Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
ismaeliet 2
ismaelieten 6
isniemand 1
israel 1503
israeliet 3
israelieten 22
israelietisch 1
Frequency    [«  »]
1589 ons
1541 dit
1540 geen
1503 israel
1459 land
1448 doen
1442 aangezicht

Bijbel

IntraText - Concordances

israel

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1503

     Book Chapter: Verse
501 1Sa 17:25 | Want hij is opgekomen, om Israel te honen; en het zal geschieden, 502 1Sa 17:25 | vaders huis vrijmaken in Israel. ~ 503 1Sa 17:26 | slaat, en den smaad van Israel wendt? Want wie is deze 504 1Sa 17:45 | den God der slagorden van Israel, Dien gij gehoond hebt. ~ 505 1Sa 17:46 | ganse aarde zal weten, dat Israel een God heeft. ~ 506 1Sa 17:52 | maakten zich de mannen van Israel en van Juda op, en juichten, 507 1Sa 18:6 | uitgingen uit al de steden van Israel, met gezang en reien, den 508 1Sa 18:16 | 16 Doch gans Israel en Juda had David lief; 509 1Sa 18:18 | mijns vaders huisgezin in Israel, dat ik des konings schoonzoon 510 1Sa 19:5 | groot heil aan het ganse Israel gedaan; gij hebt het gezien, 511 1Sa 23:10 | David zeide: HEERE, God van Israel! Uw knecht heeft zekerlijk 512 1Sa 23:11 | heeft? O HEERE, God van Israel, geef het toch Uw knecht 513 1Sa 23:17 | zult koning worden over Israel, en ik zal de tweede bij 514 1Sa 24:3 | uitgelezen mannen uit gans Israel, en hij toog heen, om David 515 1Sa 24:15 | Naar wien is de koning van Israel uitgegaan? Wien jaagt gij 516 1Sa 24:21 | en dat het koninkrijk van Israel in uw hand bestaan zal. ~ 517 1Sa 25:1 | En Samuel stierf; en gans Israel vergaderde zich, en zij 518 1Sa 25:30 | voorganger te zijn over Israel; ~ 519 1Sa 26:2 | duizend man, uitgelezenen van Israel, om David te zoeken in de 520 1Sa 26:15 | man, en wie is u gelijk in Israel? Waarom dan hebt gij over 521 1Sa 26:20 | HEEREN; want de koning van Israel is uitgegaan om een enige 522 1Sa 27:1 | in de ganse landpale van Israel; zo zal ik ontkomen uit 523 1Sa 27:12 | gemaakt bij zijn volk, in Israel; daarom zal hij eeuwiglijk 524 1Sa 28:1 | tot den strijd, om tegen Israel te strijden, zo zeide Achis 525 1Sa 28:3 | nu was gestorven, en gans Israel had rouw over hem bedreven; 526 1Sa 28:4 | en Saul vergaderde gans Israel, en zij legerden zich op 527 1Sa 28:19 | 19 En de HEERE zal ook Israel met u in de hand der Filistijnen 528 1Sa 28:19 | zal de HEERE het leger van Israel in de hand der Filistijnen 529 1Sa 29:3 | van Saul, den koning van Israel, die deze dagen of deze 530 1Sa 30:25 | tot een recht gesteld in Israel, tot op dezen dag. ~ 531 1Sa 31:1 | Filistijnen dan steden tegen Israel; en de mannen Israels vloden 532 1Sa 31:7 | 7 Als de mannen van Israel, die aan deze zijde van 533 1Sa 31:7 | zagen, dat de mannen van Israel gevloden waren, en dat Saul 534 2Sa 1:3 | ontkomen uit het heirleger van Israel. ~ 535 2Sa 1:19 | 19 O Sieraad van Israel, op uw hoogten is hij verslagen; 536 2Sa 2:9 | over Benjamin, en over gans Israel. ~ 537 2Sa 2:10 | als hij koning werd over Israel; en hij regeerde het tweede 538 2Sa 2:17 | Doch Abner en de mannen van Israel werden voor het aangezicht 539 2Sa 2:28 | stond stil, en zij jaagden Israel niet meer achterna, en voeren 540 2Sa 3:10 | den stoel van David over Israel en over Juda, van Dan tot 541 2Sa 3:12 | zal met u zijn, om gans Israel tot u om te keren. ~ 542 2Sa 3:17 | woorden met de oudsten van Israel, zeggende: Gij hebt David 543 2Sa 3:18 | knecht, zal Ik Mijn volk Israel verlossen van de hand der 544 2Sa 3:19 | goed was in de ogen van Israel, en in de ogen van het ganse 545 2Sa 3:21 | heengaan, en vergaderen gans Israel tot mijn heer, den koning, 546 2Sa 3:37 | 37 En al het volk en gans Israel merkten te dienzelven dage, 547 2Sa 3:38 | vorst, ja, een grote in Israel gevallen is? ~ 548 2Sa 4:1 | zijn handen slap, en gans Israel werd verschrikt. ~ 549 2Sa 5:1 | kwamen alle stammen van Israel tot David te Hebron; en 550 2Sa 5:2 | over ons was, waart gij Israel uitvoerende en inbrengende; 551 2Sa 5:2 | gezegd: Gij zult Mijn volk Israel weiden, en gij zult tot 552 2Sa 5:2 | een voorganger zijn over Israel. ~ 553 2Sa 5:3 | kwamen alle oudsten van Israel tot den koning te Hebron; 554 2Sa 5:3 | zalfden David tot koning over Israel. ~ 555 2Sa 5:5 | en dertig jaren over gans Israel en Juda. ~ 556 2Sa 5:12 | hem tot een koning over Israel bevestigd had, en dat Hij 557 2Sa 5:17 | zij David ten koning over Israel gezalfd hadden, zo togen 558 2Sa 6:1 | wederom alle uitgelezenen in Israel, dertig duizend. ~ 559 2Sa 6:19 | aan de ganse menigte van Israel, van de mannen tot de vrouwen 560 2Sa 6:20 | Hoe is heden de koning van Israel verheerlijkt, die zich heden 561 2Sa 6:21 | het volk des HEEREN, over Israel; ja, ik zal spelen voor 562 2Sa 7:7 | Ik bevolen heb Mijn volk Israel te weiden, zeggende: Waarom 563 2Sa 7:8 | zijn over Mijn volk, over Israel. ~ 564 2Sa 7:10 | heb voor Mijn volk, voor Israel, een plaats besteld, en 565 2Sa 7:11 | te wezen over Mijn volk Israel. Doch u heb Ik rust gegeven 566 2Sa 7:23 | gelijk Uw volk, gelijk Israel, een enig volk op aarde, 567 2Sa 7:24 | 24 En Gij hebt Uw volk Israel U bevestigd, U tot een volk, 568 2Sa 7:26 | heirscharen is God over Israel; en het huis van Uw knecht 569 2Sa 8:15 | regeerde David over gans Israel, en David deed aan zijn 570 2Sa 10:9 | uit alle uitgelezenen van Israel, en stelde hen in orde tegen 571 2Sa 10:17 | aangezegd, verzamelde hij gans Israel, en toog over de Jordaan, 572 2Sa 10:19 | waren, maakten zij vrede met Israel, en dienden hen; en de Syriers 573 2Sa 11:1 | knechten met hem, en gans Israel henenzond, dat zij de kinderen 574 2Sa 11:11 | zeide tot David: De ark, en Israel, en Juda blijven in de tenten; 575 2Sa 12:7 | ten koning gezalfd over Israel, en Ik heb u uit Sauls hand 576 2Sa 12:8 | ja, Ik heb u het huis van Israel en Juda gegeven; en indien 577 2Sa 12:12 | deze zaak doen voor gans Israel, en voor de zon. ~ 578 2Sa 13:12 | want alzo doet men niet in Israel; doe deze dwaasheid niet. ~ 579 2Sa 13:13 | zijn als een der dwazen in Israel; zo spreek toch nu tot den 580 2Sa 14:25 | 25 Nu was er in gans Israel geen man zo schoon als Absalom, 581 2Sa 15:6 | wijze deed Absalom aan gans Israel, die tot den koning ten 582 2Sa 15:6 | het hart der mannen van Israel. ~ 583 2Sa 15:10 | uitgezonden in alle stammen van Israel, om te zeggen: Als gij het 584 2Sa 15:13 | hart van een iegelijk in Israel volgt Absalom na. ~ 585 2Sa 16:15 | het volk, de mannen van Israel, kwamen te Jeruzalem, en 586 2Sa 16:18 | volk, en alle mannen van Israel, diens zal ik zijn, en bij 587 2Sa 16:21 | te bewaren; zo zal gans Israel horen, dat gij bij uw vader 588 2Sa 16:22 | voor de ogen van het ganse Israel. ~ 589 2Sa 17:10 | male smelten; want gans Israel weet, dat uw vader een held 590 2Sa 17:11 | tot u verzameld worde gans Israel, van Dan tot Ber-seba toe, 591 2Sa 17:13 | zal begeven, zo zal gans Israel koorden tot dezelve stad 592 2Sa 17:14 | Absalom, en alle man van Israel: De raad van Husai, den 593 2Sa 17:15 | Absalom en den oudsten van Israel geraden, maar alzo en alzo 594 2Sa 17:24 | hij en alle mannen van Israel met hem. ~ 595 2Sa 17:26 | 26 Israel nu en Absalom legerden zich 596 2Sa 18:6 | het volk uit in het veld, Israel tegemoet, en de strijd geschiedde 597 2Sa 18:7 | 7 En het volk van Israel werd aldaar voor het aangezicht 598 2Sa 18:16 | al het volk keerde af van Israel achterna te jagen, want 599 2Sa 18:17 | groten steenhoop; en gans Israel vluchtte, een iegelijk naar 600 2Sa 19:8 | konings aangezicht, maar Israel was gevloden, een iegelijk 601 2Sa 19:9 | volk, in alle stammen van Israel, was onder zich twistende, 602 2Sa 19:11 | Want de rede van het ganse Israel was tot den koning gekomen 603 2Sa 19:22 | iemand gedood worden in Israel? Want weet ik niet, dat 604 2Sa 19:22 | koning geworden ben over Israel? ~ 605 2Sa 19:41 | En ziet, alle mannen van Israel kwamen tot den koning; en 606 2Sa 19:42 | Juda tegen de mannen van Israel: Omdat de koning ons na 607 2Sa 19:43 | 43 En de mannen van Israel antwoordden den mannen van 608 2Sa 19:43 | het woord der mannen van Israel. ~ 609 2Sa 20:1 | iegelijk naar zijn tenten, o Israel! ~ 610 2Sa 20:2 | 2 Toen toog alle man van Israel op van achter David, Seba, 611 2Sa 20:14 | heen door alle stammen van Israel, naar Abel, te weten, Beth-Maacha, 612 2Sa 20:19 | vreedzamen, van de getrouwen in Israel, en gij zoekt te doden een 613 2Sa 20:19 | stad, die een moeder is in Israel; waarom zoudt gij het erfdeel 614 2Sa 20:23 | over het ganse heir van Israel; en Benaja, de zoon van 615 2Sa 21:2 | ijver voor de kinderen van Israel en Juda.) ~ 616 2Sa 21:4 | niet om iemand te doden in Israel. En hij zeide: Wat zegt 617 2Sa 21:5 | bestaan in enige landpale van Israel; ~ 618 2Sa 21:15 | Filistijnen nog een krijg tegen Israel. En David toog af, en zijn 619 2Sa 21:17 | strijde, opdat gij de lamp van Israel niet uitblust. ~ 620 2Sa 21:21 | 21 En hij hoonde Israel; maar Jonathan, de zoon 621 2Sa 23:1 | liefelijk in psalmen van Israel, zegt: ~ 622 2Sa 23:9 | waren, en de mannen van Israel waren opgetogen. ~ 623 2Sa 24:1 | voort te ontsteken tegen Israel; en Hij porde David aan 624 2Sa 24:1 | henlieden, zeggende: Ga, tel Israel en Juda. ~ 625 2Sa 24:2 | om, door alle stammen van Israel, van Dan tot Ber-seba toe, 626 2Sa 24:4 | aangezicht, om het volk Israel te tellen. ~ 627 2Sa 24:9 | volk aan den koning; en in Israel waren achthonderd duizend 628 2Sa 24:15 | HEERE een pestilentie in Israel, van den morgen af tot den 629 2Sa 24:25 | en deze plage van over Israel opgehouden. ~ 630 1Kon 1:3 | dochter in alle landpalen van Israel; en zij vonden Abisag, een 631 1Kon 1:20| koning, de ogen van het ganse Israel zijn op u, dat gij hun zoudt 632 1Kon 1:34| hem aldaar tot koning over Israel zalven. Daarna zult gij 633 1Kon 1:35| voorganger zou zijn over Israel en over Juda. ~ 634 1Kon 2:5 | twee krijgsoversten van Israel, Abner, den zoon van Ner, 635 1Kon 2:11| David geregeerd heeft over Israel, zijn veertig jaren; zeven 636 1Kon 2:15| koninkrijk mijn was, en het ganse Israel zijn aangezicht op mij gezet 637 1Kon 2:32| Ner, den krijgsoverste van Israel, en Amasa, den zoon van 638 1Kon 3:28| 28 En geheel Israel hoorde dat oordeel, dat 639 1Kon 4:1 | Salomo koning over gans Israel. ~ 640 1Kon 4:7 | bestelmeesters over gans Israel, die den koning en zijn 641 1Kon 4:20| 20 Juda nu en Israel waren velen, als zand, dat 642 1Kon 4:25| 25 En Juda en Israel woonden zeker, een iegelijk 643 1Kon 5:13| uitschot opkomen uit gans Israel; en het uitschot was dertig 644 1Kon 6:1 | koninkrijk van Salomo over Israel, in de maand Ziv (deze is 645 1Kon 6:13| wonen; en Ik zal Mijn volk Israel niet verlaten. ~ 646 1Kon 8:1 | vergaderde Salomo de oudsten van Israel, en al de hoofden der stammen, 647 1Kon 8:2 | 2 En alle mannen van Israel verzamelden zich tot den 648 1Kon 8:3 | 3 En al de oudsten van Israel kwamen; en de priesters 649 1Kon 8:5 | de ganse vergadering van Israel, die bij hem vergaderd waren, 650 1Kon 8:14| zegende de ganse gemeente van Israel; en de ganse gemeente van 651 1Kon 8:14| en de ganse gemeente van Israel stond. ~ 652 1Kon 8:16| dag af, dat Ik Mijn volk Israel uit Egypteland uitgevoerd 653 1Kon 8:16| verkoren uit alle stammen van Israel, om een huis te bouwen, 654 1Kon 8:16| dat hij over Mijn volk Israel wezen zou. ~ 655 1Kon 8:20| ik zit op den troon van Israel, gelijk als de HEERE gesproken 656 1Kon 8:20| des HEEREN, des Gods van Israel. ~ 657 1Kon 8:22| tegenover de ganse gemeente van Israel, en breidde zijn handen 658 1Kon 8:23| hij zeide: HEERE, God van Israel, er is geen God, gelijk 659 1Kon 8:25| 25 En nu HEERE, God van Israel, houd Uw knecht, mijn vader 660 1Kon 8:25| worden, die op den troon van Israel zitte; alleenlijk zo uw 661 1Kon 8:26| 26 Nu dan, o God van Israel, laat toch Uw woord waar 662 1Kon 8:30| Uw knecht, en van Uw volk Israel, die in deze plaats zullen 663 1Kon 8:33| 33 Wanneer Uw volk Israel zal geslagen worden voor 664 1Kon 8:34| vergeef de zonde van Uw volk Israel, en breng hen weder in het 665 1Kon 8:36| knechten en van Uw volk Israel, als Gij hun zult geleerd 666 1Kon 8:38| enig mens, van al Uw volk Israel, geschieden zal; als zij 667 1Kon 8:41| vreemde, die van Uw volk Israel niet zal zijn, maar uit 668 1Kon 8:43| te vrezen, gelijk Uw volk Israel, en om te weten, dat Uw 669 1Kon 8:52| tot de smeking van Uw volk Israel, om naar hen te horen, in 670 1Kon 8:55| zegende de ganse gemeente van Israel, zeggende met luider stem: ~ 671 1Kon 8:56| HEERE, Die aan Zijn volk Israel rust gegeven heeft, naar 672 1Kon 8:59| het recht van Zijn volk Israel, elkeen dagelijks op zijn 673 1Kon 8:62| 62 En de koning, en gans Israel met hem, offerden slachtofferen 674 1Kon 8:65| Salomo het feest, en gans Israel met hem, een grote gemeente, 675 1Kon 8:66| David, Zijn knecht, en aan Israel, Zijn volk, gedaan had. ~  ~  676 1Kon 9:5 | troon uws koninkrijks over Israel bevestigen in eeuwigheid; 677 1Kon 9:5 | worden van den troon van Israel. ~ 678 1Kon 9:7 | 7 Zo zal Ik Israel uitroeien van het land, 679 1Kon 9:7 | aangezicht wegwerpen; en Israel zal tot een spreekwoord 680 1Kon 10:9 | gehad, om u op den troon van Israel te zetten! Omdat de HEERE 681 1Kon 10:9 | te zetten! Omdat de HEERE Israel in eeuwigheid bemint, daarom 682 1Kon 11:16| zes maanden, met het ganse Israel, totdat hij al wat mannelijk 683 1Kon 11:25| want hij had een afkeer van Israel, en hij regeerde over Syrie. ~ 684 1Kon 11:32| heb uit alle stammen van Israel. 685 1Kon 11:37| gij zult koning zijn over Israel. ~ 686 1Kon 11:38| David gebouwd heb, en zal u Israel geven. ~ 687 1Kon 11:42| Jeruzalem over het ganse Israel regeerde, was veertig jaar. ~ 688 1Kon 12:1 | naar Sichem, want het ganse Israel was te Sichem gekomen, om 689 1Kon 12:3 | en de ganse gemeente van Israel kwamen en spraken tot Rehabeam, 690 1Kon 12:16| 16 Toen gans Israel zag, dat de koning naar 691 1Kon 12:16| Isai; naar uw tenten, o Israel! Voorzie nu uw huis, o David! 692 1Kon 12:16| uw huis, o David! Zo ging Israel naar zijn tenten. ~ 693 1Kon 12:17| aangaande de kinderen van Israel, die in de steden van Juda 694 1Kon 12:18| schatting was; en het ganse Israel stenigde hem met stenen, 695 1Kon 12:20| het geschiedde, als gans Israel hoorde, dat Jerobeam wedergekomen 696 1Kon 12:20| riepen, en hem over gans Israel koning maakten; niemand 697 1Kon 12:28| Jeruzalem; zie uw goden, o Israel, die u uit Egypteland opgebracht 698 1Kon 14:7 | voorganger over Mijn volk Israel gesteld heb; ~ 699 1Kon 14:10| beslotene en verlatene in Israel; en Ik zal de nakomelingen 700 1Kon 14:13| 13 En gans Israel zal hem beklagen, en hem 701 1Kon 14:14| een koning verwekken over Israel, die het huis van Jerobeam 702 1Kon 14:15| 15 De HEERE zal ook Israel slaan, gelijk een riet in 703 1Kon 14:15| omgedreven wordt, en zal Israel uitrukken uit dit goede 704 1Kon 14:16| 16 En Hij zal Israel overgeven, om Jerobeams 705 1Kon 14:16| gezondigd heeft, en die Israel heeft doen zondigen. ~ 706 1Kon 14:18| zij begroeven hem, en gans Israel beklaagde hem; naar het 707 1Kon 14:19| kronieken der koningen van Israel. ~ 708 1Kon 14:21| had uit al de stammen van Israel, om Zijn Naam daar te zetten; 709 1Kon 15:9 | Jerobeam, den koning van Israel, werd Asa koning over Juda. ~ 710 1Kon 15:16| tussen Baesa, den koning van Israel, al hun dagen. ~ 711 1Kon 15:17| Want Baesa, de koning van Israel, toog op tegen Juda, en 712 1Kon 15:19| met Baesa, den koning van Israel, dat hij aftrekke van tegen 713 1Kon 15:20| had, tegen de steden van Israel; en sloeg Ijon, en Dan, 714 1Kon 15:25| Jerobeam, werd koning over Israel, in het tweede jaar van 715 1Kon 15:25| regeerde twee jaren over Israel. ~ 716 1Kon 15:26| zijn zonde, waarmede hij Israel had doen zondigen. ~ 717 1Kon 15:27| Filistijnen is, als Nadab en gans Israel Gibbethon belegerden. ~ 718 1Kon 15:30| Jerobeam, die zondigde, en die Israel zondigen deed, en om zijn 719 1Kon 15:31| kronieken der koningen van Israel? ~ 720 1Kon 15:32| tussen Baesa, den koning van Israel, al hun dagen. ~ 721 1Kon 15:33| van Ahia, koning over gans Israel, te Thirza, en regeerde 722 1Kon 15:34| zijn zonde, waarmede hij Israel had doen zondigen. ~  ~  723 1Kon 16:2 | voorganger over Mijn volk Israel gesteld heb, en gij gewandeld 724 1Kon 16:2 | van Jerobeam, en Mijn volk Israel hebt doen zondigen, Mij 725 1Kon 16:5 | kronieken der koningen van Israel? ~ 726 1Kon 16:8 | zoon van Baesa, koning over Israel, te Thirza, en regeerde 727 1Kon 16:13| hadden, en waarmede zij Israel hadden doen zondigen, tot 728 1Kon 16:14| kronieken der koningen van Israel? ~ 729 1Kon 16:16| daarom maakte het ganse Israel ten zelfden dage Omri, den 730 1Kon 16:16| krijgsoverste, koning over Israel, in het leger. ~ 731 1Kon 16:17| En Omri toog op, en gans Israel met hem van Gibbethon, en 732 1Kon 16:19| die hij gedaan had, doende Israel zondigen. ~ 733 1Kon 16:20| kronieken der koningen van Israel? ~ 734 1Kon 16:21| 21 Toen werd het volk van Israel verdeeld in twee helften; 735 1Kon 16:23| Juda, werd Omri koning over Israel, en regeerde twaalf jaren; 736 1Kon 16:26| zijn zonden, waarmede hij Israel had doen zondigen, verwekkende 737 1Kon 16:27| kronieken der koningen van Israel? ~ 738 1Kon 16:29| van Omri, werd koning over Israel, in het acht en dertigste 739 1Kon 16:29| van Omri, regeerde over Israel, te Samaria, twee en twintig 740 1Kon 16:33| verwekken, dan alle koningen van Israel, die voor hem geweest waren. ~ 741 1Kon 18:17| Zijt gij die beroerden van Israel? ~ 742 1Kon 18:18| 18 Toen zeide hij: Ik heb Israel niet beroerd, maar gij en 743 1Kon 18:19| verzamel tot mij het ganse Israel op den berg Karmel, en de 744 1Kon 18:31| geschied was, zeggende: Israel zal uw naam zijn. ~ 745 1Kon 18:36| God van Abraham, Izak en Israel, dat het heden bekend worde, 746 1Kon 18:36| bekend worde, dat Gij God in Israel zijt, en ik Uw knecht; en 747 1Kon 19:16| zalven ten koning over Israel; en Elisa, den zoon van 748 1Kon 19:18| 18 Ook heb Ik in Israel doen overblijven zeven duizend, 749 1Kon 20:2 | tot Achab, den koning van Israel, in de stad. ~ 750 1Kon 20:4 | 4 En de koning van Israel antwoordde en zeide: Naar 751 1Kon 20:7 | Toen riep de koning van Israel alle oudsten des lands, 752 1Kon 20:11| 11 Maar de koning van Israel antwoordde en zeide: Spreekt 753 1Kon 20:13| tot Achab, den koning van Israel, en zeide: Zo zegt de HEERE: 754 1Kon 20:20| zodat de Syriers vloden, en Israel jaagde hen na. Doch Benhadad, 755 1Kon 20:21| 21 En de koning van Israel toog uit, en sloeg paarden 756 1Kon 20:22| profeet tot den koning van Israel, en zeide tot hem: Ga heen, 757 1Kon 20:26| naar Afek, ten krijge tegen Israel. ~ 758 1Kon 20:28| sprak tot den koning van Israel, en zeide: Zo zegt de HEERE: 759 1Kon 20:31| uitgaan tot den koning van Israel; mogelijk zal hij uw ziel 760 1Kon 20:32| kwamen tot den koning van Israel, en zeiden: Uw knecht Benhadad 761 1Kon 20:40| Toen zeide de koning van Israel tot hem: Zo is uw oordeel; 762 1Kon 20:41| zijn ogen; en de koning van Israel kende hem, dat hij een der 763 1Kon 20:43| 43 En de koning van Israel toog henen, gemelijk en 764 1Kon 21:7 | gij nu het koninkrijk over Israel regeren? Sta op, eet brood, 765 1Kon 21:18| af, Achab, den koning van Israel, tegemoet, die in Samaria 766 1Kon 21:21| beslotene en verlatene in Israel. ~ 767 1Kon 21:22| getergd hebt, en dat gij Israel hebt doen zondigen. ~ 768 1Kon 22:1 | was tussen Syrie en tussen Israel. ~ 769 1Kon 22:2 | Juda, tot den koning van Israel afgekomen was, ~ 770 1Kon 22:3 | 3 Dat de koning van Israel tot zijn knechten zeide: 771 1Kon 22:4 | zeide tot den koning van Israel: Zo zal ik zijn gelijk gij 772 1Kon 22:5 | Josafat tot den koning van Israel: Vraag toch als heden naar 773 1Kon 22:6 | vergaderde de koning van Israel de profeten, omtrent vierhonderd 774 1Kon 22:8 | Toen zeide de koning van Israel tot Josafat: Er is nog een 775 1Kon 22:9 | Toen riep de koning van Israel een kamerling, en hij zeide: 776 1Kon 22:10| 10 De koning van Israel nu, en Josafat, de koning 777 1Kon 22:17| zeide: Ik zag het ganse Israel verstrooid op de bergen, 778 1Kon 22:18| Toen zeide de koning van Israel tot Josafat: Heb ik tot 779 1Kon 22:26| 26 De koning van Israel nu zeide: Neem Micha, en 780 1Kon 22:29| Alzo toog de koning van Israel en Josafat, de koning van 781 1Kon 22:30| 30 En de koning van Israel zeide tot Josafat: Als ik 782 1Kon 22:30| verstelde zich de koning van Israel, en kwam in den strijd. ~ 783 1Kon 22:31| bestrijden, maar den koning van Israel alleen. ~ 784 1Kon 22:32| Gewisselijk, die is de koning van Israel, en zij keerden zich naar 785 1Kon 22:33| zagen, dat hij de koning van Israel niet was, dat zij zich van 786 1Kon 22:34| en schoot den koning van Israel tussen de gespen en tussen 787 1Kon 22:39| kronieken der koningen van Israel? ~ 788 1Kon 22:41| van Achab, den koning van Israel. ~ 789 1Kon 22:45| vrede met den koning van Israel. ~ 790 1Kon 22:52| Achab, werd koning over Israel te Samaria, in het zeventiende 791 1Kon 22:52| regeerde twee jaren over Israel. ~ 792 1Kon 22:53| den zoon van Nebat, die Israel zondigen deed. ~ 793 2Kon 1:1 | 1 En Moab viel van Israel af, na Achabs dood. ~ 794 2Kon 1:3 | het, omdat er geen God in Israel is, dat gijlieden heengaat, 795 2Kon 1:6 | het, omdat er geen God in Israel is, dat gij zendt, om Baal-Zebub, 796 2Kon 1:16| het, omdat er geen God in Israel is, om Zijn woord te vragen?); 797 2Kon 1:18| kronieken der koningen van Israel? ~  ~  ~  798 2Kon 3:1 | Achab, werd koning over Israel te Samaria, in het achttiende 799 2Kon 3:3 | zoon van Nebat, aan, die Israel deed zondigen; hij week 800 2Kon 3:4 | bracht op aan den koning van Israel honderd duizend lammeren, 801 2Kon 3:5 | Moabieten van den koning van Israel afviel. ~ 802 2Kon 3:6 | Samaria, en monsterde gans Israel. ~ 803 2Kon 3:9 | Alzo toog de koning van Israel heen, en de koning van Juda, 804 2Kon 3:10| Toen zeide de koning van Israel: Ach, dat de HEERE deze 805 2Kon 3:11| knechten des konings van Israel, en zeide: Hier is Elisa, 806 2Kon 3:12| tot hem af de koning van Israel, en Josafat, en de koning 807 2Kon 3:13| zeide tot den koning van Israel: Wat heb ik met u te doen? 808 2Kon 3:13| moeder. Doch de koning van Israel zeide tot hem: Neen, want 809 2Kon 3:24| als zij aan het leger van Israel kwamen, maakten zich de 810 2Kon 3:27| een zeer grote toorn in Israel; daarom trokken zij van 811 2Kon 5:2 | dochter uit het land van Israel gevankelijk gebracht, die 812 2Kon 5:4 | gesproken, die uit het land van Israel is. ~ 813 2Kon 5:5 | brief aan den koning van Israel zenden. En hij ging heen, 814 2Kon 5:6 | brief tot den koning van Israel, zeggende: Zo wanneer nu 815 2Kon 5:7 | geschiedde, als de koning van Israel den brief gelezen had, dat 816 2Kon 5:8 | gehoord had, dat de koning van Israel zijn klederen gescheurd 817 2Kon 5:8 | weten, dat er een profeet in Israel is. ~ 818 2Kon 5:12| beter dan alle wateren van Israel; zou ik mij in die niet 819 2Kon 5:15| op de ganse aarde, dan in Israel! Nu dan, neem toch een zegen 820 2Kon 6:8 | Syrie voerde krijg tegen Israel, en beraadslaagde zich met 821 2Kon 6:9 | henen tot den koning van Israel, zeggende: Wacht u, dat 822 2Kon 6:10| Daarom zond de koning van Israel henen aan die plaats, waarvan 823 2Kon 6:11| zij voor den koning van Israel? ~ 824 2Kon 6:12| Elisa, de profeet, die in Israel is, geeft den koning van 825 2Kon 6:12| is, geeft den koning van Israel te kennen de woorden, die 826 2Kon 6:21| 21 En de koning van Israel zeide tot Elisa, als hij 827 2Kon 6:23| niet meer in het land van Israel. ~ 828 2Kon 7:6 | ander: Zie, de koning van Israel heeft tegen ons gehuurd 829 2Kon 8:16| van Achab, den koning van Israel, toen Josafat koning was 830 2Kon 8:18| den weg der koningen van Israel, gelijk als het huis van 831 2Kon 8:25| van Achab, den koning van Israel, begon Ahazia, de zoon van 832 2Kon 8:26| van Omri, den koning van Israel. ~ 833 2Kon 9:3 | tot koning gezalfd over Israel. Doe daarna de deur open, 834 2Kon 9:6 | het volk des HEEREN, over Israel. ~ 835 2Kon 9:8 | beslotene en verlatene in Israel. ~ 836 2Kon 9:12| gezalfd tot koning over Israel. ~ 837 2Kon 9:14| Gilead bewaard, hij en gans Israel, uit oorzake van Hazael, 838 2Kon 9:21| toog Joram, de koning van Israel, uit, en Ahazia, de koning 839 2Kon 10:21| Ook zond Jehu in het ganse Israel; en alle Baalsdienaren kwamen, 840 2Kon 10:28| verdelgde Jehu Baal uit Israel. ~ 841 2Kon 10:29| den zoon van Nebat, die Israel zondigen deed, na te volgen, 842 2Kon 10:30| vierde gelid op den troon van Israel zitten. ~ 843 2Kon 10:31| des HEEREN, des Gods van Israel, met zijn ganse hart; hij 844 2Kon 10:31| zonden van Jerobeam, die Israel zondigen deed. ~ 845 2Kon 10:32| die dagen begon de HEERE Israel af te korten, want Hazael 846 2Kon 10:32| ze in alle landpalen van Israel: ~ 847 2Kon 10:34| kronieken der koningen van Israel? ~ 848 2Kon 10:36| de dagen, die Jehu over Israel geregeerd heeft in Samaria, 849 2Kon 14:1 | zoon van Jehu, koning over Israel, te Samaria, en regeerde 850 2Kon 14:2 | den zoon van Nebat, die Israel zondigen deed; hij week 851 2Kon 14:3 | ontstak des HEEREN toorn tegen Israel; en Hij gaf hen in de hand 852 2Kon 14:4 | Hij zag de verdrukking van Israel, dat de koning van Syrie 853 2Kon 14:5 | 5 (Zo gaf de HEERE Israel een verlosser, dat zij van 854 2Kon 14:6 | het huis van Jerobeam, die Israel zondigen deed; maar hij 855 2Kon 14:8 | kronieken der koningen van Israel? ~ 856 2Kon 14:10| van Joahaz, koning over Israel, te Samaria, en regeerde 857 2Kon 14:11| dien zoon van Nebat, die Israel zondigen deed, maar hij 858 2Kon 14:12| kronieken der koningen van Israel? ~ 859 2Kon 14:13| Samaria, bij de koningen van Israel. ~ 860 2Kon 14:14| en Joas, de koning van Israel, was tot hem afgekomen, 861 2Kon 14:16| zeide tot den koning van Israel: Leg uw hand aan den boog, 862 2Kon 14:18| zeide hij tot den koning van Israel: Sla tegen de aarde. En 863 2Kon 14:22| koning van Syrie, verdrukte Israel, al de dagen van Joahaz. ~ 864 2Kon 14:25| en bracht de steden aan Israel weder. ~  ~  865 2Kon 15:1 | van Joahaz, den koning van Israel, werd Amazia koning, de 866 2Kon 15:8 | van Jehu, den koning van Israel, zeggende: Kom, laat ons 867 2Kon 15:9 | Maar Joas, de koning van Israel, zond tot Amazia, den koning 868 2Kon 15:11| toog Joas, de koning van Israel, op, zodat hij en Amazia, 869 2Kon 15:12| voor het aangezicht van Israel, en zij vloden, een iegelijk 870 2Kon 15:13| 13 En Joas, de koning van Israel, greep Amazia, den koning 871 2Kon 15:15| kronieken der koningen van Israel? ~ 872 2Kon 15:16| begraven bij de koningen van Israel; en zijn zoon Jerobeam werd 873 2Kon 15:17| van Joahaz, den koning van Israel, vijftien jaren. ~ 874 2Kon 15:23| zoon van Joas, koning van Israel, en regeerde een en veertig 875 2Kon 15:24| den zoon van Nebat, die Israel zondigen deed. ~ 876 2Kon 15:25| ook weder de landpale van Israel van den ingang van Hamath, 877 2Kon 15:25| des HEEREN, des Gods van Israel, dat Hij gesproken had door 878 2Kon 15:26| zag, dat de ellende van Israel zeer bitter was, en dat 879 2Kon 15:26| verlatenen waren, en dat Israel geen helper had. ~ 880 2Kon 15:27| gesproken, dat Hij den naam van Israel van onder den hemel verdelgen 881 2Kon 15:28| tot Juda behorende, aan Israel wedergebracht heeft, zijn 882 2Kon 15:28| kronieken der koningen van Israel? ~ 883 2Kon 15:29| vaderen, met de koningen van Israel; en zijn zoon Zacharia werd 884 2Kon 16:1 | Jerobeam, den koning van Israel, werd koning Azaria, de 885 2Kon 16:8 | zoon van Jerobeam, over Israel te Samaria, zes maanden. ~ 886 2Kon 16:9 | den zoon van Nebat, die Israel zondigen deed. ~ 887 2Kon 16:11| kronieken der koningen van Israel. ~ 888 2Kon 16:12| vierde gelid op den troon van Israel zitten; en het is alzo geschied. ~ 889 2Kon 16:15| kronieken der koningen van Israel. ~ 890 2Kon 16:17| zoon van Gadi, koning over Israel, en regeerde tien jaren 891 2Kon 16:18| den zoon van Nebat, die Israel zondigen deed. ~ 892 2Kon 16:20| nu bracht dit geld op van Israel, van alle geweldigen van 893 2Kon 16:21| kronieken der koningen van Israel? ~ 894 2Kon 16:23| van Menahem, koning over Israel, en regeerde twee jaren 895 2Kon 16:24| den zoon van Nebat, die Israel zondigen deed. ~ 896 2Kon 16:26| kronieken der koningen van Israel. ~ 897 2Kon 16:27| van Remalia, koning over Israel, en regeerde twintig jaren 898 2Kon 16:28| den zoon van Nebat, die Israel zondigen deed. ~ 899 2Kon 16:29| dagen Pekah, den koning van Israel, kwam Tiglath-Pilezer, de 900 2Kon 16:31| kronieken der koningen van Israel. ~ 901 2Kon 16:32| Remalia, den koning van Israel, werd Jotham koning, de 902 2Kon 17:3 | den weg der koningen van Israel; ja, hij deed ook zijn zoon 903 2Kon 17:5 | Remalia, den koning van Israel, naar Jeruzalem ten strijde; 904 2Kon 17:7 | hand van den koning van Israel, die zich tegen mij opmaken. ~ 905 2Kon 18:3 | den weg der koningen van Israel; ja, hij deed ook zijn zoon 906 2Kon 18:5 | Remalia, den koning van Israel, naar Jeruzalem ten strijde; 907 2Kon 18:7 | hand van den koning van Israel, die zich tegen mij opmaken. ~ 908 2Kon 19:1 | zoon van Ela, koning over Israel te Samaria, en regeerde 909 2Kon 19:2 | niet, als de koningen van Israel, die voor hem geweest waren. ~ 910 2Kon 19:6 | Assyrie Samaria in, en voerde Israel weg in Assyrie, en deed 911 2Kon 19:8 | had, en der koningen van Israel, die ze gemaakt hadden. ~ 912 2Kon 19:13| 13 Als nu de HEERE tegen Israel en tegen Juda, door den 913 2Kon 19:18| zich de HEERE zeer over Israel, dat Hij hen wegdeed van 914 2Kon 19:19| wandelden in de inzettingen van Israel, die zij gemaakt hadden. ~ 915 2Kon 19:20| HEERE het ganse zaad van Israel, en bedrukte hen, en gaf 916 2Kon 19:21| 21 Want Hij scheurde Israel van het huis van David af, 917 2Kon 19:21| koning; en Jerobeam dreef Israel af van achter den HEERE, 918 2Kon 19:23| 23 Totdat de HEERE Israel van Zijn aangezicht wegdeed, 919 2Kon 19:23| de profeten; alzo werd Israel weggevoerd uit zijn land 920 2Kon 19:34| Jakob, dien Hij den naam Israel gaf. ~ 921 2Kon 20:1 | van Ela, den koning van Israel, dat Hizkia koning werd, 922 2Kon 20:9 | van Ela, den koning van Israel) dat Salmaneser, de koning 923 2Kon 20:10| van Hosea, den koning van Israel, als Samaria ingenomen werd. ~ 924 2Kon 20:11| koning van Assyrie voerde Israel weg naar Assyrie, en deed 925 2Kon 23:3 | als Achab, de koning van Israel, gemaakt had, en boog zich 926 2Kon 23:7 | Ik uit alle stammen van Israel verkoren heb, zal Ik Mijn 927 2Kon 23:8 | voortvaren den voet van Israel te bewegen uit dit land, 928 2Kon 25:13| die Salomo, de koning van Israel, voor Astoreth, het verfoeisel 929 2Kon 25:15| zoon van Nebat, dewelke Israel zondigen deed, gemaakt had; 930 2Kon 25:19| waren, die de koningen van Israel gemaakt hadden, om den HEERE 931 2Kon 25:22| dagen der richteren af, die Israel gericht hadden, noch in 932 2Kon 25:22| de dagen der koningen van Israel, noch der koningen van Juda. ~ 933 2Kon 25:27| aangezicht wegdoen, gelijk als Ik Israel weggedaan heb; en Ik zal 934 2Kon 26:13| die Salomo, de koning van Israel, in den tempel des HEEREN 935 1Kro 1:34| zonen van Izak waren Ezau en Israel. ~ 936 1Kro 2:1 | Dezen zijn de kinderen van Israel: Ruben, Simeon, Levi en 937 1Kro 2:7 | Achan, de beroerder van Israel, die zich aan het verbannene 938 1Kro 5:1 | nu, den eerstgeborene van Israel; (want hij was de eerstgeborene; 939 1Kro 5:1 | van Jozef, den zoon van Israel; doch niet alzo, dat hij 940 1Kro 5:3 | Ruben, den eerstgeborene van Israel, zijn Hanoch en Pallu, Hezron 941 1Kro 5:17| Jerobeam, den koning van Israel. ~ 942 1Kro 6:38| zoon van Levi, den zoon van Israel. ~ 943 1Kro 6:49| der heiligen, en om over Israel verzoening te doen, naar 944 1Kro 7:29| van Jozef, den zoon van Israel, gewoond. ~ 945 1Kro 9:1 | 1 En gans Israel werd in geslachtsregisters 946 1Kro 9:1 | het boek der koningen van Israel. En die van Juda waren weggevoerd 947 1Kro 10:1 | Filistijnen streden tegen Israel, en de mannen van Israel 948 1Kro 10:1 | Israel, en de mannen van Israel vloden voor het aangezicht 949 1Kro 10:7 | 7 Als al de mannen van Israel, die in het dal waren, zagen, 950 1Kro 11:1 | Toen vergaderde zich gans Israel tot David naar Hebron, zeggende: 951 1Kro 11:2 | nog koning was, hebt gij Israel uitgeleid en ingeleid; ook 952 1Kro 11:2 | gezegd: Gij zult Mijn volk Israel weiden, en gij zult voorganger 953 1Kro 11:2 | voorganger zijn van Mijn volk Israel. 954 1Kro 11:3 | Ook kwamen alle oudsten in Israel tot den koning van Hebron, 955 1Kro 11:3 | zalfden David ten koning over Israel, naar het woord des HEEREN, 956 1Kro 11:4 | David toog henen, en gans Israel, naar Jeruzalem, welke is 957 1Kro 11:10| zijn koninkrijk bij geheel Israel, om hem koning te maken, 958 1Kro 11:10| het woord des HEEREN over Israel. ~ 959 1Kro 12:32| tijden, om te weten wat Israel doen moest; hun hoofden 960 1Kro 12:38| koning te maken over gans Israel. En ook was al het overige 961 1Kro 12:38| ook was al het overige van Israel een hart, om David tot koning 962 1Kro 12:40| want er was blijdschap in Israel. ~  ~  963 1Kro 13:2 | tot de ganse gemeente van Israel: Indien het ulieden goeddunkt, 964 1Kro 13:2 | broeders, in alle landen van Israel, en de priesters en Levieten, 965 1Kro 13:5 | David dan vergaderde gans Israel van het Egyptische Sichor 966 1Kro 13:6 | toog David op met het ganse Israel naar Baala, dat is, Kirjath-Jearim, 967 1Kro 13:8 | 8 En David en gans Israel speelden voor het aangezicht 968 1Kro 14:2 | koning bevestigd had over Israel; want zijn koninkrijk werd 969 1Kro 14:8 | gezalfd was over het ganse Israel, zo togen al de Filistijnen 970 1Kro 15:3 | Ook vergaderde David gans Israel te Jeruzalem, om de ark 971 1Kro 15:12| des HEEREN, des Gods van Israel, opbrengt, ter plaatse, 972 1Kro 15:14| des HEEREN, des Gods van Israel, op te brengen. ~ 973 1Kro 15:25| David en de oudsten van Israel, en de oversten der duizenden, 974 1Kro 15:28| 28 Alzo bracht gans Israel de ark des verbonds des 975 1Kro 16:3 | hij deelde een iegelijk in Israel, van den man tot de vrouw, 976 1Kro 16:13| 13 Gij, zaad van Israel, Zijn dienaar, gij, kinderen 977 1Kro 16:17| gesteld tot een inzetting, aan Israel tot een eeuwig verbond; ~ 978 1Kro 16:40| wet des HEEREN, die Hij Israel geboden had. ~ 979 1Kro 17:5 | van dien dag af, dat Ik Israel heb opgevoerd tot dezen 980 1Kro 17:6 | gewandeld heb met geheel Israel, heb Ik wel een woord gesproken 981 1Kro 17:6 | een van de richters van Israel, denwelken Ik gebood Mijn 982 1Kro 17:7 | voorganger over Mijn volk Israel zoudt zijn; ~ 983 1Kro 17:9 | En Ik heb voor Mijn volk Israel een plaats besteld, en hem 984 1Kro 17:10| te wezen over Mijn volk Israel; en heb al uw vijanden vernederd; 985 1Kro 17:21| 21 En wie is als Uw volk Israel, een enig volk op de aarde, 986 1Kro 17:22| 22 En Gij hebt Uw volk Israel U ten volk gemaakt tot in 987 1Kro 17:24| heirscharen, de God van Israel, is Israels God; en het 988 1Kro 18:14| regeerde David over gans Israel, en hij deed zijn gansen 989 1Kro 19:14| regeerde David over gans Israel, en hij deed zijn gansen 990 1Kro 20:10| uit alle uitgelezenen in Israel, en hij stelde hen in orde 991 1Kro 20:16| voor het aangezicht van Israel geslagen waren, zo zonden 992 1Kro 20:17| zo vergaderde hij gans Israel, en hij toog over de Jordaan, 993 1Kro 20:18| voor het aangezicht van Israel, en David versloeg van de 994 1Kro 20:19| voor het aangezicht van Israel, zo maakten zij vrede met 995 1Kro 21:7 | 7En hij hoonde Israel, maar Jonathan, de zoon 996 1Kro 22:1 | stond de satan op tegen Israel, en hij porde David aan, 997 1Kro 22:1 | porde David aan, dat hij Israel telde. ~ 998 1Kro 22:2 | des volks: Gaat heen, telt Israel van Ber-seba tot Dan toe, 999 1Kro 22:3 | heer dit? Waarom zou het Israel tot schuld worden? ~ 1000 1Kro 22:4 | en hij doorwandelde gans Israel; daarna kwam hij weder te


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1503

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License