1-500 | 501-1000 | 1001-1442
Book Chapter: Verse
501 Joz 10:12 | HEERE de Amorieten voor het aangezicht de kinderen Israels overgaf,
502 Joz 11:6 | verslagen geven voor het aangezicht van Israel; hun paarden
503 Joz 13:6 | zal hen verdrijven van het aangezicht der kinderen Israels; alleenlijk
504 Joz 17:4 | dan traden toe voor het aangezicht van Eleazar, den priester,
505 Joz 17:4 | den priester, en voor het aangezicht van Jozua, den zoon van
506 Joz 17:4 | zoon van Nun, en voor het aangezicht der oversten, zeggende:
507 Joz 18:6 | lot hier werpe voor het aangezicht des HEEREN, onzes Gods. ~
508 Joz 18:8 | het lot werpen, voor het aangezicht des HEEREN, te Silo. ~
509 Joz 18:10 | voor hen te Silo, voor het aangezicht des HEEREN. En Jozua deelde
510 Joz 19:51 | uitdeelden te Silo, voor het aangezicht des HEEREN, aan de deur
511 Joz 20:6 | totdat hij sta voor het aangezicht der vergadering voor het
512 Joz 20:9 | bloedwrekers, totdat hij voor het aangezicht der vergadering gestaan
513 Joz 22:17 | al hun vijanden voor hun aangezicht; al hun vijanden gaf de
514 Joz 23:27 | dienst des HEEREN voor Zijn aangezicht dienen mochten met onze
515 Joz 24:3 | aan al deze volken voor uw aangezicht; want de HEERE, uw God,
516 Joz 24:5 | hen uitstoten voor ulieder aangezicht, en Hij zal hen van voor
517 Joz 24:5 | zal hen van voor ulieder aangezicht verdrijven; en gij zult
518 Joz 24:9 | Want de HEERE heeft van uw aangezicht verdreven grote en machtige
519 Joz 24:9 | aangaande, niemand heeft voor uw aangezicht bestaan, tot op dezen dag
520 Joz 24:13 | deze volken van voor uw aangezicht te verdrijven; maar zij
521 Joz 25:1 | zij stelden zich voor het aangezicht van God. ~
522 Joz 25:8 | verdelgde hen voor ulieder aangezicht. ~
523 Joz 25:12 | dreven hen weg van ulieder aangezicht, gelijk de beide koningen
524 Joz 25:18 | de HEERE heeft voor ons aangezicht uitgestoten al die volken,
525 Ric 2:3 | gezegd: Ik zal hen voor uw aangezicht niet uitdrijven; maar zij
526 Ric 2:14 | niet meer bestaan voor het aangezicht hunner vijanden. ~
527 Ric 2:21 | niet voortvaren voor hun aangezicht iemand uit de bezitting
528 Ric 3:27 | gebergte, en hij zelf voor hun aangezicht heen. ~
529 Ric 4:14 | is de HEERE niet voor uw aangezicht henen uitgetogen? Zo trok
530 Ric 4:15 | scherpte de zwaards, voor het aangezicht van Barak; dat Sisera van
531 Ric 4:23 | ondergebracht, voor het aangezicht der kinderen Israels. ~
532 Ric 4:29 | bergen vervloten van het aangezicht des HEEREN; zelfs Sinai
533 Ric 4:29 | HEEREN; zelfs Sinai van het aangezicht des HEEREN, des Gods van
534 Ric 5:9 | drukten; en Ik heb hen voor uw aangezicht uitgedreven, en u hun land
535 Ric 5:11 | die te vluchten voor het aangezicht der Midianieten. ~
536 Ric 5:22 | des HEEREN gezien heb van aangezicht tot aangezicht. ~
537 Ric 5:22 | gezien heb van aangezicht tot aangezicht. ~
538 Ric 7:28 | onder gebracht voor het aangezicht der kinderen Israels, en
539 Ric 8:39 | En Gaal trok uit voor het aangezicht der burgeren van Sichem,
540 Ric 8:40 | want hij vlood voor zijn aangezicht; en er vielen vele verslagenen
541 Ric 10:3 | Toen vlood Jeftha voor het aangezicht zijner broederen, en woonde
542 Ric 10:9 | en de HEERE hen voor mijn aangezicht geven zal, zal ik u dan
543 Ric 10:11 | al zijn woorden voor het aangezicht des HEEREN te Mizpa. ~
544 Ric 10:23 | Israels, de Amorieten voor het aangezicht van zijn volk Israel uit
545 Ric 10:24 | HEERE, onze God, voor ons aangezicht uit de bezitting verdrijft. ~
546 Ric 10:33 | ten ondergebracht voor het aangezicht der kinderen Israels. ~
547 Ric 12:6 | Man Gods tot mij, Wiens aangezicht was als het aangezicht van
548 Ric 12:6 | Wiens aangezicht was als het aangezicht van een Engel Gods, zeer
549 Ric 12:15 | een geitenbokje voor Uw aangezicht bereiden. ~
550 Ric 19:23 | op, en weenden voor het aangezicht des HEEREN tot op den avond,
551 Ric 19:26 | en bleven aldaar voor het aangezicht des HEEREN, en vastten dien
552 Ric 19:26 | en dankofferen voor het aangezicht des HEEREN. ~
553 Ric 19:28 | van Aaron, stond voor Zijn aangezicht, in die dagen, zeggende:
554 Ric 19:32 | Benjamin: Zij zijn voor ons aangezicht geslagen, als te voren;
555 Ric 19:35 | HEERE Benjamin voor Israels aangezicht; dat de kinderen Israels
556 Ric 19:39 | is hij zekerlijk voor ons aangezicht geslagen, als in den vorigen
557 Ric 19:42 | wendden zij zich voor het aangezicht der mannen van Israel naar
558 Ric 20:2 | op den avond, voor Gods aangezicht; en zij hieven hun stem
559 Rut 2:10 | 10 Toen viel zij op haar aangezicht, en boog zich ter aarde,
560 1Sa 1:12 | bleef biddende voor het aangezicht des HEEREN, zo gaf Eli acht
561 1Sa 1:15 | ziel uitgegoten voor het aangezicht des HEEREN. ~
562 1Sa 1:18 | weegs; en zij at, en haar aangezicht was haar zodanig niet meer. ~
563 1Sa 1:19 | en zij aanbaden voor het aangezicht des HEEREN, en zij keerden
564 1Sa 1:22 | brengen, dat hij voor het aangezicht des HEEREN verschijne, en
565 1Sa 2:11 | HEERE dienende voor het aangezicht van den priester Eli. ~
566 1Sa 2:17 | jongelingen zeer groot voor het aangezicht des HEEREN; want de lieden
567 1Sa 2:18 | Doch Samuel diende voor het aangezicht des HEEREN, zijnde een jongeling,
568 1Sa 2:28 | steken, om den efod voor Mijn aangezicht te dragen; en heb aan het
569 1Sa 2:30 | vaders huis zouden voor Mijn aangezicht wandelen tot in eeuwigheid;
570 1Sa 2:35 | hij zal altijd voor het aangezicht Mijns Gezalfden wandelen. ~
571 1Sa 3:1 | diende den HEERE voor het aangezicht van Eli; en het woord des
572 1Sa 4:2 | Israel voor der Filistijnen aangezicht geslagen; want zij sloegen
573 1Sa 4:3 | heden geslagen voor het aangezicht der Filistijnen? Laat ons
574 1Sa 4:17 | Israel is gevloden voor het aangezicht der Filistijnen, en er is
575 1Sa 5:3 | ziet, zo was Dagon op zijn aangezicht ter aarde gevallen voor
576 1Sa 5:4 | ziet, Dagon lag op zijn aangezicht ter aarde gevallen voor
577 1Sa 6:20 | kunnen bestaan voor het aangezicht van de HEERE, dezen heiligen
578 1Sa 7:6 | en goten het uit voor het aangezicht des HEEREN; en zij vastten
579 1Sa 7:7 | zo vreesden zij voor het aangezicht der Filistijnen. ~
580 1Sa 7:10 | verslagen werden voor het aangezicht van Israel. ~
581 1Sa 9:12 | zeiden: Ziet, hij is voor uw aangezicht; haast u nu, want hij is
582 1Sa 9:19 | ziener; ga op voor mijn aangezicht op de hoogte, dat gijlieden
583 1Sa 10:8 | 8 Gij nu zult voor mijn aangezicht afgaan naar Gilgal, en zie,
584 1Sa 10:19 | nu dan, stelt u voor het aangezicht des HEEREN, naar uw stammen
585 1Sa 10:25 | boek, en legde het voor het aangezicht des HEEREN. Toen liet Samuel
586 1Sa 11:15 | Saul aldaar koning voor het aangezicht des HEEREN te Gilgal; en
587 1Sa 11:15 | aldaar dankofferen voor het aangezicht des HEEREN; en Saul verheugde
588 1Sa 12:2 | trekt de koning voor uw aangezicht heen, en ik ben oud en grijs
589 1Sa 12:7 | ulieden rechte, voor het aangezicht des HEEREN, over al de gerechtigheden
590 1Sa 13:12 | te Gilgal, en ik heb het aangezicht des HEEREN niet ernstelijk
591 1Sa 14:13 | zij vielen voor Jonathans aangezicht, en zijn wapendrager doodde
592 1Sa 15:33 | Agag in stukken, voor het aangezicht des HEEREN te Gilgal. ~
593 1Sa 16:8 | hij deed hem voorbij het aangezicht van Samuel gaan; doch hij
594 1Sa 16:10 | zeven zonen voorbij het aangezicht van Samuel gaan; doch Samuel
595 1Sa 16:16 | uw knechten, die voor uw aangezicht staan, dat zij een man zoeken,
596 1Sa 16:21 | en hij stond voor zijn aangezicht; en hij beminde hem zeer,
597 1Sa 16:22 | Laat toch David voor mijn aangezicht staan, want hij heeft genade
598 1Sa 17:7 | schilddrager ging voor zijn aangezicht. ~
599 1Sa 17:24 | vluchtten zij voor zijn aangezicht, en zij vreesden zeer. ~
600 1Sa 17:41 | schilddrager ging voor zijn aangezicht. ~
601 1Sa 17:49 | voorhoofd, en hij viel op zijn aangezicht ter aarde. ~
602 1Sa 17:57 | hij bracht hem voor het aangezicht van Saul, en het hoofd van
603 1Sa 18:11 | wendde zich tweemaal van zijn aangezicht af. ~
604 1Sa 18:13 | en hij ging in voor het aangezicht des volks. ~
605 1Sa 18:15 | gedroeg, vreesde hij voor zijn aangezicht. ~
606 1Sa 18:16 | en hij ging in voor hun aangezicht. ~
607 1Sa 19:7 | Saul, en hij was voor zijn aangezicht als gisteren en eergisteren. ~
608 1Sa 19:8 | en zij vloden voor zijn aangezicht. ~
609 1Sa 19:10 | doch hij ontweek van het aangezicht van Saul, die met de spies
610 1Sa 19:24 | profeteerde zelf ook, voor het aangezicht van Samuel; en hij viel
611 1Sa 20:1 | kwam, en zeide voor het aangezicht van Jonathan: Wat heb ik
612 1Sa 20:1 | wat is mijn zonde voor het aangezicht uws vaders, dat hij mijn
613 1Sa 20:41 | zuidzijde, en hij viel op zijn aangezicht ter aarde, en hij boog zich
614 1Sa 21:6 | toonbroden, die van voor het aangezicht des HEEREN weggenomen waren,
615 1Sa 21:7 | dage opgehouden voor het aangezicht des HEEREN, en zijn naam
616 1Sa 21:10 | vluchtte te dien dage van het aangezicht van Saul; en hij kwam tot
617 1Sa 21:12 | was zeer bevreesd voor het aangezicht van Achis, den koning van
618 1Sa 22:4 | hij bracht hen voor het aangezicht van den koning der Moabieten;
619 1Sa 23:18 | maakten een verbond voor het aangezicht des HEEREN; en David bleef
620 1Sa 23:24 | gingen naar Zif voor het aangezicht van Saul. David nu en zijn
621 1Sa 23:26 | haastte, om te ontgaan van het aangezicht van Saul; en Saul en zijn
622 1Sa 24:9 | David boog zich met het aangezicht ter aarde en neigde zich. ~
623 1Sa 25:19 | jongelingen: Trekt heen voor mijn aangezicht; ziet, ik kom achter ulieden;
624 1Sa 25:23 | af, en zij viel voor het aangezicht van David op haar aangezicht,
625 1Sa 25:23 | aangezicht van David op haar aangezicht, en zij boog zich ter aarde. ~
626 1Sa 25:35 | stem gehoord, en heb uw aangezicht aangenomen. ~
627 1Sa 25:41 | en neigde zich met het aangezicht ter aarde, en zij zeide:
628 1Sa 26:19 | zijn zij vervloekt voor het aangezicht des HEEREN, dewijl zij mij
629 1Sa 26:20 | op de aarde van voor het aangezicht des HEEREN; want de koning
630 1Sa 28:14 | neigde hij zich met het aangezicht ter aarde, en hij boog zich. ~
631 1Sa 29:8 | dien dag af, dat ik voor uw aangezicht geweest ben, tot dezen dag
632 1Sa 31:1 | Israels vloden voor het aangezicht der Filistijnen, en vielen
633 2Sa 2:14 | jongens opmaken, en voor ons aangezicht spelen. En Joab zeide: Laat
634 2Sa 2:17 | van Israel werden voor het aangezicht der knechten van David geslagen. ~
635 2Sa 2:22 | slaan? Hoe zou ik dan mijn aangezicht opheffen voor uw broeder
636 2Sa 3:13 | zeggende: Gij zult mijn aangezicht niet zien, tenzij dat gij
637 2Sa 3:13 | inbrengt, als gij komt om mijn aangezicht te zien. ~
638 2Sa 3:34 | gelijk men valt voor het aangezicht van kinderen der verkeerdheid.
639 2Sa 5:3 | hen te Hebron, voor het aangezicht des HEEREN; en zij zalfden
640 2Sa 5:20 | mijn vijanden voor mijn aangezicht gescheurd, als een scheur
641 2Sa 5:24 | alsdan is de HEERE voor uw aangezicht uitgegaan, om het heirleger
642 2Sa 6:5 | Israels speelden voor het aangezicht des HEEREN, met allerlei
643 2Sa 6:14 | met alle macht voor het aangezicht des HEEREN; en David was
644 2Sa 6:16 | springende en huppelende voor het aangezicht des HEEREN, verachtte zij
645 2Sa 6:17 | brandofferen voor des HEEREN aangezicht, en dankofferen. ~
646 2Sa 6:21 | zeide tot Michal: Voor het aangezicht des HEEREN, Die mij verkoren
647 2Sa 6:21 | ik zal spelen voor het aangezicht des HEEREN. ~
648 2Sa 7:9 | heb al uw vijanden voor uw aangezicht uitgeroeid; en Ik heb u
649 2Sa 7:15 | Saul, dien Ik van voor uw aangezicht heb weggenomen. ~
650 2Sa 7:16 | tot in eeuwigheid, voor uw aangezicht; uw stoel zal vast zijn
651 2Sa 7:18 | David in, en bleef voor het aangezicht des HEEREN, en hij zeide:
652 2Sa 7:23 | doen aan Uw land, voor het aangezicht Uws volks, dat Gij U uit
653 2Sa 7:26 | zal bestendig zijn voor Uw aangezicht. ~
654 2Sa 7:29 | het in eeuwigheid voor uw aangezicht zij; want Gij, Heere HEERE,
655 2Sa 9:6 | inkwam, zo viel hij op zijn aangezicht, en boog zich neder. En
656 2Sa 10:13 | en zij vloden voor zijn aangezicht. ~
657 2Sa 10:14 | vloden zij ook voor het aangezicht van Abisai, en kwamen in
658 2Sa 10:15 | zagen, dat zij voor Israels aangezicht geslagen waren, zo vergaderden
659 2Sa 10:16 | krijgsoverste, toog voor hun aangezicht heen. ~
660 2Sa 10:18 | Syriers vloden voor Israels aangezicht, en David versloeg van de
661 2Sa 10:19 | zagen, dat zij voor Israels aangezicht geslagen waren, maakten
662 2Sa 11:13 | hem, zodat hij voor zijn aangezicht at en dronk, en hij maakte
663 2Sa 13:9 | en goot ze uit voor zijn aangezicht; maar hij weigerde te eten.
664 2Sa 14:4 | koning, als zij op haar aangezicht ter aarde was gevallen,
665 2Sa 14:22 | 22 Toen viel Joab op zijn aangezicht ter aarde, en boog zich,
666 2Sa 14:24 | zijn huis kere, en mijn aangezicht niet zie. Alzo keerde Absalom
667 2Sa 14:24 | huis, en zag des konings aangezicht niet. ~
668 2Sa 14:28 | Jeruzalem, dat hij des konings aangezicht niet zag. ~
669 2Sa 14:32 | ware; nu dan, laat mij het aangezicht des konings zien; is er
670 2Sa 14:33 | boog zich voor hem op zijn aangezicht ter aarde, voor des konings
671 2Sa 14:33 | aarde, voor des konings aangezicht; en de koning kuste Absalom. ~
672 2Sa 15:1 | mannen, lopende voor zijn aangezicht henen. ~
673 2Sa 15:14 | ontkomen zijn voor Absaloms aangezicht; haast u, om weg te gaan,
674 2Sa 15:18 | gingen voor des konings aangezicht heen. ~
675 2Sa 16:19 | Zou het niet zijn voor het aangezicht zijns zoons? Gelijk als
676 2Sa 16:19 | Gelijk als ik voor het aangezicht uws vaders gediend heb,
677 2Sa 16:19 | heb, alzo zal ik voor uw aangezicht zijn. ~
678 2Sa 18:7 | Israel werd aldaar voor het aangezicht van Davids knechten geslagen;
679 2Sa 18:9 | Absalom nu ontmoette voor het aangezicht der knechten Davids; en
680 2Sa 18:28 | voor den koning met het aangezicht ter aarde, en hij zeide:
681 2Sa 19:4 | 4 De koning nu had zijn aangezicht toegewonden, en de koning
682 2Sa 19:5 | hebt heden beschaamd het aangezicht van al uw knechten, die
683 2Sa 19:8 | het volk voor des konings aangezicht, maar Israel was gevloden,
684 2Sa 19:13 | krijgsoverste zult zijn voor mijn aangezicht, te allen dage, in Joabs
685 2Sa 19:18 | van Gera, neder voor het aangezicht des konings, als hij over
686 2Sa 20:8 | zo kwam Amasa voor hun aangezicht. En Joab was omgord over
687 2Sa 21:1 | jaar; en David zocht het aangezicht des HEEREN. En de HEERE
688 2Sa 21:9 | ophingen op den berg voor het aangezicht des HEEREN; en die zeven
689 2Sa 23:11 | linzen, en het volk voor het aangezicht der Filistijnen vluchtte; ~
690 2Sa 24:4 | des heirs, van des konings aangezicht, om het volk Israel te tellen. ~
691 2Sa 24:13 | maanden vlieden voor het aangezicht uwer vijanden, dat die u
692 2Sa 24:20 | voor den koning met zijn aangezicht ter aarde. ~
693 1Kon 1:2 | maagd zoeken, die voor het aangezicht des konings sta, en hem
694 1Kon 1:5 | mannen, lopende voor zijn aangezicht. ~
695 1Kon 1:23 | daar; en hij kwam voor het aangezicht des konings, en boog zich
696 1Kon 1:23 | voor den koning op zijn aangezicht ter aarde. ~
697 1Kon 1:25 | eten, en drinken voor zijn aangezicht, en zeggen: De koning Adonia
698 1Kon 1:28 | Bathseba; en zij kwam voor het aangezicht des konings, en stond voor
699 1Kon 1:28 | konings, en stond voor het aangezicht des konings. ~
700 1Kon 1:31 | neigde zich Bathseba met het aangezicht ter aarde, en boog zich
701 1Kon 1:32 | en zij kwamen voor het aangezicht des konings. ~
702 1Kon 2:4 | weg bewaren, om voor Mijn aangezicht trouwelijk, met hun ganse
703 1Kon 2:7 | als ik vluchtte voor het aangezicht van uw broeder Absalom. ~
704 1Kon 2:15 | en het ganse Israel zijn aangezicht op mij gezet had, dat ik
705 1Kon 2:16 | enige begeerte; wijs mijn aangezicht niet af. En zij zeide tot
706 1Kon 2:17 | Salomo, want hij zal uw aangezicht niet afwijzen, dat hij mij
707 1Kon 2:20 | kleine begeerte, wijs mijn aangezicht niet af. En de koning zeide
708 1Kon 2:20 | mijn moeder, want ik zal uw aangezicht niet afwijzen. ~
709 1Kon 2:26 | des Heeren HEEREN voor het aangezicht van mijn vader David gedragen
710 1Kon 2:45 | bevestigd zijn voor het aangezicht des HEEREN tot in eeuwigheid. ~
711 1Kon 3:6 | gelijk als hij voor Uw aangezicht gewandeld heeft, in waarheid,
712 1Kon 3:16 | en zij stonden voor zijn aangezicht. ~
713 1Kon 3:22 | Alzo spraken zij voor het aangezicht des konings. ~
714 1Kon 3:24 | brachten een zwaard voor het aangezicht des konings. ~
715 1Kon 3:28 | had, en vreesde voor het aangezicht des konings; want zij zagen,
716 1Kon 8:14 | Daarna wendde de koning zijn aangezicht om, en zegende de ganse
717 1Kon 8:23 | Uw knechten, die voor Uw aangezicht met hun ganse hart wandelen; ~
718 1Kon 8:25 | man zal u van voor Mijn aangezicht afgesneden worden, die op
719 1Kon 8:25 | om te wandelen voor Mijn aangezicht, gelijk als gij gewandeld
720 1Kon 8:25 | gewandeld hebt voor Mijn aangezicht. ~
721 1Kon 8:28 | Uw knecht heden voor Uw aangezicht bidt. ~
722 1Kon 8:33 | geslagen worden voor het aangezicht des vijands, omdat zij tegen
723 1Kon 8:46 | hen leveren zult voor het aangezicht des vijands, dat degenen,
724 1Kon 8:50 | barmhartigheid voor het aangezicht dergenen, die ze gevangen
725 1Kon 8:62 | offerden slachtofferen voor het aangezicht des HEEREN. ~
726 1Kon 8:64 | koperen altaar, dat voor het aangezicht des HEEREN was, was te klein,
727 1Kon 8:65 | rivier van Egypte, voor het aangezicht des HEEREN, onzes Gods,
728 1Kon 9:3 | gehoord, die gij voor Mijn aangezicht smekende gedaan hebt; Ik
729 1Kon 9:4 | 4 En zo gij voor Mijn aangezicht wandelen zult, gelijk als
730 1Kon 9:6 | inzettingen, die Ik voor uw aangezicht gegeven heb; maar heengaan,
731 1Kon 9:7 | geheiligd heb, zal Ik van Mijn aangezicht wegwerpen; en Israel zal
732 1Kon 9:25 | op dat, hetwelk voor het aangezicht des HEEREN was, als hij
733 1Kon 10:8 | knechten, die gedurig voor uw aangezicht staan, die uw wijsheid horen! ~
734 1Kon 10:24 | de ganse aarde zocht het aangezicht van Salomo, om zijn wijsheid
735 1Kon 11:36 | altijd een lamp voor Mijn aangezicht hebbe in Jeruzalem, de stad,
736 1Kon 12:2 | was (want hij was van het aangezicht van den koning Salomo gevloden;
737 1Kon 12:6 | gestaan hadden voor het aangezicht van zijn vader Salomo, als
738 1Kon 12:8 | opgewassen waren, die voor zijn aangezicht stonden. ~
739 1Kon 13:6 | man Gods: Aanbid toch het aangezicht des HEEREN, uws Gods, ernstelijk,
740 1Kon 13:6 | Toen bad de man Gods het aangezicht des HEEREN ernstelijk; en
741 1Kon 14:24 | heidenen, die de HEERE van het aangezicht der kinderen Israels uit
742 1Kon 17:1 | Israels, leeft, voor Wiens aangezicht ik sta, indien deze jaren
743 1Kon 18:7 | kennende, zo viel hij op zijn aangezicht, en zeide: Zijt gij mijn
744 1Kon 18:15 | heirscharen leeft, voor Wiens aangezicht ik sta, ik zal voorzeker
745 1Kon 18:42 | aarde; daarna legde hij zijn aangezicht tussen zijn knieen. ~
746 1Kon 18:46 | lenden, en liep voor het aangezicht van Achab henen, tot daar
747 1Kon 19:11 | op dezen berg, voor het aangezicht des HEEREN. En ziet, de
748 1Kon 19:13 | dat hoorde, dat hij zijn aangezicht bewond met zijn mantel,
749 1Kon 21:4 | zijn bed, en keerde zijn aangezicht om, en at geen brood. ~
750 1Kon 21:26 | hadden, die God voor het aangezicht van de kinderen Israels
751 1Kon 21:29 | zich vernedert voor Mijn aangezicht? Daarom dewijl hij zich
752 1Kon 21:29 | zich vernedert voor Mijn aangezicht, zo zal Ik dat kwaad in
753 1Kon 22:21 | geest uit, en stond voor het aangezicht des HEEREN, en zeide: Ik
754 2Kon 1:15 | hem; vrees niet voor zijn aangezicht. En hij stond op, en ging
755 2Kon 3:14 | heirscharen leeft, voor Wiens aangezicht ik sta, zo ik niet het aangezicht
756 2Kon 3:14 | aangezicht ik sta, zo ik niet het aangezicht van Josafat, den koning
757 2Kon 3:24 | Moabieten; en zij vloden van hun aangezicht; ja, zij kwamen in het land,
758 2Kon 4:12 | had, stond zij voor zijn aangezicht. ~
759 2Kon 4:29 | en leg mijn staf op het aangezicht van den jongen. ~
760 2Kon 4:31 | 31 Gehazi nu was voor hun aangezicht doorgegaan; en hij legde
761 2Kon 4:31 | hij legde den staf op het aangezicht van den jongen; doch er
762 2Kon 4:38 | profeten zaten voor zijn aangezicht; en hij zeide tot zijn jongen:
763 2Kon 5:1 | was een groot man voor het aangezicht zijns heren, en van hoog
764 2Kon 5:3 | mijn heer ware voor het aangezicht van den profeet, die te
765 2Kon 5:15 | kwam, en stond voor zijn aangezicht en zeide: Zie, nu weet ik,
766 2Kon 5:16 | HEERE leeft, voor Wiens aangezicht ik sta, indien ik het neme!
767 2Kon 5:23 | jongens, die ze voor zijn aangezicht droegen. ~
768 2Kon 5:27 | ging hij uit van voor zijn aangezicht, melaats, wit als de sneeuw. ~ ~ ~
769 2Kon 6:1 | waar wij wonen voor uw aangezicht, is voor ons te eng. ~
770 2Kon 6:32 | zond een man van voor zijn aangezicht; maar eer de bode tot hem
771 2Kon 8:9 | kwam, en stond voor zijn aangezicht, en zeide: Uw zoon Benhadad,
772 2Kon 8:15 | water doopte, en over zijn aangezicht uitspreidde, dat hij stierf;
773 2Kon 9:30 | hoorde, zo blankette zij haar aangezicht, en versierde haar hoofd,
774 2Kon 9:32 | 32 En hij hief zijn aangezicht op naar het venster, en
775 2Kon 10:4 | bestonden niet voor zijn aangezicht, hoe zouden wij dan bestaan? ~
776 2Kon 12:17 | daarna stelde Hazael zijn aangezicht, om tegen Jeruzalem op te
777 2Kon 13:17 | daarna stelde Hazael zijn aangezicht, om tegen Jeruzalem op te
778 2Kon 14:4 | Doch Joahaz bad des HEEREN aangezicht ernstelijk aan; en de HEERE
779 2Kon 14:14 | en had geweend over zijn aangezicht, en gezegd: Mijn vader,
780 2Kon 14:23 | niet verworpen van Zijn aangezicht, tot nu toe. ~
781 2Kon 15:8 | Kom, laat ons elkanders aangezicht zien. ~
782 2Kon 15:11 | koning van Juda, elkanders aangezicht zagen te Beth-Semes, dat
783 2Kon 15:12 | Juda werd geslagen voor het aangezicht van Israel, en zij vloden,
784 2Kon 17:14 | koperen altaar, dat voor het aangezicht des HEEREN was, dat bracht
785 2Kon 18:14 | koperen altaar, dat voor het aangezicht des HEEREN was, dat bracht
786 2Kon 19:8 | heidenen, die de HEERE voor het aangezicht der kinderen Israels verdreven
787 2Kon 19:18 | Hij hen wegdeed van Zijn aangezicht; er bleef niets over, behalve
788 2Kon 19:20 | totdat Hij hen van Zijn aangezicht weggeworpen had. ~
789 2Kon 19:23 | de HEERE Israel van Zijn aangezicht wegdeed, gelijk als Hij
790 2Kon 20:24 | 24 Hoe zoudt gij dan het aangezicht van een enigen vorst van
791 2Kon 21:14 | breidde die uit voor het aangezicht des HEEREN. ~
792 2Kon 21:15 | 15 En Hizkia bad voor het aangezicht des HEEREN, en zeide: O
793 2Kon 22:2 | 2 Toen keerde hij zijn aangezicht om naar den wand, en hij
794 2Kon 22:3 | gedenk toch, dat ik voor Uw aangezicht in waarheid en met een volkomen
795 2Kon 23:2 | heidenen, die de HEERE voor het aangezicht der kinderen Israels uit
796 2Kon 23:9 | heidenen, die de HEERE voor het aangezicht der kinderen Israels verdelgd
797 2Kon 24:10 | En Safan las dat voor het aangezicht des konings. ~
798 2Kon 24:19 | geworden is, en gij u voor het aangezicht des HEEREN vernederd hebt,
799 2Kon 24:19 | klederen gescheurd en voor Mijn aangezicht geweend hebt; zo heb Ik
800 2Kon 25:3 | verbond voor des HEEREN aangezicht, om den HEERE na te wandelen,
801 2Kon 25:27 | Ik zal Juda ook van Mijn aangezicht wegdoen, gelijk als Ik Israel
802 2Kon 26:3 | Juda, dat Hij hen van Zijn aangezicht wegdeed, om de zonden van
803 2Kon 26:20 | totdat Hij hen van Zijn aangezicht weggeworpen had. En Zedekia
804 2Kon 27:19 | degenen, die des konings aangezicht zagen, die in de stad gevonden
805 2Kon 27:29 | geduriglijk brood voor zijn aangezicht, al de dagen zijns levens. ~
806 1Kro 10:1 | van Israel vloden voor het aangezicht der Filistijnen, en zij
807 1Kro 11:3 | hen te Hebron, voor het aangezicht des HEEREN; en zij zalfden
808 1Kro 11:13 | was, en het volk voor het aangezicht der Filistijnen vlood; ~
809 1Kro 12:1 | nog besloten was voor het aangezicht van Saul, den zoon van Kis;
810 1Kro 13:8 | Israel speelden voor het aangezicht Gods met alle macht, zo
811 1Kro 13:10 | hij stierf aldaar voor het aangezicht Gods. ~
812 1Kro 14:15 | strijde; want God zal voor uw aangezicht uitgegaan zijn, om het leger
813 1Kro 16:1 | en dankofferen voor het aangezicht Gods. ~
814 1Kro 16:11 | Zijn sterkte, zoekt Zijn aangezicht geduriglijk. ~
815 1Kro 16:27 | heerlijkheid zijn voor Zijn aangezicht, sterkte en vrolijkheid
816 1Kro 16:29 | offer, en komt voor Zijn aangezicht; aanbidt den HEERE in de
817 1Kro 16:30 | 30 Schrikt voor Zijn aangezicht, gij, gehele aarde! Ook
818 1Kro 16:33 | des wouds juichen voor het aangezicht des HEEREN, omdat Hij komt,
819 1Kro 17:8 | vijanden uitgeroeid van voor uw aangezicht; en Ik heb u een naam gemaakt,
820 1Kro 17:16 | David in, en bleef voor het aangezicht des HEEREN, en hij zeide:
821 1Kro 17:21 | heidenen uit te stoten van het aangezicht Uws volks, hetwelk Gij uit
822 1Kro 17:24 | knecht, zij bestendig voor Uw aangezicht. ~
823 1Kro 17:25 | hart gevonden, om voor Uw aangezicht te bidden. ~
824 1Kro 17:27 | het in eeuwigheid voor Uw aangezicht zij; want Gij, HEERE, hebt
825 1Kro 20:14 | was, ten strijde voor het aangezicht der Syriers; en zij vloden
826 1Kro 20:14 | en zij vloden voor zijn aangezicht. ~
827 1Kro 20:15 | vloden zij ook voor het aangezicht van Abisai, zijn broeder,
828 1Kro 20:16 | zagen, dat zij voor het aangezicht van Israel geslagen waren,
829 1Kro 20:16 | Hadar-ezer, toog voor hun aangezicht heen. ~
830 1Kro 20:18 | Syriers vloden voor het aangezicht van Israel, en David versloeg
831 1Kro 20:19 | geslagen waren, voor het aangezicht van Israel, zo maakten zij
832 1Kro 22:12 | verteerd te worden voor het aangezicht uwer wederpartij, en dat
833 1Kro 22:21 | neder voor David, met het aangezicht ter aarde. ~
834 1Kro 23:8 | bloeds op de aarde voor Mijn aangezicht vergoten hebt. ~
835 1Kro 23:18 | onderworpen geworden voor het aangezicht des HEEREN, envoor het aangezicht
836 1Kro 23:18 | aangezicht des HEEREN, envoor het aangezicht Zijns volks. ~
837 1Kro 24:13 | eeuwigheid, om te roken voor het aangezicht des HEEREN, om Hem te dienen
838 1Kro 24:31 | hen, geduriglijk, voor het aangezicht des HEEREN; ~
839 1Kro 25:2 | stierf, en Abihu, voor het aangezicht huns vaders, en zij hadden
840 1Kro 25:6 | schreef hen op, voor het aangezicht des konings, en van de vorsten,
841 1Kro 25:31 | zonen van Aaron, voor het aangezicht van den koning David, en
842 1Kro 30:12 | rijkdom en eer zijn voor Uw aangezicht, en Gij heerst over alles;
843 1Kro 30:15 | vreemdelingen en bijwoners voor Uw aangezicht, gelijk al onze vaders;
844 1Kro 30:22 | deszelven daags voor het aangezicht des HEEREN met grote vreugde;
845 2Kro 1:6 | Salomo offerde daar, voor het aangezicht des HEEREN, op het koperen
846 2Kro 1:10 | wetenschap, dat ik voor het aangezicht van dit volk uitga en inga;
847 2Kro 2:4 | welriekende specerijen voor Zijn aangezicht aan te steken, en voor de
848 2Kro 2:6 | ware om reukwerk voor Zijn aangezicht aan te steken? ~
849 2Kro 7:3 | Daarna wendde de koning zijn aangezicht om, en zegende de ganse
850 2Kro 7:14 | Uw knechten, die voor Uw aangezicht met hun ganse hart wandelen; ~
851 2Kro 7:16 | man zal u van voor Mijn aangezicht afgesneden worden, die zitte
852 2Kro 7:16 | gewandeld hebt voor Mijn aangezicht. ~
853 2Kro 7:19 | gebed, dat Uw knecht voor Uw aangezicht bidt. ~
854 2Kro 7:24 | Uw volk Israel voor het aangezicht des vijands zal geslagen
855 2Kro 7:24 | Naam belijden, en voor Uw aangezicht in dit huis bidden en smeken
856 2Kro 7:36 | hen leveren zult voor het aangezicht des vijands, dat degenen,
857 2Kro 7:42 | 42 O HEERE God! wend het aangezicht Uws gezalfden niet af; gedenk
858 2Kro 8:4 | offerden slachtofferen voor het aangezicht des HEEREN. ~
859 2Kro 8:14 | verootmoedigt en bidt, en zij Mijn aangezicht zoeken, en zich bekeren
860 2Kro 8:17 | aangaande, zo gij voor Mijn aangezicht wandelen zult, gelijk als
861 2Kro 8:19 | geboden, die Ik voor uw aangezicht gegeven heb, verlaten, en
862 2Kro 8:20 | geheiligd heb, zal Ik van Mijn aangezicht wegwerpen, en zal het tot
863 2Kro 10:7 | die geduriglijk voor uw aangezicht staan, en uw wijsheid horen. ~
864 2Kro 10:23 | der aarde zochten Salomo's aangezicht, om zijn wijsheid te horen,
865 2Kro 11:2 | Egypte, alwaar hij van het aangezicht van den koning Salomo gevloden
866 2Kro 11:6 | gestaan hadden voor het aangezicht van zijn vader Salomo, als
867 2Kro 11:8 | opgewassen waren, die voor zijn aangezicht stonden. ~
868 2Kro 14:13 | komen; zo waren zij voor het aangezicht van Juda, en de achterlage
869 2Kro 14:16 | Israels vloden voor het aangezicht van Juda; en God gaf hen
870 2Kro 15:7 | het land nog is voor ons aangezicht; want wij hebben den HEERE,
871 2Kro 19:20 | voort, en stond voor het aangezicht des HEEREN, en zeide: Ik
872 2Kro 20:2 | is daarom over u van het aangezicht des HEEREN grote toornigheid. ~
873 2Kro 20:11 | ambtlieden, de Levieten, voor uw aangezicht; weest sterk en doet het,
874 2Kro 21:3 | vreesde, en stelde zijn aangezicht, om den HEERE te zoeken;
875 2Kro 21:7 | dezes lands van voor het aangezicht van Uw volk Israel verdreven,
876 2Kro 21:9 | voor dit huis, en voor Uw aangezicht staan, dewijl Uw Naam in
877 2Kro 21:13 | gans Juda stond voor het aangezicht des HEEREN, ook hun kinderkens,
878 2Kro 21:18 | neigde zich Josafat met het aangezicht ter aarde; en gans Juda
879 2Kro 21:18 | Jeruzalem vielen neder voor het aangezicht des HEEREN, aanbiddende
880 2Kro 25:17 | Kom, laat ons elkanders aangezicht zien. ~
881 2Kro 25:22 | Juda werd geslagen voor het aangezicht van Israel; en zij vloden
882 2Kro 26:19 | zijn voorhoofd, voor het aangezicht der priesteren in het huis
883 2Kro 27:6 | richtte zijn wegen voor het aangezicht des HEEREN, zijns Gods. ~
884 2Kro 28:3 | heidenen, die de HEERE voor het aangezicht der kinderen Israels uit
885 2Kro 28:14 | gevangenen en de roof voor het aangezicht der oversten en der ganse
886 2Kro 29:11 | verkoren, dat gij voor Zijn aangezicht staan zoudt, om Hem te dienen;
887 2Kro 29:23 | ten zondoffer, voor het aangezicht des konings en der gemeente,
888 2Kro 30:9 | barmhartigheid vinden voor het aangezicht dergenen, die hen gevangen
889 2Kro 30:9 | en barmhartig, en zal het aangezicht van u niet afwenden, zo
890 2Kro 31:20 | waarachtig was, voor het aangezicht des HEEREN, zijns Gods. ~
891 2Kro 32:2 | dat Sanherib kwam, en zijn aangezicht was tot den krijg tegen
892 2Kro 32:7 | ontzet u niet, voor het aangezicht des konings van Assyrie,
893 2Kro 32:7 | van Assyrie, noch voor het aangezicht der ganse menigte, die met
894 2Kro 33:2 | heidenen, die de HEERE voor het aangezicht der kinderen Israels uit
895 2Kro 33:9 | heidenen, die de HEERE voor het aangezicht der kinderen Israels verdelgd
896 2Kro 33:12 | hem benauwde, bad hij het aangezicht des HEEREN, zijns Gods,
897 2Kro 33:12 | vernederde zich zeer voor het aangezicht van den God zijner vaderen, ~
898 2Kro 33:23 | vernederde zich niet voor het aangezicht des HEEREN, gelijk Manasse,
899 2Kro 34:4 | 4 En men brak voor zijn aangezicht af de altaren der Baals;
900 2Kro 34:18 | Safan las daarin voor het aangezicht des konings. ~
901 2Kro 34:24 | het boek, dat men voor het aangezicht des konings van Juda gelezen
902 2Kro 34:27 | geworden is, en gij u voor het aangezicht Gods vernederd hebt, als
903 2Kro 34:27 | hebt u vernederd voor Mijn aangezicht, en uw klederen gescheurd,
904 2Kro 34:27 | gescheurd, en geweend voor Mijn aangezicht, zo heb Ik u ook verhoord,
905 2Kro 34:31 | verbond voor des HEEREN aangezicht, om den HEERE na te wandelen,
906 2Kro 35:22 | 22 Doch Josia keerde zijn aangezicht niet van hem; maar hij verstelde
907 2Kro 36:22 | 22 Doch Josia keerde zijn aangezicht niet van hem; maar hij verstelde
908 2Kro 37:12 | verootmoedigde zich niet voor het aangezicht van den profeet Jeremia,
909 Ezra 7:28 | weldadigheid geneigd, voor het aangezicht des konings en zijner raadsheren,
910 Ezra 8:21 | verootmoedigden voor het aangezicht onzes Gods, om van Hem te
911 Ezra 9:6 | beschaamd en schaamrood, om mijn aangezicht tot U op te heffen, mijn
912 Ezra 9:9 | tot ons geneigd voor het aangezicht der koningen van Perzie,
913 Ezra 9:15 | dage. Zie, wij zijn voor Uw aangezicht in onze schuld; want er
914 Ezra 9:15 | is niemand, die voor Uw aangezicht zou kunnen bestaan, om zulks. ~ ~ ~ ~ ~
915 Neh 1:4 | vastende en biddende voor het aangezicht van den God des hemels. ~
916 Neh 1:6 | knechts, dat ik heden voor Uw aangezicht bid, dag en nacht, voor
917 Neh 1:11 | barmhartigheid voor het aangezicht dezes mans. Ik nu was des
918 Neh 2:1 | Arthahsasta, als er wijn voor zijn aangezicht was, dat ik den wijn opnam,
919 Neh 2:1 | treurig geweest voor zijn aangezicht. ~
920 Neh 2:2 | koning tot mij: Waarom is uw aangezicht treurig, zo gij toch niet
921 Neh 2:3 | eeuwigheid! Hoe zou mijn aangezicht niet treurig zijn, daar
922 Neh 2:5 | en zo uw knecht voor uw aangezicht aangenaam is, dat gij mij
923 Neh 4:5 | niet uitgedelgd van voor Uw aangezicht, want zij hebben U getergd,
924 Neh 4:14 | volks: Vreest niet voor hun aangezicht; denkt aan dien groten en
925 Neh 6:19 | goeddadigheden voor mijn aangezicht, en mijn woorden brachten
926 Neh 9:8 | getrouw gevonden voor Uw aangezicht, en hebt een verbond met
927 Neh 9:11 | Gij hebt de zee voor hun aangezicht gekliefd, dat zij in het
928 Neh 9:24 | de Kanaanieten, voor hun aangezicht ten ondergebracht, en hebt
929 Neh 9:28 | om kwaad te doen voor Uw aangezicht; zo verliet Gij hen in de
930 Neh 9:32 | weldadigheid houdt; laat voor Uw aangezicht niet gering zijn al de moeite,
931 Neh 9:35 | vette land, dat Gij voor hun aangezicht gegeven hadt; en zij hebben
932 Neh 12:36 | schriftgeleerde, ging voor hun aangezicht heen. ~
933 Est 1:3 | landschappen waren voor zijn aangezicht; ~
934 Est 1:10 | kamerlingen, dienende voor het aangezicht van den koning Ahasveros, ~
935 Est 1:11 | zouden brengen voor het aangezicht des konings, met de koninklijke
936 Est 1:11 | want zij was schoon van aangezicht. ~
937 Est 1:14 | Perzen en der Meden, die het aangezicht des konings zagen, die vooraan
938 Est 1:16 | zeide Memuchan voor het aangezicht des konings en der vorsten:
939 Est 1:17 | koningin Vasthi voor zijn aangezicht brengen zou; maar zij kwam
940 Est 1:19 | Vasthi niet inga voor het aangezicht van den koning Ahasveros,
941 Est 2:2 | dochters, maagden, schoon van aangezicht. ~
942 Est 2:3 | dochters, maagden, schoon van aangezicht, tot den burg Susan, tot
943 Est 3 | gedaante, en schoon van aangezicht; en als haar vader en haar
944 Est 4:1 | verkreeg gunst voor zijn aangezicht; daarom haastte hij met
945 Est 10 | genade en gunst voor zijn aangezicht, boven alle maagden; en
946 Est 15:1 | kronieken geschreven voor het aangezicht des konings. ~ ~ ~
947 Est 16:7 | is, het lot, voor Hamans aangezicht, van dag tot dag, en van
948 Est 17:7 | is, het lot, voor Hamans aangezicht, van dag tot dag, en van
949 Est 30:13 | Indien Mordechai, voor wiens aangezicht gij hebt begonnen te vallen,
950 Est 30:13 | zult gewisselijk voor zijn aangezicht vallen. ~
951 Est 38 | verschrikte Haman voor het aangezicht des konings en der koningin. ~
952 Est 40 | en zij bedekten Hamans aangezicht. ~
953 Est 42 | Mordechai kwam voor het aangezicht des konings, want ~
954 Est 45 | het aangezicht des konings, en zij viel
955 Est 47 | en zij stond voor het aangezicht des konings. ~
956 Est 47:1 | indien ik genade voor zijn aangezicht gevonden heb en deze zaak
957 Est 49:8 | Mordechai ging uit van voor het aangezicht des konings in een hemelsblauw
958 Job 1:11 | heeft; zo hij U niet in Uw aangezicht zal zegenen? ~
959 Job 1:12 | de satan ging uit van het aangezicht des HEEREN. ~
960 Job 2:5 | aan; zo hij U niet in Uw aangezicht zal zegenen! ~
961 Job 2:7 | ging de satan uit van het aangezicht des HEEREN, en sloeg Job
962 Job 4:15 | 15 Toen ging voorbij mijn aangezicht een geest; hij deed het
963 Job 6:28 | en het zal voor ulieder aangezicht zijn, of ik liege. ~
964 Job 9:24 | goddelozen; Hij overdekt het aangezicht harer rechteren; zo niet,
965 Job 11:15 | 15 Want dan zult gij uw aangezicht opheffen uit de gebreken,
966 Job 11:19 | verschrikken; en velen zullen uw aangezicht smeken. ~
967 Job 13:8 | 8 Zult gij Zijn aangezicht aannemen? Zult gij voor
968 Job 13:10 | gij in het verborgene het aangezicht aanneemt. ~
969 Job 13:15 | ik mijn wegen voor Zijn aangezicht verdedigen. ~
970 Job 13:16 | huichelaar zal voor Zijn aangezicht niet komen. ~
971 Job 13:20 | mij; dan zal ik mij van Uw aangezicht niet verbergen. ~
972 Job 13:24 | 24 Waarom verbergt Gij Uw aangezicht, en houdt mij voor Uw vijand? ~
973 Job 15:4 | neemt het gebed voor het aangezicht Gods weg. ~
974 Job 15:27 | 27 Omdat hij zijn aangezicht met zijn vet bedekt heeft,
975 Job 16:8 | op, zij getuigt in mijn aangezicht. ~
976 Job 16:16 | 16 Mijn aangezicht is gans bemodderd van wenen,
977 Job 17:6 | trommelslag ben voor ieders aangezicht. ~
978 Job 21:8 | bestendig met hen voor hun aangezicht, en hun spruiten zijn voor
979 Job 21:31 | 31 Wie zal hem in het aangezicht zijn weg vertonen? Als hij
980 Job 22:26 | en gij zult tot God uw aangezicht opheffen. ~
981 Job 23:4 | zou het recht voor Zijn aangezicht ordentelijk voorstellen,
982 Job 23:15 | Hierom word ik voor Zijn aangezicht beroerd; aanmerk het, en
983 Job 23:17 | duisternis, en dat Hij van mijn aangezicht de donkerheid bedekt heeft. ~ ~ ~ ~
984 Job 24:15 | hij legt een deksel op het aangezicht. ~
985 Job 30:10 | het speeksel niet van mijn aangezicht. ~
986 Job 30:11 | zij den breidel voor mijn aangezicht afgeworpen. ~
987 Job 32:21 | 21 Och, dat ik niemands aangezicht aanneme, en tot den mens
988 Job 33:5 | antwoord mij; schik u voor mijn aangezicht, stel u. ~
989 Job 33:26 | welbehagen nemen zal, en zijn aangezicht met gejuich aanzien; want
990 Job 34:19 | Hoe dan tot Dien, Die het aangezicht der vorsten niet aanneemt,
991 Job 34:29 | dan beroeren? Als Hij het aangezicht verbergt, wie zal Hem dan
992 Job 35:14 | nochtans gericht voor Zijn aangezicht, wacht gij dan op Hem. ~
993 Job 40:1 | hij, die zich voor Mijn aangezicht stellen zou? ~
994 Job 41:8 | want zekerlijk, Ik zal zijn aangezicht aannemen, opdat Ik aan ulieden
995 Job 41:9 | had; en de HEERE nam het aangezicht van Job aan. ~
996 Psa 3:1 | als hij vlood voor het aangezicht van zijn zoon Absalom. ~
997 Psa 5:9 | richt Uw weg voor mijn aangezicht. ~
998 Psa 9:4 | gevallen en vergaan zijn van Uw aangezicht. ~
999 Psa 9:20 | laat de heidenen voor Uw aangezicht geoordeeld worden. ~
1000 Psa 10:11 | vergeten, Hij heeft Zijn aangezicht verborgen, Hij ziet niet
1-500 | 501-1000 | 1001-1442 |