1-500 | 501-1000 | 1001-1459
Book Chapter: Verse
501 Deu 31:16 | goden der vreemden van dat land, waar het naar toe gaat,
502 Deu 31:20 | dit volk inbrengen in het land, dat Ik zijn vaderen gezworen
503 Deu 31:21 | aleer Ik het inbreng in het land, dat Ik gezworen heb. ~
504 Deu 31:23 | Israels inbrengen in het land, dat Ik hun gezworen heb;
505 Deu 32:10 | 10 Hij vond hem in een land der woestijn, en in een
506 Deu 32:22 | onderste hel, en zal het land met zijn inkomst verteren,
507 Deu 32:43 | wederkeren, en verzoenen Zijn land en Zijn volk. ~
508 Deu 32:47 | de dagen verlengen op het land, waar gij over de Jordaan
509 Deu 32:49 | de berg Nebo, die in het land van Moab is, die tegenover
510 Deu 32:49 | Jericho is), en zie het land Kanaan, dat Ik den kinderen
511 Deu 32:52 | van tegenover zult gij dat land zien, maar daarheen niet
512 Deu 32:52 | daarheen niet inkomen, in het land, dat Ik den kinderen Israels
513 Deu 33:13 | van Jozef zeide hij: Zijn land zij gezegend van den HEERE,
514 Deu 33:28 | Jakobs oog zal zijn op een land van koren en most; ja, zijn
515 Deu 34:1 | HEERE wees hem dat ganse land, Gilead tot Dan toe; ~
516 Deu 34:2 | het ganse Nafthali, en het land van Efraim en Manasse, en
517 Deu 34:2 | en Manasse, en het ganse land van Juda, tot aan de achterste
518 Deu 34:4 | zeide tot hem: Dit is het land, dat Ik Abraham, Izak en
519 Deu 34:5 | des HEEREN, aldaar in het land van Moab, naar des HEEREN
520 Deu 34:6 | begroef hem in een dal, in het land van Moab, tegenover Beth-Peor;
521 Deu 34:11 | knechten, en aan al zijn land; ~
522 Joz 1:2 | en al dit volk, tot het land, dat Ik hun, den kinderen
523 Joz 1:4 | rivier Frath, het ganse land der Hethieten, en tot aan
524 Joz 1:6 | want gij zult dit volk dat land erfelijk doen bezitten,
525 Joz 1:11 | ingaat, om te erven het land, hetwelk de HEERE, uw God,
526 Joz 1:13 | rust, en Hij geeft u dit land; ~
527 Joz 1:14 | en uw vee blijven in het land, dat Mozes ulieden aan deze
528 Joz 1:15 | ook erfelijk bezitten het land, dat de HEERE, uw God, hun
529 Joz 1:15 | gijlieden wederkeren tot het land uwer erfenis, en zult het
530 Joz 2:1 | Gaat heen, bezichtigt het land en Jericho. Zij dan gingen,
531 Joz 2:2 | kinderen Israels, om dit land te doorzoeken. ~
532 Joz 2:3 | zijn gekomen, om het ganse land te doorzoeken. ~
533 Joz 2:9 | weet, dat de HEERE u dit land gegeven heeft, en dat ulieder
534 Joz 2:14 | wanneer de HEERE ons dit land geeft, zo zullen wij aan
535 Joz 2:18 | Zie, wanneer wij in het land komen, zo zult gij dit snoer
536 Joz 2:24 | de HEERE heeft dat ganse land in onze handen gegeven;
537 Joz 5:6 | niet zoude laten zien het land, hetwelk de HEERE hun vaderen
538 Joz 5:6 | ons te zullen geven, een land vloeiende van melk en honig. ~
539 Joz 6:27 | gerucht liep door het ganse land. ~ ~ ~ ~ ~
540 Joz 7:2 | opwaarts en bespiedt het land. Die mannen nu trokken op
541 Joz 8:1 | volk, en zijn stad, en zijn land in uw hand gegeven. ~
542 Joz 9:6 | zijn gekomen uit een ver land, zo maakt nu een verbond
543 Joz 9:9 | knechten zijn uit een zeer ver land gekomen, om den Naam des
544 Joz 9:24 | dat Hij ulieden al dit land geven, en al de inwoners
545 Joz 10:40 | Alzo sloeg Jozua het ganse land, het gebergte, en het zuiden,
546 Joz 10:41 | Gaza toe; ook het ganse land Gosen, en tot Gibeon toe. ~
547 Joz 10:42 | al deze koningen en hun land op eenmaal; want de HEERE,
548 Joz 11:3 | onder aan Hermon, in het land van Mizpa. ~
549 Joz 11:16 | 16 Alzo nam Jozua al dat land in, het gebergte, en al
550 Joz 11:16 | al het zuiden, en al het land van Gosen, en de laagte,
551 Joz 11:22 | de Enakieten over in het land der kinderen Israels; alleenlijk
552 Joz 11:23 | 23 Alzo nam Jozua al dat land in, naar alles, wat de HEERE
553 Joz 11:23 | naar hun stammen. En het land rustte van den krijg. ~
554 Joz 12:1 | geslagen hebben, en hun land erfelijk bezaten, aan gene
555 Joz 12:6 | halven stam van Manasse, dat land tot een erfelijke bezitting. ~
556 Joz 13:2 | 2 Dit is het land, dat overgebleven is; al
557 Joz 13:4 | Van het zuiden, het ganse land der Kanaanieten, en Meara,
558 Joz 13:5 | 5 Daartoe het land der Giblieten, en de ganse
559 Joz 13:7 | 7 En nu, deel dit land tot een erfdeel aan de negen
560 Joz 13:9 | beek is, en al het vlakke land van Medeba tot Dibon toe; ~
561 Joz 13:16 | beek is, en al het vlakke land tot Medeba toe: ~
562 Joz 13:17 | steden, die in het vlakke land zijn, Dibon, en Bamoth-Baal,
563 Joz 13:25 | van Gilead, en het halve land der kinderen Ammons, tot
564 Joz 14:1 | Israels geerfd hebben in het land Kanaan; hetwelk de priester
565 Joz 14:4 | gaven zij geen deel in het land, maar steden om te bewonen,
566 Joz 14:5 | Israels, en zij deelden het land. ~
567 Joz 14:7 | van Kades-Barnea, om het land te verspieden, en ik hem
568 Joz 14:9 | zeggende: Indien niet het land, waarop uw voet getreden
569 Joz 14:15 | onder de Enakieten. En het land rustte van den krijg. ~ ~
570 Joz 15:19 | dewijl gij mij een dor land gegeven hebt, geef mij ook
571 Joz 17:5 | snoeren toe, behalve het land Gilead en Bazan, dat op
572 Joz 17:6 | midden zijner zonen; en het land Gilead hadden de overgebleven
573 Joz 17:8 | 8 Manasse had wel het land van Tappuah, maar Tappuah
574 Joz 17:12 | Kanaanieten wilden in hetzelve land wonen. ~
575 Joz 17:15 | houw daar voor u af in het land der Ferezieten en der Refaieten,
576 Joz 17:16 | Kanaanieten, die in het land des dals wonen, bij die
577 Joz 18:1 | der samenkomst, nadat het land voor hen onderworpen was. ~
578 Joz 18:3 | om voort te gaan, om het land te beerven, hetwelk de HEERE,
579 Joz 18:4 | zij zich opmaken, en het land doorwandelen, en beschrijven
580 Joz 18:6 | 6 En gijlieden zult het land beschrijven in zeven delen,
581 Joz 18:8 | hun, die heengingen om het land te beschrijven, zeggende:
582 Joz 18:8 | Gaat, en doorwandelt het land, en beschrijft het; komt
583 Joz 18:9 | gingen heen, en togen het land door en beschreven het,
584 Joz 18:10 | den kinderen Israels het land, naar hun afdelingen. ~
585 Joz 19:49 | nu geeindigd hadden het land erfelijk te delen, naar
586 Joz 20:8 | woestijn, in het platte land, van den stam van Ruben;
587 Joz 21:2 | tot hen, te Silo, in het land Kanaan, zeggende: De HEERE
588 Joz 22:16 | HEERE aan Israel het ganse land, dat Hij gezworen had hun
589 Joz 23:4 | naar uw tenten, naar het land uwer bezitting, hetwelk
590 Joz 23:9 | Israels, van Silo, dat in het land Kanaan is, om te gaan naar
591 Joz 23:9 | is, om te gaan naar het land van Gilead, naar het land
592 Joz 23:9 | land van Gilead, naar het land hunner bezitting, in hetwelk
593 Joz 23:10 | van de Jordaan, die in het land Kanaan zijn, zo bouwden
594 Joz 23:11 | altaar gebouwd, tegenover het land Kanaan, aan de grenzen van
595 Joz 23:13 | stam van Manasse, in het land Gilead, Pinehas, den zoon
596 Joz 23:15 | van Manasse kwamen, in het land Gilead, zo spraken zij met
597 Joz 23:19 | 19 Maar toch, indien het land uwer bezitting onrein is,
598 Joz 23:19 | onrein is, komt over in het land van de bezitting des HEEREN,
599 Joz 23:32 | kinderen van Gad, uit het land Gilead, naar het land Kanaan,
600 Joz 23:32 | het land Gilead, naar het land Kanaan, tot de kinderen
601 Joz 23:33 | trekken met een heir, om het land te verderven, waarin de
602 Joz 24:5 | verdrijven; en gij zult hun land erfelijk bezitten, gelijk
603 Joz 24:13 | gij omkomt van dit goede land, hetwelk u de HEERE, uw
604 Joz 24:15 | u verdelge van dit goede land, hetwelk u HEERE, uw God
605 Joz 24:16 | haastiglijk omkomen van het goede land, hetwelk Hij u gegeven heeft. ~ ~
606 Joz 25:3 | wandelen door het ganse land Kanaan; Ik vermeerderde
607 Joz 25:8 | Toen bracht Ik u in het land der Amorieten, die over
608 Joz 25:8 | uw hand, en gij bezat hun land erfelijk, en Ik verdelgde
609 Joz 25:13 | 13 Dus heb Ik u een land gegeven, waaraan gij niet
610 Joz 25:15 | der Amorieten, in welker land gij woont; maar aangaande
611 Joz 25:17 | en onze vaderen uit het land van Egypte, uit het diensthuis
612 Ric 1:2 | optrekken; ziet, Ik heb dat land in zijn hand gegeven. ~
613 Ric 1:15 | dewijl gij mij een dor land gegeven hebt, geef mij ook
614 Ric 1:26 | Toen toog deze man in het land der Hethieten, en hij bouwde
615 Ric 1:27 | wilden wonen in hetzelve land. ~
616 Ric 1:32 | Kanaanieten, die in het land woonden; want zij verdreven
617 Ric 1:33 | Kanaanieten, die in het land woonden; doch de inwoners
618 Ric 2:1 | opgevoerd, en u gebracht in het land, dat Ik uw vaderen gezworen
619 Ric 2:6 | tot zijn erfdeel, om het land erfelijk te bezitten. ~
620 Ric 3:11 | 11 Toen was het land veertig jaren stil, en Othniel,
621 Ric 3:30 | ten ondergebracht; en het land was stil tachtig jaren. ~
622 Ric 4:55 | opgaat in haar kracht. En het land was stil, veertig jaren. ~ ~
623 Ric 5:5 | kon; en zij kwamen in het land, om dat te verderven. ~
624 Ric 5:9 | aangezicht uitgedreven, en u hun land gegeven; ~
625 Ric 5:10 | Amorieten niet, in welker land gij woont; maar gij zijt
626 Ric 7:28 | hoofd niet meer op. En het land was stil veertig jaren,
627 Ric 9:4 | dezen dag, dewelke in het land van Gilead zijn. ~
628 Ric 9:8 | de Jordaan waren, in het land der Amorieten, dat in Gilead
629 Ric 10:3 | broederen, en woonde in het land Tob; en ijdele mannen vergaderden
630 Ric 10:5 | Jeftha te halen uit het land van Tob. ~
631 Ric 10:12 | gekomen zijt, om tegen mijn land te krijgen? ~
632 Ric 10:13 | uit Egypte optoog, mijn land genomen heeft, van de Arnon
633 Ric 10:15 | Jeftha: Israel heeft het land der Moabieten, en het land
634 Ric 10:15 | land der Moabieten, en het land der kinderen Ammons niet
635 Ric 10:17 | zeggende: Laat mij toch door uw land doortrekken; maar de koning
636 Ric 10:18 | woestijn, en toog om het land der Edomieten en het land
637 Ric 10:18 | land der Edomieten en het land der Moabieten, en kwam van
638 Ric 10:18 | den opgang der zon aan het land der Moabieten, en zij legerden
639 Ric 10:19 | hem: Laat ons toch door uw land doortrekken tot aan mijn
640 Ric 10:21 | Israel erfelijk in het ganse land der Amorieten, die in datzelve
641 Ric 10:21 | Amorieten, die in datzelve land woonden. ~
642 Ric 11:12 | begraven te Ajalon, in het land van Zebulon. ~
643 Ric 11:15 | begraven te Pirhathon, in het land van Efraim, op den berg
644 Ric 15:24 | onzen vijand, en die ons land verwoestte, en die onzer
645 Ric 17:2 | Zora en van Esthaol, om het land te verspieden, en dat te
646 Ric 17:2 | hen: Gaat, doorzoekt het land. En zij kwamen aan het gebergte
647 Ric 17:7 | zaak schande aandeed in dat land; ook waren zij verre van
648 Ric 17:9 | optrekken; want wij hebben dat land bezien, en ziet, het is
649 Ric 17:9 | gij henen inkomt, om dat land in erfelijke bezitting te
650 Ric 17:10 | een zorgeloos volk, en dat land is wijd van ruimte) want
651 Ric 17:14 | die gegaan waren om het land van Lais te verspieden,
652 Ric 17:17 | die gegaan waren om het land te verspieden, gingen op,
653 Ric 17:30 | tot den dag toe, dat het land gevankelijk is weggevoerd. ~
654 Ric 19:1 | tot Ber-seba toe, ook het land van Gilead, tot den HEERE
655 Ric 19:6 | en zond haar in het ganse land der erfenis van Israel,
656 Ric 20:12 | Silo, dewelke is in het land Kanaan. ~
657 Ric 20:21 | Silo; en gaat heen in het land van Benjamin. ~
658 Rut 1:1 | het, dat er honger in het land was; daarom toog een man
659 Rut 1:6 | want zij had gehoord in het land van Moab, dat de HEERE Zijn
660 Rut 1:7 | weder te keren naar het land van Juda, ~
661 Rut 2:11 | vader en uw moeder, en het land uwer geboorte verlaten,
662 Rut 4:3 | Naomi, die uit der Moabieten land wedergekomen is, verkocht; ~
663 Rut 4:5 | zeide: Ten dage, als gij het land aanvaardt van de hand van
664 1Sa 6:1 | HEEREN zeven maanden in het land der Filistijnen geweest
665 1Sa 6:5 | beelden uwer muizen, die het land verderven, en geeft den
666 1Sa 6:5 | over uw god, en van over uw land.
667 1Sa 9:4 | Efraim, en hij ging door het land van Salisa, maar zij vonden
668 1Sa 9:4 | daarna gingen zij door het land van Sahalim, maar zij waren
669 1Sa 9:4 | verder ging hij door het land van Jemini, doch zij vonden
670 1Sa 9:5 | 5 Toen zij in het land van Zuf kwamen, zeide Saul
671 1Sa 9:16 | u zenden een man uit het land van Benjamin, dien zult
672 1Sa 13:3 | met de bazuin in het ganse land, zeggende: Laat het de Hebreen
673 1Sa 13:7 | gingen over de Jordaan in het land van Gad en Gilead. Toen
674 1Sa 13:17 | weg naar Ofra, naar het land Sual; ~
675 1Sa 13:19 | smid gevonden in het ganse land van Israel; want de Filistijnen
676 1Sa 14:15 | beefden ook zelven; ja, het land werd beroerd, want het was
677 1Sa 14:29 | Jonathan: Mijn vader heeft het land beroerd; zie toch, hoe mijn
678 1Sa 22:5 | niet, ga heen, en ga in het land van Juda. Toen ging David
679 1Sa 23:23 | geschieden, zo hij in het land is, zo zal ik hem naspeuren
680 1Sa 23:27 | Filistijnen zijn in het land gevallen. ~
681 1Sa 27:1 | haastelijk ontkome in het land der Filistijnen, opdat Saul
682 1Sa 27:7 | dagen, die David in het land der Filistijnen woonde,
683 1Sa 27:9 | 9 En David sloeg dat land, en liet noch man noch vrouw
684 1Sa 27:11 | die hij in der Filistijnen land gewoond heeft. ~
685 1Sa 28:3 | stad. En Saul had uit het land weggedaan de waarzeggers
686 1Sa 28:9 | duivelskunstenaars uit dit land heeft uitgeroeid; waarom
687 1Sa 29:11 | om weder te keren in het land der Filistijnen; de Filistijnen
688 1Sa 30:16 | zij genomen hadden uit het land der Filistijnen, en uit
689 1Sa 30:16 | Filistijnen, en uit het land van Juda. ~
690 1Sa 31:9 | zonden ze in der Filistijnen land rondom, om te boodschappen
691 2Sa 3:12 | zeggende: Wiens is het land? zeggende wijders: Maak
692 2Sa 5:6 | de Jebusieten, die in dat land woonden. En zij spraken
693 2Sa 7:23 | verschrikkelijke dingen te doen aan Uw land, voor het aangezicht Uws
694 2Sa 9:10 | Daarom zult gij voor hem het land bearbeiden, gij, en uw zonen,
695 2Sa 10:2 | van David kwamen in het land van de kinderen Ammons. ~
696 2Sa 15:4 | ten rechter stelde in het land! Dat alle man tot mij kwame,
697 2Sa 15:23 | 23 En het ganse land weende met luider stem,
698 2Sa 17:26 | Absalom legerden zich in het land van Gilead. ~
699 2Sa 18:8 | aldaar verspreid over al dat land. En het woud verteerde meer
700 2Sa 19:9 | Filistijnen, en nu is hij uit het land gevlucht voor Absalom; ~
701 2Sa 19:29 | Gij en Ziba, deelt het land. ~
702 2Sa 21:14 | zijn zoon Jonathan in het land van Benjamin te Zela, in
703 2Sa 24:6 | in Gilead, en in het lage land Hodsi; ook kwamen zij tot
704 2Sa 24:8 | togen zij om door het ganse land; en ten einde van negen
705 2Sa 24:13 | honger van zeven jaren in uw land komen? Of wilt gij drie
706 2Sa 24:13 | dagen pestilentie in uw land zij? Merk nu, en zie toe,
707 1Kon 4:10 | daartoe Socho en het ganse land Hefer. ~
708 1Kon 4:19 | zoon van Uri, was in het land Gilead, het land van Sihon,
709 1Kon 4:19 | in het land Gilead, het land van Sihon, den koning der
710 1Kon 4:19 | bestelmeester, die in dat land was. ~
711 1Kon 4:21 | koninkrijken, van de rivier tot het land der Filistijnen, en tot
712 1Kon 8:34 | en breng hen weder in het land, dat Gij hun vaderen gegeven
713 1Kon 8:36 | zullen; en geef regen op Uw land, dat Gij Uw volk tot een
714 1Kon 8:37 | 37 Als er honger in het land wezen zal, als er pest wezen
715 1Kon 8:37 | als zijn vijand in het land zijner poorten hem belegeren
716 1Kon 8:40 | zij leven zullen in het land, dat Gij onzen vaderen gegeven
717 1Kon 8:46 | wegvoeren in des vijands land, dat verre of nabij is. ~
718 1Kon 8:47 | 47 En zij in het land, waar zij gevankelijk weggevoerd
719 1Kon 8:47 | en tot U smeken in het land dergenen, die ze gevankelijk
720 1Kon 8:48 | met hun ganse ziel, in het land hunner vijanden, die hen
721 1Kon 8:48 | zullen naar den weg van hun land (hetwelk Gij hun vaderen
722 1Kon 9:7 | Israel uitroeien van het land, dat Ik hun gegeven heb,
723 1Kon 9:8 | HEERE alzo gedaan aan dit land en aan dit huis? ~
724 1Kon 9:11 | twintig steden gaf in het land van Galilea. ~
725 1Kon 9:13 | hebt? En hij noemde ze het land Kabul, tot op dezen dag. ~
726 1Kon 9:18 | Tamor in de woestijn, in dat land; ~
727 1Kon 9:19 | Libanon, en in het ganse land zijner heerschappij. ~
728 1Kon 9:21 | kinderen, die na hen in het land overgebleven waren, die
729 1Kon 9:26 | oever der Schelfzee, in het land van Edom. ~
730 1Kon 10:6 | geweest, dat ik in mijn land gehoord heb, van uw zaken
731 1Kon 10:13 | keerde zij en toog in haar land, zij en haar knechten. ~
732 1Kon 10:15 | van de geweldigen van dat land. ~
733 1Kon 11:18 | voeding toezeide, en hem een land gaf. ~
734 1Kon 11:21 | mij gaan, dat ik in mijn land trekke. ~
735 1Kon 11:22 | mij, dat, zie, gij in uw land zoekt te trekken? En hij
736 1Kon 14:15 | uitrukken uit dit goede land, dat Hij hun vaderen gegeven
737 1Kon 14:24 | ook schandjongens in het land; zij deden naar al de gruwelen
738 1Kon 15:12 | de schandjongens uit het land, en deed weg al de drekgoden,
739 1Kon 15:20 | Cinneroth, met het ganse land Nafthali. ~
740 1Kon 17:7 | want geen regen was in het land geweest. ~
741 1Kon 18:5 | tot Obadja: Trek door het land, tot alle waterfonteinen
742 1Kon 18:6 | 6 En zij deelden het land onder zich, dat zij het
743 1Kon 20:27 | de Syriers vervulden het land. ~
744 1Kon 22:36 | en een ieder naar zijn land! ~
745 1Kon 22:47 | 47 Ook deed hij uit het land weg de overige schandjongens,
746 2Kon 2:19 | het water is kwaad, en het land onvruchtbaar. ~
747 2Kon 3:20 | weg van Edom kwam, en het land met water vervuld werd. ~
748 2Kon 3:24 | aangezicht; ja, zij kwamen in het land, slaande ook de Moabieten. ~
749 2Kon 3:27 | en keerden weder in hun land. ~ ~ ~
750 2Kon 4:38 | zo was er honger in dat land, en de zonen der profeten
751 2Kon 5:2 | kleine jonge dochter uit het land van Israel gevankelijk gebracht,
752 2Kon 5:4 | dochter gesproken, die uit het land van Israel is. ~
753 2Kon 6:23 | Syriers niet meer in het land van Israel. ~
754 2Kon 8:1 | geroepen, die ook in het land zeven jaren komen zal. ~
755 2Kon 8:2 | vreemdeling verkeerd in het land der Filistijnen, zeven jaren. ~
756 2Kon 8:3 | jaren, dat de vrouw uit het land der Filistijnen wederkeerde;
757 2Kon 8:6 | den dag af, dat zij het land verlaten heeft, tot nu toe. ~
758 2Kon 9:26 | neem, werp hem op dat stuk land, naar het woord des HEEREN. ~
759 2Kon 10:33 | opgang der zon, het ganse land van Gilead, der Gadieten,
760 2Kon 11:3 | Athalia regeerde over het land. ~
761 2Kon 14:20 | Moabieten kwamen in het land met het ingaan des jaars. ~
762 2Kon 16:19 | koning van Assyrie, tegen het land; en Menahem gaf aan Pul
763 2Kon 16:20 | en bleef daar niet in het land. ~
764 2Kon 16:29 | Gilead, en Galilea, het ganse land van Nafthali; en hij voerde
765 2Kon 19:5 | Assyrie toog op in het ganse land; ja, hij kwam op naar Samaria,
766 2Kon 19:23 | Israel weggevoerd uit zijn land naar Assyrie, tot op dezen
767 2Kon 19:26 | de wijze des Gods van het land niet; daarom heeft Hij leeuwen
768 2Kon 19:26 | de wijze des Gods van het land. ~
769 2Kon 19:27 | de wijze des Gods van het land. ~
770 2Kon 20:25 | gezegd: Trek op tegen dat land, en verderf het. ~
771 2Kon 20:32 | ik kom, en u haal in een land, als ulieder land, een land
772 2Kon 20:32 | in een land, als ulieder land, een land van koren en van
773 2Kon 20:32 | land, als ulieder land, een land van koren en van most, een
774 2Kon 20:32 | van koren en van most, een land van brood en van wijngaarden,
775 2Kon 20:32 | en van wijngaarden, een land van olijven, van olie en
776 2Kon 20:33 | goden der volken, ieder zijn land, enigszins gered uit de
777 2Kon 20:35 | goden der landen, die hun land uit mijn hand gered hebben,
778 2Kon 21:7 | horen zal, en weder in zijn land keren; en ik zal hem door
779 2Kon 21:7 | door het zwaard in zijn land vellen. ~
780 2Kon 21:17 | Assyrie die heidenen en hun land verwoest; ~
781 2Kon 21:37 | doch zij ontkwamen in het land van Ararat; en Esar-Haddon,
782 2Kon 23:8 | Israel te bewegen uit dit land, dat Ik hun vaderen gegeven
783 2Kon 25:24 | verfoeiselen, die in het land van Juda en in Jeruzalem
784 2Kon 25:33 | hem binden te Ribla in het land van Hamath, opdat hij te
785 2Kon 25:33 | regeren zou; en hij legde het land een boete op van honderd
786 2Kon 25:35 | Farao; doch hij schatte het land, om dat geld naar het bevel
787 2Kon 26:7 | voortaan niet meer uit zijn land; want de koning van Babel
788 2Kon 27:21 | doodde hen te Ribla, in het land van Hamath. Alzo werd Juda
789 2Kon 27:21 | Alzo werd Juda uit zijn land gevankelijk weggevoerd. ~
790 2Kon 27:22 | aangaande het volk, dat in het land van Juda overgebleven was,
791 2Kon 27:24 | Chaldeen, blijft in het land, en dient den koning van
792 1Kro 1:43 | geregeerd hebben in het land van Edom, eer er een koning
793 1Kro 1:45 | stierf, en Husam, uit het land der Themanieten, regeerde
794 1Kro 2:22 | en twintig steden in het land van Gilead. ~
795 1Kro 4:40 | vette en goede weide, en een land, wijd van begrip, en stil,
796 1Kro 5:9 | was veel geworden in het land van Gilead. ~
797 1Kro 5:11 | woonden tegen hen over, in het land van Basan, tot Salcha toe. ~
798 1Kro 5:23 | van Manasse woonden in dat land. Zij werden vermenigvuldigd
799 1Kro 6:55 | gaven hun Hebron, in het land van Juda, en haar voorsteden
800 1Kro 7:21 | mannen van Gath, die in het land geboren waren, doodden hen,
801 1Kro 8:8 | Saharaim gewon kinderen in het land van Moab (nadat hij dezelve
802 1Kro 10:9 | zonden ze in der Filistijnen land rondom, om dit te boodschappen
803 1Kro 16:18 | 18 Zeggende: Ik zal u het land Kanaan geven, een snoer
804 1Kro 20:2 | knechten van David in het land der kinderen Ammons tot
805 1Kro 20:3 | om om te keren, en om het land te verspieden? ~
806 1Kro 21:1 | heirkracht, en hij verdierf het land der kinderenAmmons; en hij
807 1Kro 22:12 | is, de pestilentie in het land, en een verdervenden engel
808 1Kro 23:2 | vreemdelingen, die in het land Israels waren; en hij bestelde
809 1Kro 23:18 | mijn hand gegeven, en dit land is onderworpen geworden
810 1Kro 28:25 | over de schatten op het land, in de steden, en in de
811 1Kro 29:8 | opdat gijlieden dit goede land erfelijk bezit, en uw kinderen
812 2Kro 2:17 | vreemde mannen, die in het land van Israel waren, achtervolgens
813 2Kro 7:25 | en breng hen weder in het land, dat Gij hun en hun vaderen
814 2Kro 7:27 | zullen; en geef regen op Uw land, dat Gij Uw volk tot een
815 2Kro 7:28 | 28 Als er honger in het land wezen zal, als er pest wezen
816 2Kro 7:28 | van zijn vijanden in het land zijner poorten hem belegeren
817 2Kro 7:31 | zij leven zullen op het land, dat Gij onzen vaderen gegeven
818 2Kro 7:36 | gevankelijk wegvoeren in een land, dat verre of nabij is; ~
819 2Kro 7:37 | 37 En zij in het land, waar zij gevankelijk weggevoerd
820 2Kro 7:37 | en tot U smeken in het land hunner gevangenis, zeggende:
821 2Kro 7:38 | met hun ganse ziel, in het land hunner gevangenis, waar
822 2Kro 8:13 | sprinkhaan gebiede, het land te verteren, of zo Ik pest
823 2Kro 8:14 | zonden vergeven, en hun land genezen. ~
824 2Kro 8:20 | Ik hen uitrukken uit Mijn land, dat Ik hun gegeven heb,
825 2Kro 8:21 | Waarom heeft de HEERE aan dit land en aan dit huis alzo gedaan? ~
826 2Kro 9:6 | Libanon, en in het ganse land zijner heerschappij. ~
827 2Kro 9:8 | kinderen, die na hen in het land overgebleven waren, welke
828 2Kro 9:17 | den oever der zee, in het land Edom. ~
829 2Kro 10:5 | geweest, dat ik in mijn land gehoord heb, van uw zaken
830 2Kro 10:11 | ook was te voren in het land van Juda niet geweest. ~
831 2Kro 10:12 | keerde zij, en toog naar haar land, zij en haar knechten. ~
832 2Kro 10:26 | van de rivier tot aan het land der Filistijnen, en tot
833 2Kro 15:1 | plaats. In zijn dagen was het land tien jaren stil. ~
834 2Kro 15:6 | steden in Juda; want het land was stil, en er was geen
835 2Kro 15:7 | en grendelen, terwijl het land nog is voor ons aangezicht;
836 2Kro 16:8 | verfoeiselen uit het ganse land van Juda en Benjamin, en
837 2Kro 18:2 | legde bezettingen in het land van Juda, en in de steden
838 2Kro 20:3 | gij hebt de bossen uit het land weggedaan, en uw hart gericht
839 2Kro 20:5 | hij stelde richters in het land, in alle vaste steden van
840 2Kro 23:12 | Athalia regeerde over het land. ~ ~
841 2Kro 26:10 | was een liefhebber van den land bouw. ~
842 2Kro 30:9 | hebben, zodat zij in dit land zullen wederkomen; want
843 2Kro 30:10 | stad tot stad, door het land van Efraim en Manasse, tot
844 2Kro 30:25 | vreemdelingen, die uit het land van Israel gekomen waren,
845 2Kro 32:13 | de natien dier landen hun land enigszins kunnen redden
846 2Kro 32:21 | des aangezichts in zijn land wedergekeerd; en als hij
847 2Kro 32:31 | wonderteken, dat in het land geschied was, bij hem waren,
848 2Kro 33:8 | meer doen wijken van het land, dat Ik uw vaderen besteld
849 2Kro 34:7 | hieuw hij af in het ganse land van Israel; daarna keerde
850 2Kro 34:8 | zijner regering als hij het land en het huis gereinigd had,
851 2Kro 37:3 | Jeruzalem; en hij legde het land een boete op van honderd
852 2Kro 37:21 | van Jeremia, totdat het land aan zijn sabbatten een welgevallen
853 Ezra 9:11 | profeten, zeggende: Het land, waar gijlieden inkomt,
854 Ezra 9:11 | dat te erven, is een vuil land, door de vuiligheid van
855 Neh 4:4 | over tot een roof in een land der gevangenis. ~
856 Neh 5:14 | landvoogd te zijn in het land Juda, van het twintigste
857 Neh 5:16 | verbeterd, en wij hebben geen land gekocht; en al mijn jongens
858 Neh 9:8 | dat Gij zoudt geven het land der Kanaanieten, der Hethieten,
859 Neh 9:15 | zouden ingaan om te erven het land, waarover Gij Uw hand ophieft,
860 Neh 9:22 | zij erfelijk bezeten het land van Sihon, te weten, het
861 Neh 9:22 | van Sihon, te weten, het land des konings van Hesbon,
862 Neh 9:22 | konings van Hesbon, en het land van Og, koning van Basan. ~
863 Neh 9:23 | hebt hen gebracht in het land, waarvan Gij tot hun vaderen
864 Neh 9:24 | daarin gekomen, en hebben dat land erfelijk ingenomen; en Gij
865 Neh 9:25 | vaste steden en een vet land ingenomen, en erfelijk bezeten,
866 Neh 9:35 | in dat wijde en dat vette land, dat Gij voor hun aangezicht
867 Neh 9:36 | heden knechten; ja, het land, dat Gij onzen vaderen gegeven
868 Est 56:1 | Ahasveros schatting op het land, en de eilanden der zee. ~
869 Job 1:1 | 1 Er was een man in het land Uz, zijn naam was Job; en
870 Job 10:21 | en niet wederkom) in een land der duisternis en der schaduwe
871 Job 10:22 | 22 Een stikdonker land, als de duisternis zelve,
872 Job 15:19 | 19 Denwelken alleen het land gegeven was, en door welker
873 Job 22:8 | geweld, voor dien was het land, en een aanzienlijk persoon
874 Job 28:13 | wordt niet gevonden in het land der levenden. ~
875 Job 31:38 | 38 Zo mijn land tegen mij roept, en zijn
876 Job 36:46 | tot een roede, of tot Zijn land, of tot weldadigheid beschikt. ~
877 Job 37:26 | 26 Om te regenen op het land, waar niemand is, op de
878 Job 41:15 | niet gevonden in het ganse land, als de dochteren van Job;
879 Psa 10:16 | heidenen zijn vergaan uit Zijn land. ~
880 Psa 27:13 | des HEEREN zou zien in het land der levenden, ik ware vergaan. ~
881 Psa 36:20 | tegen de stillen in het land. ~
882 Psa 42:21 | daarom gedenk ik Uwer uit het land van de Jordaan, en Hermon,
883 Psa 44:4 | 4 Want zij hebben het land niet geerfd door hun zwaard,
884 Psa 52:7 | zal u uitwortelen uit het land der levenden. Sela. ~
885 Psa 60:4 | 4 Gij hebt het land geschud, Gij hebt het gespleten;
886 Psa 63:2 | verlangt naar U, in een land, dor en mat, zonder water. ~
887 Psa 65:10 | 10 Gij bezoekt het land, en hebbende het begerig
888 Psa 72:16 | een hand vol koren in het land op de hoogte der bergen,
889 Psa 74:8 | vergaderplaatsen in het land verbrand. ~
890 Psa 75:4 | 4 Het land en al zijn inwoners waren
891 Psa 80:10 | inwortelen, zodat hij het land vervuld heeft. ~
892 Psa 81:11 | u heb opgevoerd uit het land van Egypte; doe uw mond
893 Psa 85:10 | Hem vrezen, opdat in ons land eer wone. ~
894 Psa 85:13 | het goede geven; en ons land zal zijn vrucht geven. ~
895 Psa 88:13 | Uw gerechtigheid in het land der vergetelheid? ~
896 Psa 101:6 | zijn op de getrouwen in het land, dat zij bij mij zitten;
897 Psa 105:11 | Zeggende: Ik zal u geven het land Kanaan, het snoer van ulieder
898 Psa 105:16 | riep ook een honger in het land; Hij brak allen staf des
899 Psa 105:23 | verkeerde als vreemdeling in het land van Cham. ~
900 Psa 105:27 | en de wonderwerken in het land van Cham. ~
901 Psa 105:30 | 30 Hun land bracht vorsen voort in overvloed,
902 Psa 105:32 | hagel, vlammig vuur in hun land. ~
903 Psa 105:35 | Die al het kruid in hun land opaten, ja, aten de vrucht
904 Psa 105:36 | alle eerstgeborenen in hun land, de eerstelingen al hunner
905 Psa 106:22 | 22 Wonderdaden in het land van Cham; vreselijke dingen
906 Psa 106:24 | versmaadden ook het gewenste land; zij geloofden Zijn woord
907 Psa 106:38 | hebben opgeofferd; zodat het land door deze bloedschulden
908 Psa 107:33 | watertochten tot dorstig land. ~
909 Psa 107:34 | 34 Het vruchtbaar land tot zouten grond, om de
910 Psa 107:35 | waterpoel, en het dorre land tot watertochten. ~
911 Psa 110:6 | hoofd is over een groot land.
912 Psa 135:12 | 12 En Hij gaf hun land ten erve, ten erve aan Zijn
913 Psa 136:21 | 21 En heeft hun land ten erve gegeven; want Zijn
914 Psa 137:4 | HEEREN zingen in een vreemd land? ~
915 Psa 142:6 | Toevlucht, mijn Deel in het land der levenden. ~
916 Psa 143:6 | is voor U als een dorstig land. Sela. ~
917 Psa 143:10 | geleide mij in een effen land. ~
918 Spre 12:11 | 11 Die zijn land bouwt, zal van brood verzadigd
919 Spre 21:19 | beter te wonen in een woest land, dan bij een zeer kijfachtige
920 Spre 25:25 | goede tijding uit een ver land is als koud water op een
921 Spre 28:19 | 19 Die zijn land bouwt, zal met brood verzadigd
922 Spre 29:4 | Een koning houdt het land staande door het recht;
923 Pred 10:16 | 16 Wee u, land! welks koning een kind is,
924 Pred 10:17 | Welgelukzalig zijt gij, land! welks koning een zoon der
925 Hoo 2:12 | bloemen worden gezien in het land, de zangtijd genaakt, en
926 Hoo 2:12 | tortelduif wordt gehoord in ons land. ~
927 Jes 1:7 | met het vuur verbrand; uw land verteren de vreemden in
928 Jes 2:7 | 7 En hun land is vervuld met zilver en
929 Jes 2:7 | schatten is geen einde; hun land is ook vervuld met paarden,
930 Jes 2:8 | 8 Ook is hun land vervuld met afgoden; voor
931 Jes 6:11 | geen mens zij, en dat het land met verwoesting verstrooid
932 Jes 7:16 | verkiezen het goede, zal dat land, waarover gij verdrietig
933 Jes 7:18 | en de bijen die in het land van Assur zijn. ~
934 Jes 7:24 | moeten gaan; want het ganse land zal doornen en distelen
935 Jes 8:23 | 23 Maar het land, dat beangstigd was, zal
936 Jes 8:23 | gemaakt heeft, naar het land van Zebulon aan, en naar
937 Jes 8:23 | Zebulon aan, en naar het land van Nafthali aan, alzo heeft
938 Jes 9:1 | degenen, die wonen in het land van de schaduw des doods,
939 Jes 9:18 | der heirscharen, zal het land verduisterd worden; en het
940 Jes 13:5 | gramschap, om dat ganse land te verderven. ~
941 Jes 13:9 | en hittigen toorn, om het land te stellen tot verwoesting,
942 Jes 13:14 | een iegelijk zal naar zijn land vluchten. ~
943 Jes 14:1 | verkiezen, en Hij zal hen in hun land zetten; en de vreemdeling
944 Jes 14:2 | erfelijk bezitten in het land des HEEREN tot knechten
945 Jes 14:20 | begrafenis; want gij hebt uw land verdorven, en uw volk gedood;
946 Jes 14:25 | Dat Ik Assur in Mijn land zal verbreken, en hem op
947 Jes 14:26 | beraadslaagd is over dat ganse land; en dit is de hand, die
948 Jes 18:1 | 1 Wee het land, dat schaduwachtig is aan
949 Jes 18:2 | en van vertreding, welks land de rivieren beroven. ~
950 Jes 18:7 | en van vertreding, welks land de rivieren beroven; tot
951 Jes 19:17 | 17 En het land van Juda zal den Egyptenaren
952 Jes 19:24 | zegen in het midden van het land. ~
953 Jes 21:1 | komen, uit een vreselijk land. ~
954 Jes 22:18 | men een bal rolt, in een land, wijd van begrip; aldaar
955 Jes 23:1 | er meer ingaat; uit het land Chittim is het aan hen openbaar
956 Jes 23:8 | handelaars de heerlijkste in het land zijn? ~
957 Jes 23:10 | 10 Ga door naar uw land, als een rivier, gij dochter
958 Jes 23:13 | 13 Ziet, het land der Chaldeen; dit volk was
959 Jes 24:1 | Ziet, de HEERE maakt het land ledig, en Hij maakt het
960 Jes 24:3 | 3 Dat land zal ganselijk ledig gemaakt
961 Jes 24:4 | 4 Het land treurt, het verwelkt; het
962 Jes 24:5 | 5 Want het land is bevlekt vanwege zijn
963 Jes 24:6 | Daarom verteert de vloek het land, en die daarin wonen, zullen
964 Jes 24:13 | in het binnenste van het land, in het midden dezer volken,
965 Jes 26:1 | lied gezongen worden in het land van Juda; Wij hebben een
966 Jes 26:10 | onrecht in een gans richtig land, en hij ziet de hoogheid
967 Jes 26:18 | wind gebaard; wij deden het land geen behoudenis aan, en
968 Jes 26:19 | der moeskruiden, en het land zal de overledenen
969 Jes 27:13 | zullen die komen, die in het land van Assur verloren zijn,
970 Jes 27:13 | heengedrevenen in het land van Egypte; en zij zullen
971 Jes 28:22 | besloten is over het ganse land. ~
972 Jes 28:24 | zaaien? Opent en egt hij zijn land den gehelen dag? ~
973 Jes 30:6 | van het zuiden, naar het land des angstes, en der benauwdheid,
974 Jes 30:23 | uw zaad, waarmede gij het land bezaaid hebt, regen geven,
975 Jes 30:24 | en ezelveulens, die het land bouwen, zullen zuiver voeder
976 Jes 32:2 | rotssteen in een dorstig land. ~
977 Jes 32:13 | 13 Op het land mijns volks zal de doorn
978 Jes 33:9 | 9 Het land treurt, het kweelt; de Libanon
979 Jes 33:17 | zij zullen een ver gelegen land zien. ~
980 Jes 34:6 | een grote slachting in het land der Edomieten. ~
981 Jes 34:7 | varren met de stieren; en hun land zal doordronken zijn van
982 Jes 35:7 | 7 En het dorre land zal tot staand water worden,
983 Jes 35:7 | worden, en het dorstige land tot springaders der wateren;
984 Jes 36:10 | HEERE opgetogen tegen dit land, om dat te verderven. De
985 Jes 36:10 | gezegd: Trek op tegen dat land, en verderf het. ~
986 Jes 36:17 | ik kom en u haal in een land, als ulieder land is, een
987 Jes 36:17 | in een land, als ulieder land is, een land van koren en
988 Jes 36:17 | als ulieder land is, een land van koren en van most, een
989 Jes 36:17 | van koren en van most, een land van brood en van wijngaarden. ~
990 Jes 36:18 | der volken, een ieder zijn land, gered uit de hand des konings
991 Jes 36:20 | goden dezer landen, die hun land uit mijn hand gered hebben,
992 Jes 37:7 | horen zal, en weder in zijn land keren; en Ik zal hem door
993 Jes 37:7 | door het zwaard in zijn land vellen. ~
994 Jes 37:38 | zij ontkwamen in het land van Ararat; en Esar-Haddon,
995 Jes 38:11 | zien, den HEERE, in het land der levenden; ik zal de
996 Jes 41:18 | waterpoel zetten, en het dorre land tot watertochten. ~
997 Jes 49:12 | westen, en geen uit het land van Sinim. ~
998 Jes 49:19 | plaatsen, en uw verstoord land, gewisselijk, nu zult gij
999 Jes 53:8 | Hij is afgesneden uit het land der levenden; om de overtreding
1000 Jes 61:18 | meer gehoord worden in uw land, verstoring noch verbreking
1-500 | 501-1000 | 1001-1459 |