Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
doeken 7
doel 1
doelwit 1
doen 1448
doende 63
doet 506
dofka 2
Frequency    [«  »]
1540 geen
1503 israel
1459 land
1448 doen
1442 aangezicht
1434 gelijk
1430 hand

Bijbel

IntraText - Concordances

doen

1-500 | 501-1000 | 1001-1448

     Book Chapter: Verse
501 1Sa 20:4 | ziel zegt, dat zal ik u doen. ~ 502 1Sa 20:14 | weldadigheid des HEEREN aan mij doen, dat ik niet sterve? ~ 503 1Sa 20:17 | voer voort, met David te doen zweren, omdat hij hem liefhad; 504 1Sa 22:3 | totdat ik weet, wat God mij doen zal. ~ 505 1Sa 24:5 | uw hand, en gij zult hem doen, gelijk als het goed zal 506 1Sa 24:7 | mij zijn, dat ik die zaak doen zou aan mijn heer, den gezalfde 507 1Sa 25:17 | dan nu, en zie, wat gij doen zult; want het kwaad is 508 1Sa 25:30 | mijn heer naar al het goede doen zal, dat Hij over u gesproken 509 1Sa 25:34 | verhinderd heeft, van u kwaad te doen, dat, ten ware dat gij u 510 1Sa 25:39 | Nabal op zijn hoofd heeft doen wederkeren! En David zond 511 1Sa 26:8 | hem niet ten tweeden male doen. ~ 512 1Sa 26:21 | ik zal u geen kwaad meer doen, voor dat mijn ziel dezen 513 1Sa 26:25 | zult het ja gewisselijk doen, en gij zult ook gewisselijk 514 1Sa 28:2 | gij weten, wat uw knecht doen zal. En Achis zeide tot 515 1Sa 28:11 | de vrouw: Wien zal ik u doen opkomen? En hij zeide: Doe 516 1Sa 28:15 | te kennen geeft, wat ik doen zal. ~ 517 1Sa 30:23 | zeide: Alzo zult gij niet doen, mijn broeders, met hetgeen 518 2Sa 2:6 | ik zal aan u dit goede doen, dewijl gij deze zaak gedaan 519 2Sa 3:9 | ik even alzo aan hem zal doen. ~ 520 2Sa 3:35 | volk, om David brood te doen eten, als het nog dag was; 521 2Sa 7:12 | zo zal Ik uw zaad na u doen opstaan, dat uit uw lijf 522 2Sa 7:23 | verschrikkelijke dingen te doen aan Uw land, voor het aangezicht 523 2Sa 9:7 | zekerlijk weldadigheid bij u doen, om uws vaders Jonathans 524 2Sa 9:11 | gebiedt, alzo zal uw knecht doen. Ook zou Mefiboseth, etende 525 2Sa 10:2 | David: Ik zal weldadigheid doen aan Hanun, den zoon van 526 2Sa 11:11 | leeft, indien ik deze zaak doen zal! ~ 527 2Sa 12:8 | alzulks en alzulks daartoe doen. ~ 528 2Sa 12:12 | gedaan; maar Ik zal deze zaak doen voor gans Israel, en voor 529 2Sa 12:14 | des HEEREN grotelijks hebt doen lasteren, zal ook de zoon, 530 2Sa 12:17 | huis op tot hem, om hem te doen opstaan van de aarde; maar 531 2Sa 12:18 | dood? Want het mocht kwaad doen. ~ 532 2Sa 13:2 | zwaar was, haar iets te doen. ~ 533 2Sa 14:15 | woord zijner dienstmaagd doen. ~ 534 2Sa 16:8 | 8 De HEERE heeft op u doen wederkomen al het bloed 535 2Sa 16:10 | zeide: Wat heb ik met u te doen, gij zonen van Zeruja? Ja, 536 2Sa 16:20 | ulieden raad, wat zullen wij doen? ~ 537 2Sa 17:3 | ik zal al het volk tot u doen wederkeren; de man, dien 538 2Sa 17:6 | gesproken; zullen wij zijn woord doen? Zo niet, spreek gij. ~ 539 2Sa 18:4 | de koning tot hen: Ik zal doen, wat goed is in uw ogen. 540 2Sa 18:18 | zoon, om aan mijn naam te doen gedenken; en hij had dien 541 2Sa 19:18 | konings over te halen, en te doen, wat goed was in zijn ogen, 542 2Sa 19:22 | Wat heb ik met ulieden te doen, gij zonen van Zeruja! Dat 543 2Sa 19:36 | koning zulk een vergelding doen? ~ 544 2Sa 19:38 | overtrekken, en ik zal hem doen, wat goed is in uw ogen; 545 2Sa 19:38 | mij begeren zult, zal ik u doen. ~ 546 2Sa 20:6 | van Bichri, meer kwaads doen, dan Absalom; neem gij de 547 2Sa 21:3 | Gibeonieten: Wat zal ik ulieden doen, en waarmede zal ik verzoenen, 548 2Sa 21:4 | hem: Het is ons niet te doen om zilver en goud met Saul 549 2Sa 21:4 | Wat zegt gij dan, dat ik u doen zal? ~ 550 2Sa 23:17 | o HEERE, dat ik dit zou doen; zou ik drinken het bloed 551 1Kon 1:30 | ik te dezen zelfden dage doen. ~ 552 1Kon 1:44 | Plethi; en zij hebben hem doen rijden op de muilezelin 553 1Kon 2:3 | verstandelijk handelt in al wat gij doen zult, en al waarheen gij 554 1Kon 2:9 | zult weten, wat gij hem doen zult, opdat gij zijn grauwe 555 1Kon 2:24 | bevestigd heeft, en mij heeft doen zitten op den troon van 556 1Kon 2:32 | zijn bloed op zijn hoofd doen wederkeren, omdat hij op 557 1Kon 2:38 | heeft, alzo zal uw knecht doen. En Simei woonde te Jeruzalem 558 1Kon 2:44 | uw boosheid op uw hoofd doen wederkeren. ~ 559 1Kon 3:28 | in hem was, om recht te doen. ~ 560 1Kon 5:8 | gezonden hebt; ik zal al uw wil doen met het cederenhout, en 561 1Kon 5:9 | het op vlotten over de zee doen voeren, tot die plaats, 562 1Kon 5:9 | wegnemen; gij zult ook mijn wil doen, dat gij mijn huis spijze 563 1Kon 9:4 | en met oprechtheid, om te doen naar al wat Ik u geboden 564 1Kon 10:9 | recht en gerechtigheid te doen. ~ 565 1Kon 11:12 | nochtans zal Ik dat niet doen, om uws vaders Davids wil, 566 1Kon 11:33 | hebben in Mijn wegen, om te doen wat recht is in Mijn ogen, 567 1Kon 11:38 | wegen zult wandelen, en doen wat recht in Mijn ogen is, 568 1Kon 12:11 | een zwaar juk op u heeft doen laden, zo zal ik boven uw 569 1Kon 12:11 | boven uw juk nog daartoe doen; mijn vader heeft u met 570 1Kon 12:14 | boven uw juk nog daartoe doen; mijn vader heeft u met 571 1Kon 12:27 | opgaan zal om offeranden te doen in het huis des HEEREN te 572 1Kon 13:20 | den profeet, die hem had doen wederkeren; ~ 573 1Kon 13:26 | die hem van den weg had doen wederkeren, dit hoorde, 574 1Kon 13:34 | tot zonde, om hetzelve te doen afsnijden en te verdelgen 575 1Kon 14:8 | ganse hart navolgde, om te doen alleen wat recht is in Mijn 576 1Kon 14:16 | heeft, en die Israel heeft doen zondigen. ~ 577 1Kon 15:26 | waarmede hij Israel had doen zondigen. ~ 578 1Kon 15:34 | waarmede hij Israel had doen zondigen. ~  ~  579 1Kon 16:2 | en Mijn volk Israel hebt doen zondigen, Mij tot toorn 580 1Kon 16:13 | waarmede zij Israel hadden doen zondigen, tot toorn verwekkende 581 1Kon 16:26 | waarmede hij Israel had doen zondigen, verwekkende den 582 1Kon 17:18 | Elia: Wat heb ik met u te doen, gij man Gods? Zijt gij 583 1Kon 18:27 | is, of omdat hij wat te doen heeft, of omdat hij een 584 1Kon 19:2 | tot Elia, om te zeggen: Zo doen mij de goden, en doen zo 585 1Kon 19:2 | Zo doen mij de goden, en doen zo daartoe, voorzeker, ik 586 1Kon 19:18 | 18 Ook heb Ik in Israel doen overblijven zeven duizend, 587 1Kon 20:9 | knecht gezonden hebt, zal ik doen; maar deze zaak kan ik niet 588 1Kon 20:9 | maar deze zaak kan ik niet doen. Zo gingen de boden heen 589 1Kon 20:10 | tot hem en zeide: De goden doen mij zo, en doen zo daartoe, 590 1Kon 20:10 | De goden doen mij zo, en doen zo daartoe, indien het stof 591 1Kon 20:22 | bemerk, en zie, wat gij doen zult; want met de wederkomst 592 1Kon 21:20 | uzelven verkocht hebt, om te doen dat kwaad is in de ogen 593 1Kon 21:22 | en dat gij Israel hebt doen zondigen. ~ 594 1Kon 21:25 | zichzelven verkocht had, om te doen dat kwaad is in de ogen 595 2Kon 2:9 | tot Elisa: Begeer wat ik u doen zal, eer ik van bij u weggenomen 596 2Kon 3:13 | Israel: Wat heb ik met u te doen? Ga heen tot de profeten 597 2Kon 4:2 | zeide tot haar: Wat zal ik u doen? Geef mij te kennen, wat 598 2Kon 4:13 | zorgvuldigheid; wat is er voor u te doen? Is er iets om voor u te 599 2Kon 4:14 | Wat is er dan voor haar te doen? En Gehazi had gezegd: Zij 600 2Kon 5:17 | slachtoffer aan andere goden doen, maar den HEERE. ~ 601 2Kon 6:15 | mijn heer, hoe zullen wij doen. ~ 602 2Kon 7:6 | had het heir der Syriers doen horen een geluid van wagenen, 603 2Kon 7:9 | de een tot den ander: Wij doen niet recht; deze dag is 604 2Kon 8:12 | gij den kinderen Israels doen zult; gij zult hun sterkten 605 2Kon 8:13 | dat hij deze grote zaak doen zou? En Elisa zeide: De 606 2Kon 9:18 | hebt gij met den vrede te doen? Keer om naar achter mij. 607 2Kon 9:19 | hebt gij met den vrede te doen? Keer om achter mij. ~ 608 2Kon 10:5 | zeggen zult, zullen wij doen; wij zullen niemand koning 609 2Kon 10:24 | slachtofferen en brandofferen te doen, bestelde zich Jehu daarbuiten 610 2Kon 10:25 | voleind had het brandoffer te doen, dat Jehu zeide tot de trawanten 611 2Kon 11:5 | Dit is de zaak, die gij doen zult: een derde deel van 612 2Kon 19:12 | Gij zult deze zaak niet doen. ~ 613 2Kon 19:15 | had, dat zij niet zouden doen gelijk die. ~ 614 2Kon 19:17 | en verkochten zich, om te doen dat kwaad was in de ogen 615 2Kon 19:26 | gij vervoerd hebt, en hebt doen wonen in de steden van Samaria, 616 2Kon 19:34 | 34 Tot op dezen dag toe doen die naar de eerste wijzen; 617 2Kon 19:34 | vrezen den HEERE niet, en zij doen niet naar hun inzettingen, 618 2Kon 19:35 | dienen, noch hun offerande doen. ~ 619 2Kon 19:36 | en Hem zult gij offerande doen; ~ 620 2Kon 19:37 | heeft, zult gij waarnemen te doen te allen dag; en gij zult 621 2Kon 19:41 | hun gesneden beelden; ook doen hun kinderen en hun kindskinderen, 622 2Kon 21:25 | geformeerd heb? Nu heb Ik dat doen komen, dat gij zoudt zijn, 623 2Kon 21:28 | in uw lippen, en Ik zal u doen wederkeren door dien weg, 624 2Kon 21:31 | der heirscharen zal dit doen. ~ 625 2Kon 22:9 | dat Hij gesproken heeft, doen zal: Zal de schaduw tien 626 2Kon 23:8 | alleenlijk, zo zij waarnemen te doen, naar alles, wat Ik hun 627 2Kon 23:11 | door zijn drekgoden heeft doen zondigen; ~ 628 2Kon 24:5 | aan degenen, die het werk doen, dat in het huis des HEEREN 629 2Kon 24:13 | woorden dezes boeks, om te doen naar al wat voor ons geschreven 630 1Kro 6:49 | over Israel verzoening te doen, naar alles wat Mozes, de 631 1Kro 11:19 | van mij zijn, van zulks te doen! Zou ik het bloed dezer 632 1Kro 12:32 | om te weten wat Israel doen moest; hun hoofden waren 633 1Kro 13:4 | ganse gemeente, dat men alzo doen zou; want die zaak was recht 634 1Kro 15:16 | cimbalen, dat zij zich zouden doen horen, verheffende de stem 635 1Kro 17:11 | zo zal Ik uw zaad na u doen opstaan, hetwelk uit uw 636 1Kro 20:2 | David: Ik zal weldadigheid doen aan Hanun, den zoon van 637 1Kro 23:13 | als gij waarnemen zult te doen de inzettingen en de rechten, 638 1Kro 23:15 | menigte, die het werk kunnen doen, houwers, en werkmeesters 639 1Kro 29:7 | geboden en Mijn rechten te doen, gelijk te dezen dage. ~ 640 1Kro 30:19 | inzettingen; en om alles te doen, en om dit paleis te bouwen, 641 2Kro 2:18 | opzieners, om het volk te doen arbeiden. ~  ~ 642 2Kro 8:17 | David gewandeld heeft, en doen naar alles, wat Ik u geboden 643 2Kro 10:8 | recht en gerechtigheid te doen. ~ 644 2Kro 11:11 | een zwaar juk op u heeft doen laden, zo zal ik boven uw 645 2Kro 11:11 | boven uw juk nog daartoe doen; mijn vader heeft u met 646 2Kro 14:11 | om die op elken avond te doen branden; want wij nemen 647 2Kro 15:4 | zij de wet en het gebod doen zouden. ~ 648 2Kro 18:4 | geboden, en niet naar het doen van Israel. ~ 649 2Kro 21:12 | wij weten niet, wat wij doen zullen; maar onze ogen zijn 650 2Kro 21:35 | handelde goddelooslijk in zijn doen. ~ 651 2Kro 22:13 | de inwoners van Jeruzalem doen hoereren, achtervolgens 652 2Kro 22:33 | de inwoners van Jeruzalem doen hoereren, achtervolgens 653 2Kro 23:17 | Dit is de zaak, die gij doen zult: een derde deel van 654 2Kro 24:19 | om hen tot den HEERE te doen wederkeren; die betuigden 655 2Kro 25:8 | sterk ten strijde; God zal u doen vallen voor den vijand; 656 2Kro 25:8 | kracht, om te helpen en om te doen vallen. ~ 657 2Kro 25:9 | man Gods: Maar wat zal men doen met de honderd talenten, 658 2Kro 25:13 | der benden, die Amazia had doen wederkeren, dat zij met 659 2Kro 28:13 | denkt gijlieden toe te doen tot onze zonden en tot onze 660 2Kro 29:24 | altaar, om verzoening te doen voor het ganse Israel; want 661 2Kro 33:8 | voet van Israel niet meer doen wijken van het land, dat 662 2Kro 33:8 | alleenlijk zo zij waarnemen te doen, al hetgeen Ik hun geboden 663 2Kro 34:16 | knechten gegeven is, dat doen zij; ~ 664 2Kro 34:21 | woord des HEEREN, om te doen naar al hetgeen in dat boek 665 2Kro 35:21 | zeggende: Wat heb ik met u te doen, gij, koning van Juda? Wat 666 2Kro 36:21 | zeggende: Wat heb ik met u te doen, gij, koning van Juda? Wat 667 Ezra 4:2 | die ons herwaarts heeft doen optrekken. ~ 668 Ezra 4:10 | Asnappar heeft vervoerd, en doen wonen in de stad van Samaria, 669 Ezra 6:8 | bevel gegeven, wat gijlieden doen zult aan de oudsten dezer 670 Ezra 6:12 | die Zijn Naam aldaar heeft doen wonen, werpe ter neder alle 671 Ezra 7:10 | des HEEREN te zoeken en te doen, en om in Israel te leren 672 Ezra 7:14 | gezonden zijt, om onderzoek te doen in Judea, en te Jeruzalem, 673 Ezra 7:18 | overige zilver en goud te doen, zult gijlieden doen naar 674 Ezra 7:18 | te doen, zult gijlieden doen naar het welgevallen uws 675 Ezra 7:26 | wet des konings niet zal doen, over dien laat spoediglijk 676 Ezra 10:2 | volken des lands bij ons doen wonen; maar nu, er is hope 677 Ezra 10:3 | haar geboren is, zullen doen uitgaan, naar den raad des 678 Ezra 10:5 | Israel zweren, te zullen doen naar dit woord; en zij zwoeren. ~ 679 Ezra 10:10 | en vreemde vrouwen bij u doen wonen, om Israels schuld 680 Ezra 10:12 | alzo komt het ons toe te doen. ~ 681 Ezra 10:14 | vrouwen bij zich hebben doen wonen, op gezette tijden 682 Ezra 10:17 | vrouwen bij zich hadden doen wonen, tot op den eersten 683 Ezra 10:18 | vrouwen bij zich hadden doen wonen; van de zonen van 684 Ezra 10:19 | dat zij hun vrouwen zouden doen uitgaan; en schuldig zijnde, 685 Neh 1:9 | Mijn geboden houden, en die doen; al waren uw verdrevenen 686 Neh 1:9 | om Mijn Naam aldaar te doen wonen. ~ 687 Neh 2:12 | had, om aan Jeruzalem te doen; en er was geen dier met 688 Neh 2:20 | den hemel, Die zal het ons doen gelukken, en wij, Zijn knechten, 689 Neh 4:2 | van Samaria, en zeide: Wat doen deze amechtige Joden? Zal 690 Neh 4:11 | alzo zullen wij het werk doen ophouden. ~ 691 Neh 5:12 | zoeken; wij zullen alzo doen, als gij zegt. En ik riep 692 Neh 5:12 | deed hen zweren, dat zij doen zouden naar dit woord. ~ 693 Neh 6:2 | zij dachten mij kwaad te doen. ~ 694 Neh 6:13 | opdat ik zou vrezen, en alzo doen, en zondigen; opdat zij 695 Neh 9:24 | des lands, om daarmede te doen naar hun welgevallen. ~ 696 Neh 9:26 | hen betuigden, om hen te doen wederkeren tot U; alzo hebben 697 Neh 9:28 | keerden zij weder om kwaad te doen voor Uw aangezicht; zo verliet 698 Neh 9:29 | tegen hen betuigd, om hen te doen wederkeren tot Uw wet; maar 699 Neh 10:29 | houden, en dat zij zouden doen al de geboden des HEEREN, 700 Neh 10:33 | zondofferen, om verzoening te doen over Israel; en tot alle 701 Neh 12:27 | brachten, om de inwijding te doen met vreugde, en met dankzeggingen, 702 Neh 13:23 | vrouwen bij zich hadden doen wonen. ~ 703 Neh 13:27 | al dit grote kwaad zoudt doen, overtredende tegen onzen 704 Est 1:8 | groten zijns huizes, dat zij doen zouden naar den wil van 705 Est 1:15 | wet met de koningin Vasthi doen zou, omdat zij niet gedaan 706 Est 1:20 | des konings, hetwelk hij doen zal in zijn ganse koninkrijk, ( 707 Est 16:8 | wetten aller volken; ook doen zij des konings wetten niet; 708 Est 16:9 | handen dergenen, die het werk doen, om in des konings schatten 709 Est 16:11 | dat volk, om daarmede te doen, naar dat het goed is in 710 Est 17:8 | wetten aller volken; ook doen zij des konings wetten niet; 711 Est 17:9 | handen dergenen, die het werk doen, om in des konings schatten 712 Est 17:11 | dat volk, om daarmede te doen, naar dat het goed is in 713 Est 28:1 | bede, en mijn verzoek te doen, zo kome de koning met Haman 714 Est 28:1 | bereiden zal; zo zal ik morgen doen naar het bevel des konings. ~ 715 Est 29 | den koning doen komen tot den maaltijd, 716 Est 30:4 | de galg, die hij hem had doen bereiden.) ~ 717 Est 30:6 | Wat zal men met dien man doen, tot wiens eer de koning 718 Est 30:6 | welbehagen, om hem eer te doen, meer dan tot mij? ~ 719 Est 30:9 | men zal hem op dat paard doen rijden door de straten der 720 Est 30:9 | roepen: Alzo zal men dien man doen, tot wiens eer de koning 721 Est 30:11 | hem: Alzo zal men dien man doen, tot wiens eer de koning 722 Est 37 | vervuld heeft, om alzo te doen? ~ 723 Est 39 | aangaande zijn leven verzoek te doen; want hij zag, dat het kwaad 724 Est 40:2 | die hij voor Mordechai had doen bereiden; en de grimmigheid 725 Est 50:1 | gekomen was, dat men het doen zou, ten dage, als de vijanden 726 Est 52 | die te Susan zijn, toe, te doen naar het gebod van heden; 727 Est 52:1 | de koning, dat men alzo doen zou; en er werd een gebod 728 Est 52:10 | En de Joden namen aan te doen, wat zij begonnen hadden, 729 Job 7:20 | gezondigd, wat zal ik U doen, o Mensenhoeder? Waarom 730 Job 9:12 | zal roven, wie zal het Hem doen wedergeven? Wie zal tot 731 Job 10:8 | 8 Uw handen doen mij smart aan, hoewel zij 732 Job 10:9 | hebt, en mij tot stof zult doen wederkeren. ~ 733 Job 10:10 | gegoten, en mij als een kaas doen runnen? ~ 734 Job 11:3 | Zouden uw leugenen de lieden doen zwijgen, en zoudt gij spotten, 735 Job 11:8 | der hemelen, wat kunt gij doen? Dieper dan de hel, wat 736 Job 18:14 | uitgerukt worden; zulks zal hem doen treden tot den koning der 737 Job 20:2 | 2 Daarom doen mijn gedachten mij antwoorden, 738 Job 20:9 | hem zag, zal het niet meer doen; en zijn plaats zal hem 739 Job 23:13 | ziel begeert, dat zal Hij doen. ~ 740 Job 24:4 | 4 Zij doen de nooddruftigen wijken 741 Job 24:10 | 10 Den naakte doen zij weggaan zonder kleed, 742 Job 30:13 | zij hebben geen helper van doen. ~ 743 Job 31:14 | 14 (Want wat zou ik doen, als God opstond? En als 744 Job 31:39 | ziel zijner akkerlieden heb doen hijgen; ~ 745 Job 34:32 | gewrocht, ik zal het niet meer doen. ~ 746 Job 35:3 | voordeel zal ik daarmede doen, dan met mijn zonde? ~ 747 Job 35:9 | 9 Vanwege hun grootheid doen zij de onderdrukten roepen; 748 Job 36:45 | door ommegangen, dat zij doen al wat Hij ze gebiedt, op 749 Job 37:27 | uitspruitsel der grasscheutjes te doen wassen. ~ 750 Job 40:12 | 12 Zijn adem zou kolen doen vlammen, en een vlam komt 751 Job 40:19 | 19 De pijl zal hem niet doen vlieden, de slingerstenen 752 Psa 4:7 | zeggen: Wie zal ons het goede doen zien? Verhef Gij over ons 753 Psa 4:9 | o HEERE! alleen zult mij doen zeker wonen. ~  ~ 754 Psa 7:9 | HEERE zal den volken recht doen; richt mij, HEERE, naar 755 Psa 8:3 | vijand en wraakgierige te doen ophouden. ~ 756 Psa 10:18 | wees en verdrukte recht te doen; opdat een mens van de aarde 757 Psa 14:7 | gevangenen Zijns volks zal doen wederkeren, dan zal zich 758 Psa 22:10 | uitgetogen; Die mij hebt doen vertrouwen, zijnde aan mijner 759 Psa 26:7 | 7 Om te doen horen de stem des lofs, 760 Psa 28:4 | 4Geef hun naar hun doen, en naar de boosheid hunner 761 Psa 31:9 | vijands; Gij hebt mijn voeten doen staan in de ruimte. ~ 762 Psa 32:5 | belijdenis van mijn overtredingen doen voor den HEERE; en Gij vergaaft 763 Psa 35:17 | tegen degenen, die kwaad doen, om hun gedachtenis van 764 Psa 38:1 | benijd hen niet, die onrecht doen. ~ 765 Psa 38:6 | En zal uw gerechtigheid doen voortkomen als het licht, 766 Psa 38:8 | immers niet, om kwaad te doen. ~ 767 Psa 39:1 | Een psalm van David, om te doen gedenken. ~ 768 Psa 41:9 | God! om Uw welbehagen te doen; en Uw wet is in het midden 769 Psa 44:3 | geplaagd, henlieden daarentegen doen voortschieten. ~ 770 Psa 45:18 | 18 Ik zal Uws Naams doen gedenken van elk geslacht 771 Psa 50:23 | aanstelt, dien zal Ik Gods heil doen zien. ~  ~  ~ 772 Psa 53:7 | gevangenen Zijns volks zal doen wederkeren, dan zal zich 773 Psa 55:24 | Maar Gij, o God! zult die doen nederdalen in den put des 774 Psa 56:5 | vrezen; wat zoude mij vlees doen? ~ 775 Psa 56:12 | vrezen; wat zou mij de mens doen? ~ 776 Psa 59:11 | mij op mijn verspieders doen zien. ~ 777 Psa 60:5 | hebt Uw volk een harde zaak doen zien; Gij hebt ons gedrenkt 778 Psa 60:14 | zullen wij kloeke daden doen, en Hij zal onze wederpartijders 779 Psa 64:9 | 9 En hun tong zal hen doen aanstoten tegen zichzelven; 780 Psa 64:10 | werk verkondigen, en Zijn doen verstandelijk aanmerken. ~ 781 Psa 66:12 | hadt den mens op ons hoofd doen rijden; wij waren in het 782 Psa 68:10 | Gij hebt zeer milden regen doen druipen, o God! en Gij hebt 783 Psa 70:1 | opperzangmeester, om te doen gedenken. ~ 784 Psa 71:20 | benauwdheden en kwaden hebt doen zien, zult mij weder levend 785 Psa 78:11 | wonderen, die Hij hun had doen zien. ~ 786 Psa 80:10 | bereid, en zijn wortelen doen inwortelen, zodat hij het 787 Psa 88:11 | 11 Zult Gij wonder doen aan de doden? Of zullen 788 Psa 88:17 | mij; Uw verschrikkingen doen mij vergaan. ~ 789 Psa 89:45 | Gij hebt zijn schoonheid doen ophouden; en Gij hebt zijn 790 Psa 91:16 | en Ik zal hem Mijn heil doen zien. ~  ~  ~ 791 Psa 94:23 | hun ongerechtigheid op hen doen wederkeren, en Hij zal hen 792 Psa 101:3 | ogen stellen; ik haat het doen der afvalligen, het zal 793 Psa 103:18 | bevelen denken, om die te doen. ~ 794 Psa 108:14 | zullen wij kloeke daden doen, en Hij zal onze wederpartijders 795 Psa 109:16 | gedacht heeft weldadigheid te doen, maar heeft den ellendigen 796 Psa 110:6 | 6Hij zal recht doen onder de heidenen; Hij zal 797 Psa 111:3 | 3 He. Zijn doen is majesteit en heerlijkheid; 798 Psa 111:10 | wijsheid; Schin. allen, die ze doen, hebben goed verstand; Thau. 799 Psa 113:8 | 8Om te doen zitten bij de prinsen, bij 800 Psa 118:6 | vrezen; wat zal mij een mens doen? ~ 801 Psa 119:49 | op hetwelk Gij mij hebt doen hopen. ~ 802 Psa 119:84 | Wanneer zult Gij recht doen over mijn vervolgers? ~ 803 Psa 119:95 | op mij gewacht, om mij te doen vergaan; ik neem acht op 804 Psa 119:112 | inzettingen eeuwiglijk te doen, ten einde toe. ~ 805 Psa 119:139 | 139  Mijn ijver heeft mij doen vergaan, omdat mijn wederpartijders 806 Psa 125:5 | wegen, die zal de HEERE weg doen gaan met de werkers der 807 Psa 132:17 | Daar zal Ik David een hoorn doen uitspruiten; Ik heb voor 808 Psa 143:10 | 10 Leer mij Uw welbehagen doen, want Gij zijt mijn God! 809 Psa 149:7 | 7Om wraak te doen over de heidenen, en bestraffingen 810 Psa 149:9 | beschreven recht over hen te doen. Dit zal de heerlijkheid 811 Spre 2:2 | uw oren naar wijsheid te doen opmerken; zo gij uw hart 812 Spre 2:14 | blijde zijn in het kwaad doen, zich verheugen in de verkeerdheden 813 Spre 3:27 | vermogen uwer hand is te doen. ~ 814 Spre 4:16 | zo zij niet iemand hebben doen struikelen. ~ 815 Spre 10:2 | Schatten der goddeloosheid doen geen nut; maar de gerechtigheid 816 Spre 10:23 | spel, schandelijkheid te doen; maar voor een man van verstand, 817 Spre 13:22 | zijner kinders kinderen doen erven; maar het vermogen 818 Spre 14:17 | tot toorn, zal dwaasheid doen; en een man van schandelijke 819 Spre 16:12 | gruwel goddeloosheid te doen; want door gerechtigheid 820 Spre 17:26 | den rechtvaardige ook te doen boeten, dat de prinsen iemand 821 Spre 20:25 | gedane geloften, onderzoek te doen. ~ 822 Spre 21:3 | Gerechtigheid en recht te doen is bij den HEERE uitgelezener 823 Spre 21:7 | omdat zij weigeren recht te doen. ~ 824 Spre 21:15 | een blijdschap recht te doen; maar voor de werkers der 825 Spre 24:8 | Die denkt om kwaad te doen, dien zal men een meester 826 Spre 24:29 | gedaan heeft, zo zal ik hem doen; ik zal een ieder vergelden 827 Spre 26:10 | 10      De groten doen een iegelijk verdriet aan, 828 Pred 2:3 | mensen het best ware, dat zij doen zouden onder den hemel, 829 Pred 2:12 | den koning nakomen zal, doen hetgeen alrede gedaan is? ~ 830 Pred 2:20 | mij om, om mijn hart te doen wanhopen over al den arbeid, 831 Pred 3:12 | te verblijden, en goed te doen in zijn leven. ~ 832 Pred 3:14 | zijn, en er is niet toe te doen, noch is er af te doen; 833 Pred 3:14 | te doen, noch is er af te doen; en God doet dat, opdat 834 Pred 4:17 | weten niet, dat zij kwaad doen. ~  ~  ~  ~ ~ 835 Pred 5:5 | toe, dat hij uw vlees zou doen zondigen; en zeg niet voor 836 Pred 8:11 | mensen in hen vol om kwaad te doen. ~ 837 Pred 9:10 | wat uw hand vindt om te doen, doe dat met uw macht; want 838 Pred 11:9 | om al deze dingen, u zal doen komen voor het gericht. ~ 839 Hoo 5:5 | om mijn Liefste open te doen; en mijn handen drupten 840 Hoo 6:5 | ogen van Mij af, want zij doen Mij geweld aan; uw haar 841 Hoo 8:8 | wat zullen wij onze zuster doen in dien dag, als men van 842 Jes 1:16 | weg, laat af van kwaad te doen. ~ 843 Jes 1:17 | 17      Leert goed doen, zoekt het recht, helpt 844 Jes 1:23 | vergeldingen na; den wezen doen zij geen recht, en de      845 Jes 3:9 | hunlieder ziel; want zij doen zichzelven kwaad. ~ 846 Jes 5:4 | 4      Wat is er meer te doen aan Mijn wijngaard, hetwelk 847 Jes 5:5 | maken, wat Ik Mijn wijngaard doen zal; Ik zal zijn tuin wegnemen, 848 Jes 7:17 | over uws vaders huis, dagen doen komen, hoedanige niet gekomen 849 Jes 8:7 | zo zal de Heere over hen doen opkomen die sterke en geweldige 850 Jes 9:6 | der heirscharen zal zulks doen. ~ 851 Jes 10:3 | Maar wat zult gijlieden doen ten dage der bezoeking, 852 Jes 10:11 | zou ik alzo niet kunnen doen aan Jeruzalem en aan haar 853 Jes 10:13 | een geweldige de inwoners doen nederdalen; ~ 854 Jes 10:16 | heerlijkheid zal Hij een brand doen branden, als den brand des 855 Jes 10:23 | Heere HEERE der heirscharen doen in het midden dezes gansen 856 Jes 11:9 | Men zal nergens leed doen noch verderven op den gansen 857 Jes 13:11 | den hoogmoed der stouten doen ophouden, en de hovaardij 858 Jes 14:3 | dienstbaarheid, waarin men u heeft doen dienen; ~ 859 Jes 16:10 | heb het vreugdegeschrei doen ophouden. ~ 860 Jes 17:11 | geplant hebben, zult gij die doen wassen, en in den morgenstond 861 Jes 17:11 | morgenstond zult gij uw zaad doen bloeien; doch het zal maar 862 Jes 19:5 | zullen de wateren uit de zee doen vergaan, en de rivier zal 863 Jes 19:13 | bedrogen; zij zullen ook Egypte doen dwalen, tot den uitersten 864 Jes 19:14 | hen, en zij hebben Egypte doen dwalen in al zijn doen, 865 Jes 19:14 | Egypte doen dwalen in al zijn doen, gelijk een dronkaard zich 866 Jes 19:15 | staart, de tak of de bieze doen mag. ~ 867 Jes 21:2 | Ik heb al haar zuchting doen      ophouden. ~ 868 Jes 24:21 | dat de HEERE bezoeking doen zal over de heirscharen 869 Jes 25:12 | ter aarde tot het stof toe doen reiken. ~  ~ 870 Jes 26:14 | hebt al hun gedachtenis doen vergaan. ~ 871 Jes 28:21 | Gibeon, om Zijn werk te doen, Zijn werk zal vreemd zijn; 872 Jes 28:21 | en om Zijn daad      te doen, Zijn daad zal vreemd zijn! ~ 873 Jes 29:13 | doch hun hart verre van Mij doen; en hun vreze, waarmede 874 Jes 30:1 | zonde tot zonde te doen; ~ 875 Jes 30:5 | volk, dat hun geen nut kan doen, noch tot hulp, noch tot 876 Jes 30:6 | het volk, dat hun geen nut doen zal. ~ 877 Jes 30:30 | zal Zijn heerlijke stem doen horen, en de nederlating 878 Jes 30:30 | de nederlating Zijns arms doen zien, met grimmigheid van 879 Jes 30:32 | de HEERE dien zal hebben doen rusten), daar zal men met 880 Jes 32:6 | en den dorstige drank te doen ontbreken. ~ 881 Jes 37:26 | geformeerd heb? Nu heb Ik dat doen komen, dat gij zoudt zijn, 882 Jes 37:29 | in uw lippen, en Ik zal u doen wederkeren door      dien 883 Jes 37:32 | der heirscharen zal dit doen. ~ 884 Jes 38:7 | dat Hij gesproken heeft, doen zal: ~ 885 Jes 38:8 | tien graden achterwaarts doen keren. Dies is de zon tien 886 Jes 42:15 | maken, en al hun gras zal Ik doen verdorren; en Ik zal de 887 Jes 42:16 | geweten hebben, Ik zal ze doen treden door de paden, die 888 Jes 42:16 | deze dingen zal Ik hun doen, en Ik zal hen niet verlaten. ~ 889 Jes 43:9 | verkondigen? Of laat hen ons doen horen de vorige dingen, 890 Jes 43:12 | heb verlost, en Ik heb het doen horen, en geen vreemd god 891 Jes 43:14 | en heb hen allen vluchtig doen nederdalen, te weten de 892 Jes 43:23 | geeerd; Ik heb u Mij niet doen dienen met spijsoffer, en 893 Jes 44:8 | Ik het u van toen af niet doen horen en verkondigd? Want 894 Jes 44:9 | en hun gewenste dingen doen geen nut; ja, zij zelven 895 Jes 46:10 | Ik zal al Mijn welbehagen doen. ~ 896 Jes 46:11 | gesproken, Ik zal het ook doen opkomen; Ik heb het geformeerd, 897 Jes 46:11 | geformeerd, Ik zal het ook doen. ~ 898 Jes 47:12 | misschien voordeel kondet doen, of gij misschien u kondet      899 Jes 48:3 | voortgekomen, en Ik heb ze doen horen; Ik heb ze snellijk 900 Jes 48:5 | dat het kwam, heb Ik het u doen horen; opdat gij niet misschien 901 Jes 48:11 | om Mijnentwil zal Ik het doen, want hoe zou Hij ontheiligd 902 Jes 48:14 | Zijn welbehagen tegen Babel doen, en Zijn arm zal tegen de      903 Jes 48:15 | hem geroepen; Ik zal hem doen komen, en hij zal voorspoedig 904 Jes 49:8 | verwoeste erfenissen te doen beerven; ~ 905 Jes 51:4 | uitgaan, en Ik zal Mijn recht doen rusten tot een licht der 906 Jes 52:5 | En nu, wat heb Ik hier te doen? spreekt de HEERE, dewijl 907 Jes 52:5 | over hetzelve heersen, het doen huilen, spreekt de HEERE, 908 Jes 53:6 | aller ongerechtigheid op Hem doen aanlopen. ~ 909 Jes 54:3 | zullen de verwoeste steden doen bewonen. ~ 910 Jes 55:11 | wederkeren; maar het zal doen, hetgeen Mij behaagt, en 911 Jes 56:11 | wederkeren; maar het zal doen, hetgeen Mij behaagt, en 912 Jes 57:2 | bewaart van enig      kwaad te doen. ~ 913 Jes 58:12 | werken, dat zij u geen nut doen zullen. ~ 914 Jes 59:4 | gelijk heden, om uw stem te doen horen in de hoogte. ~ 915 Jes 59:13 | den sabbat afkeert, van te doen uw lust op Mijn heiligen 916 Jes 59:14 | in den HEERE, en Ik zal u doen rijden op de hoogten der 917 Jes 61:22 | te zijner tijd snellijk doen komen. ~  ~ 918 Jes 62:11 | HEERE gerechtigheid en lof doen uitspruiten voor al      919 Jes 63:11 | Ziet, de HEERE heeft doen horen, tot aan het einde 920 Jes 64:6 | heb hun kracht ter aarde doen nederdalen. ~ 921 Jes 64:12 | Zijner heerlijkheid heeft doen gaan aan de rechterhand 922 Jes 65:4 | behalve Gij, o God! wat Hij doen zal dien, die op Hem wacht. ~ 923 Jes 66:8 | het om Mijner knechten wil doen, dat Ik hen      niet allen 924 Jes 66:25 | zijn; zij zullen geen kwaad doen noch verderven op Mijn gansen      925 Jes 67:4 | hun vreze zal Ik over hen doen komen, omdat Ik geroepen 926 Jer 1:12 | over Mijn woord, om dat te doen. ~ 927 Jer 2:8 | naar dingen, die geen nut doen. ~ 928 Jer 2:18 | En nu, wat hebt gij te doen met den weg van Egypte, 929 Jer 2:18 | drinken? En wat hebt gij te doen met den weg van Assur, om 930 Jer 3:12 | Mijn toorn op ulieden niet doen vallen; want Ik ben      931 Jer 4:22 | wijs zijn zij om kwaad te doen, maar goed te doen weten 932 Jer 4:22 | kwaad te doen, maar goed te doen weten zij niet. ~ 933 Jer 4:30 | 30      Wat zult gij dan doen, gij verwoeste? Al kleeddet 934 Jer 5:9 | die dingen geen bezoeking doen? spreekt de HEERE. Of zou 935 Jer 5:29 | die dingen geen bezoeking doen? spreekt de HEERE; zou Mijn 936 Jer 7:3 | goed, zo zal Ik ulieden doen wonen in deze plaats. ~ 937 Jer 7:5 | gij waarlijk zult recht doen tussen den man en tussen 938 Jer 7:7 | uw vaderen gegeven heb, doen wonen van eeuw tot eeuw. ~ 939 Jer 7:8 | valse woorden, die geen nut doen. ~ 940 Jer 7:10 | om al deze gruwelen te doen? ~ 941 Jer 7:12 | Mijn Naam in het eerst had doen wonen; en ziet, wat Ik daaraan 942 Jer 7:14 | uw vaderen gegeven heb, doen, gelijk als Ik aan Silo 943 Jer 7:17 | Ziet gij niet, wat zij doen in de steden van Juda, en 944 Jer 7:18 | om Mij verdriet aan te doen. ~ 945 Jer 7:19 | 19      Doen zij Mij verdriet aan? spreekt 946 Jer 7:19 | verdriet aan? spreekt de HEERE. Doen zij het zichzelven niet 947 Jer 7:34 | de straten van Jeruzalem doen ophouden de stem der vrolijkheid 948 Jer 8:14 | ons de HEERE, onze God, doen stilzwijgen, en ons met      949 Jer 9:7 | want hoe zou Ik anders doen ten aanzien der dochter 950 Jer 9:25 | HEERE, dat Ik bezoeking zal doen over alle besnedenen, met 951 Jer 10:5 | zij kunnen geen kwaad      doen, ook is er geen goeddoen 952 Jer 11:8 | verbonds, dat Ik geboden heb te doen, maar zij niet gedaan hebben. ~ 953 Jer 11:15 | beminde in Mijn huis te doen, dewijl zij die schandelijke 954 Jer 11:18 | Gij mij hun handelingen doen zien. ~ 955 Jer 11:22 | Ik zal bezoeking over hen doen: de jongelingen zullen door 956 Jer 13:11 | ganse huis van Juda aan Mij doen kleven, spreekt de HEERE, 957 Jer 13:21 | wanneer Hij bezoeking over u doen zal, daar gij hem geleerd 958 Jer 13:23 | gijlieden ook kunnen goed doen, die geleerd zijt kwaad 959 Jer 13:23 | die geleerd zijt kwaad te doen. ~ 960 Jer 14:22 | ijdelheden der heidenen, die doen regenen, of kan de hemel 961 Jer 15:3 | Ik zal bezoeking over hen doen met vier geslachten, spreekt 962 Jer 15:8 | Ik heb hun over de moeder doen komen een jongeling, een 963 Jer 15:8 | hem haastelijk hen      doen overvallen, de stad met 964 Jer 15:19 | wederkeren, zo zal Ik u doen wederkeren; gij zult voor 965 Jer 16:9 | ogen en in ulieder dagen, doen ophouden de stem der vreugde 966 Jer 17:4 | en Ik zal u uw vijanden doen dienen in een land, dat 967 Jer 17:22 | sabbatdag, noch enig werk doen; maar gij zult den sabbatdag 968 Jer 18:2 | aldaar zal Ik u Mijn woorden doen horen. ~ 969 Jer 18:6 | Zal Ik ulieden niet kunnen doen, gelijk deze pottenbakker, 970 Jer 18:8 | dat Ik hetzelve gedacht te doen. ~ 971 Jer 18:12 | wandelen, en wij zullen doen, een iegelijk het goeddunken 972 Jer 18:15 | ijdelheid; want zij hebben hen doen aanstoten op hun wegen, 973 Jer 19:7 | aangezicht hunner vijanden doen vallen door het zwaard, 974 Jer 19:9 | het vlees hunner dochteren doen eten, en zij zullen eten, 975 Jer 19:12 | Zo zal Ik deze plaats doen, spreekt de HEERE, en haar 976 Jer 21:2 | misschien zal de HEERE met ons doen naar al Zijn wonderen, dat 977 Jer 21:14 | zal over ulieden bezoeking doen naar de vrucht uwer handelingen, 978 Jer 22:4 | deze zaak ernstiglijk zult doen, zo zullen door de poorten 979 Jer 22:17 | verdrukking en overlast, om die te doen. ~ 980 Jer 23:5 | recht en gerechtigheid      doen op de aarde. ~ 981 Jer 23:22 | volk Mijn woorden hebben doen horen, en zouden hen afgekeerd 982 Jer 23:27 | om Mijn volk Mijn Naam te doen vergeten, door hun dromen, 983 Jer 23:28 | het stro met het koren te doen? spreekt      de HEERE. ~ 984 Jer 23:32 | zij dit volk gans geen nut doen, spreekt de HEERE. ~ 985 Jer 23:34 | last; dat Ik bezoeking zal doen over dien man en over zijn 986 Jer 25:10 | 10      En Ik zal van hen doen vergaan de stem der vrolijkheid 987 Jer 25:14 | Want van hen zullen zich doen dienen, die ook machtige 988 Jer 25:14 | Ik hun vergelden naar hun doen, en naar het werk hunner 989 Jer 26:3 | kwaad, dat Ik hun denk te doen vanwege de boosheid hunner      990 Jer 26:19 | hen gesproken had? Wij dan doen een groot kwaad tegen onze 991 Jer 27:7 | en grote koningen van hem doen      dienen. ~ 992 Jer 27:8 | spreekt de HEERE, bezoeking doen door het zwaard, en door 993 Jer 29:4 | die Ik gevankelijk heb doen wegvoeren van Jeruzalem 994 Jer 29:7 | waarhenen Ik u gevankelijk heb doen wegvoeren, en bidt voor 995 Jer 29:14 | waar Ik u gevankelijk heb doen wegvoeren. ~ 996 Jer 29:32 | Ziet, Ik zal bezoeking doen over Semaja, den Nechelamiet, 997 Jer 29:32 | zien, dat Ik Mijn volke doen zal, spreekt de HEERE; want 998 Jer 30:8 | zich niet      meer van hem doen dienen. ~ 999 Jer 30:17 | Want Ik zal u de gezondheid doen rijzen, en u van uw plagen 1000 Jer 30:20 | worden; en Ik zal bezoeking doen over al zijn onderdrukkers. ~


1-500 | 501-1000 | 1001-1448

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License