1-500 | 501-1000 | 1001-1442
Book Chapter: Verse
1 Gen 3:8 | Adam en zijn vrouw voor het aangezicht van den HEERE God, in het
2 Gen 4:5 | ontstak Kain zeer, en zijn aangezicht verviel. ~
3 Gen 4:6 | ontstoken, en waarom is uw aangezicht vervallen? ~
4 Gen 4:14 | aardbodem, en ik zal voor Uw aangezicht verborgen zijn; en ik zal
5 Gen 4:16 | En Kain ging uit van het aangezicht des HEEREN; en hij woonde
6 Gen 6:11 | was verdorven voor Gods aangezicht; en de aarde was vervuld
7 Gen 6:13 | alle vlees is voor Mijn aangezicht gekomen; want de aarde is
8 Gen 7:1 | gezien rechtvaardig voor Mijn aangezicht in dit geslacht.
9 Gen 10:9 | geweldig jager voor het aangezicht des HEEREN; daarom wordt
10 Gen 10:9 | geweldig jager voor het aangezicht des HEEREN. ~
11 Gen 11:28 | En Haran stierf voor het aangezicht zijns vaders Terah, in het
12 Gen 12:11 | een vrouw zijt, schoon van aangezicht. ~
13 Gen 13:9 | niet het ganse land voor uw aangezicht? Scheid u toch van mij;
14 Gen 15:6 | en zij vluchtte van haar aangezicht. ~
15 Gen 15:8 | Ik ben vluchtende van het aangezicht mijner vrouw Sarai! ~
16 Gen 15:12 | en hij zal wonen voor het aangezicht van al zijn broederen. ~
17 Gen 16:1 | Almachtige! Wandel voor Mijn aangezicht, en zijt oprecht! ~
18 Gen 16:3 | Toen viel Abram op zijn aangezicht, en God sprak met hem, zeggende: ~
19 Gen 16:17 | Toen viel Abraham op zijn aangezicht, en hij lachte; en hij zeide
20 Gen 16:18 | Ismael mocht leven voor Uw aangezicht! ~
21 Gen 17:22 | Toen keerden die mannen het aangezicht van daar, en gingen naar
22 Gen 17:22 | bleef nog staande voor het aangezicht des HEEREN. ~
23 Gen 18:1 | tegemoet, en boog zich met het aangezicht ter aarde. ~
24 Gen 18:13 | groot geworden is voor het aangezicht des HEEREN, en de HEERE
25 Gen 18:21 | tot hem: Zie, Ik heb uw aangezicht opgenomen ook in deze zaak,
26 Gen 18:27 | plaats, waar hij voor het aangezicht des HEEREN gestaan had. ~
27 Gen 19:15 | Zie, mijn land is voor uw aangezicht; woon, waar het goed is
28 Gen 22:3 | stond Abraham op van het aangezicht van zijner dode, en hij
29 Gen 22:4 | mijn dode van voor mijn aangezicht begrave. ~
30 Gen 22:8 | dode begrave van voor mijn aangezicht; zo hoort mij, en spreekt
31 Gen 22:12 | zich Abraham neder voor het aangezicht van het volk des lands; ~
32 Gen 23:7 | Zelf zal Zijn Engel voor uw aangezicht zenden, dat gij voor mijn
33 Gen 23:16 | dochter was zeer schoon van aangezicht, een maagd, en geen man
34 Gen 23:40 | mij: De HEERE, voor Wiens aangezicht ik gewandeld heb, zal Zijn
35 Gen 23:47 | voorhoofdsiersel op haar aangezicht, en de armringen aan haar
36 Gen 23:51 | Zie, Rebekka is voor uw aangezicht; neem haar en trek henen;
37 Gen 23:85 | zich nedergeslagen voor het aangezicht van al zijn broederen. ~
38 Gen 24:7 | want zij was schoon van aangezicht. ~
39 Gen 25:7 | ik zal u zegenen voor het aangezicht des HEEREN, voor mijn dood.
40 Gen 25:20 | doen ontmoeten voor mijn aangezicht. ~
41 Gen 25:30 | Jakob maar even van het aangezicht van zijn vader Izak uitgegaan
42 Gen 27:17 | gedaante, en schoon van aangezicht. ~
43 Gen 27:68 | over mijn loon, voor uw aangezicht; al wat niet gespikkeld
44 Gen 28:2 | 2 Jakob zag ook het aangezicht van Laban aan, en ziet,
45 Gen 28:5 | zeide tot haar: Ik zie het aangezicht uws vaders, dat het jegens
46 Gen 28:21 | rivier, en hij zette zijn aangezicht naar het gebergte Gilead. ~
47 Gen 28:35 | heren ogen, omdat ik voor uw aangezicht niet kan opstaan; want het
48 Gen 29:3 | zond boden uit voor zijn aangezicht tot Ezau, zijn broeder,
49 Gen 29:16 | gijlieden door, voor mijn aangezicht, en stelt ruimte tussen
50 Gen 29:17 | wiens zijn deze voor uw aangezicht? ~
51 Gen 29:20 | Want hij zeide: Ik zal zijn aangezicht verzoenen met dit geschenk,
52 Gen 29:20 | geschenk, dat voor mijn aangezicht gaat, en daarna zal ik zijn
53 Gen 29:20 | gaat, en daarna zal ik zijn aangezicht zien; misschien zal hij
54 Gen 29:20 | misschien zal hij mijn aangezicht aannemen. ~
55 Gen 29:21 | geschenk heen voor zijn aangezicht; doch hijzelf vernachtte
56 Gen 29:30 | hij, ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht, en mijn
57 Gen 29:30 | gezien van aangezicht tot aangezicht, en mijn ziel is gered geweest. ~
58 Gen 30:3 | En hij ging voorbij hun aangezicht heen, en hij boog zich zeven
59 Gen 30:10 | hand; daarom, omdat ik uw aangezicht gezien heb, als had ik Gods
60 Gen 30:10 | gezien heb, als had ik Gods aangezicht gezien, en gij welgevallen
61 Gen 30:14 | trekke toch voorbij, voor het aangezicht van zijn knecht; en ik zal
62 Gen 30:14 | werk, hetwelk voor mijn aangezicht is, en naar den gang dezer
63 Gen 31:10 | en het land zal voor uw aangezicht zijn; woont, en handelt
64 Gen 31:21 | wijd van begrip) voor hun aangezicht zijn; wij zullen ons hun
65 Gen 32:1 | toen gij vluchttet voor het aangezicht van uw broeder Ezau. ~
66 Gen 32:7 | hij voor zijns broeders aangezicht vlood. ~
67 Gen 33:6 | een ander land, van het aangezicht van zijn broeder Jakob. ~
68 Gen 35:15 | hoer, overmits zij haar aangezicht bedekt had. ~
69 Gen 36:6 | gedaante, en schoon van aangezicht. ~
70 Gen 36:32 | was een wijnstok voor mijn aangezicht; ~
71 Gen 37:43 | en zij riepen voor zijn aangezicht: Knielt! Alzo stelde hij
72 Gen 37:46 | als hij stond voor het aangezicht van Farao, koning van Egypte;
73 Gen 37:46 | Jozef ging uit van Farao's aangezicht, en hij toog door gans Egypteland. ~
74 Gen 39:3 | zeggende: Gij zult mijn aangezicht niet zien, tenzij dat uw
75 Gen 39:5 | ons gezegd: Gij zult mijn aangezicht niet zien, tenzij dat uw
76 Gen 39:9 | niet breng en hem voor uw aangezicht stel, zo zal ik alle dagen
77 Gen 39:14 | barmhartigheid voor het aangezicht van dien man, dat hij uw
78 Gen 39:15 | zij stonden voor Jozefs aangezicht. ~
79 Gen 39:31 | 31 Daarna wies hij zijn aangezicht en kwam uit; en hij bedwong
80 Gen 39:33 | 33 En zij aten voor zijn aangezicht, de eerstgeborene naar zijn
81 Gen 40:14 | en zij vielen voor zijn aangezicht neder ter aarde. ~
82 Gen 40:23 | afkomt, zo zult gij mijn aangezicht niet meer zien. ~
83 Gen 40:26 | aftrekken; want wij zullen het aangezicht van dien man niet mogen
84 Gen 40:29 | gij nu deze ook van mijn aangezicht wegneemt, en hem een verderf
85 Gen 41:3 | waren verschrikt voor zijn aangezicht. ~
86 Gen 41:5 | want God heeft mij voor uw aangezicht gezonden, tot behoudenis
87 Gen 41:7 | Doch God heeft mij voor uw aangezicht henen gezonden, om u een
88 Gen 42:28 | hij zond Juda voor zijn aangezicht heen tot Jozef, om voor
89 Gen 42:28 | tot Jozef, om voor zijn aangezicht aanwijzing te doen naar
90 Gen 42:30 | ik nu sterve, nadat ik uw aangezicht gezien heb, dat gij nog
91 Gen 43:2 | stelde hen voor Farao's aangezicht. ~
92 Gen 43:6 | 6 Egypteland is voor uw aangezicht; doe uw vader en uw broeders
93 Gen 43:7 | stelde hem voor Farao's aangezicht; en Jakob zegende Farao. ~
94 Gen 43:10 | en ging uit van Farao's aangezicht.
95 Gen 44:11 | Ik had niet gemeend uw aangezicht te zien; maar zie, God heeft
96 Gen 44:12 | hij boog zich voor zijn aangezicht neder ter aarde. ~
97 Gen 44:15 | zeide: De God, voor Wiens aangezicht mijn vaders, Abraham en
98 Gen 46:1 | viel Jozef op zijns vaders aangezicht, en hij weende over hem,
99 Exo 2:15 | Mozes vlood voor Farao's aangezicht, en woonde in het land Midian,
100 Exo 3:6 | Jakob. En Mozes verborg zijn aangezicht, want hij vreesde God aan
101 Exo 6:29 | Toen zeide Mozes voor het aangezicht des HEEREN: Zie, ik ben
102 Exo 7:9 | en werp hem voor Farao's aangezicht neder; hij zal tot een draak
103 Exo 7:10 | staf neder voor Farao's aangezicht, en voor het aangezicht
104 Exo 7:10 | aangezicht, en voor het aangezicht zijner knechten; en hij
105 Exo 8:20 | en stel u voor Farao's aangezicht; zie, hij zal aan het water
106 Exo 9:10 | en stonden voor Farao's aangezicht; en Mozes strooide die naar
107 Exo 9:13 | en stel u voor Farao's aangezicht, en zeg tot hem: Zo zegt
108 Exo 9:30 | dat gijlieden voor het aangezicht van den HEERE God nog niet
109 Exo 10:3 | weigert gij u voor Mijn aangezicht te verootmoedigen? Laat
110 Exo 10:10 | er is kwaad voor ulieder aangezicht! ~
111 Exo 10:11 | dreef hen uit van Farao's aangezicht. ~
112 Exo 10:28 | dat gij niet meer mijn aangezicht ziet; want op welken dag
113 Exo 10:28 | want op welken dag gij mijn aangezicht zult zien, zult gij sterven! ~
114 Exo 10:29 | gesproken; ik zal niet meer uw aangezicht zien! ~ ~ ~
115 Exo 11:10 | wonderen gedaan voor Farao's aangezicht; doch de HEERE verhardde
116 Exo 13:21 | En de HEERE toog voor hun aangezicht, des daags in een wolkkolom,
117 Exo 13:22 | nachts niet weg van het aangezicht des volks. ~ ~
118 Exo 14:19 | wolkkolom vertrok ook van hun aangezicht, en stond achter hen. ~
119 Exo 14:25 | Laat ons vlieden van het aangezicht van Israel, want de HEERE
120 Exo 16:9 | Israels: Nadert voor het aangezicht des HEEREN, want Hij heeft
121 Exo 16:33 | daarin; en zet die voor het aangezicht des HEEREN, tot bewaring
122 Exo 17:5 | Mozes: Ga heen voor het aangezicht des volks, en neem met u
123 Exo 17:6 | Zie, Ik zal aldaar voor uw aangezicht op den rotssteen in Horeb
124 Exo 18:12 | schoonvader van Mozes, voor het aangezicht Gods. ~
125 Exo 20:3 | geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben. ~
126 Exo 20:20 | opdat Zijn vreze voor uw aangezicht zou zijn, dat gij niet zondigdet. ~
127 Exo 23:15 | zal niet ledig voor Mijn aangezicht verschijnen. ~
128 Exo 23:17 | zullen al uw mannen voor het aangezicht des Heeren HEEREN verschijnen. ~
129 Exo 23:20 | zende een Engel voor uw aangezicht, om u te behoeden op dezen
130 Exo 23:21 | 21 Hoedt u voor Zijn aangezicht, en weest Zijner stem gehoorzaam,
131 Exo 23:23 | Want Mijn Engel zal voor uw aangezicht gaan, en Hij zal u inbrengen
132 Exo 23:27 | zal Mijn schrik voor uw aangezicht zenden, en al het volk,
133 Exo 23:28 | zal ook horzelen voor uw aangezicht zenden; die zullen van voor
134 Exo 23:28 | die zullen van voor uw aangezicht uitstoten de Hevieten, de
135 Exo 23:29 | zal hen in een jaar van uw aangezicht niet uitstoten, opdat het
136 Exo 23:30 | zal hen allengskens van uw aangezicht uitstoten, totdat gij gewassen
137 Exo 23:31 | geven, dat gij hen voor uw aangezicht uitstoot. ~
138 Exo 25:30 | het toonbrood voor Mijn aangezicht leggen. ~
139 Exo 27:21 | tot den morgen, voor het aangezicht des HEEREN; dit zal een
140 Exo 28:12 | ter gedachtenis, voor het aangezicht des HEEREN. ~
141 Exo 28:29 | ter gedachtenis voor het aangezicht des HEEREN geduriglijk. ~
142 Exo 28:30 | Aaron zijn, als hij voor het aangezicht des HEEREN ingaan zal; alzo
143 Exo 28:30 | zijn hart dragen, voor het aangezicht des HEEREN. ~
144 Exo 28:35 | in het heilige, voor het aangezicht des HEEREN, ingaat, en als
145 Exo 28:38 | zijn, om henlieden voor het aangezicht des HEEREN aangenaam te
146 Exo 29:11 | den var slachten voor het aangezicht des HEEREN, voor de deur
147 Exo 29:23 | ongezuurde broden, die voor het aangezicht des HEEREN zijn zal; ~
148 Exo 29:24 | ten beweegoffer voor het aangezicht des HEEREN. ~
149 Exo 29:25 | liefelijken reuk voor het aangezicht des HEEREN; het is een vuuroffer
150 Exo 29:26 | ten beweegoffer voor het aangezicht des HEEREN; en het zal u
151 Exo 29:42 | der samenkomst, voor het aangezicht des HEEREN; aldaar zal Ik
152 Exo 30:8 | reukwerk zijn, voor het aangezicht des HEEREN, bij uw geslachten. ~
153 Exo 30:16 | gedachtenis zijn, voor het aangezicht des HEEREN, om voor uw zielen
154 Exo 32:1 | ons goden, die voor ons aangezicht gaan; want dezen Mozes,
155 Exo 32:11 | 11 Doch Mozes aanbad het aangezicht des HEEREN zijns Gods, en
156 Exo 32:23 | ons goden, die voor ons aangezicht gaan, want dezen Mozes,
157 Exo 32:34 | Mijn Engel zal voor uw aangezicht gaan! doch ten dage Mijns
158 Exo 33:1 | ons goden, die voor ons aangezicht gaan; want dezen Mozes,
159 Exo 33:11 | 11 Doch Mozes aanbad het aangezicht des HEEREN zijns Gods, en
160 Exo 33:23 | ons goden, die voor ons aangezicht gaan, want dezen Mozes,
161 Exo 33:34 | Mijn Engel zal voor uw aangezicht gaan! doch ten dage Mijns
162 Exo 34:2 | Ik zal een Engel voor uw aangezicht zenden (en Ik zal uitdrijven
163 Exo 34:11 | de HEERE sprak tot Mozes aangezicht tot aangezicht, gelijk een
164 Exo 34:11 | tot Mozes aangezicht tot aangezicht, gelijk een man met zijn
165 Exo 34:14 | Hij dan zeide: Zou Mijn aangezicht moeten medegaan, om u gerust
166 Exo 34:15 | zeide hij tot Hem: Indien Uw aangezicht niet medegaan zal, doe ons
167 Exo 34:19 | Mijn goedigheid voorbij uw aangezicht laten gaan, en zal den Naam
168 Exo 34:19 | HEEREN uitroepen voor uw aangezicht; maar Ik zal genadig zijn,
169 Exo 34:20 | zeide verder: Gij zoudt Mijn aangezicht niet kunnen zien; want Mij
170 Exo 34:23 | achterste delen zien; maar Mijn aangezicht zal niet gezien worden. ~ ~ ~
171 Exo 34:29 | Als nu de HEERE voor zijn aangezicht voorbijging, zo riep Hij:
172 Exo 34:34 | gebiede! zie, Ik zal voor uw aangezicht uitdrijven de Amorieten,
173 Exo 34:43 | lossen, en men zal voor Mijn aangezicht niet ledig verschijnen. ~
174 Exo 34:46 | jaar verschijnen voor het aangezicht des Heeren HEEREN, den God
175 Exo 34:47 | Wanneer Ik de volken voor uw aangezicht uit de bezitting zal verdrijven,
176 Exo 34:47 | te verschijnen voor het aangezicht des HEEREN uws Gods, driemaal
177 Exo 34:56 | hij had een deksel op zijn aangezicht gelegd. ~
178 Exo 34:57 | Doch als Mozes voor het aangezicht des HEEREN kwam, om met
179 Exo 34:58 | de kinderen Israels het aangezicht van Mozes, dat het vel van
180 Exo 34:58 | Mozes, dat het vel van het aangezicht van Mozes glinsterde; derhalve
181 Exo 34:58 | het deksel weder op zijn aangezicht, totdat hij inging om met
182 Exo 35:20 | Israels uit van voor het aangezicht van Mozes. ~
183 Exo 36:3 | Zij dan namen van voor het aangezicht van Mozes het ganse hefoffer,
184 Exo 40:23 | brood in orde, voor het aangezicht des HEEREN, gelijk als de
185 Exo 40:25 | stak de lampen aan voor het aangezicht des HEEREN, gelijk als de
186 Lev 1:3 | zijn welgevallen, voor het aangezicht des HEEREN. ~
187 Lev 1:5 | jonge rund slachten voor het aangezicht des HEEREN; en de zonen
188 Lev 1:11 | altaar noordwaarts, voor het aangezicht des HEEREN; en de zonen
189 Lev 3:1 | hij die offeren, voor het aangezicht des HEEREN. ~
190 Lev 3:7 | hij het offeren voor het aangezicht des HEEREN. ~
191 Lev 3:12 | hij die offeren voor het aangezicht des HEEREN. ~
192 Lev 4:4 | der samenkomst, voor het aangezicht des HEEREN; en hij zal zijn
193 Lev 4:4 | dien var slachten voor het aangezicht des HEEREN. ~
194 Lev 4:6 | zevenmaal sprengen voor het aangezicht des HEEREN, voor den voorhang
195 Lev 4:7 | welriekende specerijen, voor het aangezicht des HEEREN, dat in de tent
196 Lev 4:15 | den var leggen, voor het aangezicht des HEEREN; en hij zal den
197 Lev 4:15 | den var slachten voor het aangezicht des HEEREN. ~
198 Lev 4:17 | zevenmaal sprengen voor het aangezicht des HEEREN, voor den voorhang. ~
199 Lev 4:18 | het altaar, dat voor het aangezicht des HEEREN is, dat in de
200 Lev 4:24 | brandoffer slacht voor het aangezicht des HEEREN; het is een zondoffer. ~
201 Lev 6:7 | verzoening doen voor het aangezicht des HEEREN, en het zal hem
202 Lev 6:14 | van Aaron zal dat voor het aangezicht des HEEREN offeren, voor
203 Lev 6:25 | zal het zondoffer voor het aangezicht des HEEREN geslacht worden;
204 Lev 7:30 | een beweegoffer voor het aangezicht des HEEREN te bewegen. ~
205 Lev 8:9 | aan den hoed boven zijn aangezicht zette hij de gouden plaat,
206 Lev 8:26 | ongezuurde broden, die voor het aangezicht des HEEREN was, een ongezuurde
207 Lev 8:27 | ten beweegoffer, voor het aangezicht des HEEREN. ~
208 Lev 8:29 | ten beweegoffer voor het aangezicht des HEEREN; zij werd Mozes
209 Lev 9:2 | zijn; en breng ze voor het aangezicht des HEEREN. ~
210 Lev 9:4 | ten dankoffer, om voor het aangezicht des HEEREN te offeren; en
211 Lev 9:5 | naderde, en stond voor het aangezicht des HEEREN. ~
212 Lev 9:21 | ten beweegoffer voor het aangezicht des HEEREN, gelijk als Mozes
213 Lev 9:24 | een vuur ging uit van het aangezicht des HEEREN, en verteerde
214 Lev 10:1 | brachten vreemd vuur voor het aangezicht des HEEREN, hetwelk hij
215 Lev 10:2 | ging een vuur uit van het aangezicht des HEEREN, en verteerde
216 Lev 10:2 | en zij stierven voor het aangezicht des HEEREN. ~
217 Lev 10:3 | geheiligd worden, en voor het aangezicht van al het volk zal Ik verheerlijkt
218 Lev 10:15 | ten beweegoffer voor het aangezicht des HEEREN te bewegen; hetwelk,
219 Lev 10:17 | verzoening te doen voor het aangezicht des HEEREN. ~
220 Lev 10:19 | hun brandoffer voor het aangezicht des HEEREN geofferd, en
221 Lev 12:7 | zal dat offeren voor het aangezicht des HEEREN, en zal voor
222 Lev 14:11 | dingen, stellen voor het aangezicht des HEEREN, aan de deur
223 Lev 14:12 | ten beweegoffer voor het aangezicht des HEEREN bewegen. ~
224 Lev 14:16 | zevenmaal sprengen, voor het aangezicht des HEEREN. ~
225 Lev 14:18 | verzoening doen voor het aangezicht des HEEREN.
226 Lev 14:23 | der samenkomst, voor het aangezicht des HEEREN. ~
227 Lev 14:24 | ten beweegoffer voor het aangezicht des HEEREN bewegen. ~
228 Lev 14:27 | sprengen, zevenmaal, voor het aangezicht des HEEREN.
229 Lev 14:29 | voor hem te doen, voor het aangezicht des HEEREN. ~
230 Lev 14:31 | verzoening doen voor het aangezicht des HEEREN. ~
231 Lev 15:14 | duiven nemen; en zal voor het aangezicht des HEEREN, aan de deur
232 Lev 15:15 | priester over hem voor het aangezicht des HEEREN, vanwege zijn
233 Lev 15:30 | verzoening doen voor het aangezicht des HEEREN. ~
234 Lev 16:1 | genaderd waren voor het aangezicht des HEEREN, en gestorven
235 Lev 16:7 | zal die stellen voor het aangezicht des HEEREN, aan de deur
236 Lev 16:10 | zijn, zal levend voor het aangezicht des HEEREN gesteld worden,
237 Lev 16:12 | het altaar, van voor het aangezicht des HEEREN, en zijn handen
238 Lev 16:13 | het vuur leggen, voor het aangezicht des HEEREN, opdat de nevel
239 Lev 16:18 | het altaar, dat voor het aangezicht des HEEREN is, uitkomen,
240 Lev 16:30 | zonden zult gij voor het aangezicht des HEEREN gereinigd worden. ~
241 Lev 17:10 | gegeten hebben, zal Ik Mijn aangezicht zetten, en zal die uit het
242 Lev 18:24 | heidenen, die Ik van uw aangezicht uitwerpe, zijn met alle
243 Lev 19:14 | niet vloeken, en voor het aangezicht des blinden geen aanstoot
244 Lev 19:15 | het gericht; gij zult het aangezicht des geringen niet aannemen,
245 Lev 19:15 | niet aannemen, noch het aangezicht des groten voortrekken;
246 Lev 19:22 | gezondigd heeft, voor het aangezicht des HEEREN verzoening doen;
247 Lev 19:32 | gij opstaan, en zult het aangezicht des ouden vereren; en gij
248 Lev 20:3 | 3 En Ik zal Mijn aangezicht tegen dien man zetten, en
249 Lev 20:5 | 5 Zo zal Ik Mijn aangezicht tegen dien man en tegen
250 Lev 20:6 | hoereren, zo zal Ik Mijn aangezicht tegen die ziel zetten, en
251 Lev 20:23 | volks, hetwelk Ik voor uw aangezicht uitwerp; want al deze dingen
252 Lev 22:3 | diezelve mens zal van voor Mijn aangezicht uitgeroeid worden; Ik ben
253 Lev 22:42 | hij zal die garf voor het aangezicht des HEEREN bewegen, opdat
254 Lev 22:51 | ten beweegoffer, voor het aangezicht des HEEREN, met de twee
255 Lev 22:59 | verzoening te doen voor het aangezicht des HEEREN uws Gods. ~
256 Lev 22:71 | beekwilgen; en gij zult voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, zeven
257 Lev 23:3 | 3 Aaron zal die voor het aangezicht des HEEREN gedurig toerichten,
258 Lev 23:4 | kandelaar die lampen voor het aangezicht des HEEREN gedurig toerichten. ~
259 Lev 23:6 | de reine tafel, voor het aangezicht des HEEREN. ~
260 Lev 23:8 | gedurig zal men dat voor het aangezicht des HEEREN toerichten, vanwege
261 Lev 25:7 | vervolgen; en zij zullen voor uw aangezicht door het zwaard vallen. ~
262 Lev 25:8 | vijanden zullen voor uw aangezicht door het zwaard vallen. ~
263 Lev 25:17 | 17 Daartoe zal Ik Mijn aangezicht tegen ulieden zetten, dat
264 Lev 25:17 | geslagen zult worden voor het aangezicht uwer vijanden; en uw haters
265 Lev 25:37 | jaagt; en gij zult voor het aangezicht uwer vijanden niet kunnen
266 Lev 26:8 | zo zal hij zich voor het aangezicht des priesters zetten, opdat
267 Lev 26:11 | zal hij dat beest voor het aangezicht des priesters zetten. ~
268 Num 3:4 | Abihu stierven voor het aangezicht des HEEREN, als zij vreemd
269 Num 3:4 | zij vreemd vuur voor het aangezicht des HEEREN in de woestijn
270 Num 3:4 | het priesterambt voor het aangezicht van hun vader Aaron. ~
271 Num 3:6 | naderen, en stel hem voor het aangezicht van den priester Aaron,
272 Num 5:16 | zal haar stellen voor het aangezicht des HEEREN. ~
273 Num 5:18 | priester de vrouw voor het aangezicht des HEEREN stellen, en zal
274 Num 5:25 | datzelve spijsoffer voor het aangezicht des HEEREN bewegen, en zal
275 Num 5:30 | dat hij de vrouw voor het aangezicht des HEEREN stelle, en de
276 Num 6:16 | priester zal het voor het aangezicht des HEEREN brengen, en zal
277 Num 6:25 | 25 De HEERE doe Zijn aangezicht over u lichten, en zij u
278 Num 6:26 | 26 De HEERE verheffe Zijn aangezicht over u, en geve u vrede! ~
279 Num 7:3 | brachten hun offerande voor het aangezicht des HEEREN, zes overdekte
280 Num 8:10 | zult de Levieten voor het aangezicht des HEEREN doen naderen;
281 Num 8:11 | ten beweegoffer voor het aangezicht des HEEREN, vanwege de kinderen
282 Num 8:13 | Levieten stellen voor het aangezicht van Aaron, en voor het aangezicht
283 Num 8:13 | aangezicht van Aaron, en voor het aangezicht van zijn zonen, en gij zult
284 Num 8:21 | ten beweegoffer voor het aangezicht des HEEREN; en Aaron deed
285 Num 8:22 | der samenkomst, voor het aangezicht van Aaron, en voor het aangezicht
286 Num 8:22 | aangezicht van Aaron, en voor het aangezicht zijner zonen; gelijk als
287 Num 9:6 | daarom naderden zij voor het aangezicht van Mozes, en voor het aangezicht
288 Num 9:6 | aangezicht van Mozes, en voor het aangezicht van Aaron op dienzelven
289 Num 10:9 | gedacht worden voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, en
290 Num 10:10 | gedachtenis zijn voor het aangezicht uws Gods; Ik ben de HEERE,
291 Num 10:33 | des HEEREN reisde voor hun aangezicht drie dagreizen, om voor
292 Num 10:35 | worden, en Uw haters van Uw aangezicht vlieden! ~
293 Num 11:20 | hebt, en hebt voor Zijn aangezicht geweend, zeggende: Waarom
294 Num 12:14 | vader smadelijk in haar aangezicht gespogen had, zou zij niet
295 Num 14:5 | hun aangezichten, voor het aangezicht van de ganse gemeente der
296 Num 14:14 | in een wolkkolom voor hun aangezicht gaat des daags, en in een
297 Num 14:37 | door een plaag, voor het aangezicht des HEEREN. ~
298 Num 14:42 | geslagen wordt, voor het aangezicht uwer vijanden. ~
299 Num 14:43 | Kanaanieten zijn daar voor uw aangezicht, en gij zult door het zwaard
300 Num 15:15 | vreemdeling voor des HEEREN aangezicht zijn. ~
301 Num 15:25 | hun zondoffer, voor het aangezicht des HEEREN, over hun afdwaling. ~
302 Num 15:28 | door afdwaling, voor het aangezicht des HEEREN, doende de verzoening
303 Num 16:2 | zij stonden op voor het aangezicht van Mozes, mitsgaders tweehonderd
304 Num 16:4 | hoorde, zo viel hij op zijn aangezicht. ~
305 Num 16:7 | reukwerk daarop voor het aangezicht des HEEREN; en het zal geschieden,
306 Num 16:9 | bedienen, en te staan voor het aangezicht der vergadering, om hen
307 Num 16:16 | vergadering, weest voor het aangezicht des HEEREN; gij, en zij,
308 Num 16:17 | daarin, en brengt voor het aangezicht des HEEREN, een ieder zijn
309 Num 16:38 | hebben ze gebracht voor het aangezicht des HEEREN, daarom zijn
310 Num 16:40 | reukwerk aan te steken voor het aangezicht des HEEREN; opdat hij niet
311 Num 16:46 | grote toorn is van voor het aangezicht des HEEREN uitgegaan, de
312 Num 17:7 | deze staven weg, voor het aangezicht des HEEREN, in de tent der
313 Num 17:9 | staven uit, van voor het aangezicht des HEEREN, tot al de kinderen
314 Num 18:7 | deze staven weg, voor het aangezicht des HEEREN, in de tent der
315 Num 18:9 | staven uit, van voor het aangezicht des HEEREN, tot al de kinderen
316 Num 18:32 | zoutverbond zijn, voor het aangezicht des HEEREN, voor u en voor
317 Num 19:19 | zoutverbond zijn, voor het aangezicht des HEEREN, voor u en voor
318 Num 20:3 | toen onze broeders voor het aangezicht des HEEREN den geest gaven! ~
319 Num 20:6 | gingen Mozes en Aaron van het aangezicht der gemeente tot de deur
320 Num 20:9 | Mozes den staf van voor het aangezicht des HEEREN, gelijk als Hij
321 Num 22:3 | vreesde Moab zeer voor het aangezicht dezes volks, want het was
322 Num 22:3 | was beangstigd voor het aangezicht van de kinderen Israels.
323 Num 22:31 | hoofd en boog zich op zijn aangezicht. ~
324 Num 22:33 | is nu driemaal voor Mijn aangezicht geweken; indien zij voor
325 Num 22:33 | geweken; indien zij voor Mijn aangezicht niet geweken ware, zekerlijk
326 Num 24:1 | toverijen; maar hij stelde zijn aangezicht naar de woestijn. ~
327 Num 26:61 | vreemd vuur brachten voor het aangezicht des HEEREN. ~
328 Num 27:2 | En zij stonden voor het aangezicht van Mozes, en voor het aangezicht
329 Num 27:2 | aangezicht van Mozes, en voor het aangezicht van Eleazar, den priester,
330 Num 27:2 | den priester, en voor het aangezicht van de oversten, en van
331 Num 27:5 | haar rechtzaak voor het aangezicht des HEEREN. ~
332 Num 27:17 | 17 Die voor hun aangezicht uitga, en die voor hun aangezicht
333 Num 27:17 | aangezicht uitga, en die voor hun aangezicht inga, en die hen uitleide,
334 Num 27:19 | 19 En stel hem voor het aangezicht van Eleazar, den priester,
335 Num 27:19 | den priester, en voor het aangezicht der ganse vergadering; en
336 Num 27:21 | 21 En hij zal voor het aangezicht van Eleazar, den priester,
337 Num 27:21 | wijze van Urim, voor het aangezicht des HEEREN; naar zijn mond
338 Num 27:22 | en stelde hem voor het aangezicht van Eleazar, den priester,
339 Num 27:22 | den priester, en voor het aangezicht der ganse vergadering. ~
340 Num 31:50 | verzoening te doen voor het aangezicht des HEEREN. ~
341 Num 31:54 | kinderen Israels, voor het aangezicht des HEEREN. ~ ~dden machtig
342 Num 31:57 | hetwelk de HEERE voor het aangezicht der vergadering van Israel
343 Num 31:70 | toerusten, haastende voor het aangezicht der kinderen Israels, totdat
344 Num 31:73 | zult, indien gij u voor het aangezicht des HEEREN zult toerusten
345 Num 31:74 | Jordaan zal trekken voor het aangezicht des HEEREN, totdat Hij Zijn
346 Num 31:74 | Zijn vijanden voor Zijn aangezicht uit de bezitting zal verdreven
347 Num 31:75 | 22 En het land voor het aangezicht des HEEREN ten ondergebracht
348 Num 31:75 | bezitting zijn voor het aangezicht des HEEREN. ~
349 Num 31:80 | heire toegerust is, voor het aangezicht des HEEREN tot den strijd,
350 Num 31:82 | is ten oorlog, voor het aangezicht des HEEREN, als het land
351 Num 31:82 | HEEREN, als het land voor uw aangezicht zal ten ondergebracht zijn;
352 Num 31:85 | toegerust overtrekken voor het aangezicht des HEEREN naar het land
353 Num 32:52 | inwoners des lands voor uw aangezicht uit de bezitting verdrijven,
354 Num 32:55 | inwoners des lands niet voor uw aangezicht uit de bezitting zult verdrijven,
355 Num 35:1 | toe, en spraken voor het aangezicht van Mozes, en voor het aangezicht
356 Num 35:1 | aangezicht van Mozes, en voor het aangezicht der oversten, hoofden van
357 Deu 1:8 | dat land gegeven voor uw aangezicht; gaat daarin, en bezit erfelijk
358 Deu 1:17 | 17 Gij zult het aangezicht in het gericht niet kennen;
359 Deu 1:17 | niet vrezen voor iemands aangezicht; want het gericht is Godes;
360 Deu 1:21 | dat land gegeven voor uw aangezicht; trekt op, bezit het erfelijk,
361 Deu 1:22 | Laat ons mannen voor ons aangezicht heenzenden, die ons het
362 Deu 1:30 | HEERE, uw God, Die voor uw aangezicht wandelt, Die zal voor u
363 Deu 1:33 | 33 Die voor uw aangezicht op den weg wandelde, om
364 Deu 1:38 | zoon van Nun, die voor uw aangezicht staat, die zal daarin komen;
365 Deu 1:42 | opdat gij niet voor het aangezicht uwer vijanden geslagen wordet. ~
366 Deu 1:45 | wederkwaamt en weendet voor het aangezicht des HEEREN, zo verhoorde
367 Deu 2:12 | en verdelgden hen van hun aangezicht, en hebben in hunlieder
368 Deu 2:21 | HEERE verdelgde hen voor hun aangezicht, zodat zij hen uit de bezitting
369 Deu 2:22 | gedaan heeft, voor welker aangezicht Hij de Horieten verdelgde;
370 Deu 2:25 | vreze te geven over het aangezicht der volken, onder den gansen
371 Deu 2:25 | sidderen, en bang zijn van uw aangezicht. ~
372 Deu 2:31 | Sihon en zijn land voor uw aangezicht te geven; begin dan te erven,
373 Deu 2:33 | onze God, gaf hem voor ons aangezicht; en wij sloegen hem, en
374 Deu 2:36 | gaf dat alles voor ons aangezicht. ~
375 Deu 3:18 | trekt gewapend door voor het aangezicht van uw broederen, de kinderen
376 Deu 3:28 | hem; want hij zal voor het aangezicht van dit volk henen overgaan,
377 Deu 4:8 | is, die ik heden voor uw aangezicht geef? ~
378 Deu 4:10 | Ten dage, als gij voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, aan
379 Deu 4:37 | zo heeft Hij u voor Zijn aangezicht door Zijn grote kracht uit
380 Deu 4:38 | machtiger waren dan gij, voor uw aangezicht uit de bezitting te verdrijven;
381 Deu 5:4 | 4 Van aangezicht tot aangezicht heeft de
382 Deu 5:4 | 4 Van aangezicht tot aangezicht heeft de HEERE met u op
383 Deu 5:7 | geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben. ~
384 Deu 6:19 | Om al uw vijanden voor uw aangezicht te verdrijven, gelijk als
385 Deu 6:25 | al deze geboden, voor het aangezicht des HEEREN, onzes Gods,
386 Deu 7:1 | Hij vele volken voor uw aangezicht zal hebben uitgeworpen,
387 Deu 7:2 | zal gegeven hebben voor uw aangezicht, dat gij ze slaat; zo zult
388 Deu 7:10 | die Hem haten, in zijn aangezicht, om hem te verderven; Hij
389 Deu 7:10 | niet vertrekken, in zijn aangezicht zal Hij het hem vergelden. ~
390 Deu 7:19 | alle volken, voor welker aangezicht gij vreest. ~
391 Deu 7:20 | overgebleven, en voor uw aangezicht verborgen zijn. ~
392 Deu 7:21 | Ontzet u niet voor hunlieder aangezicht; want de HEERE, uw God,
393 Deu 7:22 | zal deze volken voor uw aangezicht allengskens uitwerpen; haastelijk
394 Deu 7:23 | HEERE zal hen geven voor uw aangezicht, en Hij zal hen verschrikken
395 Deu 7:24 | doet; geen man zal voor uw aangezicht bestaan, totdat gij hen
396 Deu 8:20 | heidenen, die de HEERE voor uw aangezicht verdaan heeft, alzo zult
397 Deu 9:2 | Wie zou bestaan voor het aangezicht der kinderen van Enak? ~
398 Deu 9:3 | Degene is, Die voor uw aangezicht doorgaat, een verterend
399 Deu 9:3 | en Die zal hen voor uw aangezicht nederwerpen; en gij zult
400 Deu 9:4 | de HEERE, uw God, voor uw aangezicht zal hebben uitgestoten,
401 Deu 9:4 | verdrijft hen de HEERE voor uw aangezicht uit de bezitting. ~
402 Deu 9:5 | de HEERE, uw God, voor uw aangezicht uit de bezitting: en om
403 Deu 9:18 | wierp mij neder voor het aangezicht des HEEREN, als in het eerst,
404 Deu 9:25 | mij neder voor des HEEREN aangezicht, die veertig dagen en veertig
405 Deu 10:8 | HEEREN te dragen, om voor het aangezicht des HEEREN te staan, om
406 Deu 10:11 | ga op de reize, voor het aangezicht des volks, dat zij inkomen,
407 Deu 10:17 | vreselijke God, Die geen aangezicht aanneemt, noch geschenk
408 Deu 11:4 | van de Schelfzee boven hun aangezicht deed overzwemmen, als zij
409 Deu 11:23 | HEERE al deze volken voor uw aangezicht uit de bezitting verdrijven,
410 Deu 11:25 | 25 Niemand zal voor uw aangezicht bestaan; de HEERE, uw God,
411 Deu 12:7 | zult gijlieden voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, eten
412 Deu 12:12 | zult vrolijk zijn voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, gijlieden,
413 Deu 12:18 | gij zult dat eten voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, in
414 Deu 12:18 | zult vrolijk zijn voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, over
415 Deu 12:29 | de HEERE, uw God, voor uw aangezicht zal hebben uitgeroeid de
416 Deu 12:30 | achter hen, nadat zij voor uw aangezicht zullen verdelgd zijn; en
417 Deu 14:23 | 23 En voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, ter
418 Deu 14:26 | en eet aldaar voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, en
419 Deu 15:20 | 20 Voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, zult
420 Deu 16:11 | zult vrolijk zijn voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, gij,
421 Deu 16:16 | mannelijk onder u is, voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, verschijnen,
422 Deu 16:16 | zal niet ledig voor het aangezicht des HEEREN verschijnen: ~
423 Deu 16:19 | niet buigen; gij zult het aangezicht niet kennen; ook zult gij
424 Deu 17:18 | boek, uit hetgeen voor het aangezicht der Levietische priesteren
425 Deu 18:7 | Levieten, die aldaar voor het aangezicht des HEEREN staan; ~
426 Deu 18:12 | de HEERE, uw God, voor uw aangezicht uit de bezitting. ~
427 Deu 19:17 | twist hebben, staan voor het aangezicht des HEEREN, voor het aangezicht
428 Deu 19:17 | aangezicht des HEEREN, voor het aangezicht der priesters, en der rechters,
429 Deu 20:3 | verschrikt niet voor hun aangezicht. ~
430 Deu 20:19 | spijze), opdat het voor uw aangezicht kome tot een bolwerk. ~
431 Deu 21:16 | zoon der beminde, voor het aangezicht van den zoon der gehate,
432 Deu 22:6 | 6 Wanneer voor uw aangezicht een vogelnest op den weg
433 Deu 22:17 | zullen het kleed voor het aangezicht van de oudsten der stad
434 Deu 23:14 | en om uw vijanden voor uw aangezicht te geven; daarom zal uw
435 Deu 24:4 | dat is een gruwel voor het aangezicht des HEEREN; alzo zult gij
436 Deu 24:13 | gerechtigheid zijn voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods. ~
437 Deu 25:9 | uittrekken, en spuwen in zijn aangezicht, en zal betuigen en zeggen:
438 Deu 26:5 | 5 Dan zult gij voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, betuigen
439 Deu 26:10 | ze nederzetten voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, en
440 Deu 26:10 | en zult u buigen voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods; ~
441 Deu 26:13 | 13 En gij zult voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, zeggen:
442 Deu 27:7 | en vrolijk zijn voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods. ~
443 Deu 28:7 | opstaan, geslagen voor uw aangezicht; door een weg zullen zij
444 Deu 28:7 | wegen zullen zij voor uw aangezicht vlieden. ~
445 Deu 28:25 | geslagen geven voor het aangezicht uwer vijanden; door een
446 Deu 28:25 | wegen zult gij voor zijn aangezicht vlieden; en gij zult van
447 Deu 28:31 | uw ezel zal van voor uw aangezicht geroofd worden, en tot u
448 Deu 28:50 | 50 Een volk, stijf van aangezicht, dat het aangezicht des
449 Deu 28:50 | van aangezicht, dat het aangezicht des ouden niet zal aannemen,
450 Deu 29:10 | staat heden allen voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods: uw
451 Deu 29:15 | heden hier bij ons voor het aangezicht des HEEREN, onzes Gods,
452 Deu 31:3 | uw God, Die zal voor uw aangezicht overgaan; Die zal deze volken
453 Deu 31:3 | deze volken van voor uw aangezicht verdelgen, dat gij hen erfelijk
454 Deu 31:3 | bezit. Jozua zal voor uw aangezicht overgaan, gelijk als de
455 Deu 31:5 | hen nu de HEERE voor uw aangezicht zal gegeven hebben, dan
456 Deu 31:6 | verschrikt niet voor hun aangezicht; want het is de HEERE, uw
457 Deu 31:8 | nu is Degene, Die voor uw aangezicht gaat; Die zal met u zijn;
458 Deu 31:11 | te verschijnen voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, in
459 Deu 31:17 | zal hen verlaten, en Mijn aangezicht van hen verbergen, dat zij
460 Deu 31:18 | 18 Ik dan zal Mijn aangezicht te dien dage ganselijk verbergen,
461 Deu 31:21 | dan zal dit lied voor zijn aangezicht antwoorden tot getuige;
462 Deu 32:20 | En Hij zeide: Ik zal Mijn aangezicht van hen verbergen; Ik zal
463 Deu 33:27 | verdrijve den vijand voor uw aangezicht, en zegge: Verdelg! ~
464 Deu 34:10 | de HEERE gekend had, van aangezicht tot aangezicht, ~
465 Deu 34:10 | had, van aangezicht tot aangezicht, ~
466 Joz 1:5 | 5 Niemand zal voor uw aangezicht bestaan al de dagen uws
467 Joz 1:14 | gewapend trekken, voor het aangezicht uwer broederen, alle strijdbare
468 Joz 2:9 | dezes lands voor ulieder aangezicht gesmolten zijn. ~
469 Joz 2:10 | uitgedroogd heeft voor ulieder aangezicht, toen gij uit Egypte gingt;
470 Joz 3:6 | op, en gaat door voor het aangezicht van dit volk. Zij dan namen
471 Joz 3:6 | en zij gingen voor het aangezicht des volks. ~
472 Joz 3:10 | dat Hij ganselijk voor uw aangezicht uitdrijven zal de Kanaanieten,
473 Joz 3:11 | aarde gaat door voor ulieder aangezicht in de Jordaan. ~
474 Joz 3:14 | ark des verbonds voor het aangezicht des volks. ~
475 Joz 4:11 | en de priesters voor het aangezicht des volks. ~
476 Joz 4:12 | trokken gewapend voor het aangezicht der kinderen Israels, gelijk
477 Joz 4:13 | krijgsmannen trokken er voor het aangezicht des HEEREN ten strijde,
478 Joz 4:23 | heeft, die Hij voor ons aangezicht heeft doen uitdrogen, totdat
479 Joz 5:1 | had uitgedroogd, voor het aangezicht der kinderen Israels, totdat
480 Joz 5:1 | moed meer in hen, voor het aangezicht der kinderen Israels. ~
481 Joz 5:14 | Toen viel Jozua op zijn aangezicht ter aarde en aanbad, en
482 Joz 6:1 | en was gesloten, voor het aangezicht van de kinderen Israels;
483 Joz 6:8 | zeven ramsbazuinen, voor het aangezicht des HEEREN; zij trokken
484 Joz 6:9 | toegerust was, ging voor het aangezicht der priesteren, die de bazuinen
485 Joz 6:26 | Vervloekt zij die man voor het aangezicht des HEEREN, die zich opmaken
486 Joz 7:4 | dewelke vloden voor het aangezicht der mannen van Ai. ~
487 Joz 7:6 | klederen, en viel op zijn aangezicht ter aarde, voor de ark des
488 Joz 7:8 | nademaal dat Israel voor het aangezicht zijner vijanden den nek
489 Joz 7:10 | ligt gij dus neder op uw aangezicht? ~
490 Joz 7:12 | kunnen bestaan voor het aangezicht hunner vijanden; zij zullen
491 Joz 7:12 | zullen den nek voor het aangezicht hunner vijanden keren; want
492 Joz 7:13 | kunnen bestaan voor het aangezicht uwer vijanden, totdat gij
493 Joz 7:23 | stortten ze uit voor het aangezicht des HEEREN. ~
494 Joz 8:5 | zo zullen wij voor hun aangezicht vlieden. ~
495 Joz 8:10 | oudsten van Israel, voor het aangezicht des volks, naar Ai. ~
496 Joz 8:32 | geschreven heeft voor het aangezicht der kinderen Israels. ~
497 Joz 9:24 | inwoners des lands voor ulieder aangezicht verdelgen zoude, zo vreesden
498 Joz 10:8 | niemand van hen zal voor uw aangezicht bestaan. ~
499 Joz 10:10 | verschrikte hen voor het aangezicht van Israel; en hij sloeg
500 Joz 10:11 | geschiedde nu, toen zij voor het aangezicht van Israel vluchtten, zijnde
1-500 | 501-1000 | 1001-1442 |