1-500 | 501-1000 | 1001-1434
Book Chapter: Verse
501 2Kro 19:16 | verstrooid op de bergen, gelijk schapen, die geen herder
502 2Kro 22:6 | der koningen van Israel, gelijk als het huis van Achab deed;
503 2Kro 22:7 | met David gemaakt had; en gelijk als Hij gezegd had, hem
504 2Kro 22:26 | der koningen van Israel, gelijk als het huis van Achab deed;
505 2Kro 22:27 | met David gemaakt had; en gelijk als Hij gezegd had, hem
506 2Kro 23:4 | was in de ogen des HEEREN, gelijk het huis van Achab; want
507 2Kro 23:16 | konings zal koning zijn, gelijk als de HEERE van de zonen
508 2Kro 23:31 | brandofferen des HEEREN te offeren, gelijk in de wet van Mozes geschreven
509 2Kro 25:4 | hij niet, maar hij deed, gelijk in de wet, in het boek van
510 2Kro 28:1 | was in de ogen des HEEREN, gelijk zijn vader David; ~
511 2Kro 29:8 | verwoesting en ter aanfluiting, gelijk als gij ziet met uw ogen. ~
512 2Kro 30:5 | het in lang niet gehouden, gelijk het geschreven was. ~
513 2Kro 30:7 | verwoesting overgegeven heeft, gelijk als gij ziet. ~
514 2Kro 30:8 | Verhardt nu ulieder nek niet, gelijk uw vaderen; geeft den HEERE
515 2Kro 30:18 | maar aten het pascha, niet gelijk geschreven is. Doch Jehizkia
516 2Kro 31:3 | der gezette hoogtijden; gelijk geschreven is in de wet
517 2Kro 32:17 | Hem te spreken, zeggende: Gelijk de goden van de natien der
518 2Kro 33:22 | was in de ogen des HEEREN, gelijk als zijn vader Manasse gedaan
519 2Kro 33:23 | het aangezicht des HEEREN, gelijk Manasse, zijn vader, zich
520 2Kro 35:12 | om den HEERE te offeren, gelijk geschreven is in het boek
521 2Kro 35:18 | zulk een pascha gehouden, gelijk dat Josia hield met de priesters
522 2Kro 36:12 | om den HEERE te offeren, gelijk geschreven is in het boek
523 2Kro 36:18 | zulk een pascha gehouden, gelijk dat Josia hield met de priesters
524 Ezra 3:2 | brandofferen te offeren, gelijk geschreven is in de wet
525 Ezra 3:4 | het feest der loofhutten, gelijk geschreven is; en zij offerden
526 Ezra 4:2 | wij zullen uw God zoeken, gelijk gijlieden ook hebben wij
527 Ezra 4:3 | den God Israels, bouwen, gelijk als de koning Kores, koning
528 Ezra 9:7 | schaamte des aangezichts, gelijk het is te dezen dage. ~
529 Neh 10:34 | des HEEREN, onzes Gods, gelijk het in de wet geschreven
530 Neh 10:36 | zonen en onzer beesten, gelijk het in de wet geschreven
531 Neh 13:26 | heidenen geen koning was, gelijk hij, en hij zijn God lief
532 Est 12 | niet te kennen gegeven, gelijk als Mordechai haar geboden
533 Est 13 | van Mordechai, gelijk als toen zij bij hem opgevoed
534 Est 30:10 | dat kleed, en dat paard, gelijk als gij gesproken hebt,
535 Est 53:2 | op hun bestemde tijden, gelijk als Mordechai, de Jood,
536 Est 54 | de koningin, en gelijk als zij het bevestigd hadden
537 Job 1:8 | Want niemand is op de aarde gelijk hij, een man oprecht en
538 Job 2:3 | Want niemand is op de aarde gelijk hij, een man, oprecht en
539 Job 4:8 | 8 Maar gelijk als ik gezien heb: die ondeugd
540 Job 5:7 | wordt tot moeite geboren; gelijk de spranken der vurige kolen
541 Job 5:14 | ontmoeten zij de duisternis, en gelijk des nachts tasten zij in
542 Job 5:26 | ouderdom ten grave komen, gelijk de korenhoop te zijner tijd
543 Job 7:2 | 2 Gelijk de dienstknecht hijgt naar
544 Job 7:2 | hijgt naar de schaduw, en gelijk de dagloner verwacht zijn
545 Job 9:26 | voorbijgevaren met jachtschepen; gelijk een arend naar het aas toevliegt. ~
546 Job 10:4 | vleselijke ogen, ziet Gij, gelijk een mens ziet? ~
547 Job 10:16 | 16 Want zij verheft zich; gelijk een felle leeuw jaagt Gij
548 Job 12:11 | oor de woorden proeven, gelijk het gehemelte voor zich
549 Job 13:2 | 2 Gelijk gijlieden het weet, weet
550 Job 13:9 | Zult gij met Hem spotten, gelijk men met een mens spot? ~
551 Job 13:12 | 12 Uw gedachtenissen zijn gelijk as, uw hoogten als hoogten
552 Job 14:9 | uitspruiten, en zal een tak maken, gelijk een plant. ~
553 Job 15:24 | hem; zij overweldigt hem, gelijk een koning, bereid ten strijde. ~
554 Job 16:21 | rechten voor een man met God, gelijk een kind des mensen voor
555 Job 17:7 | en al mijn ledematen zijn gelijk een schaduw. ~
556 Job 20:7 | 7 Zal hij, gelijk zijn drek, in eeuwigheid
557 Job 21:18 | 18 Dat zij gelijk stro worden voor den wind,
558 Job 21:18 | worden voor den wind, en gelijk kaf, dat de wervelwind wegsteelt; ~
559 Job 24:24 | zij worden nedergedrukt; gelijk alle anderen worden zij
560 Job 24:24 | worden zij besloten; en gelijk de top ener aar worden zij
561 Job 28:17 | of het kristal haar niet gelijk waarderen; ook is zij niet
562 Job 28:19 | van Morenland haar niet gelijk waarderen; en bij het fijn
563 Job 29:2 | 2 Och, of ik ware, gelijk in de vorige maanden, gelijk
564 Job 29:2 | gelijk in de vorige maanden, gelijk in de dagen, toen God mij
565 Job 29:4 | 4 Gelijk als ik was in de dagen mijner
566 Job 29:23 | Want zij wachtten naar mij, gelijk naar den regen, en sperden
567 Job 30:19 | slijk geworpen, en ik ben gelijk geworden als stof en as. ~
568 Job 31:33 | 33 Zo ik, gelijk Adam, mijn overtredingen
569 Job 32:19 | wijn, die niet geopend is; gelijk nieuwe lederen zakken zou
570 Job 33:6 | 6 Zie, ik ben Godes, gelijk gij; uit het leem ben ik
571 Job 34:3 | het oor proeft de woorden, gelijk het gehemelte de spijze
572 Job 34:7 | 7 Wat man is er, gelijk Job? Hij drinkt de bespotting
573 Job 35:8 | zou zijn tegen een man, gelijk gij zijt, en uw gerechtigheid
574 Job 36:22 | kracht; wie is een Leraar, gelijk Hij? ~
575 Job 37:14 | zij veranderd zou worden gelijk zegelleem, en zij gesteld
576 Job 39:4 | 4 Hebt gij een arm gelijk God? En kunt gij, gelijk
577 Job 39:4 | gelijk God? En kunt gij, gelijk Hij, met de stem donderen? ~
578 Job 39:10 | nevens u; hij eet hooi, gelijk een rund. ~
579 Job 39:24 | Zult gij met hem spelen gelijk met een vogeltje, of zult
580 Job 40:15 | 15 Zijn hart is vast gelijk een steen; ja, vast gelijk
581 Job 40:15 | gelijk een steen; ja, vast gelijk een deel van den ondersten
582 Job 40:22 | Hij doet de diepte zieden gelijk een pot; hij stelt de zee
583 Job 41:7 | recht van Mij gesproken, gelijk Mijn knecht Job. ~
584 Job 41:8 | recht van Mij gesproken, gelijk Mijn knecht Job. ~
585 Job 41:9 | Naamathiet, henen, en deden, gelijk als de HEERE tot hen gesproken
586 Psa 10:4 | 4 De goddeloze, gelijk hij zijn neus omhoog steekt,
587 Psa 10:9 | in een verborgen plaats, gelijk een leeuw in zijn hol; hij
588 Psa 17:12 | 12 Hij is gelijk als een leeuw, die begeert
589 Psa 18:34 | 34 Hij maakt mijn voeten gelijk als der hinden, en Hij stelt
590 Psa 32:9 | 9 Weest niet gelijk een paard, gelijk een muilezel,
591 Psa 32:9 | Weest niet gelijk een paard, gelijk een muilezel, hetwelk geen
592 Psa 33:22 | goedertierenheid, HEERE! zij over ons; gelijk als wij op U hopen. ~
593 Psa 34:22 | goedertierenheid, HEERE! zij over ons; gelijk als wij op U hopen. ~
594 Psa 36:10 | zeggen: HEERE, wie is U gelijk! U, Die den ellendige redt
595 Psa 40:13 | vreemdeling bij U, een bijwoner, gelijk al mijn vaders. ~
596 Psa 42:16 | 2 Gelijk een hert schreeuwt naar
597 Psa 48:6 | 6 Gelijk zij het zagen, alzo waren
598 Psa 48:9 | 9 Gelijk wij gehoord hadden, alzo
599 Psa 48:11 | 11 Gelijk Uw Naam is, o God! alzo
600 Psa 49:13 | blijft niet; hij wordt gelijk als de beesten, die vergaan. ~
601 Psa 49:21 | geen verstand heeft, wordt gelijk als de beesten, die vergaan. ~ ~ ~ ~
602 Psa 50:21 | dat Ik te enenmale ben, gelijk gij; Ik zal u straffen,
603 Psa 66:10 | Gij hebt ons gelouterd, gelijk men het zilver loutert; ~
604 Psa 68:3 | Gij zult hen verdrijven, gelijk rook verdreven wordt; gelijk
605 Psa 68:3 | gelijk rook verdreven wordt; gelijk was voor het vuur smelt,
606 Psa 71:19 | gedaan hebt; o God! wie is U gelijk? ~
607 Psa 77:14 | heiligdom; wie is een groot God, gelijk God? ~
608 Psa 78:8 | dat zij niet zouden worden gelijk hun vaders, een wederhorig
609 Psa 78:57 | handelden trouwelooslijk, gelijk hun vaders; zij zijn omgekeerd,
610 Psa 83:15 | 15 Gelijk het vuur een woud verbrandt,
611 Psa 83:15 | vuur een woud verbrandt, en gelijk de vlam de bergen aansteekt; ~
612 Psa 86:8 | Onder de goden is niemand U gelijk, Heere! en er zijn geen
613 Psa 86:8 | Heere! en er zijn geen gelijk Uw werken. ~
614 Psa 87:7 | 7En de zangers, gelijk de speellieden, mitsgaders
615 Psa 88:6 | Afgezonderd onder de doden, gelijk de verslagenen, die in het
616 Psa 89:7 | worden? Wie is den HEERE gelijk, onder de kinderen der sterken? ~
617 Psa 89:37 | troon zal voor Mij zijn gelijk de zon. ~
618 Psa 89:38 | eeuwiglijk bevestigd worden, gelijk de maan; en de Getuige in
619 Psa 90:5 | overstroomt hen; zij zijn gelijk een slaap; in den morgenstond
620 Psa 90:5 | den morgenstond zijn zij gelijk het gras, dat verandert; ~
621 Psa 92:11 | zult mijn hoorn verhogen, gelijk eens eenhoorns; ik ben met
622 Psa 95:8 | 8 Verhardt uw hart niet, gelijk te Meriba, gelijk ten dage
623 Psa 95:8 | niet, gelijk te Meriba, gelijk ten dage van Massa in de
624 Psa 102:7 | een roerdomp der woestijn gelijk geworden, ik ben geworden
625 Psa 103:13 | 13 Gelijk zich een vader ontfermt
626 Psa 103:15 | mensen zijn als het gras, gelijk een bloem des velds, alzo
627 Psa 109:23 | 23 Ik ga heen gelijk een schaduw, wanneer zij
628 Psa 113:5 | 5Wie is gelijk de HEERE, onze God? Die
629 Psa 115:8 | 8 Dat die hen maken hun gelijk worden, en al wie op hen
630 Psa 123:2 | 2Zie, gelijk de ogen der knechten zijn
631 Psa 123:2 | op de hand hunner heren; gelijk de ogen der dienstmaagd
632 Psa 126:1 | Sions wederbracht, waren wij gelijk degenen, die dromen. ~
633 Psa 126:4 | HEERE! wend onze gevangenis, gelijk waterstromen in het zuiden. ~
634 Psa 131:2 | gezet en stil gehouden, gelijk een gespeend kind bij zijn
635 Psa 133:2 | 2Het is, gelijk de kostelijke olie op het
636 Psa 133:3 | 3Het is gelijk de dauw van Hermon, en die
637 Psa 135:18 | 18 Dat die ze maken, hun gelijk worden, en al wie op hen
638 Psa 141:7 | aan den mond des grafs, gelijk of iemand op de aarde iets
639 Psa 143:7 | niet van mij, want ik zou gelijk worden dengenen, die in
640 Psa 144:4 | De mens is der ijdelheid gelijk; zijn dagen zijn als een
641 Spre 1:12 | graf; ja, geheel en al, gelijk die in den kuil nederdalen; ~
642 Spre 1:27 | Wanneer uw vreze komt gelijk een verwoesting, en uw verderf
643 Spre 3:12 | dien Hij liefheeft, ja, gelijk een vader den zoon, in denwelken
644 Spre 4:18 | pad der rechtvaardigen is gelijk een schijnend licht, voortgaande
645 Spre 7:22 | ging haar straks achterna, gelijk een os ter slachting gaat,
646 Spre 7:22 | os ter slachting gaat, en gelijk een dwaas tot de tuchtiging
647 Spre 7:23 | pijl zijn lever doorsneed; gelijk een vogel zich haast naar
648 Spre 10:25 | 25 Gelijk een wervelwind voorbijgaat,
649 Spre 10:26 | 26 Gelijk edik den tanden, en gelijk
650 Spre 10:26 | Gelijk edik den tanden, en gelijk rook den ogen is zo is de
651 Spre 11:16 | huisvrouw houdt de eer vast, gelijk de geweldigen den rijkdom
652 Spre 11:19 | gerechtigheid ten leven, gelijk die het kwade najaagt, naar
653 Spre 17:14 | Het begin des krakeels is gelijk een, die het water opening
654 Spre 23:5 | gewisselijk vleugelen maken gelijk een arend, die naar den
655 Spre 23:7 | 7 Want gelijk hij bedacht heeft in zijn
656 Spre 23:34 | 34 En gij zult zijn, gelijk een, die in het hart van
657 Spre 23:34 | hart van de zee slaapt; en gelijk een, die in het opperste
658 Spre 24:29 | 29 Zeg niet: Gelijk als hij mij gedaan heeft,
659 Spre 25:20 | bij een treurig hart, is gelijk hij, die een kleed aflegt
660 Spre 26:1 | 1 Gelijk de sneeuw in den zomer,
661 Spre 26:1 | sneeuw in den zomer, en gelijk de regen in den oogst, alzo
662 Spre 26:2 | 2 Gelijk de mus is tot wegzweven,
663 Spre 26:2 | de mus is tot wegzweven, gelijk een zwaluw tot vervliegen,
664 Spre 26:4 | opdat gij ook hem niet gelijk wordt. ~
665 Spre 26:8 | 8 Gelijk hij, die een edel gesteente
666 Spre 26:9 | 9 Gelijk een doorn gaat in de hand
667 Spre 26:11 | 11 Gelijk een hond tot zijn uitspuwsel
668 Spre 26:17 | die hem niet aangaat, is gelijk die een hond bij de oren
669 Spre 26:18 | 18 Gelijk een, die zich veinst te
670 Spre 27:8 | 8 Gelijk een vogel is, die uit zijn
671 Spre 27:15 | kijfachtige huisvrouw zijn even gelijk. ~
672 Spre 27:19 | 19 Gelijk in het water het aangezicht
673 Pred 2:13 | heeft boven de dwaasheid, gelijk het licht uitnemendheid
674 Pred 2:15 | Dies zeide ik in mijn hart: Gelijk het den dwaze bejegent,
675 Pred 3:19 | enerlei wedervaart hun beiden; gelijk die sterft, alzo sterft
676 Pred 5:2 | 2 Want gelijk de droom komt door veel
677 Pred 5:6 | 6 Want gelijk in de veelheid der dromen
678 Pred 5:14 | 14 Gelijk als hij voortgekomen is
679 Pred 5:14 | naakt wederkeren, gaande gelijk hij gekomen was; en hij
680 Pred 5:15 | dat hij in alle manier, gelijk hij gekomen is, alzo heengaat;
681 Pred 7:6 | 6 Want gelijk het geluid der doornen onder
682 Pred 8:1 | 1 Wie is gelijk de wijze, en wie weet de
683 Pred 8:13 | verlengen; hij zal zijn gelijk een schaduw, omdat hij voor
684 Pred 9:2 | Alle ding wedervaart hun, gelijk aan alle anderen; enerlei
685 Pred 9:2 | dien, die niet offert; gelijk den goede, alzo ook den
686 Pred 9:2 | zondaar, dien, die zweert, gelijk dien, die den eed vreest. ~
687 Pred 9:12 | mens zijn tijd niet weet, gelijk de vissen, die gevangen
688 Pred 9:12 | worden met het boze net; en gelijk de vogelen, die gevangen
689 Pred 9:12 | gevangen worden met den strik; gelijk die, alzo worden de
690 Pred 11:5 | 5 Gelijk gij niet weet, welke de
691 Pred 12:11 | woorden der wijzen zijn gelijk prikkelen, en gelijk nagelen,
692 Pred 12:11 | zijn gelijk prikkelen, en gelijk nagelen, diep ingeslagen
693 Hoo 1:5 | dochteren van Jeruzalem!), gelijk de tenten van Kedar, gelijk
694 Hoo 1:5 | gelijk de tenten van Kedar, gelijk de gordijnen van Salomo. ~
695 Hoo 2:2 | 2 Gelijk een lelie onder de doornen,
696 Hoo 2:9 | 9 Mijn Liefste is gelijk een ree, of een welp der
697 Hoo 2:17 | mijn Liefste! wordt Gij gelijk een ree, of een welp der
698 Hoo 4:5 | Uw twee borsten zijn gelijk twee welpen, tweelingen
699 Hoo 6:4 | zijt schoon, Mijn vriendin, gelijk Thirza, liefelijk als Jeruzalem,
700 Hoo 6:10 | als de dageraad, schoon, gelijk de maan, zuiver als de zon,
701 Hoo 8:14 | mijn Liefste! en wees Gij gelijk een ree, of gelijk een welp
702 Hoo 8:14 | wees Gij gelijk een ree, of gelijk een welp der herten op de
703 Jes 1:9 | zijn; wij zouden Gomorra gelijk zijn geworden. ~
704 Jes 2:6 | en zij zijn guichelaars gelijk de Filistijnen, en aan de
705 Jes 3:9 | zonden spreken zij vrij uit, gelijk Sodom; zij verbergen ze
706 Jes 5:24 | 24 Daarom, gelijk de tong des vuurs den stoppel
707 Jes 6:13 | zijn om af te weiden; maar gelijk de eik, en gelijk de haageik,
708 Jes 6:13 | maar gelijk de eik, en gelijk de haageik, in dewelke na
709 Jes 7:2 | en het hart zijns volks, gelijk de bomen des wouds bewogen
710 Jes 8:23 | gans verduisterd worden; gelijk als Hij het in den eersten
711 Jes 9:2 | wezen voor Uw aangezicht, gelijk men zich verblijdt in den
712 Jes 9:2 | verblijdt in den oogst, gelijk men verheugd is, wanneer
713 Jes 9:3 | dreef, hebt Gij verbroken, gelijk ten dage der Midianieten; ~
714 Jes 10:6 | het ter vertreding, gelijk het slijk der straten.
715 Jes 10:9 | 9 Is niet Kalno gelijk Karchemis? Is Hamath niet
716 Jes 10:9 | Karchemis? Is Hamath niet gelijk Arfad? Is niet Samaria gelijk
717 Jes 10:9 | gelijk Arfad? Is niet Samaria gelijk Damaskus? ~
718 Jes 10:10 | 10 Gelijk als mijn hand gevonden heeft
719 Jes 10:11 | 11 Gelijk als ik gedaan heb aan Samaria
720 Jes 10:14 | ganse aardrijk samengeraapt, gelijk men de eieren die verlaten
721 Jes 10:18 | vlees toe; en hij zal zijn, gelijk als wanneer een vaandrager
722 Jes 10:22 | ofschoon uw volk, o Israel! is gelijk het zand der zee, zo zal
723 Jes 10:26 | hem een gesel verwekken, gelijk de slachting van Midian
724 Jes 10:26 | aan de rots van Oreb; en gelijk Zijn staf over de zee was,
725 Jes 11:7 | de leeuw zal stro eten, gelijk de os. ~
726 Jes 11:9 | kennis des HEEREN zijn, gelijk de wateren den bodem der
727 Jes 11:16 | overgebleven zal zijn van Assur, gelijk als Israel geschiedde ten
728 Jes 13:4 | ruisende stem op de bergen, gelijk eens groten volks; een stem
729 Jes 13:19 | hovaardigheid der Chaldeen, zijn gelijk als God Sodom en Gomorra
730 Jes 14:10 | zijt ook krank geworden, gelijk wij, gij zijt ons gelijk
731 Jes 14:10 | gelijk wij, gij zijt ons gelijk geworden. ~
732 Jes 14:14 | ik zal den Allerhoogste gelijk worden. ~
733 Jes 14:24 | zeggende: Indien niet, gelijk Ik gedacht heb, het alzo
734 Jes 14:24 | het alzo geschiede, en gelijk Ik beraadslaagd heb, het
735 Jes 16:3 | het midden van den middag, gelijk van den nacht; verbergt
736 Jes 17:3 | Syriers; zij zullen zijn gelijk de heerlijkheid der kinderen
737 Jes 17:5 | Want hij zal zijn, gelijk wanneer een maaier het staande
738 Jes 17:5 | afmaait; ja, hij zal zijn, gelijk wanneer iemand aren leest
739 Jes 17:6 | zal daarin overig blijven, gelijk in de afschudding eens olijfbooms,
740 Jes 17:12 | volken, die daar bruisen, gelijk de zeeen bruisen; en wee
741 Jes 17:12 | natien, die daar ruisen, gelijk de geweldige wateren ruisen! ~
742 Jes 17:13 | natien zullen wel ruisen, gelijk grote wateren ruisen; doch
743 Jes 17:13 | bergen van den wind, en gelijk een kloot van den wervelwind. ~
744 Jes 19:14 | dwalen in al zijn doen, gelijk een dronkaard zich om en
745 Jes 20:3 | 3 Toen zeide de HEERE: Gelijk als Mijn knecht Jesaja naakt
746 Jes 21:1 | der woestijn aan de zee. Gelijk de wervelwinden in het zuiden
747 Jes 21:3 | hebben mij aangegrepen, gelijk de bange weeen van een,
748 Jes 21:16 | gezegd: Nog binnen een jaar, gelijk de jaren eens dagloners
749 Jes 22:18 | gewisselijk voortrollen, gelijk men een bal rolt, in een
750 Jes 23:5 | 5 Gelijk als geweest is de tijding
751 Jes 23:15 | vergeten worden zeventig jaren, gelijk eens konings dagen; maar
752 Jes 24:2 | 2 En gelijk het volk, alzo zal de priester
753 Jes 24:2 | alzo zal de priester wezen; gelijk de knecht, alzo zijn heer;
754 Jes 24:2 | knecht, alzo zijn heer; gelijk de dienstmaagd, alzo haar
755 Jes 24:2 | dienstmaagd, alzo haar vrouw; gelijk de koper, alzo de verkoper;
756 Jes 24:2 | koper, alzo de verkoper; gelijk de lener, alzo de ontlener;
757 Jes 24:2 | alzo de ontlener; gelijk de woekeraar, alzo die,
758 Jes 24:13 | volken, zal het alzo wezen, gelijk de afschudding des olijfbooms,
759 Jes 24:13 | afschudding des olijfbooms, gelijk de nalezingen, wanneer de
760 Jes 24:20 | zal ganselijk waggelen, gelijk een dronkaard, en zij zal
761 Jes 24:20 | en weder bewogen worden, gelijk een nachthut; en haar overtreding
762 Jes 24:22 | zullen samenvergaderd worden, gelijk de gevangenen in een put,
763 Jes 25:5 | 5 Gelijk de hitte in een dorre plaats,
764 Jes 25:5 | vreemdelingen nederdrukken; gelijk de hitte door de schaduw
765 Jes 25:10 | onder Hem verdorst worden, gelijk het stro verdorst wordt
766 Jes 25:11 | uitbreiden in het midden van hen, gelijk als een zwemmer die uitbreidt
767 Jes 26:17 | 17 Gelijk een bevruchte vrouw, als
768 Jes 27:4 | zou aanvallen, en hem te gelijk verbranden zou? ~
769 Jes 27:7 | Heeft Hij hem geslagen, gelijk Hij dien geslagen heeft,
770 Jes 27:7 | hem sloeg? Is hij gedood, gelijk zijn gedoden gedood zijn
771 Jes 27:10 | verstoten en verlaten worden, gelijk een woestijn; daar zullen
772 Jes 28:2 | sterke en machtige, er is gelijk een hagelvloed, een poort
773 Jes 28:2 | een poort des verderfs; gelijk een vloed der sterke wateren;
774 Jes 28:4 | vette vallei is, zal zijn gelijk een vroegrijpe vrucht voor
775 Jes 28:21 | HEERE zal Zich opmaken, gelijk op den berg Perazim, Hij
776 Jes 28:21 | Perazim, Hij zal beroerd zijn, gelijk in het dal van Gibeon, om
777 Jes 29:2 | wezen, en die stad zal Mij gelijk Ariel zijn. ~
778 Jes 29:5 | vreemde soldaten zal zijn gelijk dun stof, en de menigte
779 Jes 29:7 | 7 En gelijk de droom van een nachtgezicht
780 Jes 29:8 | Het zal alzo zijn, gelijk wanneer een hongerige droomt,
781 Jes 29:8 | is zijn ziel ledig; of, gelijk als wanneer een dorstige
782 Jes 30:13 | ulieden deze misdaad zijn gelijk een vallende scheur, uitwaarts
783 Jes 30:14 | Ja, Hij zal ze verbreken, gelijk een pottenbakkerskruik verbroken
784 Jes 30:17 | totdat gij overgelaten wordt, gelijk een mast op den top van
785 Jes 30:22 | beelden; gij zult ze wegwerpen gelijk een maanstondig kleed,
786 Jes 30:29 | lofzang bij ulieden zijn, gelijk in den nacht, wanneer het
787 Jes 30:29 | en blijdschap des harten, gelijk van een, die met pijpen
788 Jes 31:4 | de HEERE tot mij gezegd: Gelijk als een leeuw, en een jonge
789 Jes 31:5 | 5 Gelijk vliegende vogelen, alzo
790 Jes 33:4 | ulieder buit verzameld worden, gelijk de kevers verzameld worden;
791 Jes 33:4 | ginds en weder huppelen, gelijk de sprinkhanen ginds en
792 Jes 34:4 | zullen toegerold worden, gelijk een boek, en al hun heir
793 Jes 34:4 | al hun heir zal afvallen, gelijk een blad van den wijnstok
794 Jes 34:4 | den wijnstok afvalt, en gelijk een vijg afvalt van
795 Jes 38:12 | weggetogen, en van mij weggevoerd gelijk eens herders hut; ik heb
796 Jes 38:12 | heb mijn leven afgesneden, gelijk een wever zijn web; Hij
797 Jes 38:13 | tot den morgenstond toe; gelijk een leeuw, alzo zal Hij
798 Jes 38:14 | 14 Gelijk een kraan of zwaluw, alzo
799 Jes 38:15 | Wat zal ik spreken? Gelijk Hij het mij heeft toegezegd,
800 Jes 38:19 | levende, die zal U loven, gelijk ik heden doe; de vader zal
801 Jes 40:5 | worden; en alle vlees te gelijk zal zien, dat het de mond
802 Jes 40:11 | Hij zal Zijn kudde weiden gelijk een herder; Hij zal de lammeren
803 Jes 40:25 | Mij vergelijken, dien Ik gelijk zij? zegt de Heilige. ~
804 Jes 40:31 | zullen opvaren met vleugelen, gelijk de arenden; zij zullen lopen,
805 Jes 41:15 | heuvelen zult gij stellen gelijk kaf. ~
806 Jes 41:19 | en den busboom te gelijk; ~
807 Jes 41:20 | bekennen, en overleggen, en te gelijk verstaan, dat de hand des
808 Jes 41:25 | overheden als over leem, en gelijk een pottenbakker het
809 Jes 42:19 | als Mijn knecht, en doof, gelijk Mijn bode, dien Ik zende?
810 Jes 42:19 | Ik zende? Wie is blind, gelijk de volmaakte, en blind,
811 Jes 42:19 | de volmaakte, en blind, gelijk de knecht des HEEREN? ~
812 Jes 43:17 | opstaan, zij zijn uitgeblust, gelijk een vlaswiek zijn zij uitgegaan. ~
813 Jes 44:7 | 7 En wie zal, gelijk als Ik, roepen en het verkondigen,
814 Jes 45:9 | met zijn Formeerder twist, gelijk een potscherf met aarden
815 Jes 46:9 | God meer, en er is niet gelijk Ik; ~
816 Jes 49:18 | gij zult ze u aanbinden, gelijk een bruid. ~
817 Jes 50:4 | het oor, dat Ik hore, gelijk die geleerd worden. ~
818 Jes 51:20 | vooraan op alle straten, gelijk een wilde os in het net;
819 Jes 52:14 | 14 Gelijk als velen zich over u ontzet
820 Jes 55:9 | 9 Want gelijk de hemelen hoger zijn dan
821 Jes 55:10 | 10 Want gelijk de regen en de sneeuw van
822 Jes 56:9 | 9 Want gelijk de hemelen hoger zijn dan
823 Jes 56:10 | 10 Want gelijk de regen en de sneeuw van
824 Jes 59:4 | vuist te slaan; vast niet gelijk heden, om uw stem te doen
825 Jes 59:5 | dat hij zijn hoofd kromme gelijk een bieze, en een zak en
826 Jes 60:10 | Wij tasten naar den wand, gelijk de blinden, en, gelijk die
827 Jes 60:10 | gelijk de blinden, en, gelijk die geen ogen hebben, tasten
828 Jes 60:10 | zijn in woeste plaatsen gelijk de doden. ~
829 Jes 60:11 | 11 Wij brommen allen gelijk als de beren, en wij kirren
830 Jes 60:11 | en wij kirren doorgaans gelijk de duiven; wij wachten naar
831 Jes 60:19 | als de vijand zal komen gelijk een stroom, zal de Geest
832 Jes 61:13 | beukeboom en de busboom te gelijk, om te versieren de plaats
833 Jes 62:10 | heeft Hij mij omgedaan; gelijk een bruidegom zich met priesterlijk
834 Jes 62:11 | 11 Want gelijk de aarde haar spruit voortbrengt,
835 Jes 62:11 | haar spruit voortbrengt, en gelijk een hof, hetgeen in hem
836 Jes 63:5 | 5 Want gelijk een jongeling een jonkvrouw
837 Jes 63:5 | uw kinderen u trouwen; en gelijk de bruidegom vrolijk is
838 Jes 64:14 | 14 Gelijk een beest, dat afgaat in
839 Jes 65:2 | 2 Gelijk een smeltvuur brandt, en
840 Jes 66:8 | Alzo zegt de HEERE: Gelijk wanneer men most in een
841 Jes 67:20 | Jeruzalem, zegt de HEERE, gelijk als de kinderen Israels
842 Jes 67:22 | 22 Want gelijk als die nieuwe hemel en
843 Jer 2:26 | 26 Gelijk een dief beschaamd wordt,
844 Jer 2:36 | Egypte beschaamd worden, gelijk als gij van Assur beschaamd
845 Jer 3:20 | 20 Waarlijk, gelijk een vrouw trouwelooslijk
846 Jer 5:19 | gij tot hen zeggen zult: Gelijk als gijlieden Mij hebt
847 Jer 5:26 | een ieder van hen loert, gelijk zich de vogelvangers schikken;
848 Jer 5:27 | 27 Gelijk een kouw vol is van gevogelte,
849 Jer 6:7 | 7 Gelijk een bornput zijn water opgeeft,
850 Jer 6:9 | overblijfsel vlijtiglijk nalezen, gelijk een wijnstok; breng uw hand
851 Jer 6:9 | wijnstok; breng uw hand weder, gelijk een wijnlezer, aan de korven. ~
852 Jer 7:14 | vaderen gegeven heb, doen, gelijk als Ik aan Silo gedaan heb. ~
853 Jer 7:15 | Mijn aangezicht wegwerpen, gelijk als Ik al uw broederen,
854 Jer 8:6 | zich om in zijn loop, gelijk een onbesuisd paard in den
855 Jer 10:5 | 5 Zij zijn gelijk een palmboom van dicht werk,
856 Jer 10:6 | 6 Omdat niemand U gelijk is, o HEERE! zo zijt Gij
857 Jer 10:7 | ganse koninkrijk, niemand U gelijk is. ~
858 Jer 10:16 | Jakobs deel is niet gelijk die, want Hij is de Formeerder
859 Jer 12:16 | waarachtig als de HEERE leeft! gelijk als zij Mijn volk geleerd
860 Jer 13:5 | verstak dien bij den Frath, gelijk als de HEERE mij geboden
861 Jer 13:10 | buigen; dat zal worden gelijk deze gordel, die nergens
862 Jer 13:11 | 11 Want gelijk als een gordel kleeft aan
863 Jer 14:6 | plaatsen, zij scheppen den wind gelijk de draken; hun ogen versmachten,
864 Jer 17:2 | 2 Gelijk hun kinderen hunner altaren
865 Jer 17:11 | 11 Gelijk een veldhoen eieren vergadert,
866 Jer 17:22 | den sabbatdag heiligen, gelijk als Ik uw vaderen geboden
867 Jer 18:4 | daarvan weder een ander vat, gelijk als het recht was in de
868 Jer 18:6 | ulieden niet kunnen doen, gelijk deze pottenbakker, o huis
869 Jer 18:6 | spreekt de HEERE; ziet, gelijk leem in de hand des pottenbakkers,
870 Jer 19:11 | en deze stad verbreken, gelijk als men een pottenbakkersvat
871 Jer 19:13 | koningen van Juda zullen, gelijk alle plaatsen van Tofeth,
872 Jer 23:27 | zijn naaste, vertellen; gelijk als hun vaders Mijn Naam
873 Jer 24:5 | de HEERE, de God Israels: Gelijk die goede vijgen, alzo zal
874 Jer 24:8 | 8 En gelijk de boze vijgen, die vanwege
875 Jer 25:18 | aanfluiting en tot een vloek, gelijk het is te dezen dage; ~
876 Jer 26:11 | geprofeteerd tegen deze stad, gelijk als gij met uw oren
877 Jer 27:13 | en door de pestilentie, gelijk als de HEERE gesproken heeft
878 Jer 31:28 | En het zal geschieden, gelijk als Ik over hen gewaakt
879 Jer 32:42 | Want zo zegt de HEERE: Gelijk als Ik over dit volk gebracht
880 Jer 33:22 | 22 Gelijk het heir des hemels niet
881 Jer 39:12 | doe hem niets kwaads; maar gelijk als hij tot u spreken zal,
882 Jer 40:3 | het doen komen, en gedaan, gelijk als Hij gesproken had; want
883 Jer 42:2 | weinigen van velen overgelaten, gelijk als uw ogen ons zien; ~
884 Jer 42:18 | heirscharen, de God Israels: Gelijk als Mijn toorn, en Mijn
885 Jer 43:12 | zal Egypteland aantrekken, gelijk als een herder zijn
886 Jer 44:6 | verwoesting geworden zijn, gelijk het is te dezen dage. ~
887 Jer 44:13 | die in Egypteland wonen, gelijk als Ik bezoeking gedaan
888 Jer 44:17 | drankofferen offerende, gelijk als wij gedaan hebben, wij
889 Jer 44:22 | dat er niemand in woont, gelijk het is te dezen dage; ~
890 Jer 44:23 | u dit kwaad wedervaren, gelijk het is te dezen dage. ~
891 Jer 44:30 | dergenen, die zijn ziel zoeken, gelijk als Ik Zedekia, den
892 Jer 46:22 | tot haar met bijlen komen, gelijk houthouwers. ~
893 Jer 48:13 | beschaamd worden vanwege Kamos, gelijk als het huis Israels beschaamd
894 Jer 48:28 | inwoners van Moab! en wordt gelijk een duif, die in de doorgangen
895 Jer 49:18 | 18 Gelijk de omkering van Sodom en
896 Jer 49:19 | 19 Ziet, gelijk een leeuw van de verheffing
897 Jer 49:19 | bestellen; want wie is Mij gelijk, en wie zou Mij dagvaarden,
898 Jer 50:15 | aan haar, doet haar, gelijk als zij gedaan heeft! ~
899 Jer 50:18 | Babel en over zijn land, gelijk als Ik bezoeking gedaan
900 Jer 50:40 | 40 Gelijk God Sodom en Gomorra en
901 Jer 50:44 | 44 Ziet, gelijk een leeuw van de verheffing
902 Jer 50:44 | bestellen; want wie is Mij gelijk, en wie zou Mij dagvaarden?
903 Jer 51:12 | bereidt de lagen; want gelijk de HEERE heeft voorgenomen,
904 Jer 51:19 | Jakobs deel is niet gelijk die; want Hij is de Formeerder
905 Jer 51:49 | 49 Gelijk Babel geweest is tot een
906 Jer 52:22 | rondom, alles koper; en dezen gelijk had de andere pilaar,
907 Klaa 1:12 | ziet, of er een smart zij gelijk mijn smart, die mij aangedaan
908 Klaa 1:21 | hebt, zo zullen zij zijn, gelijk ik ben. ~
909 Klaa 1:22 | aangezicht komen, en doe hun, gelijk als Gij mij gedaan hebt
910 Klaa 1:112| geschat, hoe zijn zij nu gelijk gerekend aan de aarden flessen,
911 Klaa 1:113| als een wrede geworden, gelijk de struisen in de woestijn. ~
912 Klaa 2:10 | Onze huid is zwart geworden gelijk een oven, vanwege den geweldigen
913 Eze 1:7 | en hun voetplanten waren gelijk de voetplanten van een kalf,
914 Eze 1:7 | een kalf, en glinsterden gelijk de verf van glad koper. ~
915 Eze 1:22 | gelijkenis eens uitspansels, gelijk de verf van het vreselijke
916 Eze 1:28 | 28 Gelijk de gedaante van den boog,
917 Eze 2:8 | wees gij niet wederspannig, gelijk dat wederspannig huis; open
918 Eze 3:23 | des HEEREN stond aldaar, gelijk de heerlijkheid, die ik
919 Eze 7:16 | zijn, zij allen zullen zijn gelijk duiven der dalen, kermende,
920 Eze 9:11 | zeggende: Ik heb gedaan, gelijk als Gij mij geboden hadt. ~ ~
921 Eze 10:10 | hadden enerlei gelijkenis, gelijk of het ware geweest een
922 Eze 12:4 | avond uitgaan voor hun ogen, gelijk zij uitgaan, die vertrekken. ~
923 Eze 12:7 | 7 En ik deed alzo, gelijk als mij bevolen was; ik
924 Eze 12:11 | ben ulieder wonderteken; gelijk als ik gedaan heb, alzo
925 Eze 14:10 | ongerechtigheid dragen; gelijk de ongerechtigheid des vragers
926 Eze 15:6 | alzo zegt de Heere HEERE: Gelijk als het hout des wijnstoks
927 Eze 16:48 | dochteren, gedaan heeft, gelijk gij gedaan hebt en uw dochteren! ~
928 Eze 16:59 | HEERE: Ik zal u ook doen, gelijk als gij gedaan hebt, die
929 Eze 18:4 | alle zielen zijn Mijne; gelijk de ziel des vaders, alzo
930 Eze 20:36 | 36 Gelijk als Ik gerecht heb met uw
931 Eze 22:20 | 20 Gelijk zilver, of koper, of ijzer,
932 Eze 22:22 | 22 Gelijk het zilver in het midden
933 Eze 23:18 | ziel van haar afgetrokken, gelijk als Mijn ziel was afgetrokken
934 Eze 23:44 | En men ging tot haar in, gelijk men ingaat tot een vrouw,
935 Eze 24:18 | deed in den morgenstond, gelijk mij geboden was. ~
936 Eze 24:22 | Dan zult gijlieden doen, gelijk als ik gedaan heb; de bovenste
937 Eze 25:8 | Ziet, het huis van Juda is gelijk al de heidenen; ~
938 Eze 26:10 | poorten zal intrekken, gelijk door de ingangen ener doorbrokene
939 Eze 26:19 | tot een verwoeste stad, gelijk de steden, die niet bewoond
940 Eze 30:24 | zijn aangezicht zal kermen, gelijk een dodelijk verwonde
941 Eze 31:2 | zijn menigte: Wien zijt gij gelijk in uw grootheid? ~
942 Eze 31:8 | dennebomen waren zijn takken niet gelijk, en de kastanjebomen waren
943 Eze 31:8 | kastanjebomen waren niet gelijk zijn scheuten; geen boom
944 Eze 31:8 | in Gods hof was hem gelijk in zijn schoonheid. ~
945 Eze 31:18 | Wien zijt gij alzo gelijk in heerlijkheid en grootheid,
946 Eze 32:2 | leeuw onder de heidenen gelijk; en gij waart als een zeedraak
947 Eze 33:31 | En zij komen tot u, gelijk het volk pleegt te komen,
948 Eze 34:12 | 12 Gelijk een herder zijn kudde opzoekt,
949 Eze 35:14 | Alzo zegt de Heere HEERE: Gelijk het ganse land verblijd
950 Eze 35:15 | 15 Gelijk gij u verblijd hebt over
951 Eze 36:38 | 38 Gelijk de geheiligde schapen, gelijk
952 Eze 36:38 | Gelijk de geheiligde schapen, gelijk de schapen van Jeruzalem
953 Eze 37:7 | Toen profeteerde ik, gelijk mij bevolen was, en er werd
954 Eze 37:10 | En ik profeteerde, gelijk als Hij mij bevolen had.
955 Eze 40:25 | voorhuizen, rondom henen, gelijk deze vensteren; de lengte
956 Eze 41:25 | cherubs en palmbomen gemaakt, gelijk als er aan de wanden gemaakt
957 Eze 42:6 | maar hadden geen pilaren gelijk de pilaren der voorhoven;
958 Eze 42:12 | 12 En gelijk de deuren der kameren, die
959 Eze 43:3 | het gezicht, dat ik zag, gelijk het gezicht, dat ik gezien
960 Eze 43:22 | het altaar ontzondigen, gelijk als zij dat ontzondigd hebben
961 Eze 45:25 | doen, zeven dagen lang; gelijk het zondoffer, gelijk het
962 Eze 45:25 | lang; gelijk het zondoffer, gelijk het brandoffer, en gelijk
963 Eze 45:25 | gelijk het brandoffer, en gelijk het spijsoffer, en
964 Eze 45:25 | het spijsoffer, en gelijk de olie. ~ ~
965 Eze 46:12 | en zijn dankofferen doen, gelijk als hij zal gedaan hebben
966 Eze 48:11 | kinderen Israels dwaalden; gelijk als de andere Levieten gedwaald
967 Dan 1:19 | allen niemand gevonden, gelijk Daniel, Hananja, Misael
968 Dan 2:35 | zilver en goud, en zij werden gelijk kaf van de dorsvloeren des
969 Dan 2:40 | koninkrijk zal hard zijn, gelijk ijzer; aangezien het ijzer
970 Dan 2:40 | alles vermaalt en verzwakt; gelijk nu het ijzer, dat zulks
971 Dan 2:43 | den ander niet hechten, gelijk als zich ijzer met
972 Dan 3:25 | gedaante des vierden is gelijk eens zoons der goden. ~
973 Dan 5:11 | en verstand, en wijsheid, gelijk de wijsheid der goden
974 Dan 5:21 | zijn hart werd den beesten gelijk gemaakt, en zijn woning
975 Dan 5:21 | men gaf hem gras te smaken gelijk den ossen; en zijn
976 Dan 6:11 | voor zijn God, ganselijk gelijk hij voor dezen gedaan had. ~
977 Dan 7:5 | andere dier, het tweede, was gelijk een beer, en stelde zich
978 Dan 7:6 | er was een ander dier, gelijk een luipaard, en het had
979 Dan 9:7 | beschaamdheid der aangezichten, gelijk het is te deze dage; bij
980 Dan 9:12 | onder den gansen hemel, gelijk aan Jeruzalem geschied is. ~
981 Dan 9:13 | 13 Gelijk als in de wet van Mozes
982 Dan 9:15 | hebt U een Naam gemaakt, gelijk hij is te dezen dage; wij
983 Dan 10:6 | En Zijn lichaam was gelijk een turkoois, en Zijn aangezicht
984 Dan 10:6 | turkoois, en Zijn aangezicht gelijk de gedaante des bliksems,
985 Dan 10:6 | des bliksems, en Zijn ogen gelijk vurige fakkelen, en Zijn
986 Dan 10:6 | Zijn armen en Zijn voeten gelijk de verf van gepolijst
987 Dan 10:6 | stem Zijner woorden was gelijk de stem ener menigte. ~
988 Dan 10:16 | Een, den mensenkinderen gelijk, raakte mijn lippen aan,
989 Dan 11:29 | doch het zal niet zijn gelijk de eerste, noch gelijk de
990 Dan 11:29 | zijn gelijk de eerste, noch gelijk de laatste reize. ~
991 Dan 12:3 | er velen rechtvaardigen, gelijk de sterren, altoos en eeuwiglijk. ~
992 Hos 3:1 | nochtans overspel doet; gelijk de HEERE de kinderen Israels
993 Hos 4:7 | 7 Gelijk zij meerder geworden zijn,
994 Hos 4:9 | 9 Daarom, gelijk het volk, alzo zal de priester
995 Hos 5:10 | van Juda zijn geworden, gelijk die de landpalen verrukken;
996 Hos 6:9 | 9 Gelijk de benden der straatschenders
997 Hos 7:4 | zamen overspel, zij zijn gelijk een bakoven, die heet gemaakt
998 Hos 7:12 | nederdalen. Ik zal ze tuchtigen, gelijk gehoord is in hun vergadering. ~
999 Hos 8:8 | onder de heidenen geworden, gelijk een vat, waar men geen lust
1000 Hos 9:1 | Israel! tot opspringens toe, gelijk de volken; want gij hoereert
1-500 | 501-1000 | 1001-1434 |