Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
geliefd 2
geliefde 25
geliefden 28
gelijk 1434
gelijk-eindigende 2
gelijke 14
gelijkeindigende 1
Frequency    [«  »]
1459 land
1448 doen
1442 aangezicht
1434 gelijk
1430 hand
1413 bij
1397 alzo

Bijbel

IntraText - Concordances

gelijk

1-500 | 501-1000 | 1001-1434

     Book Chapter: Verse
1001 Hos 9:13 | 13      Efraim is, gelijk als Ik Tyrus aanzag, die 1002 Hos 10:14 | zullen verstoord worden, gelijk Salman Beth-Arbel verstoorde 1003 Hos 11:2 | 2      Maar gelijk zij henlieden riepen, alzo 1004 Joe 2:32 | Jeruzalem zal ontkoming zijn, gelijk als de HEERE      gezegd 1005 Amos 2:13 | zal uw plaatsen drukken, gelijk als een wagen drukt, die 1006 Amos 3:12 | Alzo zegt de HEERE: Gelijk als een herder twee schenkelen, 1007 Amos 4:11 | onder ulieden omgekeerd, gelijk God Sodom en Gomorra omkeerde, 1008 Amos 5:14 | heirscharen, met ulieden zijn, gelijk als gij zegt. ~ 1009 Amos 6:5 | instrumenten der muziek, gelijk David; ~ 1010 Amos 9:9 | al de heidenen schudden, gelijk als zaad geschud wordt in 1011 Oba 1:4 | 4      Al verhieft gij u gelijk de arend, en al steldet 1012 Oba 1:15 | nabij, over al de heidenen; gelijk als gij gedaan hebt, zal 1013 Oba 1:16 | 16      Want gelijk gijlieden gedronken hebt 1014 Jona 1:14 | HEERE! hebt gedaan,      gelijk als het U heeft behaagd. ~ 1015 Mic 1:4 | de dalen gekloofd worden, gelijk was voor het vuur, gelijk 1016 Mic 1:4 | gelijk was voor het vuur, gelijk wateren, die uitgestort 1017 Mic 3:3 | verbreken; en vaneen leggen, gelijk als in een pot, en als vlees 1018 Mic 3:4 | tijd voor hen verbergen, gelijk als zij hun handelingen 1019 Mic 7:18 | 18      Wie is een God gelijk Gij, Die de ongerechtigheid 1020 Nah 1:10 | doornen, en dronken zijn, gelijk zij plegen dronken te zijn, 1021 Nah 2:2 | hovaardij Jakobs afgewend, gelijk de hovaardij Israels; want 1022 Zep 2:2 | Eer het besluit bare (gelijk kaf gaat de dag voorbij), 1023 Zac 1:6 | zij wederkerende zeiden: Gelijk als de      HEERE der heirscharen 1024 Zac 4:1 | weder; en Hij wekte mij op, gelijk een man, die van zijn slaap 1025 Zac 7:3 | maand, mij afzonderende, gelijk als ik      gedaan heb nu 1026 Zac 7:13 | Daarom is het geschied, gelijk als Hij geroepen had, doch 1027 Zac 8:11 | dezes volks niet wezen, gelijk in de vorige dagen, spreekt 1028 Zac 8:13 | En het zal geschieden, gelijk als gij, o huis van Juda! 1029 Zac 8:14 | de HEERE der heirscharen: Gelijk als Ik gedacht heb ulieden 1030 Zac 9:1 | heeft een oog over den mens, gelijk over al de stammen Israels. ~ 1031 Zac 9:15 | zij zullen vervuld worden, gelijk het bekken, gelijk de hoeken 1032 Zac 9:15 | worden, gelijk het bekken, gelijk de hoeken des altaars. ~ 1033 Zac 10:3 | Hij      zal hen stellen, gelijk het paard Zijner majesteit 1034 Zac 10:8 | vermenigvuldigd worden, gelijk zij te voren vermenigvuldigd 1035 Zac 12:10 | over Hem bitterlijk kermen, gelijk men bitterlijk kermt over 1036 Zac 12:11 | de rouwklage groot zijn, gelijk die rouwklage van Hadadrimmon, 1037 Zac 13:9 | en Ik zal het louteren, gelijk men zilver loutert, en Ik 1038 Zac 13:9 | en Ik zal het beproeven, gelijk men goud beproeft; het zal 1039 Zac 14:3 | strijden tegen die heidenen, gelijk ten dage als Hij gestreden 1040 Zac 14:5 | Azal), en gij zult vlieden, gelijk als gij vloodt voor de aardbeving 1041 Zac 14:15 | heirlegers geweest zullen zijn, gelijk gener plage geweest is. ~ 1042 Mal 3:17 | en Ik zal hen verschonen, gelijk als een man zijn zoon verschoont, 1043 Matt 1:24 | zijnde van den slaap, deed, gelijk de engel des Heeren hem 1044 Matt 2:39 | den Geest Gods nederdalen, gelijk een duive, en op Hem komen. ~ 1045 Matt 5:48 | dan gijlieden volmaakt, gelijk uw Vader, Die in de hemelen 1046 Matt 6:2 | voor u niet trompetten, gelijk de geveinsden in de synagogen 1047 Matt 6:5 | bidt, zo zult gij niet zijn gelijk de geveinsden; want die 1048 Matt 6:7 | ijdel verhaal van woorden, gelijk de heidenen; want zij menen, 1049 Matt 6:8 | 8 Wordt dan hun niet gelijk; want uw Vader weet, wat 1050 Matt 6:10 | kome. Uw wil geschiede, gelijk in den hemel alzo ook op 1051 Matt 6:12 | vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onzen schuldenaren. ~ 1052 Matt 6:16 | toont geen droevig gezicht, gelijk de geveinsden; want zij 1053 Matt 6:29 | niet is bekleed geweest, gelijk een van deze. ~ 1054 Matt 8:13 | Ga heen, en u geschiede, gelijk gij geloofd hebt. En zijn 1055 Matt 9:36 | vermoeid en verstrooid waren, gelijk schapen, die geen herder 1056 Matt 10:16 | wolven; zijt dan voorzichtig gelijk de slangen, en oprecht gelijk 1057 Matt 10:16 | gelijk de slangen, en oprecht gelijk de duiven. ~ 1058 Matt 10:25 | discipel genoeg, dat hij worde gelijk zijn meester, en de dienstknecht 1059 Matt 10:25 | meester, en de dienstknecht gelijk zijn heer. Indien zij den 1060 Matt 11:16 | geslacht vergelijken? Het is gelijk aan de kinderkens, die op 1061 Matt 12:13 | zij werd hersteld, gezond gelijk de andere. ~ 1062 Matt 12:40 | 40 Want gelijk Jonas drie dagen en drie 1063 Matt 13:24 | Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een mens, die goed zaad 1064 Matt 13:31 | Koninkrijk der hemelen is gelijk aan het mosterdzaad, hetwelk 1065 Matt 13:33 | Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een zuurdesem, welken 1066 Matt 13:43 | rechtvaardigen blinken, gelijk de zon, in het Koninkrijk 1067 Matt 13:44 | het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een schat, in den akker 1068 Matt 13:45 | het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een koopman, die schone 1069 Matt 13:47 | het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een net, geworpen in 1070 Matt 13:52 | der hemelen onderwezen, is gelijk aan een heer des huizes, 1071 Matt 15:28 | uw geloof; u geschiede, gelijk gij wilt. En haar dochter 1072 Matt 17:2 | en Zijn aangezicht blonk gelijk de zon, en Zijn klederen 1073 Matt 17:2 | Zijn klederen werden wit gelijk het licht. ~ 1074 Matt 18:3 | niet verandert, en wordt gelijk de kinderkens, zo zult gij 1075 Matt 18:4 | zichzelven zal vernederen, gelijk dit kindeken, deze is de 1076 Matt 18:33 | mededienstknecht te ontfermen, gelijk ik ook mij over u ontfermd 1077 Matt 20:1 | Koninkrijk der hemelen is gelijk een heer des huizes, die 1078 Matt 20:12 | gearbeid, en gij hebt ze ons gelijk gemaakt, die den last des 1079 Matt 20:14 | deze laatsten ook geven, gelijk als u. ~ 1080 Matt 20:28 | 28 Gelijk de Zoon des mensen niet 1081 Matt 21:6 | zijnde, en gedaan hebbende, gelijk Jezus hun bevolen had, ~ 1082 Matt 22:2 | Koninkrijk der hemelen is gelijk een zeker koning, die zijn 1083 Matt 22:39 | 39 En het tweede aan dit gelijk, is: Gij zult uw naaste 1084 Matt 23:27 | witgepleisterden graven gelijk, die van buiten wel schoon 1085 Matt 24:27 | 27 Want gelijk de bliksem uitgaat van het 1086 Matt 24:37 | 37 En gelijk de dagen van Noach waren, 1087 Matt 24:38 | 38 Want gelijk zij waren in de dagen voor 1088 Matt 25:1 | het Koninkrijk der hemelen gelijk zijn aan tien maagden, welke 1089 Matt 25:14 | 14 Want het is gelijk een mens, die buiten 's 1090 Matt 25:32 | ze van elkander scheiden, gelijk de herder de schapen van 1091 Matt 26:19 | En de discipelen deden, gelijk Jezus hun bevolen had, en 1092 Matt 26:24 | des mensen gaat wel heen, gelijk van Hem geschreven is; maar 1093 Matt 26:39 | voorbijgaan? doch niet, gelijk Ik wil, maar gelijk Gij 1094 Matt 26:39 | niet, gelijk Ik wil, maar gelijk Gij wilt. ~ 1095 Matt 27:65 | gaat heen, verzekert het, gelijk gij het verstaat. ~ 1096 Matt 28:3 | 3 En zijn gedaante was gelijk een bliksem, en zijn kleding 1097 Matt 28:3 | bliksem, en zijn kleding wit gelijk sneeuw. ~ 1098 Matt 28:6 | want Hij is opgestaan, gelijk Hij gezegd heeft. Komt herwaarts, 1099 Matt 28:15 | genomen hebbende, deden, gelijk zij geleerd waren. En dit 1100 Mark 1:2 | 2 Gelijk geschreven is in de profeten: 1101 Mark 1:10 | opengaan, en den Geest, gelijk een duif, op Hem nederdalen. ~ 1102 Mark 3:5 | hand werd hersteld, gezond gelijk de andere. ~ 1103 Mark 4:26 | is het Koninkrijk Gods, gelijk of een mens het zaad in 1104 Mark 4:36 | hebbende, namen Hem mede, gelijk Hij in het schip was; en 1105 Mark 7:6 | geveinsden, geprofeteerd, gelijk geschreven is: Dit volk 1106 Mark 9:12 | en het zal geschieden, gelijk geschreven is van den Zoon 1107 Mark 9:13 | al wat zij gewild hebben, gelijk van hem geschreven is. ~ 1108 Mark 10:1 | wederom samen bij Hem, en gelijk Hij gewoon was, leerde Hij 1109 Mark 10:15 | Koninkrijk Gods niet ontvangt, gelijk een kindeken, die zal in 1110 Mark 11:6 | Doch zij zeiden tot hen, gelijk Jezus bevolen had; en zij 1111 Mark 12:25 | huwelijk gegeven; maar zij zijn gelijk engelen, die in de hemelen 1112 Mark 12:31 | 31 En het tweede aan dit gelijk, is dit: Gij zult uw naaste 1113 Mark 13:34 | 34 Gelijk een mens, buitenslands reizende, 1114 Mark 14:16 | de stad, en vonden het, gelijk Hij hun gezegd had, en bereidden 1115 Mark 14:21 | des mensen gaat wel heen, gelijk van Hem geschreven is; maar 1116 Mark 15:8 | te begeren, dat hij deed, gelijk hij hun altijd gedaan had. ~ 1117 Mark 16:7 | aldaar zult gij Hem zien, gelijk Hij ulieden gezegd heeft. ~ 1118 Luk 1:2 | 2 Gelijk ons overgeleverd hebben, 1119 Luk 1:55 | 55 (Gelijk Hij gesproken heeft tot 1120 Luk 1:70 | 70 Gelijk Hij gesproken heeft door 1121 Luk 2:20 | gehoord en gezien hadden, gelijk tot hen gesproken was. 1122 Luk 2:23 | 23 (Gelijk geschreven is in de wet 1123 Luk 3:4 | 4 Gelijk geschreven is in het boek 1124 Luk 3:22 | in lichamelijke gedaante, gelijk een duif; en dat er een 1125 Luk 5:14 | offer voor uw reiniging, gelijk Mozes geboden heeft, hun 1126 Luk 6:10 | hand werd hersteld, gezond gelijk de andere. ~ 1127 Luk 6:31 | 31 En gelijk gij wilt, dat u de mensen 1128 Luk 6:36 | 36 Weest dan barmhartig, gelijk ook uw Vader barmhartig 1129 Luk 6:40 | volmaakt discipel zal zijn gelijk zijn meester. ~ 1130 Luk 6:47 | Ik zal u tonen, wien hij gelijk is. ~ 1131 Luk 6:48 | 48 Hij is gelijk een mens, die een huis bouwde, 1132 Luk 6:49 | niet gedaan zal hebben, is gelijk een mens, die een huis bouwde 1133 Luk 7:31 | vergelijken, en wien zijn zij gelijk? ~ 1134 Luk 7:32 | 32 Zij zijn gelijk aan de kinderen, die op 1135 Luk 9:54 | nederdale, en dezen verslinde, gelijk ook Elias gedaan heeft? ~ 1136 Luk 11:1 | Heere, leer ons bidden, gelijk ook Johannes zijn discipelen 1137 Luk 11:2 | kome. Uw wil geschiede, gelijk in den hemel, alzo ook op 1138 Luk 11:30 | 30 Want gelijk Jonas den Ninevieten een 1139 Luk 11:36 | het geheel verlicht zijn, gelijk wanneer de kaars met het 1140 Luk 11:44 | geveinsden, want gij zijt gelijk de graven, die niet openbaar 1141 Luk 12:36 | 36 En zijt gij den mensen gelijk, die op hun heer wachten, 1142 Luk 13:18 | Wien is het Koninkrijk Gods gelijk, en waarbij zal Ik hetzelve 1143 Luk 13:19 | 19 Het is gelijk aan een mostaardzaad, hetwelk 1144 Luk 13:21 | 21 Het is gelijk aan een zuurdesem, welken 1145 Luk 14:22 | Heer, het is geschied, gelijk gij bevolen hebt, en nog 1146 Luk 17:24 | 24 Want gelijk de bliksem, die van het 1147 Luk 17:26 | 26 En gelijk het geschied is in de dagen 1148 Luk 17:28 | 28 Desgelijks ook, gelijk het geschiedde in de dagen 1149 Luk 18:11 | dank U, dat ik niet ben gelijk de anderen mensen, rovers, 1150 Luk 18:11 | onrechtvaardigen, overspelers; of ook gelijk deze tollenaar. ~ 1151 Luk 19:32 | heengegaan zijnde, vonden het, gelijk Hij hun gezegd had. ~ 1152 Luk 20:36 | want zij zijn den engelen gelijk; en zij zijn kinderen Gods, 1153 Luk 21:35 | 35 Want gelijk een strik zal hij komen 1154 Luk 22:13 | heengaande, vonden het, gelijk Hij hun gezegd had, en bereidden 1155 Luk 22:22 | des mensen gaat wel heen, gelijk besloten is; doch wee dien 1156 Luk 22:26 | meeste onder u, die zij gelijk de minste, en die voorganger 1157 Luk 22:39 | uitgaande, vertrok Hij, gelijk Hij gewoon was, naar den 1158 Luk 22:44 | ernstiger. En zijn zweet werd gelijk grote droppelen bloeds, 1159 Luk 24:24 | graf, en bevonden het alzo, gelijk ook de vrouwen gezegd hadden; 1160 Luk 24:39 | heeft geen vlees en benen, gelijk gij ziet, dat Ik heb. ~ 1161 Joha 1:23 | den weg des Heeren recht, gelijk Jesaja, de profeet, gesproken 1162 Joha 1:32 | nederdalen uit den hemel, gelijk een duif, en bleef op Hem. ~ 1163 Joha 3:14 | 14 En gelijk Mozes de slang in de woestijn 1164 Joha 5:21 | 21 Want gelijk de Vader de doden opwekt 1165 Joha 5:23 | zij allen den Zoon eren, gelijk zij den Vader eren. Die 1166 Joha 5:26 | 26 Want gelijk de Vader het leven heeft 1167 Joha 5:30 | van Mijzelven niets doen. Gelijk Ik hoor, oordeel Ik, en 1168 Joha 6:31 | gegeten in de woestijn; gelijk geschreven is: Hij gaf hun 1169 Joha 6:58 | hemel nedergedaald is; niet gelijk uw vaders het Manna gegeten 1170 Joha 7:46 | een mens alzo gesproken, gelijk deze Mens. ~ 1171 Joha 8:28 | maar deze dingen spreek Ik, gelijk Mijn Vader Mij geleerd heeft. ~ 1172 Joha 8:55 | niet ken, zo zal Ik ulieden gelijk zijn, dat is een leugenaar; 1173 Joha 9:9 | en anderen: Hij is hem gelijk. Hij zeide: Ik ben het. ~ 1174 Joha 10:26 | zijt niet van Mijn schapen, gelijk Ik u gezegd heb. ~ 1175 Joha 12:14 | jongen ezel, en zat daarop, gelijk geschreven is: ~ 1176 Joha 12:50 | spreek, dat spreek Ik alzo, gelijk Mij de Vader gezegd heeft. ~  ~ 1177 Joha 13:33 | Gij zult Mij zoeken, en gelijk Ik den Joden gezegd heb: 1178 Joha 13:34 | dat gij elkander liefhebt; gelijk Ik u liefgehad heb, dat 1179 Joha 17:11 | hebt, opdat zij een zijn, gelijk als Wij. ~ 1180 Joha 17:14 | van de wereld niet zijn, gelijk als Ik van de wereld niet 1181 Joha 17:22 | hebt; opdat zij een zijn, gelijk als Wij Een zijn; ~ 1182 Joha 17:23 | en hen liefgehad hebt, gelijk Gij Mij liefgehad hebt. ~ 1183 Joha 19:40 | doeken met de specerijen, gelijk de Joden de gewoonte hebben 1184 Hand 2:2 | uit den hemel een geluid, gelijk als van een geweldigen, 1185 Hand 2:15 | deze zijn niet dronken, gelijk gij vermoedt; want het is 1186 Hand 2:22 | heeft, in het midden van u, gelijk ook gijzelven weet; ~ 1187 Hand 3:17 | onwetendheid gedaan hebt, gelijk als ook uw oversten. ~ 1188 Hand 3:22 | verwekken, uit uw broederen, gelijk mij; Dien zult gij horen, 1189 Hand 5:11 | vat tot hem nederdalen, gelijk een groot linnen laken, 1190 Hand 5:47 | Geest ontvangen hebben, gelijk als ook wij? ~ 1191 Hand 6:5 | namelijk een zeker vat, gelijk een groot linnen laken, 1192 Hand 6:15 | de Heilige Geest op hen, gelijk ook op ons in het begin. ~ 1193 Hand 7:33 | 33 Gelijk ook in den tweeden psalm 1194 Hand 8:11 | De goden zijn den mensen gelijk geworden, en tot ons nedergekomen. ~ 1195 Hand 9:8 | gevende den Heiligen Geest, gelijk als ook ons; ~ 1196 Hand 9:15 | de woorden der profeten, gelijk geschreven is: ~ 1197 Hand 11:2 | 2 En Paulus, gelijk hij gewoon was, ging tot 1198 Hand 11:22 | bemerke, dat gij alleszins gelijk als godsdienstiger zijt. ~ 1199 Hand 11:28 | bewegen ons, en zijn wij; gelijk ook enigen van uw poeten 1200 Hand 11:29 | goud, of zilver, of steen gelijk zij, welke door mensenkunst 1201 Hand 16:5 | 5 Gelijk mij ook de hogepriester 1202 Hand 17:11 | goeden moed, Paulus, want gelijk gij te Jeruzalem van Mij 1203 Hand 17:31 | 31 De krijgsknechten dan, gelijk hun bevolen was, namen Paulus, 1204 Hand 19:10 | ik geen onrecht gedaan; gelijk gij ook zeer wel weet. ~ 1205 Hand 20:29 | horen, zodanigen wierden, gelijk als ik ben, uitgenomen deze 1206 Rom 1:13 | enige vrucht zou hebben, gelijk als ook onder de andere 1207 Rom 1:17 | geopenbaard uit geloof tot geloof; gelijk geschreven is: Maar de rechtvaardige 1208 Rom 1:28 | 28 En gelijk het hun niet goed gedacht 1209 Rom 2:24 | gelasterd onder de heidenen, gelijk geschreven is. ~ 1210 Rom 3:4 | alle mens leugenachtig; gelijk als geschreven is: Opdat 1211 Rom 3:8 | zeggen wij niet liever (gelijk wij gelasterd worden, en 1212 Rom 3:8 | wij gelasterd worden, en gelijk sommigen zeggen, dat wij 1213 Rom 3:10 | 10 Gelijk geschreven is: Er is niemand 1214 Rom 4:6 | 6 Gelijk ook David den mens zalig 1215 Rom 4:17 | 17 (Gelijk geschreven staat: Ik heb 1216 Rom 5:12 | 12 Daarom, gelijk door een mens de zonde in 1217 Rom 5:15 | 15 Doch niet, gelijk de misdaad, alzo is ook 1218 Rom 5:16 | 16 En niet, gelijk de schuld was door den een, 1219 Rom 5:18 | 18 Zo dan, gelijk door een misdaad de schuld 1220 Rom 5:19 | 19 Want gelijk door de ongehoorzaamheid 1221 Rom 5:21 | 21 Opdat, gelijk de zonde geheerst heeft 1222 Rom 6:19 | zwakheid uws vleses wil; want gelijk gij uw leden gesteld hebt, 1223 Rom 8:26 | wat wij bidden zullen, gelijk het behoort, maar de Geest 1224 Rom 8:36 | 36 (Gelijk geschreven is: Want om Uwentwil 1225 Rom 9:13 | 13 Gelijk geschreven is: Jakob heb 1226 Rom 9:25 | 25 Gelijk Hij ook in Hosea zegt: Ik 1227 Rom 9:27 | getal der kinderen Israels gelijk het zand der zee, zo zal 1228 Rom 9:29 | 29 En gelijk Jesaja te voren gezegd heeft: 1229 Rom 9:29 | Sodom geworden, en Gomorra gelijk gemaakt geweest. ~ 1230 Rom 9:33 | 33 Gelijk geschreven is: Ziet, Ik 1231 Rom 10:15 | zij niet gezonden worden? Gelijk geschreven is: Hoe liefelijk 1232 Rom 11:8 | 8 (Gelijk geschreven is: God heeft 1233 Rom 11:26 | geheel Israel zalig worden; gelijk geschreven is: De Verlosser 1234 Rom 12:3 | wijs zij tot matigheid, gelijk als God een iegelijk de 1235 Rom 12:4 | 4 Want gelijk wij in een lichaam vele 1236 Rom 13:9 | zult uw naaste liefhebben gelijk uzelven. ~ 1237 Rom 14:5 | de ander acht al de dagen gelijk. Een iegelijk zij in zijn 1238 Rom 15:3 | Zichzelven niet behaagd, maar gelijk geschreven is: De smadingen 1239 Rom 15:7 | Daarom neemt elkander aan, gelijk ook Christus ons aangenomen 1240 Rom 15:9 | barmhartigheid zouden verheerlijken; gelijk geschreven is: Daarom zal 1241 Rom 15:21 | 21 Maar gelijk geschreven is: Denwelken 1242 Rom 16:2 | haar ontvangt in den Heere, gelijk het den heiligen betaamt, 1243 1Kor 1:6 | 6 Gelijk de getuigenis van Christus 1244 1Kor 1:31 | 31 Opdat het zij, gelijk geschreven is: Die roemt, 1245 1Kor 2:9 | 9 Maar gelijk geschreven is: Hetgeen het 1246 1Kor 3:5 | gij geloofd hebt, en dat, gelijk de Heere aan een iegelijk 1247 1Kor 5:7 | een nieuw deeg zijn moogt, gelijk gij ongezuurd zijt. Want 1248 1Kor 7:7 | dat alle mensen waren, gelijk als ikzelf ben; maar een 1249 1Kor 7:8 | goed, indien zij blijven, gelijk als ik. ~ 1250 1Kor 7:17 | 17 Doch gelijk God aan een iegelijk heeft 1251 1Kor 7:17 | iegelijk heeft uitgedeeld, gelijk de Heere een iegelijk geroepen 1252 1Kor 8:2 | heeft nog niets gekend, gelijk men behoort te kennen. ~ 1253 1Kor 8:5 | hemel, hetzij op de aarde (gelijk er vele goden en vele heren 1254 1Kor 9:5 | zijnde, met ons om te leiden, gelijk ook de andere apostelen, 1255 1Kor 10:7 | gelijkerwijs als sommigen van hen, gelijk geschreven staat: Het volk 1256 1Kor 10:8 | laat ons niet hoereren, gelijk sommigen van hen gehoereerd 1257 1Kor 10:9 | Christus niet verzoeken, gelijk ook sommigen van hen verzocht 1258 1Kor 10:10 | 10 En murmureert niet, gelijk ook sommigen van hen gemurmureerd 1259 1Kor 11:2 | de inzettingen behoudt, gelijk ik die u overgegeven heb. ~ 1260 1Kor 12:12 | 12 Want gelijk het lichaam een is, en vele 1261 1Kor 12:18 | dezelve in het lichaam, gelijk Hij gewild heeft. ~ 1262 1Kor 13:12 | maar alsdan zal ik kennen, gelijk ook ik gekend ben. ~ 1263 1Kor 14:33 | verwarring, maar van vrede, gelijk in al de Gemeenten der heiligen. ~ 1264 1Kor 14:34 | bevolen onderworpen te zijn, gelijk ook de wet zegt. ~ 1265 1Kor 15:22 | 22 Want gelijk zij allen in Adam sterven, 1266 1Kor 15:38 | geeft hetzelve een lichaam, gelijk Hij wil, en aan een iegelijk 1267 1Kor 16:1 | voor de heiligen geschiedt, gelijk als ik aan de Gemeenten 1268 1Kor 16:10 | werkt het werk des Heeren, gelijk als ik. ~ 1269 2Kor 1:5 | 5 Want gelijk het lijden van Christus 1270 2Kor 1:7 | vast, als die weten, dat, gelijk gij gemeenschap hebt aan 1271 2Kor 1:14 | hebt, dat wij uw roem zijn, gelijk gij ook de onze zijt, in 1272 2Kor 2:17 | 17 Want wij dragen niet, gelijk velen, het Woord Gods te 1273 2Kor 3:1 | prijzen? Of behoeven wij ook, gelijk sommigen, brieven van voorschrijving 1274 2Kor 4:13 | Geest des geloofs hebben, gelijk er geschreven is: Ik heb 1275 2Kor 7:14 | beschaamd geworden; maar gelijk wij alles met waarheid tot 1276 2Kor 8:5 | En zij deden niet alleen, gelijk wij gehoopt hadden, maar 1277 2Kor 8:6 | wij Titus vermaanden, dat, gelijk hij te voren begonnen had, 1278 2Kor 8:7 | 7 Zo dan, gelijk gij in alles overvloedig 1279 2Kor 8:11 | voleindigt ook het doen; opdat, gelijk als er geweest is de volvaardigheid 1280 2Kor 8:15 | 15 Gelijk geschreven is: Die veel 1281 2Kor 9:3 | worden in dezen dele; opdat (gelijk ik gezegd heb) gij bereid 1282 2Kor 9:7 | 7 Een iegelijk doe, gelijk hij in zijn hart voorneemt; 1283 2Kor 9:9 | 9 Gelijk er geschreven is: Hij heeft 1284 2Kor 11:3 | vrees, dat niet enigszins, gelijk de slang Eva door haar arglistigheid 1285 2Kor 11:12 | bevonden mochten worden gelijk als wij. ~ 1286 2Kor 11:21 | 21 Ik zeg dit naar oneer, gelijk of wij zwak waren geweest; 1287 Gal 1:9 | 9 Gelijk wij te voren gezegd hebben, 1288 Gal 2:7 | voorhuid toebetrouwd was, gelijk aan Petrus dat der besnijdenis; ~ 1289 Gal 5:14 | zult uw naaste liefhebben, gelijk uzelven. ~ 1290 Gal 5:21 | dewelke ik u te voren zeg, gelijk ik ook te voren gezegd heb, 1291 Efez 1:4 | 4 Gelijk Hij ons uitverkoren heeft 1292 Efez 2:3 | nature kinderen des toorns, gelijk ook de anderen; ~ 1293 Efez 3:3 | gemaakt deze verborgenheid, (gelijk ik met weinige woorden te 1294 Efez 3:5 | niet is bekend gemaakt, gelijk zij nu is geopenbaard aan 1295 Efez 4:17 | dat gij niet meer wandelt, gelijk als de andere heidenen wandelen 1296 Efez 4:21 | en door Hem geleerd zijt, gelijk de waarheid in Jezus is; ~ 1297 Efez 5:22 | eigen mannen onderdanig, gelijk aan den Heere; ~ 1298 Efez 5:23 | is het hoofd der vrouw, gelijk ook Christus het Hoofd der 1299 Efez 5:24 | 24 Daarom, gelijk de Gemeente aan Christus 1300 Efez 5:25 | hebt uw eigen vrouwen lief, gelijk ook Christus de Gemeente 1301 Efez 5:28 | vrouwen lief te hebben, gelijk hun eigen lichamen. Die 1302 Efez 6:5 | eenvoudigheid uws harten, gelijk als aan Christus; ~ 1303 Efez 6:20 | vrijmoediglijk moge spreken, gelijk mij betaamt te spreken. ~ 1304 Fili 1:7 | 7 Gelijk het bij mij recht is, dat 1305 Fili 1:20 | in alle vrijmoedigheid, gelijk te allen tijd, alzo ook 1306 Fili 2:6 | roof geacht heeft Gode even gelijk te zijn; ~ 1307 Fili 2:7 | hebbende, en is den mensen gelijk geworden; ~ 1308 Fili 2:12 | Alzo dan, mijn geliefden, gelijk gij te allen tijd gehoorzaam 1309 Fili 3:17 | degenen, die alzo wandelen, gelijk gij ons tot een voorbeeld 1310 Kol 1:6 | Hetwelk tot u gekomen is, gelijk ook in de gehele wereld, 1311 Kol 1:6 | het brengt vruchten voort, gelijk ook onder u, van dien dag 1312 Kol 1:7 | 7 Gelijk gij ook geleerd hebt van 1313 Kol 2:6 | 6 Gelijk gij dan Christus Jezus, 1314 Kol 2:20 | afgestorven, wat wordt gij, gelijk of gij in de wereld leefdet, 1315 Kol 3:18 | eigen mannen onderdanig, gelijk het betaamt in den Heere. ~ 1316 Kol 4:1 | dienstknechten recht en gelijk, wetende, dat ook gij een 1317 Kol 4:4 | dezelve moge openbaren, gelijk ik moet spreken. ~ 1318 1The 1:5 | en in vele verzekerdheid; gelijk gij weet, hoedanigen wij 1319 1The 2:2 | smaadheid aangedaan was, gelijk gij weet, te Filippi, zo 1320 1The 2:4 | 4 Maar, gelijk wij van God beproefd zijn 1321 1The 2:5 | pluimstrijkende woorden omgegaan, gelijk gij weet, noch met enig 1322 1The 2:7 | geweest in het midden van u, gelijk als een voedster haar kinderen 1323 1The 2:11 | 11 Gelijk gij weet, hoe wij een iegelijk 1324 1The 2:13 | der mensen woord, maar (gelijk het waarlijk is) als Gods 1325 1The 2:14 | van uw eigen medeburgers, gelijk als zij van de Joden; ~ 1326 1The 3:4 | zouden verdrukt worden, gelijk ook geschied is, en gij 1327 1The 3:6 | begerig zijnde om ons te zien, gelijk wij ook om ulieden; ~ 1328 1The 3:12 | elkander en jegens allen, gelijk wij ook zijn jegens u; ~ 1329 1The 4:1 | vermanen u in den Heere Jezus, gelijk gij van ons ontvangen hebt, 1330 1The 4:5 | beweging der begeerlijkheid, gelijk als de heidenen, die God 1331 1The 4:6 | een wreker over dit alles, gelijk wij u ook te voren gezegd 1332 1The 4:11 | werken met uw eigen handen, gelijk wij u bevolen hebben; ~ 1333 1The 4:13 | gij niet bedroefd zijt, gelijk als de anderen, die geen 1334 1The 5:2 | des Heeren alzo zal komen, gelijk een dief in de nacht. ~ 1335 1The 5:3 | haastig verderf hun overkomen, gelijk de barensnood een bevruchte 1336 1The 5:6 | laat ons dan niet slapen, gelijk als de anderen, maar laat 1337 1The 5:11 | sticht de een den anderen, gelijk gij ook doet. ~ 1338 2The 1:3 | danken over u, broeders, gelijk billijk is, omdat uw geloof 1339 2The 3:1 | en verheerlijkt worde, gelijk ook bij u; ~ 1340 1Tim 1:3 | 3 Gelijk ik u vermaand heb, dat gij 1341 2Tim 1:3 | aan in een rein geweten, gelijk ik zonder ophouden uwer 1342 2Tim 2:17 | hun woord zal voorteten, gelijk de kanker; onder welke is 1343 2Tim 3:9 | zal allen openbaar worden, gelijk ook die van genen geworden 1344 2Tim 5:5 | zoudt ouderlingen stellen, gelijk ik u bevolen heb: ~ 1345 Tit 1:5 | zoudt ouderlingen stellen, gelijk ik u bevolen heb: ~ 1346 Tit 2:3 | zij in haar dracht zijn, gelijk den heiligen betaamt, dat 1347 File 1:17 | metgezel, zo neem hem aan, gelijk als mij. ~ 1348 Heb 2:17 | alles den broederen moest gelijk worden, opdat Hij een barmhartig 1349 Heb 3:2 | Die Hem gesteld heeft, gelijk ook Mozes in geheel zijn 1350 Heb 3:7 | 7 Daarom, gelijk de Heilige Geest zegt: Heden, 1351 Heb 3:8 | verhardt uw harten niet, gelijk het geschied is in de verbittering, 1352 Heb 3:15 | verhardt uw harten niet, gelijk in de verbittering geschied 1353 Heb 4:2 | het Evangelie verkondigd, gelijk als hun; maar het woord 1354 Heb 4:3 | hebben, gaan in de rust, gelijk Hij gezegd heeft: Zo heb 1355 Heb 4:10 | van zijn werken gerust, gelijk God van de Zijne. ~ 1356 Heb 4:15 | maar Die in alle dingen, gelijk als wij, is verzocht geweest, 1357 Heb 5:3 | derzelver zwakheid wil moet hij gelijk voor het volk, alzo ook 1358 Heb 5:6 | 6 Gelijk Hij ook in een andere plaats 1359 Heb 7:3 | hebbende; maar den Zoon van God gelijk geworden zijnde, blijft 1360 Heb 7:27 | niet allen dag nodig was, gelijk den hogepriesters, eerst 1361 Heb 8:5 | der hemelse dingen dienen, gelijk Mozes door Goddelijke aanspraak 1362 Heb 9:25 | dikwijls zou opofferen, gelijk de hogepriester alle jaar 1363 Heb 9:27 | 27 En gelijk het den mensen gezet is, 1364 Heb 10:25 | bijeenkomst niet nalaten, gelijk sommigen de gewoonte hebben, 1365 Heb 12:16 | hoereerder, of een onheilige, gelijk Ezau, die om een spijze 1366 Jako 1:6 | twijfelt, is een baar der zee gelijk, die van den wind gedreven 1367 Jako 1:23 | een dader, die is een man gelijk, welke zijn aangeboren aangezicht 1368 Jako 2:26 | 26 Want gelijk het lichaam zonder geest 1369 1Pet 1:15 | 15 Maar gelijk Hij, Die u geroepen heeft, 1370 1Pet 3:6 | 6 Gelijk Sara aan Abraham gehoorzaam 1371 1Pet 4:10 | 10 Een iegelijk, gelijk hij gave ontvangen heeft, 1372 1Pet 4:13 | 13 Maar gelijk gij gemeenschap hebt aan 1373 2Pet 1:3 | 3 Gelijk ons Zijn Goddelijke kracht 1374 2Pet 2:1 | onder het volk geweest, gelijk ook onder u valse leraars 1375 2Pet 3:4 | blijven alle dingen alzo gelijk van het begin der schepping. ~ 1376 2Pet 3:9 | vertraagt de belofte niet (gelijk enigen dat traagheid achten), 1377 2Pet 3:16 | 16 Gelijk ook in alle zendbrieven, 1378 2Pet 3:16 | onvaste mensen verdraaien, gelijk ook de andere Schriften, 1379 1Joh 1:7 | wij in het licht wandelen, gelijk Hij in het licht is, zo 1380 1Joh 2:6 | ook zelf alzo wandelen, gelijk Hij gewandeld heeft. ~ 1381 1Joh 2:18 | het is de laatste ure; en gelijk gij gehoord hebt, dat de 1382 1Joh 2:27 | dat iemand u lere; maar gelijk dezelfde zalving u leert 1383 1Joh 2:27 | waarachtig, en is geen leugen; en gelijk zij u geleerd heeft, zo 1384 1Joh 3:2 | geopenbaard zijn, wij Hem zullen gelijk wezen; want wij zullen Hem 1385 1Joh 3:2 | want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is. ~ 1386 1Joh 3:3 | die reinigt zichzelven, gelijk Hij rein is. ~ 1387 1Joh 3:7 | doet, die is rechtvaardig, gelijk Hij rechtvaardig is. ~ 1388 1Joh 3:12 | 12 Niet gelijk Kain, die uit den boze was, 1389 1Joh 3:23 | en elkander liefhebben, gelijk Hij ons een gebod gegeven 1390 1Joh 4:17 | des oordeels, namelijk dat gelijk Hij is, wij ook zijn in 1391 2Joh 1:4 | in de waarheid wandelen, gelijk wij een gebod ontvangen 1392 2Joh 1:6 | geboden. Dit is het gebod, gelijk gijlieden van den beginne 1393 3Joh 1:2 | welvaart en gezond zijt, gelijk uw ziel welvaart. ~ 1394 3Joh 1:3 | getuigden van uw waarheid, gelijk gij in de waarheid wandelt. ~ 1395 3Joh 1:6 | indien gij geleide doet, gelijk het Gode waardig is, zo 1396 Jud 1:7 | 7 Gelijk Sodoma en Gomorra, en de 1397 Open 1:13 | Een, den Zoon des mensen gelijk zijnde, bekleed met een 1398 Open 1:14 | Zijn hoofd en haar was wit, gelijk als witte wol, gelijk sneeuw; 1399 Open 1:14 | wit, gelijk als witte wol, gelijk sneeuw; en Zijn ogen gelijk 1400 Open 1:14 | gelijk sneeuw; en Zijn ogen gelijk een vlam vuurs; ~ 1401 Open 1:15 | voeten waren blinkend koper gelijk, en gloeiden als in een 1402 Open 1:16 | en Zijn aangezicht was, gelijk de zon schijnt in haar kracht. ~ 1403 Open 2:18 | voeten zijn blinkend koper gelijk: ~ 1404 Open 2:24 | satans niet gekend hebben, gelijk zij zeggen: Ik zal u geen 1405 Open 2:27 | pottenbakkersvaten vermorzeld worden; gelijk ook Ik van Mijn Vader ontvangen 1406 Open 3:21 | te zitten in Mijn troon, gelijk als Ik overwonnen heb, en 1407 Open 4:3 | steen Jaspis en Sardius gelijk; en een regenboog was rondom 1408 Open 4:3 | aanzien der steen Smaragd gelijk. ~ 1409 Open 4:6 | een glazen zee, kristal gelijk. En in het midden des troons, 1410 Open 4:7 | eerste dier was een leeuw gelijk, en het tweede dier een 1411 Open 4:7 | het tweede dier een kalf gelijk, en het derde dier had het 1412 Open 4:7 | was een vliegenden arend gelijk. ~ 1413 Open 6:11 | die gedood zouden worden, gelijk als zij. ~ 1414 Open 6:13 | hemels vielen op de aarde, gelijk een vijgeboom zijn onrijpe 1415 Open 9:3 | hun werd macht gegeven, gelijk de schorpioenen der aarde 1416 Open 9:7 | sprinkhanen waren den paarden gelijk, die tot den oorlog bereid 1417 Open 9:7 | waren als kronen, het goud gelijk, en hun aangezichten als 1418 Open 9:10 | staarten den schorpioenen gelijk, en er waren angels in hun 1419 Open 9:19 | staarten zijn aan de slangen gelijk, en hebben hoofden, en beschadigen 1420 Open 10:7 | verborgenheid Gods vervuld worden, gelijk Hij Zijn dienstknechten, 1421 Open 11:1 | rietstok gegeven, een meetroede gelijk; en de engel stond en zeide: 1422 Open 13:2 | dat ik zag, was een pardel gelijk, en zijn voeten als eens 1423 Open 13:4 | zeggende: Wie is dit beest gelijk? wie kan krijg voeren tegen 1424 Open 13:11 | hoornen, des Lams hoornen gelijk, en het sprak als de draak. ~ 1425 Open 14:14 | gezeten, des mensen Zoon gelijk, hebbende op Zijn hoofd 1426 Open 16:13 | geesten gaan, den vorsen gelijk; ~ 1427 Open 18:6 | 6 Vergeldt haar, gelijk als zij ulieden vergolden 1428 Open 18:18 | stad was deze grote stad gelijk? ~ 1429 Open 21:11 | allerkostelijksten steen gelijk, namelijk als den steen 1430 Open 21:11 | steen Jaspis, blinkende gelijk kristal. ~ 1431 Open 21:16 | hoogte derzelve waren even gelijk. ~ 1432 Open 21:18 | goud, zijnde zuiver glas gelijk. ~ 1433 Open 21:21 | der stad was zuiver goud; gelijk doorluchtig glas. ~ 1434 Open 22:12 | een iegelijk te vergelden, gelijk zijn werk zal zijn. ~


1-500 | 501-1000 | 1001-1434

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License