1-500 | 501-1000 | 1001-1448
Book Chapter: Verse
1 Gen 2:5 | want de HEERE God had niet doen regenen op de aarde, en
2 Gen 2:9 | geboomte uit het aardrijk doen spruiten, begeerlijk voor
3 Gen 6:19 | alle vlees, twee van elk, doen in de ark komen, om met
4 Gen 7:4 | over nog zeven dagen zal Ik doen regenen op de aarde veertig
5 Gen 17:19 | des HEEREN houden, om te doen gerechtigheid en gerichte;
6 Gen 17:25 | van U, zulk een ding te doen, te doden den rechtvaardige
7 Gen 17:25 | der ganse aarde geen recht doen? ~
8 Gen 17:29 | Hij zeide: Ik zal het niet doen om der veertigen wil. ~
9 Gen 17:30 | Hij zeide: Ik zal het niet doen, zo Ik aldaar dertig zal
10 Gen 18:9 | zullen wij u meer kwaads doen, dan hun. En zij drongen
11 Gen 18:22 | want Ik zal niets kunnen doen, totdat gij daarhenen ingekomen
12 Gen 19:13 | weldadigheid, die gij bij mij doen zult; aan alle plaatsen
13 Gen 20:23 | bij u gedaan heb, zult gij doen bij mij, en bij het land,
14 Gen 23:37 | 37 En mijn heer heeft mij doen zweren, zeggende: Gij zult
15 Gen 23:49 | weldadigheid en trouw aan mijn heer doen zult, geeft het mij te kennen;
16 Gen 25:20 | de HEERE uw God dat heeft doen ontmoeten voor mijn aangezicht. ~
17 Gen 25:37 | ondersteund; wat zal ik u dan nu doen, mijn zoon? ~
18 Gen 27:66 | indien gij mij deze zaak doen zult; ik zal wederom uw
19 Gen 28:7 | toegelaten, om mij kwaad te doen. ~
20 Gen 28:29 | hand aan ulieden kwaad te doen; maar de God van ulieder
21 Gen 28:43 | deze mijn dochteren heden doen? of aan haar zonen, die
22 Gen 29:9 | maagschap, en Ik zal wel bij u doen! ~
23 Gen 31:14 | zullen deze zaak niet kunnen doen, dat wij onze zuster aan
24 Gen 31:19 | vertoogde niet, deze zaak te doen; want hij had lust in Jakobs
25 Gen 31:31 | zuster als met een hoer doen? ~
26 Gen 36:9 | dan dit een zo groot kwaad doen, en zondigen tegen God! ~
27 Gen 36:11 | huis kwam, om zijn werk te doen; en niemand van de lieden
28 Gen 37:32 | God haast, om dezelve te doen. ~
29 Gen 37:51 | zeide hij, God heeft mij doen vergeten al mijn moeite,
30 Gen 37:52 | zeide hij, God heeft mij doen wassen in het land mijner
31 Gen 38:38 | met droefenis ten grave doen nederdalen. ~ ~
32 Gen 40:7 | knechten, dat zij zodanig ding doen zouden. ~
33 Gen 40:17 | zij verre van mij zulks te doen! de man, in wiens hand de
34 Gen 40:29 | haren met jammer ten grave doen nederdalen! ~
35 Gen 40:31 | met droefenis ten grave doen nederdalen. ~
36 Gen 42:4 | naar Egypte en Ik zal u doen weder optrekken, mede optrekkende;
37 Gen 42:28 | aangezicht aanwijzing te doen naar Gosen; en zij kwamen
38 Gen 43:30 | begraven. En hij zeide: Ik zal doen naar uw woord! ~
39 Gen 44:11 | God heeft mij ook uw zaad doen zien! ~
40 Gen 45:9 | oude leeuw; wie zal hem doen opstaan? ~
41 Gen 46:5 | 5 Mijn vader heeft mij doen zweren, zeggende: Zie, ik
42 Gen 46:6 | gelijk als hij u heeft doen zweren. ~
43 Gen 46:24 | gewisselijk bezoeken, en Hij zal u doen optrekken uit dit land,
44 Exo 3:20 | het midden van hetzelve doen zal; daarna zal hij ulieden
45 Exo 4:15 | zal ulieden leren, wat gij doen zult. ~
46 Exo 4:17 | waarmede gij die tekenen doen zult. ~
47 Exo 5:5 | en zoudt gijlieden hen doen rusten van hun lasten? ~
48 Exo 5:9 | mannen, dat zij daaraan te doen hebben, en zich niet vergapen
49 Exo 5:24 | gij zien, wat Ik aan Farao doen zal; want door een machtige
50 Exo 9:5 | HEERE deze zaak in dit land doen. ~
51 Exo 9:18 | tijd een zeer zware hagel doen regenen, desgelijks in Egypte
52 Exo 10:25 | wij den HEERE, onzen God, doen mogen; ~
53 Exo 12:47 | vergadering van Israel zal het doen. ~
54 Exo 13:12 | Zo zult gij tot den HEERE doen overgaan alles, wat de baarmoeder
55 Exo 14:13 | dat Hij heden aan ulieden doen zal, want de Egyptenaars,
56 Exo 15:19 | wateren der zee over hen doen wederkeren; maar de kinderen
57 Exo 15:26 | uws Gods horen zult, en doen, wat recht is in Zijn ogen,
58 Exo 17:3 | hebt gij ons nu uit Egypte doen optrekken, opdat gij mij,
59 Exo 17:4 | zeggende: Wat zal ik dit volk doen? Er feilt niet veel aan,
60 Exo 18:18 | gij alleen kunt het niet doen. ~
61 Exo 18:20 | zullen, en het werk, dat zij doen zullen. ~
62 Exo 19:8 | gesproken heeft, zullen wij doen! En Mozes bracht de woorden
63 Exo 20:9 | gij arbeiden en al uw werk doen; ~
64 Exo 20:10 | dan zult gij geen werk doen, gij, noch uw zoon, noch
65 Exo 21:8 | ondertrouwd heeft, zo zal hij haar doen lossen; aan een vreemd volk
66 Exo 21:9 | ondertrouwt, zo zal hij met haar doen naar het recht der dochteren. ~
67 Exo 21:13 | God heeft hem zijn hand doen ontmoeten, zo zal Ik u een
68 Exo 22:21 | vreemdeling geen overlast doen, noch hem onderdrukken;
69 Exo 22:30 | 30 Desgelijks zult gij doen met uw ossen en met uw schapen;
70 Exo 23:11 | mogen; alzo zult gij ook doen met uw wijngaard, en met
71 Exo 23:12 | dagen zult gij uw werken doen; maar op den zevenden dag
72 Exo 23:24 | gij naar hun werken niet doen; maar gij zult ze geheel
73 Exo 23:33 | opdat zij u tegen Mij niet doen zondigen; indien gij hun
74 Exo 24:3 | gesproken heeft, zullen wij doen. ~
75 Exo 24:7 | gesproken heeft, zullen wij doen en gehoorzamen. ~
76 Exo 25:37 | zijn lampen aansteken, en doen lichten aan zijn zijden. ~
77 Exo 26:4 | samenvoeging; alzo zult gij ook doen aan den uitersten kant der
78 Exo 26:11 | haakjes in de striklisjes doen, en gij zult de tent samenvoegen,
79 Exo 27:8 | gewezen heeft, alzo zullen zij doen. ~
80 Exo 28:1 | zijn zonen met hem, tot u doen naderen uit het midden der
81 Exo 28:24 | ketentjes in de twee ringen doen, aan de einden van den borstlap. ~
82 Exo 28:25 | gij aan die twee kastjes doen; en gij zult ze zetten aan
83 Exo 29:1 | is de zaak, die gij hun doen zult, om hen te heiligen,
84 Exo 29:4 | gij Aaron en zijn zonen doen naderen aan de deur van
85 Exo 29:8 | Daarna zult gij zijn zonen doen naderen, en zult hen de
86 Exo 29:8 | naderen, en zult hen de rokken doen aantrekken. ~
87 Exo 29:12 | op de hoornen des altaars doen; en al het bloed zult gij
88 Exo 29:20 | van zijn bloed nemen, en doen het op het rechter oorlapje
89 Exo 29:35 | Aaron en aan zijn zonen alzo doen, naar alles, wat Ik u geboden
90 Exo 29:37 | dagen zult gij verzoening doen voor het altaar, en zult
91 Exo 29:41 | avonden; gij zult daarmede doen gelijk met het morgenspijsoffer,
92 Exo 30:10 | deszelfs hoornen verzoening doen, met het bloed des zondoffers
93 Exo 30:10 | zal hij verzoening daarop doen bij uw geslachten; het is
94 Exo 30:15 | uw zielen verzoening te doen. ~
95 Exo 30:16 | uw zielen verzoening te doen. ~
96 Exo 30:18 | en gij zult water daarin doen; ~
97 Exo 31:15 | Zes dagen zal men het werk doen; doch op den zevenden dag
98 Exo 32:14 | had Zijn volk te zullen doen. ~
99 Exo 32:30 | misschien zal ik een verzoening doen voor uw zonde. ~
100 Exo 33:14 | had Zijn volk te zullen doen. ~
101 Exo 33:30 | misschien zal ik een verzoening doen voor uw zonde. ~
102 Exo 34:5 | en Ik zal weten, wat Ik u doen zal. ~
103 Exo 34:17 | gij gesproken hebt, zal Ik doen, dewijl gij genade gevonden
104 Exo 34:33 | ganse volk zal Ik wonderen doen, die niet geschapen zijn
105 Exo 34:38 | noch hun goden offerande doen, en hij u nodigende, gij
106 Exo 35:2 | Zes dagen zal men het werk doen; maar op den zevenden dag
107 Exo 39:3 | sneden het tot draden, om te doen in het midden van het hemelsblauw,
108 Exo 40:7 | en gij zult water daar in doen. ~
109 Exo 40:12 | ook Aaron en zijn zonen doen naderen, tot de deur van
110 Exo 40:14 | Gij zult ook zijn zonen doen naderen, en zult hun de
111 Lev 2:8 | zal het tot den priester doen naderen, die het tot het
112 Lev 2:15 | En gij zult olie daarop doen, en wierook daarop leggen;
113 Lev 4:7 | de priester van dat bloed doen op de hoornen des reukaltaars
114 Lev 4:18 | En van dat bloed zal hij doen op de hoornen van het altaar,
115 Lev 4:20 | 20 En hij zal dezen var doen, gelijk als hij den var
116 Lev 4:20 | heeft, alzo zal hij hem doen; en de priester zal voor
117 Lev 4:20 | zal voor hen verzoening doen, en het zal hun vergeven
118 Lev 4:25 | het altaar des brandoffers doen; dan zal hij zijn bloed
119 Lev 4:26 | priester voor hem verzoening doen van zijn zonden, en het
120 Lev 4:30 | met zijn vinger nemen, en doen het op de hoornen van het
121 Lev 4:31 | zal voor hem verzoening doen, en het zal hem vergeven
122 Lev 4:34 | vinger nemen, en zal het doen op de hoornen van het altaar
123 Lev 4:35 | zal voor hem verzoening doen over zijn zonde, die hij
124 Lev 5:4 | uitsprekende, om kwaad te doen, of om goed te doen; naar
125 Lev 5:4 | kwaad te doen, of om goed te doen; naar al wat de mens in
126 Lev 5:6 | vanwege zijn zonde verzoening doen. ~
127 Lev 5:10 | gezondigd heeft, verzoening doen, en het zal hem vergeven
128 Lev 5:11 | hij zal geen olie daarover doen, noch wierook daarop leggen;
129 Lev 5:13 | priester voor hem verzoening doen over zijn zonde, die hij
130 Lev 5:16 | schuldoffers voor hem verzoening doen, en het zal hem vergeven
131 Lev 5:18 | zal voor hem verzoening doen over zijn afdwaling, door
132 Lev 6:7 | priester voor hem verzoening doen voor het aangezicht des
133 Lev 6:22 | gezalfde zal worden, hetzelfde doen; het zij een eeuwige inzetting;
134 Lev 8:5 | de HEERE geboden heeft te doen. ~
135 Lev 8:15 | voor hetzelve verzoening te doen. ~
136 Lev 8:34 | dezen dag, heeft de HEERE te doen geboden, om voor u verzoening
137 Lev 8:34 | om voor u verzoening te doen. ~
138 Lev 9:6 | geboden heeft, zult gij doen; en de heerlijkheid des
139 Lev 10:17 | om over die verzoening te doen voor het aangezicht des
140 Lev 12:7 | zal voor haar verzoening doen, zo zal zij rein zijn van
141 Lev 12:8 | zal voor haar verzoening doen; zo zal zij rein zijn. ~\ ~
142 Lev 13:11 | verklaren; hij zal hem niet doen opsluiten, want hij is onrein. ~
143 Lev 13:31 | schurftheid heeft, zeven dagen doen opsluiten. ~
144 Lev 13:33 | heeft, andermaal zeven dagen doen opsluiten. ~
145 Lev 13:50 | plaag heeft, zeven dagen doen opsluiten. ~
146 Lev 13:54 | dat andermaal zeven dagen doen opsluiten. ~
147 Lev 14:14 | nemen, hetwelk de priester doen zal op het lapje van het
148 Lev 14:17 | zal zijn, zal de priester doen op het lapje van het rechteroor
149 Lev 14:18 | priesters geweest is, zal hij doen op het hoofd desgenen, die
150 Lev 14:18 | priester over hem verzoening doen voor het aangezicht des
151 Lev 14:19 | reinigen is, verzoening doen; en daarna zal hij het brandoffer
152 Lev 14:20 | priester de verzoening voor hem doen, en hij zal rein zijn. ~
153 Lev 14:21 | om voor hem verzoening te doen; daartoe een tiende meelbloem,
154 Lev 14:25 | des schuldoffers nemen, en doen op het rechteroorlapje desgenen,
155 Lev 14:28 | olie, die op zijn hand is, doen aan het lapje van het rechteroor
156 Lev 14:29 | des priesters is, zal hij doen op het hoofd desgenen, die
157 Lev 14:29 | de verzoening voor hem te doen, voor het aangezicht des
158 Lev 14:31 | reinigen is, verzoening doen voor het aangezicht des
159 Lev 14:38 | zal dat huis zeven dagen doen toesluiten. ~
160 Lev 14:41 | zal hij rondom van binnen doen schrabben, en zij zullen
161 Lev 14:53 | over het huis verzoening doen, en het zal rein zijn. ~
162 Lev 15:15 | vanwege zijn vloed, verzoening doen. ~
163 Lev 15:30 | onreinigheid, verzoening doen voor het aangezicht des
164 Lev 16:6 | voor zijn huis verzoening doen. ~
165 Lev 16:10 | om door hem verzoening te doen; opdat men hem als een weggaanden
166 Lev 16:11 | voor zijn huis verzoening doen, en zal den var des zondoffers,
167 Lev 16:15 | dragen, en zal met zijn bloed doen, gelijk als hij met het
168 Lev 16:16 | al hun zonden, verzoening doen; en alzo zal hij doen aan
169 Lev 16:16 | verzoening doen; en alzo zal hij doen aan de tent der samenkomst,
170 Lev 16:17 | het heilige verzoening te doen, totdat hij zal uitkomen;
171 Lev 16:17 | alzo zal hij verzoening doen, voor zichzelven, en voor
172 Lev 16:18 | verzoening voor hetzelve doen; en hij zal van het bloed
173 Lev 16:18 | bloed van den bok nemen, en doen het rondom op de hoornen
174 Lev 16:24 | voor het volk verzoening doen. ~
175 Lev 16:27 | ingebracht is, om verzoening te doen in het heilige, zal men
176 Lev 16:29 | verootmoedigen, en geen werk doen, inboorling noch vreemdeling,
177 Lev 16:30 | zal hij voor u verzoening doen, om u te reinigen; van al
178 Lev 16:32 | bedienen, zal de verzoening doen, als hij de linnen klederen,
179 Lev 16:33 | gemeente zal hij verzoening doen. ~
180 Lev 16:34 | des jaars, verzoening te doen. En men deed, gelijk als
181 Lev 17:11 | uw zielen verzoening te doen; want het is het bloed,
182 Lev 17:11 | voor de ziel verzoening zal doen. ~
183 Lev 18:3 | 3 Gij zult niet doen naar de werken des Egyptischen
184 Lev 18:3 | u brenge, zult gij niet doen, en zult in hun inzettingen
185 Lev 18:4 | 4 Mijn rechten zult gij doen, en Mijn inzettingen zult
186 Lev 18:5 | houden; welk mens dezelve zal doen, die zal door dezelve leven;
187 Lev 18:21 | Molech door het vuur te doen gaan; en den Naam uws Gods
188 Lev 18:23 | een beest, om daarmede te doen te hebben; het is een gruwelijke
189 Lev 18:26 | van al die gruwelen niets doen, inboorling noch vreemdeling,
190 Lev 18:29 | enige van deze gruwelen doen zal, die zielen, die ze
191 Lev 18:29 | zal, die zielen, die ze doen, zullen uit het midden van
192 Lev 19:15 | 15 Gij zult geen onrecht doen in het gericht; gij zult
193 Lev 19:19 | uwer beesten laten samen te doen hebben; uwen akker zult
194 Lev 19:22 | aangezicht des HEEREN verzoening doen; en hem zal vergeving geschieden
195 Lev 19:35 | 35 Gij zult geen onrecht doen in het gericht, met de el,
196 Lev 19:37 | onderhouden, en zult ze doen; Ik ben de HEERE! ~
197 Lev 20:16 | zal zijn, om daarmede te doen te hebben, zo zult gij die
198 Lev 22:16 | 16 En hen doen dragen de ongerechtigheid
199 Lev 22:24 | zult gij in uw land niet doen. ~
200 Lev 22:31 | geboden houden, en dezelve doen; Ik ben de HEERE! ~
201 Lev 22:34 | Zes dagen zal men het werk doen, maar op den zevenden dag
202 Lev 22:34 | samenroeping; geen werk zult gij doen; het is des HEEREN sabbat,
203 Lev 22:38 | geen dienstwerk zult gij doen. ~
204 Lev 22:39 | geen dienstwerk zult gij doen. ~
205 Lev 22:52 | geen dienstwerk zult gij doen; het is een eeuwige inzetting
206 Lev 22:56 | Geen dienstwerk zult gij doen; maar gij zult den HEERE
207 Lev 22:59 | dienzelven dag zult gij geen werk doen; want het is de verzoendag,
208 Lev 22:59 | om over u verzoening te doen voor het aangezicht des
209 Lev 22:62 | 31 Gij zult geen werk doen; het is een eeuwige inzetting
210 Lev 22:66 | geen dienstwerk zult gij doen. ~
211 Lev 22:67 | gij zult geen dienstwerk doen. ~
212 Lev 22:74 | Israels in loofhutten heb doen wonen, als Ik hen uit Egypteland
213 Lev 24:9 | de bazuin des geklanks doen doorgaan; op den verzoendag
214 Lev 24:9 | verzoendag zult gij de bazuin doen doorgaan in uw ganse land. ~
215 Lev 24:39 | hebben, gij zult hem niet doen dienen den dienst van een
216 Lev 24:46 | gij zult hen in eeuwigheid doen dienen; maar over uw broeders,
217 Lev 25:3 | Mijn geboden houden, en die doen zult; ~
218 Lev 25:6 | boos gedierte uit het land doen ophouden, en het zwaard
219 Lev 25:13 | juk verbroken, en heb u doen rechtop staan. ~
220 Lev 25:14 | al deze geboden niet zult doen; ~
221 Lev 25:16 | 16 Dit zal Ik u ook doen, dat Ik over u stellen zal
222 Lev 25:18 | zult, Ik zal nog daar toe doen, om u zevenvoudig over uw
223 Num 3:31 | met hetwelk zij dienst doen, en het deksel, en al wat
224 Num 4:3 | de tent der samenkomst te doen. ~
225 Num 4:10 | deksel van dassenvellen doen, en zullen hem op den draagboom
226 Num 4:19 | 19 Maar dit zult gij hun doen, opdat zij leven en niet
227 Num 5:8 | hij voor hem verzoening doen zal. ~
228 Num 5:16 | En de priester zal haar doen naderen; hij zal haar stellen
229 Num 5:17 | priester nemen, en in het water doen. ~
230 Num 5:22 | ingewand inga, om den buik te doen zwellen, en de heup te doen
231 Num 5:22 | doen zwellen, en de heup te doen vervallen! Dan zal die vrouw
232 Num 6:11 | zal voor hem verzoening doen, van dat hij aan het dode
233 Num 6:21 | zal hebben, alzo zal hij doen, naar de wet van zijn Nazireerschap. ~
234 Num 8:7 | 7 En aldus zult gij hun doen, om hen te reinigen: spreng
235 Num 8:7 | scheermes over hun ganse vlees doen gaan, en zij zullen hun
236 Num 8:9 | voor de tent der samenkomst doen naderen; en gij zult de
237 Num 8:9 | vergadering der kinderen Israels doen verzamelen. ~
238 Num 8:10 | het aangezicht des HEEREN doen naderen; en de kinderen
239 Num 8:12 | de Levieten verzoening te doen. ~
240 Num 8:19 | kinderen Israels verzoening te doen, dat er geen plage zij onder
241 Num 8:26 | zult gij aan de Levieten doen in hun wachten. ~ ~
242 Num 14:13 | volk uit het midden van hen doen optrekken; ~
243 Num 14:30 | heb, dat Ik u daarin zou doen wonen, behalve Kaleb, de
244 Num 14:36 | vergadering tegen hem hadden doen murmureren, een kwaad gerucht
245 Num 15:3 | vuuroffer den HEERE zult doen, een brandoffer, of slachtoffer,
246 Num 15:12 | bereiden zult, zult gij alzo doen met elkeen, naar hun getal. ~
247 Num 15:13 | inboorling zal deze dingen alzo doen, offerende een vuuroffer
248 Num 15:14 | HEERE; gelijk als gij zult doen, alzo zal hij doen. ~
249 Num 15:14 | zult doen, alzo zal hij doen. ~
250 Num 15:25 | priester zal de verzoening doen voor de ganse vergadering
251 Num 15:28 | priester zal de verzoening doen over de dwalende ziel, als
252 Num 16:5 | is, dien Hij tot Zich zal doen naderen; en wien Hij verkoren
253 Num 16:5 | hebben, dien zal Hij tot Zich doen naderen. ~
254 Num 16:9 | om ulieden tot Zich te doen naderen; om den dienst van
255 Num 16:10 | kinderen van Levi, met u, heeft doen naderen; zoekt gij nu ook
256 Num 16:28 | heeft, om al deze daden te doen, dat zij niet uit mijn eigen
257 Num 18:15 | den stam uws vaders, met u doen naderen, dat zij u bijgevoegd
258 Num 19:2 | den stam uws vaders, met u doen naderen, dat zij u bijgevoegd
259 Num 20:5 | waarom hebt gijlieden ons doen optrekken uit Egypte, om
260 Num 21:5 | Waarom hebt gijlieden ons doen optrekken uit Egypte, opdat
261 Num 21:34 | zijn land; en gij zult hem doen, gelijk als gij Sihon, den
262 Num 22:17 | zeggen zult, dat zal ik doen; zo kom toch, vervloek mij
263 Num 22:18 | Gods te overtreden, om te doen klein of groot. ~
264 Num 22:20 | en nochtans zult gij dat doen, hetwelk Ik tot u spreken
265 Num 22:23 | dezelve naar den weg te doen wenden. ~
266 Num 22:30 | gewend geweest u alzo te doen? Hij dan zeide: Neen! ~
267 Num 23:19 | Hij het zeggen, en niet doen, of spreken, en niet bestendig
268 Num 23:26 | spreken zal, dat zal ik doen? ~
269 Num 24:9 | oude leeuw; wie zal hem doen opstaan? Zo wie u zegent,
270 Num 24:14 | zeggen wat dit volk uw volk doen zal in de laatste dagen. ~
271 Num 24:18 | doch Israel zal kracht doen. ~
272 Num 24:23 | wie zal leven, als God dit doen zal! ~
273 Num 27:7 | erfenis haars vaders op haar doen komen. ~
274 Num 27:8 | erfenis op zijn dochter doen komen. ~
275 Num 28:18 | dienstwerk zult gijlieden doen; ~
276 Num 28:22 | over ulieden verzoening te doen. ~
277 Num 28:25 | geen dienstwerk zult gij doen. ~
278 Num 28:26 | geen dienstwerk zult gij doen. ~
279 Num 28:30 | om voor u verzoening te doen. ~
280 Num 29:1 | geen dienstwerk zult gij doen; het zal u een dag des geklanks
281 Num 29:5 | over ulieden verzoening te doen; ~
282 Num 29:7 | verootmoedigen; geen werk zult gij doen; ~
283 Num 29:12 | geen dienstwerk zult gij doen; maar zeven dagen zult gij
284 Num 29:35 | geen dienstwerk zult gij doen. ~
285 Num 29:39 | dingen zult gij den HEERE doen op uw gezette hoogtijden;
286 Num 30:2 | mond gegaan is, zal hij doen. ~
287 Num 30:5 | haar vader heeft ze haar doen breken. ~
288 Num 31:3 | om de wraak des HEEREN te doen aan de Midianieten. ~
289 Num 31:50 | onze zielen verzoening te doen voor het aangezicht des
290 Num 31:73 | hen: Indien gij deze zaak doen zult, indien gij u voor
291 Num 31:76 | daarentegen alzo niet zult doen, ziet, zo hebt gij tegen
292 Num 31:78 | zeggende: Uw knechten zullen doen, gelijk als mijn heer gebiedt. ~
293 Num 31:84 | gesproken heeft, zullen wij alzo doen. ~
294 Num 32:56 | geschieden, dat Ik u zal doen, gelijk als Ik hun dacht
295 Num 32:56 | gelijk als Ik hun dacht te doen. ~ ~ ~ ~
296 Num 34:23 | en hij dien op hem heeft doen vallen, dat hij gestorven
297 Num 34:25 | en de vergadering zal hem doen wederkeren tot zijn vrijstad,
298 Deu 1:14 | gij gesproken hebt, om te doen. ~
299 Deu 1:17 | zal zijn, zult gij tot mij doen komen, en ik zal ze horen. ~
300 Deu 1:18 | alle zaken, die gij zoudt doen. ~
301 Deu 1:28 | broeders hebben ons hart doen smelten, zeggende: Het is
302 Deu 1:38 | want hij zal het Israel doen erven. ~
303 Deu 1:44 | vervolgden u, gelijk als de bijen doen; en zij verpletterden u
304 Deu 3:2 | gegeven; en gij zult hem doen, gelijk als gij Sihon, den
305 Deu 3:21 | HEERE aan alle koninkrijken doen, naar welke gij henen doortrekt. ~
306 Deu 3:24 | hemel en op de aarde, die doen kan naar Uw werken, en naar
307 Deu 3:28 | land, dat gij zien zult, doen erven. ~
308 Deu 4:1 | die ik ulieden lere te doen; opdat gij leeft, en henen
309 Deu 4:10 | Ik zal hun Mijn woorden doen horen, die zij zullen leren,
310 Deu 4:13 | verbond, dat Hij u gebood te doen, de tien woorden, en schreef
311 Deu 4:36 | heeft Hij u Zijn groot vuur doen zien; en gij hebt Zijn woorden
312 Deu 5:1 | waarneemt, om dezelve te doen. ~
313 Deu 5:13 | arbeiden, en al uw werk doen; ~
314 Deu 5:14 | dan zult gij geen werk doen, gij, noch uw zoon, noch
315 Deu 5:18 | En gij zult geen overspel doen. ~
316 Deu 5:27 | wij zullen het horen en doen. ~
317 Deu 5:31 | hun leren zult, dat zij ze doen in het land, hetwelk Ik
318 Deu 6:18 | 18 En gij zult doen, wat recht en goed is in
319 Deu 6:24 | En de HEERE gebood ons te doen al deze inzettingen, om
320 Deu 6:25 | wij zullen waarnemen te doen al deze geboden, voor het
321 Deu 7:4 | zouden uw zonen van Mij doen afwijken, dat zij andere
322 Deu 7:5 | 5 Maar alzo zult gij hun doen: hun altaren zult gij afwerpen,
323 Deu 7:11 | heden gebiede, om die te doen. ~
324 Deu 7:12 | horen, en houden, en dezelve doen, dat de HEERE, uw God, u
325 Deu 7:13 | en zal u zegenen, en u doen vermenigvuldigen; en Hij
326 Deu 7:19 | alzo zal de HEERE, uw God, doen aan alle volken, voor welker
327 Deu 7:22 | gij hen niet mogen te niet doen, opdat het wild des velds
328 Deu 8:1 | zult gij waarnemen om te doen, opdat gij leeft, en vermenigvuldigt,
329 Deu 9:3 | zult hen haastelijk te niet doen, gelijk als de HEERE tot
330 Deu 11:22 | die ik u gebiede om die te doen, den HEERE, uw God, liefhebbende,
331 Deu 11:32 | 32 Neemt dan waar te doen al de inzettingen en de
332 Deu 12:1 | gijlieden zult waarnemen om te doen, in dat land, hetwelk u
333 Deu 12:3 | gij zult hun naam te niet doen uit diezelve plaats. ~
334 Deu 12:4 | HEERE, uw God, alzo niet doen! ~
335 Deu 12:8 | 8 Gij zult niet doen naar alles, wat wij hier
336 Deu 12:8 | alles, wat wij hier heden doen, een ieder al wat in zijn
337 Deu 12:10 | u de HEERE, uw God, zal doen erven; en Hij zal u rust
338 Deu 12:11 | om Zijn Naam aldaar te doen wonen; daarheen zult gij
339 Deu 12:14 | offeren, en daar zult gij doen al wat ik u gebiede. ~
340 Deu 12:30 | hebben, alzo zal ik ook doen. ~
341 Deu 12:31 | 31 Gij zult alzo niet doen den HEERE, uw God; want
342 Deu 12:32 | zult gij waarnemen om te doen; gij zult daar niet toedoen,
343 Deu 13:11 | vreze, en niet voortvare te doen naar dit boze stuk in het
344 Deu 13:18 | ik u heden gebiede, om te doen wat recht is in de ogen
345 Deu 14:23 | om Zijn Naam aldaar te doen wonen, zult gij eten de
346 Deu 14:29 | werk uwer hand, dat gij doen zult. ~
347 Deu 15:5 | gehoorzamen, dat gij waarneemt te doen al deze geboden, die ik
348 Deu 15:17 | dienstmaagd zult gij ook alzo doen. ~
349 Deu 15:18 | zegenen in alles, wat gij doen zult. ~
350 Deu 16:2 | om Zijn Naam aldaar te doen wonen. ~
351 Deu 16:6 | zal om daar Zijn Naam te doen wonen, aldaar zult gij het
352 Deu 16:8 | dan zult gij geen werk doen.
353 Deu 16:11 | om Zijnen Naam aldaar te doen wonen. ~
354 Deu 16:12 | deze inzettingen houden en doen. ~
355 Deu 17:2 | gevonden zal worden, die doen zal, dat kwaad is in de
356 Deu 17:10 | 10 En gij zult doen naar de mond des woords,
357 Deu 17:10 | en gij zult waarnemen te doen naar alles, wat zij u zullen
358 Deu 17:11 | zullen zeggen, zult gij doen; gij zult niet afwijken
359 Deu 17:16 | vermenigvuldigen, en het volk niet doen wederkeren naar Egypte,
360 Deu 17:19 | deze inzettingen, om die te doen; ~
361 Deu 18:9 | zo zult gij niet leren te doen naar de gruwelen van dezelve
362 Deu 19:3 | u de HEERE, uw God, zal doen erven, in drieen delen;
363 Deu 19:9 | zult waarnemen, om dat te doen, hetgeen ik u heden gebiede,
364 Deu 19:19 | 19 Zo zult gijlieden hem doen, gelijk als hij zijn broeder
365 Deu 19:19 | hij zijn broeder dacht te doen; alzo zult gij het boze
366 Deu 19:20 | niet voortvaren meer te doen naar dit boze stuk, in het
367 Deu 20:15 | zult gij aan alle steden doen, die zeer verre van u zijn,
368 Deu 20:18 | zij ulieden niet leren te doen naar al hun gruwelen, die
369 Deu 21:9 | u wegdoen; want gij zult doen, wat recht is in de ogen
370 Deu 21:16 | dage als hij zijn zonen zal doen erven wat hij heeft, dat
371 Deu 22:3 | 3 Alzo zult gij ook doen aan zijn ezel, en alzo zult
372 Deu 22:3 | zijn ezel, en alzo zult gij doen aan zijn kleding, ja, alzo
373 Deu 22:3 | kleding, ja, alzo zult gij doen aan al het verlorene uws
374 Deu 22:26 | jonge dochter zult gij niets doen; de jonge dochter heeft
375 Deu 23:23 | gaat, zult gij houden en doen; gelijk als gij den HEERE,
376 Deu 23:24 | in uw vat zult gij niets doen.
377 Deu 24:4 | alzo zult gij het land niet doen zondigen, dat u de HEERE,
378 Deu 24:8 | heb, zult gij waarnemen te doen. ~
379 Deu 24:18 | gebiede ik u deze zaak te doen. ~
380 Deu 24:22 | gebiede ik u deze zaak te doen. ~
381 Deu 25:2 | dat de rechter hem zal doen nedervallen, en hem doen
382 Deu 25:2 | doen nedervallen, en hem doen slaan in zijn tegenwoordigheid,
383 Deu 25:3 | veertig slagen zal hij hem doen slaan, hij zal er niet toedoen;
384 Deu 25:3 | daarboven met meer slagen te doen slaan, uw broeder dan voor
385 Deu 25:5 | haar zich ter vrouw, en doen haar den plicht van eens
386 Deu 25:7 | eens mans broeders niet doen. ~
387 Deu 26:2 | om Zijn Naam aldaar te doen wonen; ~
388 Deu 26:16 | inzettingen en rechten te doen; houdt dan en doet dezelve,
389 Deu 26:17 | Heden hebt gij den HEERE doen zeggen, dat Hij u tot een
390 Deu 26:18 | En de HEERE heeft u heden doen zeggen, dat gij Hem tot
391 Deu 27:10 | gehoorzaam zijn, en gij zult doen Zijn geboden en Zijn inzettingen,
392 Deu 28:1 | gehoorzamen, waarnemende te doen al Zijn geboden, die ik
393 Deu 28:11 | 11 En de HEERE zal u doen overvloeien aan goed, in
394 Deu 28:13 | gebiede te houden en te doen; ~
395 Deu 28:20 | gij uw hand slaat, dat gij doen zult; totdat gij verdelgd
396 Deu 28:21 | HEERE zal u de pestilentie doen aankleven, totdat Hij u
397 Deu 28:36 | over u zult gesteld hebben, doen gaan tot een volk, dat gij
398 Deu 28:58 | gij niet zult waarnemen te doen al de woorden dezer wet,
399 Deu 28:60 | 60 En Hij zal op u doen keren alle kwalen van Egypte,
400 Deu 28:61 | is, zal de HEERE over u doen komen, totdat gij verdelgd
401 Deu 28:68 | HEERE zal u naar Egypte doen wederkeren in schepen, door
402 Deu 29:5 | heb ulieden veertig jaren doen wandelen in de woestijn;
403 Deu 29:9 | handelt in alles, wat gij doen zult. ~
404 Deu 29:19 | wandelen, om den dronkene te doen tot den dorstige. ~
405 Deu 29:29 | tot in eeuwigheid, om te doen al de woorden dezer wet. ~ ~ ~
406 Deu 30:8 | gehoorzaam zijn, en gij zult doen al Zijn geboden, die ik
407 Deu 30:9 | de HEERE, uw God, zal u doen overvloeien in al het werk
408 Deu 30:12 | horen late, dat wij het doen? ~
409 Deu 30:13 | horen late, dat wij het doen? ~
410 Deu 30:14 | en in uw hart, om dat te doen. ~
411 Deu 31:4 | 4 En de HEERE zal hun doen, gelijk als Hij aan Sihon
412 Deu 31:5 | hebben, dan zult gij hun doen naar alle gebod, dat ik
413 Deu 31:7 | geven; en gij zult het hun doen erven. ~
414 Deu 31:12 | uw God, en waarnemen te doen alle woorden dezer wet. ~
415 Deu 32:26 | gedachtenis van onder de mensen doen ophouden; ~
416 Deu 32:30 | jagen, en twee tien duizend doen vluchten, ten ware, dat
417 Deu 32:36 | zal aan Zijn volk recht doen, en het zal Hem over Zijn
418 Deu 32:41 | wraak op Mijn tegenpartijen doen wederkeren, en Mijn hateren
419 Deu 32:43 | wraak op Zijn tegenpartijen doen wederkeren, en verzoenen
420 Deu 32:46 | zult, dat zij waarnemen te doen al de woorden dezer wet. ~
421 Deu 34:4 | Ik heb het u met uw ogen doen zien, maar gij zult daarheen
422 Deu 34:11 | om die in Egypteland te doen aan Farao, en aan al zijn
423 Joz 1:6 | dit volk dat land erfelijk doen bezitten, dat Ik hun vaderen
424 Joz 1:7 | moed, dat gij waarneemt te doen naar de ganse wet, welke
425 Joz 1:8 | opdat gij waarneemt te doen naar alles, wat daarin geschreven
426 Joz 1:16 | geboden hebt, zullen wij doen, en alom, waar gij ons zenden
427 Joz 2:6 | Maar zij had hen op het dak doen klimmen, en zij had hen
428 Joz 2:12 | dat gij ook weldadigheid doen zult aan mijns vaders huis,
429 Joz 2:17 | uw eed, dien gij ons hebt doen zweren; ~
430 Joz 2:20 | uw eed, dien gij ons hebt doen zweren. ~
431 Joz 3:5 | in het midden van ulieden doen. ~
432 Joz 4:4 | twaalf mannen, die hij had doen bestellen van de kinderen
433 Joz 4:23 | Jordaan voor uw aangezichten doen uitdrogen, totdat gijlieden
434 Joz 4:23 | voor ons aangezicht heeft doen uitdrogen, totdat wij daardoor
435 Joz 6:3 | omringende eenmaal; alzo zult gij doen zes dagen lang. ~
436 Joz 7:7 | volk door de Jordaan ooit doen gaan, om ons te geven in
437 Joz 7:9 | zult Gij dan Uw groten Naam doen? ~
438 Joz 8:2 | zult aan Ai en haar koning doen, gelijk als gij aan Jericho
439 Joz 8:8 | des HEEREN zult gijlieden doen; ziet, ik heb het ulieden
440 Joz 9:20 | 20 Dit zullen wij hun doen, dat wij hen bij het leven
441 Joz 9:25 | recht is in uw ogen ons te doen. ~
442 Joz 10:25 | HEERE aan al uw vijanden doen, tegen dewelke gijlieden
443 Joz 14:1 | kinderen Israels, hun hebben doen erven;
444 Joz 23:5 | neemt naarstiglijk waar te doen het gebod en de wet, die
445 Joz 23:23 | of om dankoffer daarop te doen, zo eise het de HEERE. ~
446 Joz 23:24 | den God van Israel, te doen? ~
447 Joz 23:25 | uw kinderen onze kinderen doen ophouden, dat zij den HEERE
448 Joz 24:4 | overige volken door het lot doen toevallen, ten erfdeel voor
449 Joz 24:6 | om te bewaren en om te doen alles, wat geschreven is
450 Joz 25:20 | omkeren, en Hij zal u kwaad doen, en Hij zal u verdoen, naar
451 Ric 1:24 | zullen weldadigheid bij u doen. ~
452 Ric 3:12 | Israels voeren voort te doen, dat kwaad was in de ogen
453 Ric 4:1 | Israels voeren voort te doen, dat kwaad was in de ogen
454 Ric 5:8 | Israels: Ik heb u uit Egypte doen opkomen, en u uit het diensthuis
455 Ric 5:27 | stad vreesde, van het te doen bij dag, dat hij het deed
456 Ric 6:17 | geschieden, gelijk als ik zal doen, alzo zult gij doen. ~
457 Ric 6:17 | zal doen, alzo zult gij doen. ~
458 Ric 7:3 | gegeven; wat heb ik dan kunnen doen, gelijk gijlieden? Toen
459 Ric 8:48 | was: Wat gij mij hebt zien doen, haast u, doet als ik. ~
460 Ric 9:6 | kinderen Israels voort te doen, dat kwaad was in de ogen
461 Ric 10:10 | niet alzo naar uw woord doen. ~
462 Ric 10:12 | ik en gij met elkander te doen, dat gij tot mij gekomen
463 Ric 12:1 | Israels voeren voort te doen, dat kwaad was in de ogen
464 Ric 12:8 | lere, wat wij dat knechtje doen zullen, dat geboren zal
465 Ric 12:16 | gij een brandoffer zult doen, dat zult gij den HEERE
466 Ric 12:19 | handelde wonderlijk in Zijn doen; en Manoach en zijn huisvrouw
467 Ric 13:10 | plachten de jongelingen te doen. ~
468 Ric 14:7 | tot hen: Zoudt gij alzo doen? Zeker, als ik mij aan u
469 Ric 14:10 | Simson te binden, om hem te doen, gelijk als hij ons gedaan
470 Ric 17:7 | Sidoniers, en hadden niets te doen met enigen mens. ~
471 Ric 17:14 | beeld? Zo weet nu, wat u te doen zij. ~
472 Ric 17:28 | niets met enigen mens te doen; en zij lag in het dal,
473 Ric 19:9 | die wij aan Gibea zullen doen: tegen haar bij het lot! ~
474 Ric 19:10 | te Gibea-Benjamins, haar doen naar al de dwaasheid, die
475 Ric 19:38 | rook van de stad zouden doen opgaan. ~
476 Ric 20:7 | belangende de vrouwen, doen aan degenen, die overgebleven
477 Ric 20:11 | dit is de zaak, die gij doen zult; al wat mannelijk is,
478 Ric 20:16 | belangende de vrouwen, doen aan degenen, die overgebleven
479 Rut 1:21 | ledig heeft mij de HEERE doen wederkeren; waarom zoudt
480 Rut 3:4 | te kennen geven, wat gij doen zult. ~
481 Rut 3:5 | gij tot mij zegt, zal ik doen.
482 Rut 3:11 | gij gezegd hebt, zal ik u doen; want de ganse stad mijns
483 1Sa 2:8 | Hij uit den drek, om te doen zitten bij de vorsten, dat
484 1Sa 2:35 | priester verwekken; die zal doen, gelijk als in Mijn hart
485 1Sa 5:8 | ark des Gods van Israel doen? En die zeiden: Dat de ark
486 1Sa 6:2 | wij met de ark des HEEREN doen? Laat ons weten, waarmede
487 1Sa 8:8 | andere goden gediend; alzo doen zij u ook. ~
488 1Sa 8:16 | hij zal zijn werk daarmede doen. ~
489 1Sa 9:27 | en ik zal u Gods woord doen horen. ~ ~
490 1Sa 10:2 | Wat zal ik om mijn zoon doen? ~
491 1Sa 10:8 | en u bekend make, wat gij doen zult. ~
492 1Sa 10:20 | de stammen van Israel had doen naderen, zo is de stam van
493 1Sa 11:7 | alzo zal men zijn runderen doen. Toen viel de vreze des
494 1Sa 11:10 | uitgaan, en gij zult ons doen naar alles, wat goed is
495 1Sa 12:16 | die de HEERE voor uw ogen doen zal. ~
496 1Sa 16:2 | om den HEERE offerande te doen. ~
497 1Sa 16:3 | te kennen geven, wat gij doen zult, en gij zult Mij zalven,
498 1Sa 16:5 | om den HEERE offerande te doen; heiligt u, en komt met
499 1Sa 17:26 | zeggende: Wat zal men dien man doen, die dezen Filistijn slaat,
500 1Sa 17:27 | zeggende: Alzo zal men den man doen, die hem slaat. ~
1-500 | 501-1000 | 1001-1448 |