel slaan, en
1128 Zac 11:16 | een herder verwekken in dit land; dat gereed is om afgesneden
1129 Zac 14:10 | 10 Dit ganse land zal rondom als
1130 Zac 14:12 | 12 En dit zal de plage zijn, waarmede
1131 Zac 14:19 | 19 Dit zal de zonde der Egyptenaren
1132 Mal 2:1 | gij priesters! tot u wordt dit gebod gezonden; ~
1133 Mal 2:4 | Dan zult gij weten, dat Ik dit gebod tot u gezonden heb;
1134 Mal 2:13 | 13 Dit tweede doet gijlieden ook,
1135 Matt 1:22| 22 En dit alles is geschied, opdat
1136 Matt 2:3 | 3 De koning Herodes nu, dit gehoord hebbende, werd ontroerd,
1137 Matt 8:4 | zeide tot hem: Zie, dat gij dit niemand zegt; maar ga heen,
1138 Matt 8:10| 10 Jezus nu, dit horende, heeft Zich verwonderd,
1139 Matt 9:26| 26 En dit gerucht ging uit door dat
1140 Matt 11:16| 16 Doch waarbij zal Ik dit geslacht vergelijken? Het
1141 Matt 12:24| 24 Maar de Farizeen, dit gehoord hebbende, zeiden:
1142 Matt 12:41| opstaan in het oordeel met dit geslacht, en zullen hetzelve
1143 Matt 12:42| opstaan in het oordeel met dit geslacht, en hetzelve veroordelen;
1144 Matt 12:45| eerste. Alzo zal het ook met dit boos geslacht zijn. ~
1145 Matt 13:27| Van waar heeft hij dan dit onkruid? ~
1146 Matt 13:51| zeide tot hen: Hebt gij dit alles verstaan? Zij zeiden
1147 Matt 13:56| Van waar komt dan Dezen dit alles? ~
1148 Matt 14:13| 13 En als Jezus dit hoorde, vertrok Hij van
1149 Matt 15:8 | 8 Dit volk genaakt Mij met hun
1150 Matt 16:22| Heere, wees U genadig! dit zal U geenszins geschieden. ~
1151 Matt 17:6 | 6 En de discipelen, dit horende, vielen op hun aangezicht,
1152 Matt 17:9 | zeggende: Zegt niemand dit gezicht, totdat de Zoon
1153 Matt 17:21| 21 Maar dit geslacht vaart niet uit,
1154 Matt 18:4 | zichzelven zal vernederen, gelijk dit kindeken, deze is de meeste
1155 Matt 19:11| zeide tot hen: Allen vatten dit woord niet, maar dien het
1156 Matt 19:12| Koninkrijk der hemelen. Die dit vatten kan, vatte het. ~
1157 Matt 19:22| 22 Als nu de jongeling dit woord hoorde, ging hij bedroefd
1158 Matt 19:25| 25 Zijn discipelen nu, dit horende, werden zeer verslagen,
1159 Matt 21:4 | 4 Dit alles nu is geschied, opdat
1160 Matt 21:27| niet, door wat macht Ik dit doe. ~
1161 Matt 21:42| des hoeks; van de Heere is dit geschied, en het is wonderlijk
1162 Matt 22:20| zeide tot hen: Wiens is dit beeld en het opschrift? ~
1163 Matt 22:22| 22 En zij, dit horende, verwonderden zich,
1164 Matt 22:33| 33 En de scharen, dit horende, werden verslagen
1165 Matt 22:38| 38 Dit is het eerste en het grote
1166 Matt 22:39| 39 En het tweede aan dit gelijk, is: Gij zult uw
1167 Matt 23:36| dingen zullen komen over dit geslacht. ~
1168 Matt 24:14| 14 En dit Evangelie des Koninkrijks
1169 Matt 24:34| 34 Voorwaar, Ik zeg u: Dit geslacht zal geenszins voorbijgaan,
1170 Matt 24:43| 43 Maar weet dit, dat zo de heer des huizes
1171 Matt 25:40| zeg Ik u: Voor zoveel gij dit een van deze Mijn minste
1172 Matt 25:45| zeg Ik u: Voor zoveel gij dit een van deze minsten niet
1173 Matt 26:8 | kwalijk, zeggende: Waartoe dit verlies? ~
1174 Matt 26:13| Voorwaar zeg Ik u: Alwaar dit Evangelie gepredikt zal
1175 Matt 26:56| 56 Doch dit alles is geschied, opdat
1176 Matt 28:15| gelijk zij geleerd waren. En dit woord is verbreid geworden
1177 Mark 1:27| vraagden, zeggende: Wat is dit? Wat nieuwe leer is deze,
1178 Mark 1:42| 42 En als Hij dit gezegd had, ging de melaatsheid
1179 Mark 3:21| degenen, die Hem bestonden, dit hoorden, gingen zij uit,
1180 Mark 6:2 | dingen, en wat wijsheid is dit, die Hem gegeven is, dat
1181 Mark 6:29| 29 En als zijn discipelen dit hoorden, gingen zij en namen
1182 Mark 7:6 | geprofeteerd, gelijk geschreven is: Dit volk eert Mij met de lippen,
1183 Mark 8:12| geest, zeide: Wat begeert dit geslacht een teken? Voorwaar,
1184 Mark 8:12| Voorwaar, Ik zeg u: Zo aan dit geslacht een teken gegeven
1185 Mark 8:32| 32 En dit woord sprak Hij vrij uit;
1186 Mark 8:38| zal geschaamd hebben, in dit overspelig en zondig geslacht,
1187 Mark 9:10| 10 En zij behielden dit woord bij zichzelven, vragende
1188 Mark 9:21| langen tijd is het, dat hem dit overkomen is? En hij zeide:
1189 Mark 9:29| 29 En Hij zeide tot hen: Dit geslacht kan nergens door
1190 Mark 10:41| 41 En als de andere tien dit hoorden, begonnen zij het
1191 Mark 12:11| 11 Van den Heere is dit geschied, en het is wonderlijk
1192 Mark 12:16| zeide tot hen: Wiens is dit beeld, en het opschrift?
1193 Mark 12:30| en uit geheel uw kracht. Dit is het eerste gebod. ~
1194 Mark 12:31| 31 En het tweede aan dit gelijk, is dit: Gij zult
1195 Mark 12:31| tweede aan dit gelijk, is dit: Gij zult uw naaste liefhebben
1196 Mark 13:7 | wordt niet verschrikt; want dit moet geschieden; maar nog
1197 Mark 13:30| Voorwaar, Ik zeg u, dat dit geslacht niet zal voorbijgaan,
1198 Mark 14:4 | zichzelven, en zeiden: Waartoe is dit verlies der zalf geschied? ~
1199 Mark 14:9 | Voorwaar zeg Ik u: Alwaar dit Evangelie gepredikt zal
1200 Mark 14:49| Mij niet gegrepen; maar dit geschiedt, opdat de Schriften
1201 Mark 15:35| van die daarbij stonden, dit horende, zeiden: Ziet, Hij
1202 Mark 15:40| waren ook vrouwen, van verre dit aanschouwende, onder welke
1203 Luk 1:29 | werd zij zeer ontroerd over dit zijn woord, en overlegde,
1204 Luk 1:43 | 43 En van waar komt mij dit, dat de moeder mijns Heeren
1205 Luk 1:66 | zeggende: Wat zal toch dit kindeken wezen? En de hand
1206 Luk 2:12 | 12 En dit zal u het teken zijn: gij
1207 Luk 2:17 | bekend het woord, dat hun van dit Kindeken gezegd was. ~
1208 Luk 3:20 | 20 Zo heeft hij ook dit nog boven alles daar toegedaan,
1209 Luk 4:23 | zult zonder twijfel tot Mij dit spreekwoord zeggen: Medicijnmeester,
1210 Luk 4:28 | met toorn vervuld, als zij dit hoorden. ~
1211 Luk 4:36 | zeggende: Wat woord is dit, dat Hij met macht en kracht
1212 Luk 6:27 | Maar Ik zeg ulieden, die dit hoort: Hebt uw vijanden
1213 Luk 7:9 | 9 En Jezus, dit horende, verwonderde Zich
1214 Luk 7:17 | 17 En dit gerucht van Hem ging uit
1215 Luk 7:31 | zal Ik dan de mensen van dit geslacht vergelijken, en
1216 Luk 8:8 | honderdvoudige vrucht voort. Dit zeggende, riep Hij: Wie
1217 Luk 8:11 | 11 Dit is nu de gelijkenis: Het
1218 Luk 9:13 | heengaan en spijs kopen voor al dit volk; ~
1219 Luk 9:21 | scherpelijk en beval, dat zij dit niemand zeggen zouden; ~
1220 Luk 9:34 | 34 Als hij nu dit zeide, kwam een wolk, en
1221 Luk 9:45 | 45 Maar zij verstonden dit woord niet, en het was voor
1222 Luk 9:48 | En zeide tot hen: Zo wie dit kindeken ontvangen zal in
1223 Luk 10:11 | ulieden; nochtans zo weet dit, dat het Koninkrijk Gods
1224 Luk 11:29 | bijeenvergaderden, begon Hij te zeggen: Dit is een boos geslacht; het
1225 Luk 11:31 | oordeel met de mannen van dit geslacht, en zal ze veroordelen;
1226 Luk 11:32 | opstaan in het oordeel met dit geslacht, en zullen hetzelve
1227 Luk 11:37 | 37 Als Hij nu dit sprak, bad Hem een zeker
1228 Luk 11:42 | oordeel en de liefde Gods. Dit moest men doen, en het andere
1229 Luk 11:50 | 50 Opdat van dit geslacht afgeeist worde
1230 Luk 11:51 | zal afgeeist worden van dit geslacht! ~
1231 Luk 12:18 | 18 En hij zeide: Dit zal ik doen; ik zal mijn
1232 Luk 12:18 | zal aldaar verzamelen al dit mijn gewas, en deze mijn
1233 Luk 12:39 | 39 Maar weet dit, dat, indien de heer des
1234 Luk 13:8 | Heer, laat hem ook nog dit jaar, totdat ik om hem gegraven
1235 Luk 13:17 | 17 En als Hij dit zeide, werden zij allen
1236 Luk 16:2 | zeide tot hem: Hoe hoor ik dit van u? Geef rekenschap van
1237 Luk 16:3 | ik doen, dewijl mijn heer dit rentmeesterschap van mij
1238 Luk 16:26 | 26 En boven dit alles, tussen ons en ulieden
1239 Luk 16:28 | vijf broeders; dat hij hun dit betuige, opdat ook zij niet
1240 Luk 17:25 | en verworpen worden van dit geslacht. ~
1241 Luk 18:11 | De Farizeer, staande, bad dit bij zichzelven: O God! ik
1242 Luk 18:22 | 22 Doch Jezus, dit horende, zeide tot hem:
1243 Luk 18:23 | 23 Maar als hij dit hoorde, werd hij geheel
1244 Luk 18:26 | 26 En die dit hoorden, zeiden: Wie kan
1245 Luk 18:34 | geen van deze dingen; en dit woord was voor hen verborgen,
1246 Luk 19:28 | 28 En dit gezegd hebbende, reisde
1247 Luk 20:17 | aan, en zeide: Wat is dan dit, hetwelk geschreven staat:
1248 Luk 21:12 | 12 Maar voor dit alles, zullen zij hun handen
1249 Luk 21:13 | 13 En dit zal u overkomen tot een
1250 Luk 21:23 | het land, en toorn over dit volk. ~
1251 Luk 21:32 | 32 Voorwaar Ik zeg u, dat dit geslacht geenszins zal voorbijgaan,
1252 Luk 22:15 | heb grotelijks begeerd, dit pascha met u te eten, eer
1253 Luk 22:37 | 37 Want Ik zeg u, dat nog dit, hetwelk geschreven is,
1254 Luk 22:53 | Mij niet uitgestoken; maar dit is uw ure, en de macht der
1255 Luk 23:31 | 31 Want indien zij dit doen aan het groene hout,
1256 Luk 23:48 | die samengekomen waren om dit te aanschouwen, ziende de
1257 Luk 23:49 | waren van Galilea, en zagen dit aan. ~
1258 Luk 24:10 | de andere met haar, die dit tot de apostelen zeiden. ~
1259 Luk 24:17 | tot hen: Wat redenen zijn dit, die gij, wandelende, onder
1260 Luk 24:21 | zou. Doch ook, benevens dit alles, is het heden de derde
1261 Luk 24:40 | 40 En als Hij dit zeide, toonde Hij hun de
1262 Luk 24:44 | 44 En Hij zeide tot hen: Dit zijn de woorden, die Ik
1263 Joha 1:2 | 2 Dit was in den beginne bij God. ~
1264 Joha 1:9 | 9 Dit was het waarachtige Licht,
1265 Joha 1:19| 19 En dit is de getuigenis van Johannes,
1266 Joha 2:11| 11 Dit beginsel der tekenen heeft
1267 Joha 2:21| 21 Maar Hij zeide dit van den tempel Zijns lichaams. ~
1268 Joha 2:22| discipelen gedachtig, dat Hij dit tot hen gezegd had, en zij
1269 Joha 3:19| 19 En dit is het oordeel, dat het
1270 Joha 4:13| haar: Een ieder, die van dit water drinkt, zal wederom
1271 Joha 4:54| 54 Dit tweede teken heeft Jezus
1272 Joha 5:34| getuigenis van een mens; maar dit zeg Ik, opdat gijlieden
1273 Joha 6:6 | 6 (Doch dit zeide Hij, hem beproevende;
1274 Joha 6:29| antwoordde en zeide tot hen: Dit is het werk Gods, dat gij
1275 Joha 6:34| Heere, geef ons altijd dit Brood. ~
1276 Joha 6:39| 39 En dit is de wil des Vaders, Die
1277 Joha 6:40| 40 En dit is de wil Desgenen, Die
1278 Joha 6:50| 50 Dit is het Brood, dat uit den
1279 Joha 6:51| nedergedaald is; zo iemand van dit Brood eet, die zal in der
1280 Joha 6:58| 58 Dit is het Brood, dat uit den
1281 Joha 6:58| en zijn gestorven. Die dit Brood eet, zal in der eeuwigheid
1282 Joha 6:60| dan van Zijn discipelen, dit horende, zeiden: Deze rede
1283 Joha 6:61| tot hen: Ergert ulieden dit? ~
1284 Joha 6:71| 71 En Hij zeide dit van Judas, Simons zoon,
1285 Joha 7:8 | 8 Gaat gijlieden op tot dit feest; Ik ga nog niet op
1286 Joha 7:8 | feest; Ik ga nog niet op tot dit feest; want Mijn tijd is
1287 Joha 7:32| Farizeen hoorden, dat de schare dit van Hem murmelde; en de
1288 Joha 7:36| 36 Wat is dit voor een rede, die Hij gezegd
1289 Joha 7:39| 39 (En dit zeide Hij van den Geest,
1290 Joha 8:6 | 6 En dit zeiden zij, Hem verzoekende,
1291 Joha 8:9 | 9 Maar zij, dit horende, en van hun geweten
1292 Joha 9:3 | noch zijn ouders, maar dit is geschied, opdat de werken
1293 Joha 9:6 | 6 Dit gezegd hebbende, spoog Hij
1294 Joha 9:22| 22 Dit zeiden zijn ouders, omdat
1295 Joha 9:40| 40 En dit hoorden enigen uit de Farizeen,
1296 Joha 10:18| hetzelve wederom te nemen. Dit gebod heb Ik van Mijn Vader
1297 Joha 10:21| 21 Anderen zeiden: Dit zijn geen woorden eens bezetenen;
1298 Joha 11:11| 11 Dit sprak Hij; en daarna zeide
1299 Joha 11:28| 28 En dit gezegd hebbende, ging zij
1300 Joha 11:42| die rondom staat, heb Ik dit gezegd, opdat zij zouden
1301 Joha 11:43| 43 En als Hij dit gezegd had, riep Hij met
1302 Joha 11:51| 51 En dit zeide hij niet uit zichzelven;
1303 Joha 12:6 | 6 En dit zeide hij, niet omdat hij
1304 Joha 12:7 | Laat af van haar; zij heeft dit bewaard tegen den dag Mijner
1305 Joha 12:16| 16 Doch dit verstonden Zijn discipelen
1306 Joha 12:16| werden zij indachtig, dat dit van Hem geschreven was,
1307 Joha 12:16| geschreven was, en dat zij Hem dit gedaan hadden. ~
1308 Joha 12:29| dan, die daar stond, en dit hoorde, zeide, dat er een
1309 Joha 12:33| 33 (En dit zeide Hij, betekenende,
1310 Joha 12:41| 41 Dit zeide Jesaja, toen hij Zijn
1311 Joha 13:18| Ik uitverkoren heb; maar dit geschiedt, opdat de Schrift
1312 Joha 13:24| toch ware, van welken Hij dit zeide. ~
1313 Joha 13:28| 28 En dit verstond niemand dergenen,
1314 Joha 15:12| 12 Dit is Mijn gebod, dat gij elkander
1315 Joha 15:17| 17 Dit gebied Ik u, opdat gij elkander
1316 Joha 15:25| 25 Maar dit geschiedt, opdat het woord
1317 Joha 16:17| zeiden tot elkander: Wat is dit, dat Hij tot ons zegt: Een
1318 Joha 16:18| 18 Zij zeiden dan: Wat is dit, dat Hij zegt: Een kleinen
1319 Joha 17:1 | 1 Dit heeft Jezus gesproken, en
1320 Joha 17:3 | 3 En dit is het eeuwige leven, dat
1321 Joha 17:13| kom Ik tot U, en spreek dit in de wereld, opdat zij
1322 Joha 18:1 | 1 Jezus, dit gezegd hebbende, ging uit
1323 Joha 18:22| 22 En als Hij dit zeide, gaf een van de dienaren,
1324 Joha 18:34| antwoordde hem: Zegt gij dit van uzelven, of hebben het
1325 Joha 19:8 | 8 Toen Pilatus dan dit woord hoorde, werd hij meer
1326 Joha 19:13| 13 Als Pilatus dan dit woord hoorde, bracht hij
1327 Joha 19:20| 20 Dit opschrift dan lazen velen
1328 Joha 19:24| hebben zij het lot geworpen. Dit hebben dan de krijgsknechten
1329 Joha 20:14| 14 En als zij dit gezegd had, keerde zij zich
1330 Joha 20:18| gezien had, en dat Hij haar dit gezegd had. ~
1331 Joha 20:20| 20 En dit gezegd hebbende, toonde
1332 Joha 20:22| 22 En als Hij dit gezegd had, blies Hij op
1333 Joha 20:30| niet zijn geschreven in dit boek; ~
1334 Joha 21:14| 14 Dit was nu de derde maal, dat
1335 Joha 21:19| 19 En dit zeide Hij, betekenende,
1336 Joha 21:19| God verheerlijken zou. En dit gesproken hebbende, zeide
1337 Joha 21:23| 23 Dit woord dan ging uit onder
1338 Hand 1:9 | 9 En als Hij dit gezegd had, werd Hij opgenomen,
1339 Hand 2:12| den ander: Wat wil toch dit zijn? ~
1340 Hand 2:14| die te Jeruzalem woont, dit zij u bekend, en laat mijn
1341 Hand 2:16| 16 Maar dit is het, wat gesproken is
1342 Hand 2:31| 31 Zo heeft hij, dit voorziende, gesproken van
1343 Hand 2:33| hebbende van den Vader, heeft dit uitgestort, dat gij nu ziet
1344 Hand 2:37| 37 En als zij dit hoorden, werden zij verslagen
1345 Hand 2:40| zeggende: Wordt behouden van dit verkeerd geslacht! ~
1346 Hand 3:12| wat verwondert gij u over dit, of wat ziet gij zo sterk
1347 Hand 4:7 | wat naam hebt gijlieden dit gedaan? ~
1348 Hand 4:22| veertig jaren oud, aan welken dit teken der genezing geschied
1349 Hand 5:16| 16 En dit geschiedde tot drie maal;
1350 Hand 5:36| 36 Dit is het woord, dat Hij gezonden
1351 Hand 6:10| 10 En dit geschiedde tot driemaal;
1352 Hand 6:18| 18 En als zij dit hoorden, waren zij tevreden,
1353 Hand 6:47| had, en zeide: Boodschapt dit aan Jakobus en de broederen.
1354 Hand 7:17| 17 De God van dit volk Israel heeft onze vaderen
1355 Hand 7:48| 48 Als nu de heidenen dit hoorden, verblijdden zij
1356 Hand 8:18| 18 En dit zeggende, wederhielden zij
1357 Hand 9:17| is, spreekt de Heere, Die dit alles doet. ~
1358 Hand 9:23| En zij schreven door hen dit navolgende: De apostelen,
1359 Hand 10:10| 10 Als hij nu dit gezicht gezien had, zo zochten
1360 Hand 10:12| welke is de eerste stad van dit deel van Macedonie, een
1361 Hand 10:18| 18 En dit deed zij vele dagen lang.
1362 Hand 11:5 | die ongehoorzaam waren, dit benijdende, namen tot zich
1363 Hand 11:8 | de oversten der stad, die dit hoorden. ~
1364 Hand 11:20| willen dan weten, wat toch dit zijn wil. ~
1365 Hand 13:10| 10 En dit geschiedde twee jaren lang,
1366 Hand 13:14| Joodsen overpriester, die dit deden. ~
1367 Hand 13:17| 17 En dit werd allen bekend, beiden
1368 Hand 13:25| Mannen, gij weet, dat wij uit dit gewin onze welvaart hebben; ~
1369 Hand 13:27| niet alleen in gevaar, dat dit deel in verachting kome,
1370 Hand 13:28| 28 Als zij nu dit hoorden, werden zij vol
1371 Hand 13:32| 32 Zij riepen dan de ene dit, de andere wat anders; want
1372 Hand 13:40| geven van deze oploop. En dit gezegd hebbende, liet hij
1373 Hand 14:29| 29 Want dit weet ik, dat na mijn vertrek
1374 Hand 14:36| 36 En als hij dit gezegd had, heeft hij nederknielende
1375 Hand 15:11| gebonden hebbende, zeide: Dit zegt de Heilige Geest: Den
1376 Hand 15:12| 12 Als wij nu dit hoorden, baden beiden wij
1377 Hand 15:34| onder de schare riep de ene dit, de andere wat anders. Doch
1378 Hand 16:22| 22 Zij hoorden hem nu tot dit woord toe; en zij verhieven
1379 Hand 16:28| overste antwoordde: Ik heb dit burgerrecht voor een grote
1380 Hand 17:7 | 7 En als hij dit gesproken had, ontstond
1381 Hand 18:10| dat gij nu vele jaren over dit volk rechter zijt geweest,
1382 Hand 18:14| 14 Maar dit beken ik u, dat ik naar
1383 Hand 18:21| 21 Dan van dit enig woord, hetwelk ik riep,
1384 Hand 18:22| 22 Toen nu Felix dit gehoord had, stelde hij
1385 Hand 20:17| 17 Verlossende u van dit volk, en van de heidenen,
1386 Hand 20:26| dingen verborgen is; want dit is in geen hoek geschied. ~
1387 Hand 20:30| 30 En als hij dit gezegd had, stond de koning
1388 Hand 21:35| 35 En als hij dit gezegd had en brood genomen
1389 Hand 22:9 | 9 Als dit dan geschied was, kwamen
1390 Hand 22:25| scheidden zij; als Paulus dit ene woord gezegd had, namelijk:
1391 Hand 22:26| 26 Zeggende: Ga heen tot dit volk, en zeg: Met het gehoor
1392 Hand 22:29| 29 En als hij dit gezegd had, gingen de Joden
1393 Rom 2:3 | 3 En denkt gij dit, o mens, die oordeelt dengenen,
1394 Rom 3:2 | Vele in alle manier; want dit is wel het eerste, dat hun
1395 Rom 5:3 | 3 En niet alleenlijk dit, maar wij roemen ook in
1396 Rom 5:11 | 11 En niet alleenlijk dit, maar wij roemen ook in
1397 Rom 6:6 | 6 Dit wetende, dat onze oude mens
1398 Rom 8:23 | 23 En niet alleen dit, maar ook wij zelven, die
1399 Rom 8:37 | 37 Maar in dit alles zijn wij meer dan
1400 Rom 9:6 | 6 Doch ik zeg dit niet, alsof het woord Gods
1401 Rom 9:9 | 9 Want dit is het woord der beloftenis:
1402 Rom 10:8 | in uw mond en in uw hart. Dit is het Woord des geloofs,
1403 Rom 11:27 | 27 En dit is hun een verbond van Mij,
1404 Rom 13:9 | 9 Want dit: Gij zult geen overspel
1405 Rom 13:9 | ander gebod is, wordt in dit woord als in een hoofdsom
1406 Rom 13:9 | hoofdsom begrepen, namelijk in dit: Gij zult uw naaste liefhebben
1407 Rom 13:11 | 11 En dit zeg ik te meer, dewijl wij
1408 Rom 14:13 | oordelen; maar oordeelt dit liever, namelijk, dat gij
1409 Rom 15:15 | broeders, u als wederom dit indachtig makende, om de
1410 Rom 15:28 | 28 Als ik dan dit volbracht, en hun deze vrucht
1411 1Kor 1:12| 12 En dit zeg ik, dat een iegelijk
1412 1Kor 3:12| 12 En indien iemand op dit fondament bouwt: goud, zilver,
1413 1Kor 6:3 | Hoeveel te meer de zaken, die dit leven aangaan? ~
1414 1Kor 6:4 | dan gerechtzaken hebt, die dit leven aangaan, zet die daarover,
1415 1Kor 6:5 | 5 Ik zeg u dit tot schaamte. Is er dan
1416 1Kor 6:11| 11 En dit waart gij sommigen; maar
1417 1Kor 7:6 | 6 Doch dit zeg ik uit toelating, niet
1418 1Kor 7:26| 26 Ik houde dan dit goed te zijn, om den aanstaanden
1419 1Kor 7:29| 29 Maar dit zeg ik, broeders, dat de
1420 1Kor 7:35| 35 En dit zeg ik tot uw eigen voordeel;
1421 1Kor 7:37| over zijn eigen wil, en dit in zijn hart besloten heeft,
1422 1Kor 9:8 | 8 Spreek ik dit naar den mens, of zegt ook
1423 1Kor 9:15| dingen gebruikt. En ik heb dit niet geschreven, opdat het
1424 1Kor 9:23| 23 En dit doe ik om des Evangelies
1425 1Kor 9:25| alles. Dezen dan doen wel dit, opdat zij een verderfelijke
1426 1Kor 11:17| 17 Dit nu, hetgeen ik u aanzegge,
1427 1Kor 11:26| Want zo dikwijls als gij dit brood zult eten, en dezen
1428 1Kor 11:27| Zo dan, wie onwaardiglijk dit brood eet, of den drinkbeker
1429 1Kor 12:12| heeft, en al de leden van dit ene lichaam, vele zijnde,
1430 1Kor 14:21| en door andere lippen tot dit volk spreken, en ook alzo
1431 1Kor 15:19| Indien wij alleenlijk in dit leven op Christus zijn hopende,
1432 1Kor 15:50| 50 Doch dit zeg ik, broeders, dat vlees
1433 1Kor 15:53| 53 Want dit verderfelijke moet onverderfelijkheid
1434 1Kor 15:53| onverderfelijkheid aandoen, en dit sterfelijke moet onsterfelijkheid
1435 1Kor 15:54| 54 En wanneer dit verderfelijke zal onverderfelijkheid
1436 1Kor 15:54| onverderfelijkheid aangedaan hebben, en dit sterfelijke zal onsterfelijkheid
1437 2Kor 1:15| 15 En op dit betrouwen wilde ik te voren
1438 2Kor 1:17| 17 Als ik dan dit voorgenomen heb, heb ik
1439 2Kor 2:1 | 1 Maar ik heb dit bij mijzelven voorgenomen,
1440 2Kor 5:15| 15 Als die dit oordelen, dat, indien Een
1441 2Kor 7:3 | 3 Ik zeg dit niet tot uw veroordeling;
1442 2Kor 8:8 | 8 Ik zeg dit niet als gebiedende, maar
1443 2Kor 8:10| dezen mijn mening; want dit is u oorbaar, als die niet
1444 2Kor 8:13| 13 Want dit zeg ik niet, opdat anderen
1445 2Kor 8:20| 20 Dit verhoedende, dat ons niemand
1446 2Kor 9:6 | 6 En dit zeg ik: Die spaarzamelijk
1447 2Kor 10:7 | van Christus is, die denke dit wederom uit zichzelven,
1448 2Kor 10:11| 11 Dezulke bedenke dit, dat hoedanigen wij zijn
1449 2Kor 11:21| 21 Ik zeg dit naar oneer, gelijk of wij
1450 2Kor 12:13| ben geweest? Vergeeft mij dit ongelijk. ~
1451 2Kor 12:19| van God in Christus; en dit alles, geliefden, tot uw
1452 2Kor 13:1 | 1 Dit is de derde maal, dat ik
1453 2Kor 13:9 | zijt. En wij wensen ook dit, namelijk uw volmaking. ~
1454 Gal 3:2 | 2 Dit alleen wil ik van u leren:
1455 Gal 3:17 | 17 En dit zeg ik: Het verbond, dat
1456 Gal 4:25 | 25 Want dit, namelijk Agar, is Sinai,
1457 Gal 5:8 | 8 Dit gevoelen is niet uit Hem,
1458 Gal 5:14 | woord vervuld, namelijk in dit: Gij zult uw naaste liefhebben,
1459 Efez 3:4 | 4 Waaraan gij, dit lezende, kunt bemerken mijn
1460 Efez 4:9 | 9 Nu dit: Hij is opgevaren; wat is
1461 Efez 4:17| 17 Ik zeg dan dit, en betuig het in den Heere,
1462 Efez 5:5 | 5 Want dit weet gij, dat geen hoereerder,
1463 Efez 5:32| verborgenheid is groot; doch ik zeg dit, ziende op Christus en op
1464 Fili 1:7 | recht is, dat ik van u allen dit gevoel, omdat ik in mijn
1465 Fili 1:9 | 9 En dit bid ik God, dat uw liefde
1466 Fili 1:19| 19 Want ik weet, dat dit mij ter zaligheid gedijen
1467 Fili 1:25| 25 En dit vertrouw en weet ik, dat
1468 Fili 3:15| volmaakt zijn, laat ons dit gevoelen; en indien gij
1469 Fili 4:11| 11 Niet dat ik dit zeg vanwege gebrek; want
1470 Kol 2:4 | 4 En dit zeg ik, opdat niet iemand
1471 Kol 3:8 | 8 Maar nu legt ook gij dit alles af, namelijk gramschap,
1472 Kol 3:14 | 14 En boven dit alles doet aan de liefde,
1473 1The 4:3 | 3 Want dit is de wil van God, uw heiligmaking:
1474 1The 4:6 | Heere is een wreker over dit alles, gelijk wij u ook
1475 1The 4:8 | 8 Zo dan die dit verwerpt, die verwerpt geen
1476 1The 5:18| Dankt God in alles; want dit is de wil van God in Christus
1477 2The 3:10| bij u waren, hebben wij u dit bevolen, dat, zo iemand
1478 1Tim 1:9 | 9 En hij dit weet, dat den rechtvaardigen
1479 1Tim 1:15| 15 Dit is een getrouw woord, en
1480 1Tim 1:18| 18 Dit gebod beveel ik u, mijn
1481 1Tim 3:1 | 1 Dit is een getrouw woord: zo
1482 1Tim 4:9 | 9 Dit is een getrouw woord, en
1483 1Tim 5:7 | 7 En beveel dit, opdat zij onberispelijk
1484 1Tim 6:14| 14 Dat gij dit gebod houdt, onbevlekt en
1485 2Tim 1:15| 15 Gij weet dit, dat allen, die in Azie
1486 2Tim 2:11| 11 Dit is een getrouw woord; want
1487 2Tim 2:19| fondament Gods staat, hebbende dit zegel: De Heere kent degenen,
1488 2Tim 3:1 | 1 En weet dit, dat in de laatste dagen
1489 Tit 2:15 | 15 Spreek dit, en vermaan, en bestraf
1490 Tit 3:8 | 8 Dit is een getrouw woord, en
1491 Heb 3:4 | iemand gebouwd; maar Die dit alles gebouwd heeft, is
1492 Heb 6:3 | 3 En dit zullen wij ook doen, indien
1493 Heb 7:15 | 15 En dit is nog veel meer openbaar,
1494 Heb 7:16 | 16 Die dit niet naar de wet des vleselijken
1495 Heb 8:9 | leiden; want zij zijn in dit Mijn verbond niet gebleven,
1496 Heb 8:10 | 10 Want dit is het verbond, dat Ik met
1497 Heb 9:8 | Waarmede de Heilige Geest dit beduidde, dat de weg des
1498 Heb 9:11 | gemaakt, dat is, niet van dit maaksel, ~
1499 Heb 9:20 | 20 Zeggende: Dit is het bloed des testaments,
1500 Heb 10:16 | Hij te voren gezegd had: Dit is het verbond, dat Ik met
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1541 |