Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
geliefd 2
geliefde 25
geliefden 28
gelijk 1434
gelijk-eindigende 2
gelijke 14
gelijkeindigende 1
Frequency    [«  »]
1459 land
1448 doen
1442 aangezicht
1434 gelijk
1430 hand
1413 bij
1397 alzo

Bijbel

IntraText - Concordances

gelijk

1-500 | 501-1000 | 1001-1434

     Book Chapter: Verse
1 Gen 7:9 | mannetje en het wijfje, gelijk als God Noach geboden had. ~ 2 Gen 7:16 | wijfje, van alle vlees, gelijk als hem God bevolen had. 3 Gen 8:21 | meer al het levende slaan, gelijk als Ik gedaan heb. ~ 4 Gen 9:3 | Ik heb het u al gegeven, gelijk het groene kruid. ~ 5 Gen 10:9 | HEEREN; daarom wordt gezegd: Gelijk Nimrod, een geweldig jager 6 Gen 12:4 | 4 En Abram toog heen, gelijk de HEERE tot hem gesproken 7 Gen 16:23 | even ten zelfden dage, gelijk als God met hem gesproken 8 Gen 17:25 | dat de rechtvaardige zij gelijk de goddeloze, verre zij 9 Gen 18:28 | een rook van het land op, gelijk de rook eens ovens. ~ 10 Gen 20:1 | En de HEERE bezocht Sara, gelijk als Hij gezegd had; en de 11 Gen 20:1 | en de HEERE deed aan Sara gelijk als Hij gesproken had. ~ 12 Gen 20:4 | zijnde acht dagen oud, gelijk als hem God geboden had. ~ 13 Gen 23:28 | harer moeder te kennen, gelijk deze zaken waren. ~ 14 Gen 23:51 | van den zoon uws heren, gelijk de HEERE gesproken heeft! ~ 15 Gen 24:29 | gij bij ons kwaad doet, gelijk als wij u niet aangeroerd 16 Gen 24:29 | niet aangeroerd hebben, en gelijk als wij bij u alleenlijk 17 Gen 25:9 | tot smakelijke spijzen, gelijk als hij gaarne heeft. ~ 18 Gen 25:14 | maakte smakelijke spijzen, gelijk als zijn vader gaarne had. ~ 19 Gen 25:19 | eerstgeborene; ik heb gedaan, gelijk als gij tot mij gesproken 20 Gen 25:23 | zijn handen harig waren, gelijk zijns broeders Ezau's handen; 21 Gen 25:46 | van de dochteren Heths, gelijk deze zijn, van de dochteren 22 Gen 31:12 | geschenk; en ik zal geven, gelijk als gij tot mij zult zeggen; 23 Gen 31:15 | wille zijn, zo gij wordt gelijk als wij, dat onder u besneden 24 Gen 31:22 | onder ons besneden wordt, gelijk als zij besneden zijn. ~ 25 Gen 35:11 | misschien ook deze sterve, gelijk zijn broeders! Zo ging Thamar 26 Gen 36:45 | der bakkers hing hij op; gelijk Jozef hun uitgelegd had. ~ 27 Gen 37:13 | 13 En gelijk hij ons uitlegde, alzo is 28 Gen 37:21 | haar aanzien was lelijk, gelijk als in het begin. Toen ontwaakte 29 Gen 37:54 | hongers begonnen aan te komen, gelijk als Jozef gezegd had. En 30 Gen 39:17 | 17 De man nu deed, gelijk Jozef gezegd had; en de 31 Gen 40:18 | ontsteken; want gij zijt even gelijk Farao! ~ 32 Gen 43:11 | land, in het land Rameses, gelijk als Farao geboden had. ~ 33 Gen 46:6 | op en begraaf uw vader, gelijk als hij u heeft doen zweren. ~ 34 Gen 46:12 | En zijn zonen deden hem, gelijk als hij hun geboden had; ~ 35 Gen 46:20 | gedacht; opdat Hij deed, gelijk het te dezen dage is, om 36 Exo 1:17 | vreesden God, en deden niet, gelijk als de koning van Egypte 37 Exo 1:19 | de Hebreinnen niet zijn gelijk de Egyptische vrouwen; want 38 Exo 2:14 | gij dit, om mij te doden, gelijk gij den Egyptenaar gedood 39 Exo 5:13 | elk dagwerk op zijn dag, gelijk toen er stro was. ~ 40 Exo 5:14 | maken der tichelstenen, gelijk te voren, alzo ook gisteren 41 Exo 7:10 | henen in, en deden alzo, gelijk de HEERE geboden had; en 42 Exo 7:13 | hij naar hen niet hoorde, gelijk de HEERE gesproken had. ~ 43 Exo 7:20 | nu en Aaron deden alzo, gelijk de HEERE geboden had; en 44 Exo 7:22 | hij hoorde naar hen niet, gelijk als de HEERE gesproken had. ~ 45 Exo 8:10 | weet, dat er niemand is, gelijk de HEERE, onze God. ~ 46 Exo 8:15 | hij naar hen niet hoorde, gelijk als de HEERE gesproken had. ~ 47 Exo 8:19 | hij naar hen niet hoorde, gelijk de HEERE gesproken had. ~ 48 Exo 8:27 | HEERE onzen God offeren, gelijk Hij tot ons zeggen zal. ~ 49 Exo 9:12 | hij naar hen niet hoorde, gelijk de HEERE tot Mozes gesproken 50 Exo 9:14 | weet, dat er niemand is gelijk Ik, op de ganse aarde. ~ 51 Exo 9:35 | Israels niet trekken liet, gelijk als de HEERE gesproken had 52 Exo 10:10 | HEERE zij alzo met ulieden, gelijk ik u en uw kleine kinderen 53 Exo 12:25 | dat u de HEERE geven zal, gelijk Hij gesproken heeft, zo 54 Exo 12:28 | Israels gingen en deden het, gelijk als de HEERE Mozes en Aaron 55 Exo 12:31 | gaat heen, dient den HEERE, gelijk gijlieden gesproken hebt. ~ 56 Exo 12:50 | kinderen Israels deden het; gelijk als de HEERE Mozes en Aaron 57 Exo 13:11 | Kanaanieten zal gebracht hebben, gelijk Hij u en uw vaderen gezworen 58 Exo 14:20 | Israel; en de wolk was te gelijk duisternis en verlichtte 59 Exo 16:24 | legden het op tot den morgen, gelijk als Mozes geboden had; en 60 Exo 16:34 | 34 Gelijk als de HEERE aan Mozes geboden 61 Exo 21:7 | zo zal zij niet uitgaan, gelijk de knechten uitgaan. ~ 62 Exo 21:22 | zekerlijk gestraft worden, gelijk als hem de man der vrouw 63 Exo 23:15 | ongezuurde broden eten (gelijk Ik u geboden heb), ter bestemder 64 Exo 25:33 | bloem; en drie schaaltjes, gelijk amandelnoten in een ander 65 Exo 25:34 | zullen vier schaaltjes zijn, gelijk amandelnoten, met knopen, 66 Exo 27:8 | hetzelve hol van planken maken; gelijk als Hij u op den berg gewezen 67 Exo 28:8 | die op hem is, zal zijn gelijk zijn werk, van hetzelfde, 68 Exo 28:11 | Naar steensnijderswerk, gelijk men de zegelen graveert, 69 Exo 28:15 | allerkunstelijkste werk, gelijk het werk des efods zult 70 Exo 28:36 | gij zult daarin graveren, gelijk men de zegelen graveert: 71 Exo 29:41 | gij zult daarmede doen gelijk met het morgenspijsoffer, 72 Exo 29:41 | het morgenspijsoffer, en gelijk met het drankoffer deszelven, 73 Exo 34:11 | aangezicht tot aangezicht, gelijk een man met zijn vriend 74 Exo 34:24 | Houw u twee stenen tafelen, gelijk de eerste waren, zo zal 75 Exo 34:27 | hij twee stenen tafelen, gelijk de eerste; en Mozes stond 76 Exo 34:27 | klom op den berg Sinai, gelijk als hem de HEERE geboden 77 Exo 34:41 | ongezuurde broden eten, gelijk Ik u geboden heb, ter gezetter 78 Exo 37:19 | riet waren drie schaaltjes, gelijk amandelnoten, een knoop 79 Exo 37:19 | bloem; en drie schaaltjes, gelijk amandelnoten in een ander 80 Exo 37:20 | zelven waren vier schaaltjes, gelijk amandelnoten, met zijn knopen, 81 Exo 39:1 | klederen, die voor Aaron waren, gelijk de HEERE aan Mozes geboden 82 Exo 39:5 | efods, die daarop was, was gelijk zijn werk, van hetzelfde, 83 Exo 39:5 | en fijn getweernd linnen, gelijk als de HEERE aan Mozes bevolen 84 Exo 39:7 | voor de kinderen Israels, gelijk de HEERE aan Mozes geboden 85 Exo 39:8 | allerkunstelijkste werk, gelijk het werk des efods, van 86 Exo 39:21 | niet afgescheiden wierd, gelijk als de HEERE aan Mozes geboden 87 Exo 39:26 | mantels rondom; om te dienen, gelijk als de HEERE aan Mozes geboden 88 Exo 39:29 | scharlaken, van geborduurd werk, gelijk als de HEERE aan Mozes geboden 89 Exo 39:31 | hoed van boven te hechten, gelijk als de HEERE aan Mozes geboden 90 Exo 39:43 | zij hadden het gemaakt, gelijk als de HEERE geboden had; 91 Exo 40:15 | En gij zult hen zalven, gelijk als gij hun vader zult gezalfd 92 Exo 40:19 | deksel der tent daar bovenop, gelijk als de HEERE aan Mozes geboden 93 Exo 40:21 | bedekte de ark der getuigenis, gelijk als de HEERE aan Mozes geboden 94 Exo 40:23 | het aangezicht des HEEREN, gelijk als de HEERE aan Mozes geboden 95 Exo 40:25 | het aangezicht des HEEREN, gelijk als de HEERE aan Mozes geboden 96 Exo 40:27 | welriekende specerijen, gelijk als de HEERE aan Mozes geboden 97 Exo 40:29 | brandoffer, en spijsoffer, gelijk de HEERE aan Mozes geboden 98 Exo 40:32 | naderden, zo wiesen zij zich, gelijk als de HEERE aan Mozes geboden 99 Lev 4:10 | 10 Gelijk als het van den os des dankoffers 100 Lev 4:20 | hij zal dezen var doen, gelijk als hij den var des zondoffers 101 Lev 4:21 | en zal hem verbranden, gelijk als hij den eersten var 102 Lev 4:26 | op het altaar aansteken, gelijk het vet des dankoffers; 103 Lev 4:31 | haar vet zal hij afnemen, gelijk als het vet van het dankoffer 104 Lev 4:35 | daarvan zal hij afnemen, gelijk als het vet van het lam 105 Lev 5:13 | zal des priesters zijn, gelijk het spijsoffer. ~ 106 Lev 6:17 | heiligheid der heiligheden, gelijk het zondoffer en gelijk 107 Lev 6:17 | gelijk het zondoffer en gelijk het schuldoffer. ~ 108 Lev 7:7 | 7 Gelijk het zondoffer, alzo zal 109 Lev 8:4 | 4 Mozes nu deed, gelijk als de HEERE hem geboden 110 Lev 8:9 | de kroon der heiligheid, gelijk als de HEERE Mozes geboden 111 Lev 8:13 | en bond hun mutsen op, gelijk als de HEERE Mozes geboden 112 Lev 8:17 | leger met vuur verbrand, gelijk als de HEERE Mozes geboden 113 Lev 8:21 | vuuroffer was het den HEERE, gelijk als de HEERE Mozes geboden 114 Lev 8:29 | van den ram des vuloffers, gelijk als de HEERE Mozes geboden 115 Lev 8:31 | den korf des vuloffers is; gelijk als ik geboden heb, zeggende: 116 Lev 8:34 | 34 Gelijk men gedaan heeft op dezen 117 Lev 9:7 | de verzoening voor hen, gelijk als de HEERE geboden heeft. ~ 118 Lev 9:10 | het altaar aangestoken, gelijk als de HEERE Mozes geboden 119 Lev 9:15 | bereidde hem ten zondoffer, gelijk het eerste. ~ 120 Lev 9:21 | het aangezicht des HEEREN, gelijk als Mozes geboden had. ~ 121 Lev 10:5 | rokken, tot buiten het leger, gelijk als Mozes gesproken had. ~ 122 Lev 10:15 | eeuwige inzetting zijn zal, gelijk als de HEERE geboden heeft. ~ 123 Lev 10:18 | hebben in het heiligdom, gelijk als ik geboden heb. ~ 124 Lev 13:43 | blesse, wit roodachtig is, gelijk het aanzien der melaatsheid 125 Lev 14:13 | plaats; want het schuldoffer, gelijk het zondoffer, is voor den 126 Lev 16:15 | zal met zijn bloed doen, gelijk als hij met het bloed van 127 Lev 16:34 | verzoening te doen. En men deed, gelijk als de HEERE Mozes geboden 128 Lev 18:28 | zult verontreinigd hebben; gelijk als het het volk, dat voor 129 Lev 23:16 | zal de vreemdeling zijn, gelijk de inboorling, als hij den 130 Lev 23:19 | zal aangebracht hebben; gelijk als hij gedaan heeft, zo 131 Lev 23:20 | voor oog, tand voor tand; gelijk als hij een gebrek een mens 132 Lev 23:23 | kinderen Israels deden, gelijk als de HEERE Mozes geboden 133 Lev 24:42 | zullen niet verkocht worden, gelijk men een slaaf verkoopt. 134 Lev 25:36 | en zij zullen vlieden, gelijk men vliedt voor een zwaard, 135 Lev 26:14 | dat het goed of kwaad is; gelijk als de priester dat geschat 136 Num 1:19 | 19 Gelijk als de HEERE Mozes geboden 137 Num 2:17 | het midden van de legers; gelijk als zij zich legeren zullen, 138 Num 2:33 | onder de zonen van Israel, gelijk als de HEERE Mozes geboden 139 Num 3:16 | naar het bevel des HEEREN, gelijk hem geboden was. ~ 140 Num 3:42 | 42 Mozes dan telde, gelijk als de HEERE hem geboden 141 Num 3:51 | naar het bevel des HEEREN, gelijk als de HEERE Mozes geboden 142 Num 5:4 | hen tot buiten het leger; gelijk de HEERE tot Mozes gesproken 143 Num 8:22 | aangezicht zijner zonen; gelijk als de HEERE Mozes van de 144 Num 11:12 | Draag het in uw schoot, gelijk als een voedstervader den 145 Num 14:17 | des HEEREN groot worden, gelijk als Gij gesproken hebt, 146 Num 14:19 | Uwer goedertierenheid, en gelijk Gij ze aan dit volk, van 147 Num 14:28 | Ik ulieden zo niet doe, gelijk als gij in Mijn oren gesproken 148 Num 15:14 | liefelijken reuk den HEERE; gelijk als gij zult doen, alzo 149 Num 15:15 | inzetting bij uw geslachten, gelijk gijlieden, alzo zal de vreemdeling 150 Num 15:20 | tot een hefoffer offeren; gelijk het hefoffer des dorsvloers 151 Num 15:36 | stenen, dat hij stierf, gelijk als de HEERE Mozes geboden 152 Num 16:29 | Indien deze zullen sterven, gelijk alle mensen sterven, en 153 Num 16:40 | Korach, en zijn vergadering, gelijk als hem de HEERE door den 154 Num 16:47 | 47 En Aaron nam het, gelijk als Mozes gesproken had, 155 Num 17:11 | 11 En Mozes deed het; gelijk als de HEERE hem geboden 156 Num 18:11 | 11 En Mozes deed het; gelijk als de HEERE hem geboden 157 Num 18:31 | vlees zal het uwe zijn; gelijk de beweegborst, en gelijk 158 Num 18:31 | gelijk de beweegborst, en gelijk de rechterschouder, zal 159 Num 19:18 | vlees zal het uwe zijn; gelijk de beweegborst, en gelijk 160 Num 19:18 | gelijk de beweegborst, en gelijk de rechterschouder, zal 161 Num 20:9 | het aangezicht des HEEREN, gelijk als Hij hem geboden had. ~ 162 Num 20:27 | 27 Mozes nu deed, gelijk als de HEERE geboden had; 163 Num 21:34 | land; en gij zult hem doen, gelijk als gij Sihon, den koning 164 Num 22:4 | oplikken al wat rondom ons is, gelijk de os de groente des velds 165 Num 22:8 | een antwoord wederbrengen, gelijk als de HEERE tot mij zal 166 Num 23:2 | 2 Balak nu deed, gelijk als Bileam gesproken had; 167 Num 23:10 | oprechten, en mijn uiterste zij gelijk het zijne! ~ 168 Num 23:30 | 30 Balak nu deed, gelijk als Bileam gezegd had; en 169 Num 24:1 | ging hij ditmaal niet heen, gelijk meermalen, tot de toverijen; 170 Num 24:6 | 6 Gelijk de beken breiden zij zich 171 Num 24:9 | heeft zich nedergelegd, gelijk een leeuw, en als een oude 172 Num 26:4 | jaren oud en daarboven; gelijk als de HEERE Mozes geboden 173 Num 27:11 | inzetting des rechts zijn, gelijk als de HEERE Mozes geboden 174 Num 27:13 | verzameld worden, gij ook, gelijk als uw broeder Aaron verzameld 175 Num 27:22 | 22 En Mozes deed, gelijk als de HEERE hem geboden 176 Num 27:23 | op hem, en gaf hem bevel; gelijk als de HEERE door den dienst 177 Num 28:8 | tussen de twee avonden; gelijk het spijsoffer des morgens, 178 Num 28:8 | spijsoffer des morgens, en gelijk zijn drankoffer zult gij 179 Num 31:7 | streden tegen de Midianieten, gelijk als de HEERE Mozes geboden 180 Num 31:31 | Eleazar, de priester, deden, gelijk als de HEERE Mozes geboden 181 Num 31:41 | van de heffing des HEEREN, gelijk als de HEERE Mozes geboden 182 Num 31:47 | tabernakel des HEEREN waarnamen, gelijk als de HEERE Mozes geboden 183 Num 31:78 | Uw knechten zullen doen, gelijk als mijn heer gebiedt. ~ 184 Num 31:80 | des HEEREN tot den strijd, gelijk als mijn heer gesproken 185 Num 32:56 | geschieden, dat Ik u zal doen, gelijk als Ik hun dacht te doen. ~  ~  ~  ~ 186 Num 35:10 | 10 Gelijk als de HEERE Mozes geboden 187 Deu 1:11 | duizendmaal meer, en Hij zegene u, gelijk als Hij tot u gesproken 188 Deu 1:19 | gebergte der Amorieten, gelijk de HEERE, onze God, ons 189 Deu 1:21 | op, bezit het erfelijk, gelijk als de HEERE, uwer vaderen 190 Deu 1:44 | tegemoet, en vervolgden u, gelijk als de bijen doen; en zij 191 Deu 2:1 | den weg van de Schelfzee, gelijk de HEERE tot mij gesproken 192 Deu 2:10 | menigvuldig, en lang volk, gelijk de Enakieten. ~ 193 Deu 2:12 | hunlieder plaats gewoond; gelijk als Israel gedaan heeft 194 Deu 2:14 | heirlegers verteerd was, gelijk de HEERE hun gezworen had. ~ 195 Deu 2:22 | 22 Gelijk als Hij aan de kinderen 196 Deu 2:29 | 29 Gelijk de kinderen van Ezau, die 197 Deu 2:30 | Hij hem in uw hand gave, gelijk het is te dezen dage. ~ 198 Deu 3:2 | gegeven; en gij zult hem doen, gelijk als gij Sihon, den koning 199 Deu 3:6 | En wij verbanden dezelve, gelijk wij Sihon, den koning van 200 Deu 3:20 | uw broederen rust geve, gelijk ulieden, dat zij ook erven 201 Deu 4:5 | inzettingen en rechten, gelijk als de HEERE, mijn God, 202 Deu 4:20 | een erfvolk zoudt zijn, gelijk het te dezen dage is. ~ 203 Deu 4:33 | uit het midden des vuurs, gelijk als gij gehoord hebt, en 204 Deu 5:12 | sabbatdag, dat gij dien heiligt; gelijk als de HEERE, uw God, u 205 Deu 5:14 | en uw dienstmaagd ruste, gelijk als gij. ~ 206 Deu 5:16 | uw vader, en uw moeder, gelijk als de HEERE, uw God, u 207 Deu 5:26 | des vuurs, gehoord heeft gelijk wij, en is levend gebleven? ~ 208 Deu 5:32 | dan waar, dat gij doet, gelijk als de HEERE, uw God, u 209 Deu 6:3 | zeer vermenigvuldigdet (gelijk als u de HEERE, uwer vaderen 210 Deu 6:16 | uw God, niet verzoeken, gelijk als gij Hem verzocht hebt 211 Deu 6:19 | aangezicht te verdrijven, gelijk als de HEERE gesproken heeft. ~ 212 Deu 6:24 | in het leven te behouden, gelijk het te dezen dage is. ~ 213 Deu 6:25 | des HEEREN, onzes Gods, gelijk Hij ons geboden heeft. ~ 214 Deu 7:26 | gij een ban zoudt worden, gelijk datzelve is; gij zult het 215 Deu 8:5 | HEERE, uw God, u kastijdt, gelijk als een man zijn zoon kastijdt. ~ 216 Deu 8:18 | vaderen gezworen heeft, gelijk het te dezen dage is. ~ 217 Deu 8:20 | 20 Gelijk de heidenen, die de HEERE 218 Deu 9:3 | haastelijk te niet doen, gelijk als de HEERE tot u gesproken 219 Deu 10:5 | had; en aldaar zijn zij, gelijk als de HEERE mij geboden 220 Deu 10:9 | de HEERE is zijn Erfdeel, gelijk als de HEERE, uw God, tot 221 Deu 10:15 | uit al de volken verkoren, gelijk het te dezen dage is. ~ 222 Deu 11:21 | geven, vermenigvuldigen, gelijk de dagen des hemels op de 223 Deu 11:25 | waarop gij treden zult, gelijk als Hij tot u gesproken 224 Deu 12:20 | landpale zal verwijd hebben, gelijk als Hij tot u gesproken 225 Deu 12:21 | de HEERE u gegeven heeft, gelijk als ik u geboden heb; en 226 Deu 12:22 | 22 Doch gelijk als een ree en een hert 227 Deu 12:30 | naar hun goden, zeggende: Gelijk als deze volken hun goden 228 Deu 13:17 | erbarme, en u vermenigvuldige, gelijk als Hij uw vaderen gezworen 229 Deu 15:6 | uw God, zal u zegenen, gelijk als Hij tot u heeft gesproken, 230 Deu 18:2 | de HEERE is zijn Erfdeel, gelijk als Hij tot hem gesproken 231 Deu 18:8 | 8 Zo zullen zij een gelijk deel eten, boven zijn verkoping 232 Deu 19:8 | landpale zal verwijden, gelijk als Hij uw vaderen gezworen 233 Deu 19:19 | zult gijlieden hem doen, gelijk als hij zijn broeder dacht 234 Deu 20:8 | zijner broederen niet smelte, gelijk zijn hart. ~ 235 Deu 20:17 | Hevieten, en de Jebusieten, gelijk als u de HEERE, uw God, 236 Deu 22:10 | een os en met een ezel te gelijk. 237 Deu 22:11 | aantrekken, wollen en linnen te gelijk. ~ 238 Deu 22:26 | geen zonde des doods; want gelijk of een man tegen zijn naaste 239 Deu 23:23 | zult gij houden en doen; gelijk als gij den HEERE, uw God, 240 Deu 24:8 | priesteren ulieden zullen leren; gelijk als ik hun geboden heb, 241 Deu 26:15 | dat Gij ons gegeven hebt, gelijk als Gij onzen vaderen gezworen 242 Deu 26:18 | des eigendoms zult zijn, gelijk als Hij u gesproken heeft, 243 Deu 26:19 | zijt den HEERE, uw God, gelijk als Hij gesproken heeft. ~ 244 Deu 27:3 | vloeiende van melk en honig, gelijk als de HEERE, uwer vaderen 245 Deu 28:9 | heilig volk bevestigen, gelijk als Hij u gezworen heeft, 246 Deu 28:29 | den middag zult omtasten, gelijk als een blinde omtast in 247 Deu 28:49 | van het einde der aarde, gelijk als een arend vliegt; een 248 Deu 28:63 | 63 En het zal geschieden, gelijk als de HEERE Zich over ulieden 249 Deu 29:13 | en Hij u tot een God zij, gelijk als Hij tot u gesproken 250 Deu 29:13 | tot u gesproken heeft, en gelijk als Hij uw vaderen, Abraham, 251 Deu 29:23 | daarin zal opgekomen zijn; gelijk de omkering van Sodom en 252 Deu 29:28 | verworpen in een ander land, gelijk het is te dezen dage. ~ 253 Deu 30:9 | te verblijden ten goede, gelijk als Hij Zich over uw vaderen 254 Deu 31:3 | uw aangezicht overgaan, gelijk als de HEERE gesproken heeft. ~ 255 Deu 31:4 | En de HEERE zal hun doen, gelijk als Hij aan Sihon en Og, 256 Deu 32:11 | 11 Gelijk een arend zijn nest opwekt, 257 Deu 32:31 | Want hun rotssteen is niet gelijk onze Rotssteen, zelfs onze 258 Deu 32:50 | vergaderd tot uw volken; gelijk als uw broeder Aaron stierf 259 Deu 33:25 | schoen zijn; en uw sterkte gelijk uw dagen! ~ 260 Deu 33:26 | 26 Niemand is er gelijk God, o Jeschurun! Die op 261 Deu 33:29 | gij, o Israel! wie is u gelijk? gij zijt een volk, verlost 262 Deu 34:9 | Israels naar hem, en deden gelijk als de HEERE Mozes geboden 263 Deu 34:10 | profeet meer op in Israel, gelijk Mozes, dien de HEERE gekend 264 Joz 1:3 | treden zal, heb Ik u gegeven, gelijk als Ik tot Mozes gesproken 265 Joz 1:5 | al de dagen uws levens; gelijk als Ik met Mozes geweest 266 Joz 1:17 | 17 Gelijk wij in alles naar Mozes 267 Joz 1:17 | HEERE, uw God, met u zij, gelijk als Hij met Mozes geweest 268 Joz 3:7 | dat Ik met u zijn zal, gelijk als Ik met Mozes geweest 269 Joz 4:8 | kinderen Israels nu deden alzo, gelijk als Jozua geboden had; en 270 Joz 4:8 | op midden uit de Jordaan, gelijk als de HEERE tot Jozua gesproken 271 Joz 4:12 | aangezicht der kinderen Israels, gelijk als Mozes tot hen gesproken 272 Joz 4:14 | Israel; en zij vreesden hem, gelijk als zij Mozes gevreesd hadden, 273 Joz 4:23 | gijlieden er waart doorgegaan; gelijk als de HEERE, uw God, aan 274 Joz 6:8 | 8 En het geschiedde, gelijk Jozua tot het volk gesproken 275 Joz 6:22 | uit, met al wat zij heeft, gelijk als gij haar gezworen hebt. ~ 276 Joz 8:2 | Ai en haar koning doen, gelijk als gij aan Jericho en haar 277 Joz 8:5 | tegemoet zullen uitgaan, gelijk als in het eerst, zo zullen 278 Joz 8:6 | voor onze aangezichten, gelijk als in het eerst; zo zullen 279 Joz 8:31 | 31 Gelijk als Mozes, de knecht des 280 Joz 8:33 | tegenover den berg Ebal, gelijk als Mozes, de knecht des 281 Joz 9:21 | zijn der ganse vergadering, gelijk de oversten tot hen gezegd 282 Joz 9:25 | wij zijn in uw hand; doe, gelijk het goed en gelijk het recht 283 Joz 9:25 | doe, gelijk het goed en gelijk het recht is in uw ogen 284 Joz 10:1 | koning alzo gedaan had, gelijk als hij aan Jericho en haar 285 Joz 10:14 | er was geen dag aan dezen gelijk, voor hem noch na hem, dat 286 Joz 10:28 | den koning van Makkeda, gelijk als hij den koning van Jericho 287 Joz 10:30 | hij deed derzelver koning, gelijk als hij den koning van Jericho 288 Joz 10:39 | geen overigen overblijven; gelijk als hij aan Hebron gedaan 289 Joz 10:39 | Debir en haar koning, en gelijk als hij aan Libna en haar 290 Joz 10:40 | verbande alles, wat adem had, gelijk als de HEERE, de God Israels, 291 Joz 11:9 | 9 Jozua nu deed hun, gelijk hem de HEERE gezegd had; 292 Joz 11:12 | zwaards, hen verbannende, gelijk als Mozes, de knecht des 293 Joz 11:15 | 15 Gelijk als de HEERE Mozes, Zijn 294 Joz 11:20 | hij hen verdelgen zoude, gelijk als de HEERE Mozes geboden 295 Joz 13:6 | Israel ten erfdeel valle, gelijk als Ik u geboden heb. ~ 296 Joz 13:8 | Jordaan tegen het oosten, gelijk als Mozes, de knecht des 297 Joz 13:14 | Israel, zijn zijne erfenis, gelijk als Hij tot hem gesproken 298 Joz 13:33 | Zelf hunlieder Erfdeel, gelijk als Hij tot hen gesproken 299 Joz 14:2 | het lot hunner erfenis, gelijk als de HEERE door den dienst 300 Joz 14:5 | 5 Gelijk als de HEERE Mozes geboden 301 Joz 14:7 | ik hem antwoord bracht, gelijk als het in mijn hart was. ~ 302 Joz 14:10 | mij in het leven behouden, gelijk als Hij gesproken heeft; 303 Joz 14:11 | ben nog heden zo sterk, gelijk als ik was ten dage, toen 304 Joz 14:11 | toen Mozes mij uitzond; gelijk mijn kracht toen was, alzo 305 Joz 14:12 | ware, dat ik hen verdreef, gelijk als de HEERE gesproken heeft. ~ 306 Joz 21:8 | voorsteden, bij het lot, gelijk de HEERE geboden had door 307 Joz 23:4 | broederen rust gegeven, gelijk Hij hun toegezegd had; keert 308 Joz 24:5 | land erfelijk bezitten, gelijk als de HEERE, uw God, tot 309 Joz 24:8 | God, zult gij aanhangen, gelijk als gij tot op dezen dag 310 Joz 24:10 | Zelf, Die voor u strijdt, gelijk al Hij tot u gesproken heeft. ~ 311 Joz 24:15 | 15 En het zal geschieden, gelijk als al die goede dingen 312 Joz 25:5 | Aaron, en Ik plaagde Egypte, gelijk als Ik in deszelfs midden 313 Joz 25:12 | van ulieder aangezicht, gelijk de beide koningen der Amorieten, 314 Ric 1:7 | tafel, de kruimen oplezende; gelijk als ik gedaan heb, alzo 315 Ric 1:20 | gaven Hebron aan Kaleb, gelijk als Mozes gesproken had; 316 Ric 2:15 | HEEREN tegen hen, ten kwade, gelijk als de HEERE gesproken, 317 Ric 2:15 | als de HEERE gesproken, en gelijk als de HEERE gezworen had; 318 Ric 2:22 | om daarin te wandelen, gelijk als hun vaderen gehouden 319 Ric 4:39 | Issaschar met Debora; en gelijk Issaschar, alzo was Barak; 320 Ric 5:5 | en hun tenten; zij kwamen gelijk de sprinkhanen in menigte, 321 Ric 5:27 | zijn knechten, en deed, gelijk als de HEERE tot hem gesproken 322 Ric 5:36 | mijn hand zult verlossen, gelijk als Gij gesproken hebt; ~ 323 Ric 5:37 | mijn hand zult verlossen, gelijk als Gij gesproken hebt. ~ 324 Ric 6:5 | uit het water zal lekken, gelijk als een hond zou lekken, 325 Ric 6:12 | oosten, lagen in het dal, gelijk sprinkhanen in menigte, 326 Ric 6:12 | kemelen waren ontelbaar, gelijk het zand, dat aan den oever 327 Ric 6:17 | zo zal het geschieden, gelijk als ik zal doen, alzo zult 328 Ric 7:2 | hen: Wat heb ik nu gedaan, gelijk gijlieden; zijn niet de 329 Ric 7:3 | heb ik dan kunnen doen, gelijk gijlieden? Toen liet hun 330 Ric 7:8 | van Pnuel antwoordden hem, gelijk als de lieden van Sukkoth 331 Ric 7:18 | doodsloegt? En zij zeiden: Gelijk gij, alzo waren zij, enerlei, 332 Ric 8:33 | uittrekken, zo doe hem, gelijk als uw hand vinden zal. ~ 333 Ric 10:36 | tot den HEERE, doe mij, gelijk als uit uw mond gegaan is; 334 Ric 13:6 | hij hem van een scheurde, gelijk men een bokje van een scheurt, 335 Ric 14:10 | binden, om hem te doen, gelijk als hij ons gedaan heeft. ~ 336 Ric 14:11 | gedaan? En hij zeide tot hen: Gelijk als zij mij gedaan hebben, 337 Ric 15:9 | Toen verbrak hij de zelen, gelijk als een snoertje van grof 338 Ric 15:22 | hoofds begon weder te wassen, gelijk toen hij geschoren werd. ~ 339 Ric 19:31 | volk, en te doorsteken, gelijk de andere malen, op de straten, 340 Rut 1:8 | doe bij u weldadigheid, gelijk als gij gedaan hebt bij 341 Rut 2:13 | hebt, hoewel ik niet ben, gelijk een uwer dienstmaagden. ~ 342 1Sa 2:2 | 2 Er is niemand heilig, gelijk de HEERE; want er is niemand 343 1Sa 2:2 | en er is geen rotssteen, gelijk onze God! ~ 344 1Sa 2:16 | aansteken, zo neem dan voor u, gelijk als het uw ziel lusten zal; 345 1Sa 2:35 | verwekken; die zal doen, gelijk als in Mijn hart en in Mijn 346 1Sa 3:10 | stelde Zich daar, en riep gelijk de andere malen: Samuel, 347 1Sa 4:9 | Hebreen niet misschien dient, gelijk als zij ulieden gediend 348 1Sa 6:6 | gijlieden uw hart verzwaren, gelijk de Egyptenaars en Farao 349 1Sa 8:5 | ons, om ons te richten, gelijk al de volken hebben. ~ 350 1Sa 8:20 | 20 En wij zullen ook zijn gelijk al de volken; en onze koning 351 1Sa 10:24 | HEERE verkoren heeft? Want gelijk hij, is er niemand onder 352 1Sa 15:33 | 33 Maar Samuel zeide: Gelijk als uw zwaard de vrouwen 353 1Sa 16:7 | verworpen; want het is niet gelijk de mens ziet; want de mens 354 1Sa 17:20 | nam het op, en ging henen, gelijk als Isai hem bevolen had; 355 1Sa 17:36 | onbesneden Filistijn zijn, gelijk een van die, omdat hij de 356 1Sa 20:13 | en de HEERE zij met u, gelijk als Hij met mijn vader geweest 357 1Sa 20:25 | zijn zitplaats, op dit maal gelijk de andere maal, aan de stede 358 1Sa 22:8 | opgewekt, tot een lagenlegger, gelijk het te dezen dage is. ~ 359 1Sa 22:13 | mij tot een lagenlegger, gelijk het te dezen dage is? ~ 360 1Sa 23:11 | overgeven? Zal Saul afkomen, gelijk als Uw knecht gehoord heeft? 361 1Sa 24:5 | hand, en gij zult hem doen, gelijk als het goed zal zijn in 362 1Sa 24:14 | 14 Gelijk als het spreekwoord der 363 1Sa 25:25 | Belials man, aan Nabal; want gelijk zijn naam is, alzo is hij; 364 1Sa 26:15 | niet een man, en wie is u gelijk in Israel? Waarom dan hebt 365 1Sa 26:20 | een enige vlo te zoeken, gelijk als men een veldhoen op 366 1Sa 26:24 | 24 En zie, gelijk als te dezen dage uw ziel 367 1Sa 28:17 | heeft voor Zich gedaan, gelijk als Hij door mijn dienst 368 1Sa 28:18 | 18 Gelijk als gij naar de stem des 369 1Sa 30:24 | in deze zaak horen? Want gelijk het deel dergenen is, die 370 1Sa 31:6 | mannen, te dienzelven dage te gelijk. ~ 371 2Sa 3:9 | hem zo daartoe! Voorzeker, gelijk als de HEERE aan David gezworen 372 2Sa 3:34 | maar gij zijt gevallen, gelijk men valt voor het aangezicht 373 2Sa 5:25 | 25 En David deed alzo, gelijk als de HEERE hem geboden 374 2Sa 6:20 | dienstknechten heeft ontbloot, gelijk een van de ijdele lieden 375 2Sa 7:10 | hem niet meer verdrukken, gelijk als in het eerst. ~ 376 2Sa 7:15 | zal van hem niet wijken, gelijk als Ik die weggenomen heb 377 2Sa 7:22 | God! Want er is niemand gelijk Gij, en er is geen God dan 378 2Sa 7:23 | 23 En wie is, gelijk Uw volk, gelijk Israel, 379 2Sa 7:23 | wie is, gelijk Uw volk, gelijk Israel, een enig volk op 380 2Sa 7:25 | tot in eeuwigheid, en doe, gelijk als Gij gesproken hebt. ~ 381 2Sa 10:2 | Hanun, den zoon van Nahas, gelijk als zijn vader weldadigheid 382 2Sa 13:29 | jongens deden aan Amnon, gelijk als Absalom geboden had. 383 2Sa 14:17 | zij toch tot rust; want gelijk een Engel Gods, alzo is 384 2Sa 16:19 | aangezicht zijns zoons? Gelijk als ik voor het aangezicht 385 2Sa 17:3 | man, dien gij zoekt, is gelijk het wederkeren van allen; 386 2Sa 17:12 | gemakkelijk overvallen, gelijk als de dauw op den aardbodem 387 2Sa 19:3 | steelsgewijze in de stad, gelijk als het volk zich wegsteelt, 388 2Sa 22:34 | 34 Hij maakt mijn voeten gelijk als der hinden, en stelt 389 2Sa 23:4 | 4 En Hij zal zijn gelijk het licht des morgens, wanneer 390 2Sa 24:19 | naar het woord van Gad, gelijk als de HEERE geboden had. ~ 391 1Kon 1:30 | 30 Voorzeker, gelijk als ik u gezworen heb bij 392 1Kon 1:37 | 37 Gelijk als de HEERE met mijn heer 393 1Kon 2:3 | en Zijn getuigenissen, gelijk geschreven is in de wet 394 1Kon 2:24 | een huis gemaakt heeft, gelijk als Hij gesproken had; voorzeker, 395 1Kon 2:31 | koning zeide tot hem: Doe gelijk als hij gesproken heeft, 396 1Kon 2:38 | koning: Dat woord is goed; gelijk als mijn heer de koning 397 1Kon 3:6 | grote weldadigheid gedaan, gelijk als hij voor Uw aangezicht 398 1Kon 3:14 | inzettingen en Mijn geboden, gelijk als uw vader David gewandeld 399 1Kon 4:29 | wijd begrip des harten, gelijk zand, dat aan den oever 400 1Kon 5:5 | God, een huis te bouwen; gelijk als de HEERE gesproken heeft 401 1Kon 5:6 | die weet hout te houwen, gelijk de Sidoniers. ~ 402 1Kon 5:12 | dan gaf Salomo wijsheid, gelijk als Hij tot hem gesproken 403 1Kon 7:8 | hetwelk aan hetzelve werk gelijk was; ook maakte hij voor 404 1Kon 7:8 | een huis, aan dat voorhuis gelijk. ~ 405 1Kon 7:37 | 37 Dezen gelijk maakte hij de tien stellingen; 406 1Kon 8:20 | op den troon van Israel, gelijk als de HEERE gesproken heeft; 407 1Kon 8:23 | Israel, er is geen God, gelijk Gij, boven in den hemel, 408 1Kon 8:24 | en met Uw hand vervuld, gelijk het te dezen dage is. ~ 409 1Kon 8:25 | wandelen voor Mijn aangezicht, gelijk als gij gewandeld hebt voor 410 1Kon 8:39 | iegelijk naar al zijn wegen, gelijk Gij zijn hart kent; want 411 1Kon 8:43 | kennen, om U te vrezen, gelijk Uw volk Israel, en om te 412 1Kon 8:53 | uit alle volken der aarde; gelijk als Gij gesproken hebt door 413 1Kon 8:57 | onze God, zij met ons, gelijk als Hij geweest is met onze 414 1Kon 8:61 | Zijn geboden te houden, gelijk te dezen dage. ~ 415 1Kon 9:2 | male aan Salomo verscheen, gelijk als Hij hem in Gibeon verschenen 416 1Kon 9:4 | aangezicht wandelen zult, gelijk als uw vader David gewandeld 417 1Kon 9:5 | bevestigen in eeuwigheid; gelijk als Ik gesproken heb over 418 1Kon 11:4 | met den HEERE, zijn God, gelijk het hart van zijn vader 419 1Kon 11:6 | niet den HEERE te volgen, gelijk zijn vader David. ~ 420 1Kon 11:33 | inzettingen en Mijn rechten; gelijk zijn vader David. ~ 421 1Kon 11:38 | inzettingen en Mijn geboden, gelijk als Mijn knecht David gedaan 422 1Kon 11:38 | een bestendig huis bouwen, gelijk als Ik David gebouwd heb, 423 1Kon 12:12 | Rehabeam op den derden dag, gelijk als de koning gesproken 424 1Kon 12:32 | vijftienden dag der maand, gelijk het feest, dat in Juda was, 425 1Kon 13:6 | kwam weder tot hem, en werd gelijk te voren. 426 1Kon 13:18 | Ik ben ook een profeet, gelijk gij, en een engel heeft 427 1Kon 14:8 | en gij niet geweest zijt, gelijk Mijn knecht David, die Mijn 428 1Kon 14:10 | huis van Jerobeam wegdoen, gelijk de drek weggedaan wordt, 429 1Kon 14:15 | HEERE zal ook Israel slaan, gelijk een riet in het water omgedreven 430 1Kon 15:3 | met den HEERE, zijn God, gelijk het hart van zijn vader 431 1Kon 15:11 | was in de ogen des HEEREN, gelijk zijn vader David. ~ 432 1Kon 16:3 | en Ik zal uw huis maken, gelijk het huis van Jerobeam, den 433 1Kon 16:7 | zijner handen, omdat hij was gelijk het huis van Jerobeam, en 434 1Kon 20:34 | maak u straten in Damaskus, gelijk mijn vader in Samaria gemaakt 435 1Kon 21:11 | zijn stad woonden, deden gelijk als Izebel tot hen gezonden 436 1Kon 21:11 | Izebel tot hen gezonden had; gelijk als geschreven was in de 437 1Kon 21:22 | En Ik zal uw huis maken gelijk het huis van Jerobeam, den 438 1Kon 21:22 | den zoon van Nebat, en gelijk het huis van Baesa, den 439 1Kon 21:25 | Doch er was niemand geweest gelijk Achab, die zichzelven verkocht 440 1Kon 22:4 | van Israel: Zo zal ik zijn gelijk gij zijt, zo mijn volk als 441 1Kon 22:13 | dat toch uw woord zij, gelijk als het woord van een uit 442 1Kon 22:17 | verstrooid op de bergen, gelijk schapen, die geen herder 443 2Kon 2:19 | woning dezer stad is goed, gelijk als mijn heer ziet; maar 444 2Kon 3:2 | ogen des HEEREN, doch niet gelijk zijn vader en gelijk zijn 445 2Kon 3:2 | niet gelijk zijn vader en gelijk zijn moeder; want hij deed 446 2Kon 3:7 | opkomen; zo zal ik zijn, gelijk gij zijt, zo mijn volk als 447 2Kon 3:22 | dat water tegenover rood, gelijk bloed. ~ 448 2Kon 5:14 | en zijn vlees kwam weder, gelijk het vlees van een kleinen 449 2Kon 7:7 | en hun ezelen, het leger gelijk als het was; en waren gevloden 450 2Kon 7:10 | aangebonden, en tenten, gelijk als zij waren. ~ 451 2Kon 7:17 | de poort, dat hij stierf, gelijk de man Gods gesproken had, 452 2Kon 7:18 | 18 Want het was geschied, gelijk de man Gods gesproken had 453 2Kon 8:18 | der koningen van Israel, gelijk als het huis van Achab deed; 454 2Kon 8:19 | Davids Zijns knechts wil; gelijk als Hij hem gezegd had, 455 2Kon 8:27 | was in de ogen des HEEREN, gelijk het huis van Achab; want 456 2Kon 9:37 | lichaam van Izebel zal zijn gelijk mest op het veld, in het 457 2Kon 10:15 | tot hem: Is uw hart recht, gelijk als mijn hart met uw hart 458 2Kon 15:6 | doodslagers doodde hij niet; gelijk geschreven is in het wetboek 459 2Kon 16:9 | was in de ogen des HEEREN, gelijk als zijn vaderen gedaan 460 2Kon 19:11 | gerookt op alle hoogten, gelijk de heidenen, die de HEERE 461 2Kon 19:14 | zij verhardden hun nek, gelijk de nek hunner vaderen geweest 462 2Kon 19:15 | dat zij niet zouden doen gelijk die. ~ 463 2Kon 19:23 | Zijn aangezicht wegdeed, gelijk als Hij gesproken had door 464 2Kon 19:41 | kinderen en hun kindskinderen, gelijk als hun vaders gedaan hebben, 465 2Kon 23:3 | altaren op, en maakte een bos, gelijk als Achab, de koning van 466 2Kon 23:13 | zal Jeruzalem uitwissen, gelijk als men een schotel uitwist; 467 2Kon 23:20 | was in de ogen des HEEREN; gelijk als zijn vader Manasse gedaan 468 2Kon 25:21 | den HEERE, uw God, pascha, gelijk in dit boek des verbonds 469 2Kon 25:22 | 22 Want gelijk dit pascha was er geen gehouden, 470 2Kon 25:27 | Mijn aangezicht wegdoen, gelijk als Ik Israel weggedaan 471 2Kon 26:13 | des HEEREN gemaakt had, gelijk als de HEERE gesproken had. ~ 472 2Kon 27:17 | alle van koper; en dezen gelijk had de andere pilaar, met 473 1Kro 9:19 | dorpelen des tabernakels; gelijk hun vaders in het leger 474 1Kro 14:16 | 16 David nu deed, gelijk als hem God geboden had; 475 1Kro 15:15 | draagbomen, die op hen waren, gelijk als Mozes geboden had naar 476 1Kro 17:8 | heb u een naam gemaakt, gelijk de naam is der groten, die 477 1Kro 17:9 | zullen hem niet meer krenken, gelijk als in het eerst. ~ 478 1Kro 17:13 | Ik van hem niet wenden, gelijk als Ik die weggenomen heb 479 1Kro 17:20 | 20 HEERE, er is niemand gelijk Gij, en er is geen God behalve 480 1Kro 17:23 | tot in eeuwigheid; en doe, gelijk als Gij gesproken hebt. ~ 481 1Kro 22:3 | HEERE doe tot Zijn volk, gelijk zij nu zijn, honderdmaal 482 1Kro 23:11 | HEEREN, uws Gods, bouwen, gelijk als Hij van u gesproken 483 1Kro 25:19 | van Aaron, huns vaders; gelijk als hem de HEERE, de God 484 1Kro 29:7 | en Mijn rechten te doen, gelijk te dezen dage. ~ 485 1Kro 30:15 | bijwoners voor Uw aangezicht, gelijk al onze vaders; onze dagen 486 2Kro 2:3 | koning van Tyrus, zeggende: Gelijk als gij met mijn vader David 487 2Kro 7:10 | op den troon van Israel, gelijk als de HEERE gesproken heeft; 488 2Kro 7:14 | van Israel, er is geen God gelijk Gij, in den hemel noch op 489 2Kro 7:15 | en met Uw hand vervuld, gelijk het te dezen dage is. ~ 490 2Kro 7:16 | te wandelen in Mijn wet, gelijk als gij gewandeld hebt voor 491 2Kro 7:30 | iegelijk naar al zijn wegen, gelijk Gij zijn hart kent; want 492 2Kro 7:33 | kennen, zo om U te vrezen, gelijk Uw volk Israel, als om te 493 2Kro 8:17 | aangezicht wandelen zult, gelijk als uw vader David gewandeld 494 2Kro 8:18 | koninkrijks bevestigen, gelijk als Ik een verbond met uw 495 2Kro 10:9 | kostelijk gesteente; en er was gelijk deze specerij, die de koningin 496 2Kro 11:12 | Rehabeam, op den derden dag, gelijk als de koning gesproken 497 2Kro 14:9 | hebt u priesteren gemaakt, gelijk de volken der landen? Een 498 2Kro 19:3 | tot hem: Zo zal ik zijn, gelijk gij zijt, en gelijk uw volk 499 2Kro 19:3 | zijn, gelijk gij zijt, en gelijk uw volk is, zal mijn volk 500 2Kro 19:12 | dat nu toch uw woord zij, gelijk als van een uit hen, en


1-500 | 501-1000 | 1001-1434

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License