Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
doeken 7
doel 1
doelwit 1
doen 1448
doende 63
doet 506
dofka 2
Frequency    [«  »]
1540 geen
1503 israel
1459 land
1448 doen
1442 aangezicht
1434 gelijk
1430 hand

Bijbel

IntraText - Concordances

doen

1-500 | 501-1000 | 1001-1448

     Book Chapter: Verse
1 Gen 2:5 | want de HEERE God had niet doen regenen op de aarde, en 2 Gen 2:9 | geboomte uit het aardrijk doen spruiten, begeerlijk voor 3 Gen 6:19 | alle vlees, twee van elk, doen in de ark komen, om met 4 Gen 7:4 | over nog zeven dagen zal Ik doen regenen op de aarde veertig 5 Gen 17:19 | des HEEREN houden, om te doen gerechtigheid en gerichte; 6 Gen 17:25 | van U, zulk een ding te doen, te doden den rechtvaardige 7 Gen 17:25 | der ganse aarde geen recht doen? ~ 8 Gen 17:29 | Hij zeide: Ik zal het niet doen om der veertigen wil. ~ 9 Gen 17:30 | Hij zeide: Ik zal het niet doen, zo Ik aldaar dertig zal 10 Gen 18:9 | zullen wij u meer kwaads doen, dan hun. En zij drongen 11 Gen 18:22 | want Ik zal niets kunnen doen, totdat gij daarhenen ingekomen 12 Gen 19:13 | weldadigheid, die gij bij mij doen zult; aan alle plaatsen 13 Gen 20:23 | bij u gedaan heb, zult gij doen bij mij, en bij het land, 14 Gen 23:37 | 37 En mijn heer heeft mij doen zweren, zeggende: Gij zult 15 Gen 23:49 | weldadigheid en trouw aan mijn heer doen zult, geeft het mij te kennen; 16 Gen 25:20 | de HEERE uw God dat heeft doen ontmoeten voor mijn aangezicht. ~ 17 Gen 25:37 | ondersteund; wat zal ik u dan nu doen, mijn zoon? ~ 18 Gen 27:66 | indien gij mij deze zaak doen zult; ik zal wederom uw 19 Gen 28:7 | toegelaten, om mij kwaad te doen. ~ 20 Gen 28:29 | hand aan ulieden kwaad te doen; maar de God van ulieder 21 Gen 28:43 | deze mijn dochteren heden doen? of aan haar zonen, die 22 Gen 29:9 | maagschap, en Ik zal wel bij u doen! ~ 23 Gen 31:14 | zullen deze zaak niet kunnen doen, dat wij onze zuster aan 24 Gen 31:19 | vertoogde niet, deze zaak te doen; want hij had lust in Jakobs 25 Gen 31:31 | zuster als met een hoer doen? ~ 26 Gen 36:9 | dan dit een zo groot kwaad doen, en zondigen tegen God! ~ 27 Gen 36:11 | huis kwam, om zijn werk te doen; en niemand van de lieden 28 Gen 37:32 | God haast, om dezelve te doen. ~ 29 Gen 37:51 | zeide hij, God heeft mij doen vergeten al mijn moeite, 30 Gen 37:52 | zeide hij, God heeft mij doen wassen in het land mijner 31 Gen 38:38 | met droefenis ten grave doen nederdalen. ~  ~ 32 Gen 40:7 | knechten, dat zij zodanig ding doen zouden. ~ 33 Gen 40:17 | zij verre van mij zulks te doen! de man, in wiens hand de 34 Gen 40:29 | haren met jammer ten grave doen nederdalen! ~ 35 Gen 40:31 | met droefenis ten grave doen nederdalen. ~ 36 Gen 42:4 | naar Egypte en Ik zal u doen weder optrekken, mede optrekkende; 37 Gen 42:28 | aangezicht aanwijzing te doen naar Gosen; en zij kwamen 38 Gen 43:30 | begraven. En hij zeide: Ik zal doen naar uw woord! ~ 39 Gen 44:11 | God heeft mij ook uw zaad doen zien! ~ 40 Gen 45:9 | oude leeuw; wie zal hem doen opstaan? ~ 41 Gen 46:5 | 5 Mijn vader heeft mij doen zweren, zeggende: Zie, ik 42 Gen 46:6 | gelijk als hij u heeft doen zweren. ~ 43 Gen 46:24 | gewisselijk bezoeken, en Hij zal u doen optrekken uit dit land, 44 Exo 3:20 | het midden van hetzelve doen zal; daarna zal hij ulieden 45 Exo 4:15 | zal ulieden leren, wat gij doen zult. ~ 46 Exo 4:17 | waarmede gij die tekenen doen zult. ~ 47 Exo 5:5 | en zoudt gijlieden hen doen rusten van hun lasten? ~ 48 Exo 5:9 | mannen, dat zij daaraan te doen hebben, en zich niet vergapen 49 Exo 5:24 | gij zien, wat Ik aan Farao doen zal; want door een machtige 50 Exo 9:5 | HEERE deze zaak in dit land doen. ~ 51 Exo 9:18 | tijd een zeer zware hagel doen regenen, desgelijks in Egypte 52 Exo 10:25 | wij den HEERE, onzen God, doen mogen; ~ 53 Exo 12:47 | vergadering van Israel zal het doen. ~ 54 Exo 13:12 | Zo zult gij tot den HEERE doen overgaan alles, wat de baarmoeder 55 Exo 14:13 | dat Hij heden aan ulieden doen zal, want de Egyptenaars, 56 Exo 15:19 | wateren der zee over hen doen wederkeren; maar de kinderen 57 Exo 15:26 | uws Gods horen zult, en doen, wat recht is in Zijn ogen, 58 Exo 17:3 | hebt gij ons nu uit Egypte doen optrekken, opdat gij mij, 59 Exo 17:4 | zeggende: Wat zal ik dit volk doen? Er feilt niet veel aan, 60 Exo 18:18 | gij alleen kunt het niet doen. ~ 61 Exo 18:20 | zullen, en het werk, dat zij doen zullen. ~ 62 Exo 19:8 | gesproken heeft, zullen wij doen! En Mozes bracht de woorden 63 Exo 20:9 | gij arbeiden en al uw werk doen; ~ 64 Exo 20:10 | dan zult gij geen werk doen, gij, noch uw zoon, noch 65 Exo 21:8 | ondertrouwd heeft, zo zal hij haar doen lossen; aan een vreemd volk 66 Exo 21:9 | ondertrouwt, zo zal hij met haar doen naar het recht der dochteren. ~ 67 Exo 21:13 | God heeft hem zijn hand doen ontmoeten, zo zal Ik u een 68 Exo 22:21 | vreemdeling geen overlast doen, noch hem onderdrukken; 69 Exo 22:30 | 30 Desgelijks zult gij doen met uw ossen en met uw schapen; 70 Exo 23:11 | mogen; alzo zult gij ook doen met uw wijngaard, en met 71 Exo 23:12 | dagen zult gij uw werken doen; maar op den zevenden dag 72 Exo 23:24 | gij naar hun werken niet doen; maar gij zult ze geheel 73 Exo 23:33 | opdat zij u tegen Mij niet doen zondigen; indien gij hun 74 Exo 24:3 | gesproken heeft, zullen wij doen. ~ 75 Exo 24:7 | gesproken heeft, zullen wij doen en gehoorzamen. ~ 76 Exo 25:37 | zijn lampen aansteken, en doen lichten aan zijn zijden. ~ 77 Exo 26:4 | samenvoeging; alzo zult gij ook doen aan den uitersten kant der 78 Exo 26:11 | haakjes in de striklisjes doen, en gij zult de tent samenvoegen, 79 Exo 27:8 | gewezen heeft, alzo zullen zij doen. ~ 80 Exo 28:1 | zijn zonen met hem, tot u doen naderen uit het midden der 81 Exo 28:24 | ketentjes in de twee ringen doen, aan de einden van den borstlap. ~ 82 Exo 28:25 | gij aan die twee kastjes doen; en gij zult ze zetten aan 83 Exo 29:1 | is de zaak, die gij hun doen zult, om hen te heiligen, 84 Exo 29:4 | gij Aaron en zijn zonen doen naderen aan de deur van 85 Exo 29:8 | Daarna zult gij zijn zonen doen naderen, en zult hen de 86 Exo 29:8 | naderen, en zult hen de rokken doen aantrekken. ~ 87 Exo 29:12 | op de hoornen des altaars doen; en al het bloed zult gij 88 Exo 29:20 | van zijn bloed nemen, en doen het op het rechter oorlapje 89 Exo 29:35 | Aaron en aan zijn zonen alzo doen, naar alles, wat Ik u geboden 90 Exo 29:37 | dagen zult gij verzoening doen voor het altaar, en zult 91 Exo 29:41 | avonden; gij zult daarmede doen gelijk met het morgenspijsoffer, 92 Exo 30:10 | deszelfs hoornen verzoening doen, met het bloed des zondoffers 93 Exo 30:10 | zal hij verzoening daarop doen bij uw geslachten; het is 94 Exo 30:15 | uw zielen verzoening te doen. ~ 95 Exo 30:16 | uw zielen verzoening te doen. ~ 96 Exo 30:18 | en gij zult water daarin doen; ~ 97 Exo 31:15 | Zes dagen zal men het werk doen; doch op den zevenden dag 98 Exo 32:14 | had Zijn volk te zullen doen. ~ 99 Exo 32:30 | misschien zal ik een verzoening doen voor uw zonde. ~ 100 Exo 33:14 | had Zijn volk te zullen doen. ~ 101 Exo 33:30 | misschien zal ik een verzoening doen voor uw zonde. ~ 102 Exo 34:5 | en Ik zal weten, wat Ik u doen zal. ~ 103 Exo 34:17 | gij gesproken hebt, zal Ik doen, dewijl gij genade gevonden 104 Exo 34:33 | ganse volk zal Ik wonderen doen, die niet geschapen zijn 105 Exo 34:38 | noch hun goden offerande doen, en hij u nodigende, gij 106 Exo 35:2 | Zes dagen zal men het werk doen; maar op den zevenden dag 107 Exo 39:3 | sneden het tot draden, om te doen in het midden van het hemelsblauw, 108 Exo 40:7 | en gij zult water daar in doen. ~ 109 Exo 40:12 | ook Aaron en zijn zonen doen naderen, tot de deur van 110 Exo 40:14 | Gij zult ook zijn zonen doen naderen, en zult hun de 111 Lev 2:8 | zal het tot den priester doen naderen, die het tot het 112 Lev 2:15 | En gij zult olie daarop doen, en wierook daarop leggen; 113 Lev 4:7 | de priester van dat bloed doen op de hoornen des reukaltaars 114 Lev 4:18 | En van dat bloed zal hij doen op de hoornen van het altaar, 115 Lev 4:20 | 20 En hij zal dezen var doen, gelijk als hij den var 116 Lev 4:20 | heeft, alzo zal hij hem doen; en de priester zal voor 117 Lev 4:20 | zal voor hen verzoening doen, en het zal hun vergeven 118 Lev 4:25 | het altaar des brandoffers doen; dan zal hij zijn bloed 119 Lev 4:26 | priester voor hem verzoening doen van zijn zonden, en het 120 Lev 4:30 | met zijn vinger nemen, en doen het op de hoornen van het 121 Lev 4:31 | zal voor hem verzoening doen, en het zal hem vergeven 122 Lev 4:34 | vinger nemen, en zal het doen op de hoornen van het altaar 123 Lev 4:35 | zal voor hem verzoening doen over zijn zonde, die hij 124 Lev 5:4 | uitsprekende, om kwaad te doen, of om goed te doen; naar 125 Lev 5:4 | kwaad te doen, of om goed te doen; naar al wat de mens in 126 Lev 5:6 | vanwege zijn zonde verzoening doen. ~ 127 Lev 5:10 | gezondigd heeft, verzoening doen, en het zal hem vergeven 128 Lev 5:11 | hij zal geen olie daarover doen, noch wierook daarop leggen; 129 Lev 5:13 | priester voor hem verzoening doen over zijn zonde, die hij 130 Lev 5:16 | schuldoffers voor hem verzoening doen, en het zal hem vergeven 131 Lev 5:18 | zal voor hem verzoening doen over zijn afdwaling, door 132 Lev 6:7 | priester voor hem verzoening doen voor het aangezicht des 133 Lev 6:22 | gezalfde zal worden, hetzelfde doen; het zij een eeuwige inzetting; 134 Lev 8:5 | de HEERE geboden heeft te doen. ~ 135 Lev 8:15 | voor hetzelve verzoening te doen. ~ 136 Lev 8:34 | dezen dag, heeft de HEERE te doen geboden, om voor u verzoening 137 Lev 8:34 | om voor u verzoening te doen. ~ 138 Lev 9:6 | geboden heeft, zult gij doen; en de heerlijkheid des 139 Lev 10:17 | om over die verzoening te doen voor het aangezicht des 140 Lev 12:7 | zal voor haar verzoening doen, zo zal zij rein zijn van 141 Lev 12:8 | zal voor haar verzoening doen; zo zal zij rein zijn. ~\ ~ 142 Lev 13:11 | verklaren; hij zal hem niet doen opsluiten, want hij is onrein. ~ 143 Lev 13:31 | schurftheid heeft, zeven dagen doen opsluiten. ~ 144 Lev 13:33 | heeft, andermaal zeven dagen doen opsluiten. ~ 145 Lev 13:50 | plaag heeft, zeven dagen doen opsluiten. ~ 146 Lev 13:54 | dat andermaal zeven dagen doen opsluiten. ~ 147 Lev 14:14 | nemen, hetwelk de priester doen zal op het lapje van het 148 Lev 14:17 | zal zijn, zal de priester doen op het lapje van het rechteroor 149 Lev 14:18 | priesters geweest is, zal hij doen op het hoofd desgenen, die 150 Lev 14:18 | priester over hem verzoening doen voor het aangezicht des 151 Lev 14:19 | reinigen is, verzoening doen; en daarna zal hij het brandoffer 152 Lev 14:20 | priester de verzoening voor hem doen, en hij zal rein zijn. ~ 153 Lev 14:21 | om voor hem verzoening te doen; daartoe een tiende meelbloem, 154 Lev 14:25 | des schuldoffers nemen, en doen op het rechteroorlapje desgenen, 155 Lev 14:28 | olie, die op zijn hand is, doen aan het lapje van het rechteroor 156 Lev 14:29 | des priesters is, zal hij doen op het hoofd desgenen, die 157 Lev 14:29 | de verzoening voor hem te doen, voor het aangezicht des 158 Lev 14:31 | reinigen is, verzoening doen voor het aangezicht des 159 Lev 14:38 | zal dat huis zeven dagen doen toesluiten. ~ 160 Lev 14:41 | zal hij rondom van binnen doen schrabben, en zij zullen 161 Lev 14:53 | over het huis verzoening doen, en het zal rein zijn. ~ 162 Lev 15:15 | vanwege zijn vloed, verzoening doen. ~ 163 Lev 15:30 | onreinigheid, verzoening doen voor het aangezicht des 164 Lev 16:6 | voor zijn huis verzoening doen. ~ 165 Lev 16:10 | om door hem verzoening te doen; opdat men hem als een weggaanden 166 Lev 16:11 | voor zijn huis verzoening doen, en zal den var des zondoffers, 167 Lev 16:15 | dragen, en zal met zijn bloed doen, gelijk als hij met het 168 Lev 16:16 | al hun zonden, verzoening doen; en alzo zal hij doen aan 169 Lev 16:16 | verzoening doen; en alzo zal hij doen aan de tent der samenkomst, 170 Lev 16:17 | het heilige verzoening te doen, totdat hij zal uitkomen; 171 Lev 16:17 | alzo zal hij verzoening doen, voor zichzelven, en voor 172 Lev 16:18 | verzoening voor hetzelve doen; en hij zal van het bloed 173 Lev 16:18 | bloed van den bok nemen, en doen het rondom op de hoornen 174 Lev 16:24 | voor het volk verzoening doen. ~ 175 Lev 16:27 | ingebracht is, om verzoening te doen in het heilige, zal men 176 Lev 16:29 | verootmoedigen, en geen werk doen, inboorling noch vreemdeling, 177 Lev 16:30 | zal hij voor u verzoening doen, om u te reinigen; van al 178 Lev 16:32 | bedienen, zal de verzoening doen, als hij de linnen klederen, 179 Lev 16:33 | gemeente zal hij verzoening doen. ~ 180 Lev 16:34 | des jaars, verzoening te doen. En men deed, gelijk als 181 Lev 17:11 | uw zielen verzoening te doen; want het is het bloed, 182 Lev 17:11 | voor de ziel verzoening zal doen. ~ 183 Lev 18:3 | 3 Gij zult niet doen naar de werken des Egyptischen 184 Lev 18:3 | u brenge, zult gij niet doen, en zult in hun inzettingen 185 Lev 18:4 | 4 Mijn rechten zult gij doen, en Mijn inzettingen zult 186 Lev 18:5 | houden; welk mens dezelve zal doen, die zal door dezelve leven; 187 Lev 18:21 | Molech door het vuur te doen gaan; en den Naam uws Gods 188 Lev 18:23 | een beest, om daarmede te doen te hebben; het is een gruwelijke 189 Lev 18:26 | van al die gruwelen niets doen, inboorling noch vreemdeling, 190 Lev 18:29 | enige van deze gruwelen doen zal, die zielen, die ze 191 Lev 18:29 | zal, die zielen, die ze doen, zullen uit het midden van 192 Lev 19:15 | 15 Gij zult geen onrecht doen in het gericht; gij zult 193 Lev 19:19 | uwer beesten laten samen te doen hebben; uwen akker zult 194 Lev 19:22 | aangezicht des HEEREN verzoening doen; en hem zal vergeving geschieden 195 Lev 19:35 | 35 Gij zult geen onrecht doen in het gericht, met de el, 196 Lev 19:37 | onderhouden, en zult ze doen; Ik ben de HEERE! ~ 197 Lev 20:16 | zal zijn, om daarmede te doen te hebben, zo zult gij die 198 Lev 22:16 | 16 En hen doen dragen de ongerechtigheid 199 Lev 22:24 | zult gij in uw land niet doen. ~ 200 Lev 22:31 | geboden houden, en dezelve doen; Ik ben de HEERE! ~ 201 Lev 22:34 | Zes dagen zal men het werk doen, maar op den zevenden dag 202 Lev 22:34 | samenroeping; geen werk zult gij doen; het is des HEEREN sabbat, 203 Lev 22:38 | geen dienstwerk zult gij doen. ~ 204 Lev 22:39 | geen dienstwerk zult gij doen. ~ 205 Lev 22:52 | geen dienstwerk zult gij doen; het is een eeuwige inzetting 206 Lev 22:56 | Geen dienstwerk zult gij doen; maar gij zult den HEERE 207 Lev 22:59 | dienzelven dag zult gij geen werk doen; want het is de verzoendag, 208 Lev 22:59 | om over u verzoening te doen voor het aangezicht des 209 Lev 22:62 | 31 Gij zult geen werk doen; het is een eeuwige inzetting 210 Lev 22:66 | geen dienstwerk zult gij doen. ~ 211 Lev 22:67 | gij zult geen dienstwerk doen. ~ 212 Lev 22:74 | Israels in loofhutten heb doen wonen, als Ik hen uit Egypteland 213 Lev 24:9 | de bazuin des geklanks doen doorgaan; op den verzoendag 214 Lev 24:9 | verzoendag zult gij de bazuin doen doorgaan in uw ganse land. ~ 215 Lev 24:39 | hebben, gij zult hem niet doen dienen den dienst van een 216 Lev 24:46 | gij zult hen in eeuwigheid doen dienen; maar over uw broeders, 217 Lev 25:3 | Mijn geboden houden, en die doen zult; ~ 218 Lev 25:6 | boos gedierte uit het land doen ophouden, en het zwaard 219 Lev 25:13 | juk verbroken, en heb u doen rechtop staan. ~ 220 Lev 25:14 | al deze geboden niet zult doen; ~ 221 Lev 25:16 | 16 Dit zal Ik u ook doen, dat Ik over u stellen zal 222 Lev 25:18 | zult, Ik zal nog daar toe doen, om u zevenvoudig over uw 223 Num 3:31 | met hetwelk zij dienst doen, en het deksel, en al wat 224 Num 4:3 | de tent der samenkomst te doen. ~ 225 Num 4:10 | deksel van dassenvellen doen, en zullen hem op den draagboom 226 Num 4:19 | 19 Maar dit zult gij hun doen, opdat zij leven en niet 227 Num 5:8 | hij voor hem verzoening doen zal. ~ 228 Num 5:16 | En de priester zal haar doen naderen; hij zal haar stellen 229 Num 5:17 | priester nemen, en in het water doen. ~ 230 Num 5:22 | ingewand inga, om den buik te doen zwellen, en de heup te doen 231 Num 5:22 | doen zwellen, en de heup te doen vervallen! Dan zal die vrouw 232 Num 6:11 | zal voor hem verzoening doen, van dat hij aan het dode 233 Num 6:21 | zal hebben, alzo zal hij doen, naar de wet van zijn Nazireerschap. ~ 234 Num 8:7 | 7 En aldus zult gij hun doen, om hen te reinigen: spreng 235 Num 8:7 | scheermes over hun ganse vlees doen gaan, en zij zullen hun 236 Num 8:9 | voor de tent der samenkomst doen naderen; en gij zult de 237 Num 8:9 | vergadering der kinderen Israels doen verzamelen. ~ 238 Num 8:10 | het aangezicht des HEEREN doen naderen; en de kinderen 239 Num 8:12 | de Levieten verzoening te doen. ~ 240 Num 8:19 | kinderen Israels verzoening te doen, dat er geen plage zij onder 241 Num 8:26 | zult gij aan de Levieten doen in hun wachten. ~  ~ 242 Num 14:13 | volk uit het midden van hen doen optrekken; ~ 243 Num 14:30 | heb, dat Ik u daarin zou doen wonen, behalve Kaleb, de 244 Num 14:36 | vergadering tegen hem hadden doen murmureren, een kwaad gerucht 245 Num 15:3 | vuuroffer den HEERE zult doen, een brandoffer, of slachtoffer, 246 Num 15:12 | bereiden zult, zult gij alzo doen met elkeen, naar hun getal. ~ 247 Num 15:13 | inboorling zal deze dingen alzo doen, offerende een vuuroffer 248 Num 15:14 | HEERE; gelijk als gij zult doen, alzo zal hij doen. ~ 249 Num 15:14 | zult doen, alzo zal hij doen. ~ 250 Num 15:25 | priester zal de verzoening doen voor de ganse vergadering 251 Num 15:28 | priester zal de verzoening doen over de dwalende ziel, als 252 Num 16:5 | is, dien Hij tot Zich zal doen naderen; en wien Hij verkoren 253 Num 16:5 | hebben, dien zal Hij tot Zich doen naderen. ~ 254 Num 16:9 | om ulieden tot Zich te doen naderen; om den dienst van 255 Num 16:10 | kinderen van Levi, met u, heeft doen naderen; zoekt gij nu ook 256 Num 16:28 | heeft, om al deze daden te doen, dat zij niet uit mijn eigen 257 Num 18:15 | den stam uws vaders, met u doen naderen, dat zij u bijgevoegd 258 Num 19:2 | den stam uws vaders, met u doen naderen, dat zij u bijgevoegd 259 Num 20:5 | waarom hebt gijlieden ons doen optrekken uit Egypte, om 260 Num 21:5 | Waarom hebt gijlieden ons doen optrekken uit Egypte, opdat 261 Num 21:34 | zijn land; en gij zult hem doen, gelijk als gij Sihon, den 262 Num 22:17 | zeggen zult, dat zal ik doen; zo kom toch, vervloek mij 263 Num 22:18 | Gods te overtreden, om te doen klein of groot. ~ 264 Num 22:20 | en nochtans zult gij dat doen, hetwelk Ik tot u spreken 265 Num 22:23 | dezelve naar den weg te doen wenden. ~ 266 Num 22:30 | gewend geweest u alzo te doen? Hij dan zeide: Neen! ~ 267 Num 23:19 | Hij het zeggen, en niet doen, of spreken, en niet bestendig 268 Num 23:26 | spreken zal, dat zal ik doen? ~ 269 Num 24:9 | oude leeuw; wie zal hem doen opstaan? Zo wie u zegent, 270 Num 24:14 | zeggen wat dit volk uw volk doen zal in de laatste dagen. ~ 271 Num 24:18 | doch Israel zal kracht doen. ~ 272 Num 24:23 | wie zal leven, als God dit doen zal! ~ 273 Num 27:7 | erfenis haars vaders op haar doen komen. ~ 274 Num 27:8 | erfenis op zijn dochter doen komen. ~ 275 Num 28:18 | dienstwerk zult gijlieden doen; ~ 276 Num 28:22 | over ulieden verzoening te doen. ~ 277 Num 28:25 | geen dienstwerk zult gij doen. ~ 278 Num 28:26 | geen dienstwerk zult gij doen. ~ 279 Num 28:30 | om voor u verzoening te doen. ~ 280 Num 29:1 | geen dienstwerk zult gij doen; het zal u een dag des geklanks 281 Num 29:5 | over ulieden verzoening te doen; ~ 282 Num 29:7 | verootmoedigen; geen werk zult gij doen; ~ 283 Num 29:12 | geen dienstwerk zult gij doen; maar zeven dagen zult gij 284 Num 29:35 | geen dienstwerk zult gij doen. ~ 285 Num 29:39 | dingen zult gij den HEERE doen op uw gezette hoogtijden; 286 Num 30:2 | mond gegaan is, zal hij doen. ~ 287 Num 30:5 | haar vader heeft ze haar doen breken. ~ 288 Num 31:3 | om de wraak des HEEREN te doen aan de Midianieten. ~ 289 Num 31:50 | onze zielen verzoening te doen voor het aangezicht des 290 Num 31:73 | hen: Indien gij deze zaak doen zult, indien gij u voor 291 Num 31:76 | daarentegen alzo niet zult doen, ziet, zo hebt gij tegen 292 Num 31:78 | zeggende: Uw knechten zullen doen, gelijk als mijn heer gebiedt. ~ 293 Num 31:84 | gesproken heeft, zullen wij alzo doen. ~ 294 Num 32:56 | geschieden, dat Ik u zal doen, gelijk als Ik hun dacht 295 Num 32:56 | gelijk als Ik hun dacht te doen. ~  ~  ~  ~ 296 Num 34:23 | en hij dien op hem heeft doen vallen, dat hij gestorven 297 Num 34:25 | en de vergadering zal hem doen wederkeren tot zijn vrijstad, 298 Deu 1:14 | gij gesproken hebt, om te doen. ~ 299 Deu 1:17 | zal zijn, zult gij tot mij doen komen, en ik zal ze horen. ~ 300 Deu 1:18 | alle zaken, die gij zoudt doen. ~ 301 Deu 1:28 | broeders hebben ons hart doen smelten, zeggende: Het is 302 Deu 1:38 | want hij zal het Israel doen erven. ~ 303 Deu 1:44 | vervolgden u, gelijk als de bijen doen; en zij verpletterden u 304 Deu 3:2 | gegeven; en gij zult hem doen, gelijk als gij Sihon, den 305 Deu 3:21 | HEERE aan alle koninkrijken doen, naar welke gij henen doortrekt. ~ 306 Deu 3:24 | hemel en op de aarde, die doen kan naar Uw werken, en naar 307 Deu 3:28 | land, dat gij zien zult, doen erven. ~ 308 Deu 4:1 | die ik ulieden lere te doen; opdat gij leeft, en henen 309 Deu 4:10 | Ik zal hun Mijn woorden doen horen, die zij zullen leren, 310 Deu 4:13 | verbond, dat Hij u gebood te doen, de tien woorden, en schreef 311 Deu 4:36 | heeft Hij u Zijn groot vuur doen zien; en gij hebt Zijn woorden 312 Deu 5:1 | waarneemt, om dezelve te doen. ~ 313 Deu 5:13 | arbeiden, en al uw werk doen; ~ 314 Deu 5:14 | dan zult gij geen werk doen, gij, noch uw zoon, noch 315 Deu 5:18 | En gij zult geen overspel doen. ~ 316 Deu 5:27 | wij zullen het horen en doen. ~ 317 Deu 5:31 | hun leren zult, dat zij ze doen in het land, hetwelk Ik 318 Deu 6:18 | 18 En gij zult doen, wat recht en goed is in 319 Deu 6:24 | En de HEERE gebood ons te doen al deze inzettingen, om 320 Deu 6:25 | wij zullen waarnemen te doen al deze geboden, voor het 321 Deu 7:4 | zouden uw zonen van Mij doen afwijken, dat zij andere 322 Deu 7:5 | 5 Maar alzo zult gij hun doen: hun altaren zult gij afwerpen, 323 Deu 7:11 | heden gebiede, om die te doen. ~ 324 Deu 7:12 | horen, en houden, en dezelve doen, dat de HEERE, uw God, u 325 Deu 7:13 | en zal u zegenen, en u doen vermenigvuldigen; en Hij 326 Deu 7:19 | alzo zal de HEERE, uw God, doen aan alle volken, voor welker 327 Deu 7:22 | gij hen niet mogen te niet doen, opdat het wild des velds 328 Deu 8:1 | zult gij waarnemen om te doen, opdat gij leeft, en vermenigvuldigt, 329 Deu 9:3 | zult hen haastelijk te niet doen, gelijk als de HEERE tot 330 Deu 11:22 | die ik u gebiede om die te doen, den HEERE, uw God, liefhebbende, 331 Deu 11:32 | 32 Neemt dan waar te doen al de inzettingen en de 332 Deu 12:1 | gijlieden zult waarnemen om te doen, in dat land, hetwelk u 333 Deu 12:3 | gij zult hun naam te niet doen uit diezelve plaats. ~ 334 Deu 12:4 | HEERE, uw God, alzo niet doen! ~ 335 Deu 12:8 | 8 Gij zult niet doen naar alles, wat wij hier 336 Deu 12:8 | alles, wat wij hier heden doen, een ieder al wat in zijn 337 Deu 12:10 | u de HEERE, uw God, zal doen erven; en Hij zal u rust 338 Deu 12:11 | om Zijn Naam aldaar te doen wonen; daarheen zult gij 339 Deu 12:14 | offeren, en daar zult gij doen al wat ik u gebiede. ~ 340 Deu 12:30 | hebben, alzo zal ik ook doen. ~ 341 Deu 12:31 | 31 Gij zult alzo niet doen den HEERE, uw God; want 342 Deu 12:32 | zult gij waarnemen om te doen; gij zult daar niet toedoen, 343 Deu 13:11 | vreze, en niet voortvare te doen naar dit boze stuk in het 344 Deu 13:18 | ik u heden gebiede, om te doen wat recht is in de ogen 345 Deu 14:23 | om Zijn Naam aldaar te doen wonen, zult gij eten de 346 Deu 14:29 | werk uwer hand, dat gij doen zult. ~ 347 Deu 15:5 | gehoorzamen, dat gij waarneemt te doen al deze geboden, die ik 348 Deu 15:17 | dienstmaagd zult gij ook alzo doen. ~ 349 Deu 15:18 | zegenen in alles, wat gij doen zult. ~ 350 Deu 16:2 | om Zijn Naam aldaar te doen wonen. ~ 351 Deu 16:6 | zal om daar Zijn Naam te doen wonen, aldaar zult gij het 352 Deu 16:8 | dan zult gij geen werk doen. 353 Deu 16:11 | om Zijnen Naam aldaar te doen wonen. ~ 354 Deu 16:12 | deze inzettingen houden en doen. ~ 355 Deu 17:2 | gevonden zal worden, die doen zal, dat kwaad is in de 356 Deu 17:10 | 10 En gij zult doen naar de mond des woords, 357 Deu 17:10 | en gij zult waarnemen te doen naar alles, wat zij u zullen 358 Deu 17:11 | zullen zeggen, zult gij doen; gij zult niet afwijken 359 Deu 17:16 | vermenigvuldigen, en het volk niet doen wederkeren naar Egypte, 360 Deu 17:19 | deze inzettingen, om die te doen; ~ 361 Deu 18:9 | zo zult gij niet leren te doen naar de gruwelen van dezelve 362 Deu 19:3 | u de HEERE, uw God, zal doen erven, in drieen delen; 363 Deu 19:9 | zult waarnemen, om dat te doen, hetgeen ik u heden gebiede, 364 Deu 19:19 | 19 Zo zult gijlieden hem doen, gelijk als hij zijn broeder 365 Deu 19:19 | hij zijn broeder dacht te doen; alzo zult gij het boze 366 Deu 19:20 | niet voortvaren meer te doen naar dit boze stuk, in het 367 Deu 20:15 | zult gij aan alle steden doen, die zeer verre van u zijn, 368 Deu 20:18 | zij ulieden niet leren te doen naar al hun gruwelen, die 369 Deu 21:9 | u wegdoen; want gij zult doen, wat recht is in de ogen 370 Deu 21:16 | dage als hij zijn zonen zal doen erven wat hij heeft, dat 371 Deu 22:3 | 3 Alzo zult gij ook doen aan zijn ezel, en alzo zult 372 Deu 22:3 | zijn ezel, en alzo zult gij doen aan zijn kleding, ja, alzo 373 Deu 22:3 | kleding, ja, alzo zult gij doen aan al het verlorene uws 374 Deu 22:26 | jonge dochter zult gij niets doen; de jonge dochter heeft 375 Deu 23:23 | gaat, zult gij houden en doen; gelijk als gij den HEERE, 376 Deu 23:24 | in uw vat zult gij niets doen. 377 Deu 24:4 | alzo zult gij het land niet doen zondigen, dat u de HEERE, 378 Deu 24:8 | heb, zult gij waarnemen te doen. ~ 379 Deu 24:18 | gebiede ik u deze zaak te doen. ~ 380 Deu 24:22 | gebiede ik u deze zaak te doen. ~ 381 Deu 25:2 | dat de rechter hem zal doen nedervallen, en hem doen 382 Deu 25:2 | doen nedervallen, en hem doen slaan in zijn tegenwoordigheid, 383 Deu 25:3 | veertig slagen zal hij hem doen slaan, hij zal er niet toedoen; 384 Deu 25:3 | daarboven met meer slagen te doen slaan, uw broeder dan voor 385 Deu 25:5 | haar zich ter vrouw, en doen haar den plicht van eens 386 Deu 25:7 | eens mans broeders niet doen. ~ 387 Deu 26:2 | om Zijn Naam aldaar te doen wonen; ~ 388 Deu 26:16 | inzettingen en rechten te doen; houdt dan en doet dezelve, 389 Deu 26:17 | Heden hebt gij den HEERE doen zeggen, dat Hij u tot een 390 Deu 26:18 | En de HEERE heeft u heden doen zeggen, dat gij Hem tot 391 Deu 27:10 | gehoorzaam zijn, en gij zult doen Zijn geboden en Zijn inzettingen, 392 Deu 28:1 | gehoorzamen, waarnemende te doen al Zijn geboden, die ik 393 Deu 28:11 | 11 En de HEERE zal u doen overvloeien aan goed, in 394 Deu 28:13 | gebiede te houden en te doen; ~ 395 Deu 28:20 | gij uw hand slaat, dat gij doen zult; totdat gij verdelgd 396 Deu 28:21 | HEERE zal u de pestilentie doen aankleven, totdat Hij u 397 Deu 28:36 | over u zult gesteld hebben, doen gaan tot een volk, dat gij 398 Deu 28:58 | gij niet zult waarnemen te doen al de woorden dezer wet, 399 Deu 28:60 | 60 En Hij zal op u doen keren alle kwalen van Egypte, 400 Deu 28:61 | is, zal de HEERE over u doen komen, totdat gij verdelgd 401 Deu 28:68 | HEERE zal u naar Egypte doen wederkeren in schepen, door 402 Deu 29:5 | heb ulieden veertig jaren doen wandelen in de woestijn; 403 Deu 29:9 | handelt in alles, wat gij doen zult. ~ 404 Deu 29:19 | wandelen, om den dronkene te doen tot den dorstige. ~ 405 Deu 29:29 | tot in eeuwigheid, om te doen al de woorden dezer wet. ~  ~  ~ 406 Deu 30:8 | gehoorzaam zijn, en gij zult doen al Zijn geboden, die ik 407 Deu 30:9 | de HEERE, uw God, zal u doen overvloeien in al het werk 408 Deu 30:12 | horen late, dat wij het doen? ~ 409 Deu 30:13 | horen late, dat wij het doen? ~ 410 Deu 30:14 | en in uw hart, om dat te doen. ~ 411 Deu 31:4 | 4 En de HEERE zal hun doen, gelijk als Hij aan Sihon 412 Deu 31:5 | hebben, dan zult gij hun doen naar alle gebod, dat ik 413 Deu 31:7 | geven; en gij zult het hun doen erven. ~ 414 Deu 31:12 | uw God, en waarnemen te doen alle woorden dezer wet. ~ 415 Deu 32:26 | gedachtenis van onder de mensen doen ophouden; ~ 416 Deu 32:30 | jagen, en twee tien duizend doen vluchten, ten ware, dat 417 Deu 32:36 | zal aan Zijn volk recht doen, en het zal Hem over Zijn 418 Deu 32:41 | wraak op Mijn tegenpartijen doen wederkeren, en Mijn hateren 419 Deu 32:43 | wraak op Zijn tegenpartijen doen wederkeren, en verzoenen 420 Deu 32:46 | zult, dat zij waarnemen te doen al de woorden dezer wet. ~ 421 Deu 34:4 | Ik heb het u met uw ogen doen zien, maar gij zult daarheen 422 Deu 34:11 | om die in Egypteland te doen aan Farao, en aan al zijn 423 Joz 1:6 | dit volk dat land erfelijk doen bezitten, dat Ik hun vaderen 424 Joz 1:7 | moed, dat gij waarneemt te doen naar de ganse wet, welke 425 Joz 1:8 | opdat gij waarneemt te doen naar alles, wat daarin geschreven 426 Joz 1:16 | geboden hebt, zullen wij doen, en alom, waar gij ons zenden 427 Joz 2:6 | Maar zij had hen op het dak doen klimmen, en zij had hen 428 Joz 2:12 | dat gij ook weldadigheid doen zult aan mijns vaders huis, 429 Joz 2:17 | uw eed, dien gij ons hebt doen zweren; ~ 430 Joz 2:20 | uw eed, dien gij ons hebt doen zweren. ~ 431 Joz 3:5 | in het midden van ulieden doen. ~ 432 Joz 4:4 | twaalf mannen, die hij had doen bestellen van de kinderen 433 Joz 4:23 | Jordaan voor uw aangezichten doen uitdrogen, totdat gijlieden 434 Joz 4:23 | voor ons aangezicht heeft doen uitdrogen, totdat wij daardoor 435 Joz 6:3 | omringende eenmaal; alzo zult gij doen zes dagen lang. ~ 436 Joz 7:7 | volk door de Jordaan ooit doen gaan, om ons te geven in 437 Joz 7:9 | zult Gij dan Uw groten Naam doen? ~ 438 Joz 8:2 | zult aan Ai en haar koning doen, gelijk als gij aan Jericho 439 Joz 8:8 | des HEEREN zult gijlieden doen; ziet, ik heb het ulieden 440 Joz 9:20 | 20 Dit zullen wij hun doen, dat wij hen bij het leven 441 Joz 9:25 | recht is in uw ogen ons te doen. ~ 442 Joz 10:25 | HEERE aan al uw vijanden doen, tegen dewelke gijlieden 443 Joz 14:1 | kinderen Israels, hun hebben doen erven; 444 Joz 23:5 | neemt naarstiglijk waar te doen het gebod en de wet, die 445 Joz 23:23 | of om dankoffer daarop te doen, zo eise het de HEERE. ~ 446 Joz 23:24 | den God van Israel, te doen? ~ 447 Joz 23:25 | uw kinderen onze kinderen doen ophouden, dat zij den HEERE 448 Joz 24:4 | overige volken door het lot doen toevallen, ten erfdeel voor 449 Joz 24:6 | om te bewaren en om te doen alles, wat geschreven is 450 Joz 25:20 | omkeren, en Hij zal u kwaad doen, en Hij zal u verdoen, naar 451 Ric 1:24 | zullen weldadigheid bij u doen. ~ 452 Ric 3:12 | Israels voeren voort te doen, dat kwaad was in de ogen 453 Ric 4:1 | Israels voeren voort te doen, dat kwaad was in de ogen 454 Ric 5:8 | Israels: Ik heb u uit Egypte doen opkomen, en u uit het diensthuis 455 Ric 5:27 | stad vreesde, van het te doen bij dag, dat hij het deed 456 Ric 6:17 | geschieden, gelijk als ik zal doen, alzo zult gij doen. ~ 457 Ric 6:17 | zal doen, alzo zult gij doen. ~ 458 Ric 7:3 | gegeven; wat heb ik dan kunnen doen, gelijk gijlieden? Toen 459 Ric 8:48 | was: Wat gij mij hebt zien doen, haast u, doet als ik. ~ 460 Ric 9:6 | kinderen Israels voort te doen, dat kwaad was in de ogen 461 Ric 10:10 | niet alzo naar uw woord doen. ~ 462 Ric 10:12 | ik en gij met elkander te doen, dat gij tot mij gekomen 463 Ric 12:1 | Israels voeren voort te doen, dat kwaad was in de ogen 464 Ric 12:8 | lere, wat wij dat knechtje doen zullen, dat geboren zal 465 Ric 12:16 | gij een brandoffer zult doen, dat zult gij den HEERE 466 Ric 12:19 | handelde wonderlijk in Zijn doen; en Manoach en zijn huisvrouw 467 Ric 13:10 | plachten de jongelingen te doen. ~ 468 Ric 14:7 | tot hen: Zoudt gij alzo doen? Zeker, als ik mij aan u 469 Ric 14:10 | Simson te binden, om hem te doen, gelijk als hij ons gedaan 470 Ric 17:7 | Sidoniers, en hadden niets te doen met enigen mens. ~ 471 Ric 17:14 | beeld? Zo weet nu, wat u te doen zij. ~ 472 Ric 17:28 | niets met enigen mens te doen; en zij lag in het dal, 473 Ric 19:9 | die wij aan Gibea zullen doen: tegen haar bij het lot! ~ 474 Ric 19:10 | te Gibea-Benjamins, haar doen naar al de dwaasheid, die 475 Ric 19:38 | rook van de stad zouden doen opgaan. ~ 476 Ric 20:7 | belangende de vrouwen, doen aan degenen, die overgebleven 477 Ric 20:11 | dit is de zaak, die gij doen zult; al wat mannelijk is, 478 Ric 20:16 | belangende de vrouwen, doen aan degenen, die overgebleven 479 Rut 1:21 | ledig heeft mij de HEERE doen wederkeren; waarom zoudt 480 Rut 3:4 | te kennen geven, wat gij doen zult. ~ 481 Rut 3:5 | gij tot mij zegt, zal ik doen. 482 Rut 3:11 | gij gezegd hebt, zal ik u doen; want de ganse stad mijns 483 1Sa 2:8 | Hij uit den drek, om te doen zitten bij de vorsten, dat 484 1Sa 2:35 | priester verwekken; die zal doen, gelijk als in Mijn hart 485 1Sa 5:8 | ark des Gods van Israel doen? En die zeiden: Dat de ark 486 1Sa 6:2 | wij met de ark des HEEREN doen? Laat ons weten, waarmede 487 1Sa 8:8 | andere goden gediend; alzo doen zij u ook. ~ 488 1Sa 8:16 | hij zal zijn werk daarmede doen. ~ 489 1Sa 9:27 | en ik zal u Gods woord doen horen. ~  ~ 490 1Sa 10:2 | Wat zal ik om mijn zoon doen? ~ 491 1Sa 10:8 | en u bekend make, wat gij doen zult. ~ 492 1Sa 10:20 | de stammen van Israel had doen naderen, zo is de stam van 493 1Sa 11:7 | alzo zal men zijn runderen doen. Toen viel de vreze des 494 1Sa 11:10 | uitgaan, en gij zult ons doen naar alles, wat goed is 495 1Sa 12:16 | die de HEERE voor uw ogen doen zal. ~ 496 1Sa 16:2 | om den HEERE offerande te doen. ~ 497 1Sa 16:3 | te kennen geven, wat gij doen zult, en gij zult Mij zalven, 498 1Sa 16:5 | om den HEERE offerande te doen; heiligt u, en komt met 499 1Sa 17:26 | zeggende: Wat zal men dien man doen, die dezen Filistijn slaat, 500 1Sa 17:27 | zeggende: Alzo zal men den man doen, die hem slaat. ~


1-500 | 501-1000 | 1001-1448

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License