1-500 | 501-1000 | 1001-1434
Book Chapter: Verse
1001 Hos 9:13 | 13 Efraim is, gelijk als Ik Tyrus aanzag, die
1002 Hos 10:14 | zullen verstoord worden, gelijk Salman Beth-Arbel verstoorde
1003 Hos 11:2 | 2 Maar gelijk zij henlieden riepen, alzo
1004 Joe 2:32 | Jeruzalem zal ontkoming zijn, gelijk als de HEERE gezegd
1005 Amos 2:13 | zal uw plaatsen drukken, gelijk als een wagen drukt, die
1006 Amos 3:12 | Alzo zegt de HEERE: Gelijk als een herder twee schenkelen,
1007 Amos 4:11 | onder ulieden omgekeerd, gelijk God Sodom en Gomorra omkeerde,
1008 Amos 5:14 | heirscharen, met ulieden zijn, gelijk als gij zegt. ~
1009 Amos 6:5 | instrumenten der muziek, gelijk David; ~
1010 Amos 9:9 | al de heidenen schudden, gelijk als zaad geschud wordt in
1011 Oba 1:4 | 4 Al verhieft gij u gelijk de arend, en al steldet
1012 Oba 1:15 | nabij, over al de heidenen; gelijk als gij gedaan hebt, zal
1013 Oba 1:16 | 16 Want gelijk gijlieden gedronken hebt
1014 Jona 1:14 | HEERE! hebt gedaan, gelijk als het U heeft behaagd. ~
1015 Mic 1:4 | de dalen gekloofd worden, gelijk was voor het vuur, gelijk
1016 Mic 1:4 | gelijk was voor het vuur, gelijk wateren, die uitgestort
1017 Mic 3:3 | verbreken; en vaneen leggen, gelijk als in een pot, en als vlees
1018 Mic 3:4 | tijd voor hen verbergen, gelijk als zij hun handelingen
1019 Mic 7:18 | 18 Wie is een God gelijk Gij, Die de ongerechtigheid
1020 Nah 1:10 | doornen, en dronken zijn, gelijk zij plegen dronken te zijn,
1021 Nah 2:2 | hovaardij Jakobs afgewend, gelijk de hovaardij Israels; want
1022 Zep 2:2 | Eer het besluit bare (gelijk kaf gaat de dag voorbij),
1023 Zac 1:6 | zij wederkerende zeiden: Gelijk als de HEERE der heirscharen
1024 Zac 4:1 | weder; en Hij wekte mij op, gelijk een man, die van zijn slaap
1025 Zac 7:3 | maand, mij afzonderende, gelijk als ik gedaan heb nu
1026 Zac 7:13 | Daarom is het geschied, gelijk als Hij geroepen had, doch
1027 Zac 8:11 | dezes volks niet wezen, gelijk in de vorige dagen, spreekt
1028 Zac 8:13 | En het zal geschieden, gelijk als gij, o huis van Juda!
1029 Zac 8:14 | de HEERE der heirscharen: Gelijk als Ik gedacht heb ulieden
1030 Zac 9:1 | heeft een oog over den mens, gelijk over al de stammen Israels. ~
1031 Zac 9:15 | zij zullen vervuld worden, gelijk het bekken, gelijk de hoeken
1032 Zac 9:15 | worden, gelijk het bekken, gelijk de hoeken des altaars. ~
1033 Zac 10:3 | Hij zal hen stellen, gelijk het paard Zijner majesteit
1034 Zac 10:8 | vermenigvuldigd worden, gelijk zij te voren vermenigvuldigd
1035 Zac 12:10 | over Hem bitterlijk kermen, gelijk men bitterlijk kermt over
1036 Zac 12:11 | de rouwklage groot zijn, gelijk die rouwklage van Hadadrimmon,
1037 Zac 13:9 | en Ik zal het louteren, gelijk men zilver loutert, en Ik
1038 Zac 13:9 | en Ik zal het beproeven, gelijk men goud beproeft; het zal
1039 Zac 14:3 | strijden tegen die heidenen, gelijk ten dage als Hij gestreden
1040 Zac 14:5 | Azal), en gij zult vlieden, gelijk als gij vloodt voor de aardbeving
1041 Zac 14:15 | heirlegers geweest zullen zijn, gelijk gener plage geweest is. ~
1042 Mal 3:17 | en Ik zal hen verschonen, gelijk als een man zijn zoon verschoont,
1043 Matt 1:24 | zijnde van den slaap, deed, gelijk de engel des Heeren hem
1044 Matt 2:39 | den Geest Gods nederdalen, gelijk een duive, en op Hem komen. ~
1045 Matt 5:48 | dan gijlieden volmaakt, gelijk uw Vader, Die in de hemelen
1046 Matt 6:2 | voor u niet trompetten, gelijk de geveinsden in de synagogen
1047 Matt 6:5 | bidt, zo zult gij niet zijn gelijk de geveinsden; want die
1048 Matt 6:7 | ijdel verhaal van woorden, gelijk de heidenen; want zij menen,
1049 Matt 6:8 | 8 Wordt dan hun niet gelijk; want uw Vader weet, wat
1050 Matt 6:10 | kome. Uw wil geschiede, gelijk in den hemel alzo ook op
1051 Matt 6:12 | vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onzen schuldenaren. ~
1052 Matt 6:16 | toont geen droevig gezicht, gelijk de geveinsden; want zij
1053 Matt 6:29 | niet is bekleed geweest, gelijk een van deze. ~
1054 Matt 8:13 | Ga heen, en u geschiede, gelijk gij geloofd hebt. En zijn
1055 Matt 9:36 | vermoeid en verstrooid waren, gelijk schapen, die geen herder
1056 Matt 10:16 | wolven; zijt dan voorzichtig gelijk de slangen, en oprecht gelijk
1057 Matt 10:16 | gelijk de slangen, en oprecht gelijk de duiven. ~
1058 Matt 10:25 | discipel genoeg, dat hij worde gelijk zijn meester, en de dienstknecht
1059 Matt 10:25 | meester, en de dienstknecht gelijk zijn heer. Indien zij den
1060 Matt 11:16 | geslacht vergelijken? Het is gelijk aan de kinderkens, die op
1061 Matt 12:13 | zij werd hersteld, gezond gelijk de andere. ~
1062 Matt 12:40 | 40 Want gelijk Jonas drie dagen en drie
1063 Matt 13:24 | Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een mens, die goed zaad
1064 Matt 13:31 | Koninkrijk der hemelen is gelijk aan het mosterdzaad, hetwelk
1065 Matt 13:33 | Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een zuurdesem, welken
1066 Matt 13:43 | rechtvaardigen blinken, gelijk de zon, in het Koninkrijk
1067 Matt 13:44 | het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een schat, in den akker
1068 Matt 13:45 | het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een koopman, die schone
1069 Matt 13:47 | het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een net, geworpen in
1070 Matt 13:52 | der hemelen onderwezen, is gelijk aan een heer des huizes,
1071 Matt 15:28 | uw geloof; u geschiede, gelijk gij wilt. En haar dochter
1072 Matt 17:2 | en Zijn aangezicht blonk gelijk de zon, en Zijn klederen
1073 Matt 17:2 | Zijn klederen werden wit gelijk het licht. ~
1074 Matt 18:3 | niet verandert, en wordt gelijk de kinderkens, zo zult gij
1075 Matt 18:4 | zichzelven zal vernederen, gelijk dit kindeken, deze is de
1076 Matt 18:33 | mededienstknecht te ontfermen, gelijk ik ook mij over u ontfermd
1077 Matt 20:1 | Koninkrijk der hemelen is gelijk een heer des huizes, die
1078 Matt 20:12 | gearbeid, en gij hebt ze ons gelijk gemaakt, die den last des
1079 Matt 20:14 | deze laatsten ook geven, gelijk als u. ~
1080 Matt 20:28 | 28 Gelijk de Zoon des mensen niet
1081 Matt 21:6 | zijnde, en gedaan hebbende, gelijk Jezus hun bevolen had, ~
1082 Matt 22:2 | Koninkrijk der hemelen is gelijk een zeker koning, die zijn
1083 Matt 22:39 | 39 En het tweede aan dit gelijk, is: Gij zult uw naaste
1084 Matt 23:27 | witgepleisterden graven gelijk, die van buiten wel schoon
1085 Matt 24:27 | 27 Want gelijk de bliksem uitgaat van het
1086 Matt 24:37 | 37 En gelijk de dagen van Noach waren,
1087 Matt 24:38 | 38 Want gelijk zij waren in de dagen voor
1088 Matt 25:1 | het Koninkrijk der hemelen gelijk zijn aan tien maagden, welke
1089 Matt 25:14 | 14 Want het is gelijk een mens, die buiten 's
1090 Matt 25:32 | ze van elkander scheiden, gelijk de herder de schapen van
1091 Matt 26:19 | En de discipelen deden, gelijk Jezus hun bevolen had, en
1092 Matt 26:24 | des mensen gaat wel heen, gelijk van Hem geschreven is; maar
1093 Matt 26:39 | voorbijgaan? doch niet, gelijk Ik wil, maar gelijk Gij
1094 Matt 26:39 | niet, gelijk Ik wil, maar gelijk Gij wilt. ~
1095 Matt 27:65 | gaat heen, verzekert het, gelijk gij het verstaat. ~
1096 Matt 28:3 | 3 En zijn gedaante was gelijk een bliksem, en zijn kleding
1097 Matt 28:3 | bliksem, en zijn kleding wit gelijk sneeuw. ~
1098 Matt 28:6 | want Hij is opgestaan, gelijk Hij gezegd heeft. Komt herwaarts,
1099 Matt 28:15 | genomen hebbende, deden, gelijk zij geleerd waren. En dit
1100 Mark 1:2 | 2 Gelijk geschreven is in de profeten:
1101 Mark 1:10 | opengaan, en den Geest, gelijk een duif, op Hem nederdalen. ~
1102 Mark 3:5 | hand werd hersteld, gezond gelijk de andere. ~
1103 Mark 4:26 | is het Koninkrijk Gods, gelijk of een mens het zaad in
1104 Mark 4:36 | hebbende, namen Hem mede, gelijk Hij in het schip was; en
1105 Mark 7:6 | geveinsden, geprofeteerd, gelijk geschreven is: Dit volk
1106 Mark 9:12 | en het zal geschieden, gelijk geschreven is van den Zoon
1107 Mark 9:13 | al wat zij gewild hebben, gelijk van hem geschreven is. ~
1108 Mark 10:1 | wederom samen bij Hem, en gelijk Hij gewoon was, leerde Hij
1109 Mark 10:15 | Koninkrijk Gods niet ontvangt, gelijk een kindeken, die zal in
1110 Mark 11:6 | Doch zij zeiden tot hen, gelijk Jezus bevolen had; en zij
1111 Mark 12:25 | huwelijk gegeven; maar zij zijn gelijk engelen, die in de hemelen
1112 Mark 12:31 | 31 En het tweede aan dit gelijk, is dit: Gij zult uw naaste
1113 Mark 13:34 | 34 Gelijk een mens, buitenslands reizende,
1114 Mark 14:16 | de stad, en vonden het, gelijk Hij hun gezegd had, en bereidden
1115 Mark 14:21 | des mensen gaat wel heen, gelijk van Hem geschreven is; maar
1116 Mark 15:8 | te begeren, dat hij deed, gelijk hij hun altijd gedaan had. ~
1117 Mark 16:7 | aldaar zult gij Hem zien, gelijk Hij ulieden gezegd heeft. ~
1118 Luk 1:2 | 2 Gelijk ons overgeleverd hebben,
1119 Luk 1:55 | 55 (Gelijk Hij gesproken heeft tot
1120 Luk 1:70 | 70 Gelijk Hij gesproken heeft door
1121 Luk 2:20 | gehoord en gezien hadden, gelijk tot hen gesproken was.
1122 Luk 2:23 | 23 (Gelijk geschreven is in de wet
1123 Luk 3:4 | 4 Gelijk geschreven is in het boek
1124 Luk 3:22 | in lichamelijke gedaante, gelijk een duif; en dat er een
1125 Luk 5:14 | offer voor uw reiniging, gelijk Mozes geboden heeft, hun
1126 Luk 6:10 | hand werd hersteld, gezond gelijk de andere. ~
1127 Luk 6:31 | 31 En gelijk gij wilt, dat u de mensen
1128 Luk 6:36 | 36 Weest dan barmhartig, gelijk ook uw Vader barmhartig
1129 Luk 6:40 | volmaakt discipel zal zijn gelijk zijn meester. ~
1130 Luk 6:47 | Ik zal u tonen, wien hij gelijk is. ~
1131 Luk 6:48 | 48 Hij is gelijk een mens, die een huis bouwde,
1132 Luk 6:49 | niet gedaan zal hebben, is gelijk een mens, die een huis bouwde
1133 Luk 7:31 | vergelijken, en wien zijn zij gelijk? ~
1134 Luk 7:32 | 32 Zij zijn gelijk aan de kinderen, die op
1135 Luk 9:54 | nederdale, en dezen verslinde, gelijk ook Elias gedaan heeft? ~
1136 Luk 11:1 | Heere, leer ons bidden, gelijk ook Johannes zijn discipelen
1137 Luk 11:2 | kome. Uw wil geschiede, gelijk in den hemel, alzo ook op
1138 Luk 11:30 | 30 Want gelijk Jonas den Ninevieten een
1139 Luk 11:36 | het geheel verlicht zijn, gelijk wanneer de kaars met het
1140 Luk 11:44 | geveinsden, want gij zijt gelijk de graven, die niet openbaar
1141 Luk 12:36 | 36 En zijt gij den mensen gelijk, die op hun heer wachten,
1142 Luk 13:18 | Wien is het Koninkrijk Gods gelijk, en waarbij zal Ik hetzelve
1143 Luk 13:19 | 19 Het is gelijk aan een mostaardzaad, hetwelk
1144 Luk 13:21 | 21 Het is gelijk aan een zuurdesem, welken
1145 Luk 14:22 | Heer, het is geschied, gelijk gij bevolen hebt, en nog
1146 Luk 17:24 | 24 Want gelijk de bliksem, die van het
1147 Luk 17:26 | 26 En gelijk het geschied is in de dagen
1148 Luk 17:28 | 28 Desgelijks ook, gelijk het geschiedde in de dagen
1149 Luk 18:11 | dank U, dat ik niet ben gelijk de anderen mensen, rovers,
1150 Luk 18:11 | onrechtvaardigen, overspelers; of ook gelijk deze tollenaar. ~
1151 Luk 19:32 | heengegaan zijnde, vonden het, gelijk Hij hun gezegd had. ~
1152 Luk 20:36 | want zij zijn den engelen gelijk; en zij zijn kinderen Gods,
1153 Luk 21:35 | 35 Want gelijk een strik zal hij komen
1154 Luk 22:13 | heengaande, vonden het, gelijk Hij hun gezegd had, en bereidden
1155 Luk 22:22 | des mensen gaat wel heen, gelijk besloten is; doch wee dien
1156 Luk 22:26 | meeste onder u, die zij gelijk de minste, en die voorganger
1157 Luk 22:39 | uitgaande, vertrok Hij, gelijk Hij gewoon was, naar den
1158 Luk 22:44 | ernstiger. En zijn zweet werd gelijk grote droppelen bloeds,
1159 Luk 24:24 | graf, en bevonden het alzo, gelijk ook de vrouwen gezegd hadden;
1160 Luk 24:39 | heeft geen vlees en benen, gelijk gij ziet, dat Ik heb. ~
1161 Joha 1:23 | den weg des Heeren recht, gelijk Jesaja, de profeet, gesproken
1162 Joha 1:32 | nederdalen uit den hemel, gelijk een duif, en bleef op Hem. ~
1163 Joha 3:14 | 14 En gelijk Mozes de slang in de woestijn
1164 Joha 5:21 | 21 Want gelijk de Vader de doden opwekt
1165 Joha 5:23 | zij allen den Zoon eren, gelijk zij den Vader eren. Die
1166 Joha 5:26 | 26 Want gelijk de Vader het leven heeft
1167 Joha 5:30 | van Mijzelven niets doen. Gelijk Ik hoor, oordeel Ik, en
1168 Joha 6:31 | gegeten in de woestijn; gelijk geschreven is: Hij gaf hun
1169 Joha 6:58 | hemel nedergedaald is; niet gelijk uw vaders het Manna gegeten
1170 Joha 7:46 | een mens alzo gesproken, gelijk deze Mens. ~
1171 Joha 8:28 | maar deze dingen spreek Ik, gelijk Mijn Vader Mij geleerd heeft. ~
1172 Joha 8:55 | niet ken, zo zal Ik ulieden gelijk zijn, dat is een leugenaar;
1173 Joha 9:9 | en anderen: Hij is hem gelijk. Hij zeide: Ik ben het. ~
1174 Joha 10:26 | zijt niet van Mijn schapen, gelijk Ik u gezegd heb. ~
1175 Joha 12:14 | jongen ezel, en zat daarop, gelijk geschreven is: ~
1176 Joha 12:50 | spreek, dat spreek Ik alzo, gelijk Mij de Vader gezegd heeft. ~ ~
1177 Joha 13:33 | Gij zult Mij zoeken, en gelijk Ik den Joden gezegd heb:
1178 Joha 13:34 | dat gij elkander liefhebt; gelijk Ik u liefgehad heb, dat
1179 Joha 17:11 | hebt, opdat zij een zijn, gelijk als Wij. ~
1180 Joha 17:14 | van de wereld niet zijn, gelijk als Ik van de wereld niet
1181 Joha 17:22 | hebt; opdat zij een zijn, gelijk als Wij Een zijn; ~
1182 Joha 17:23 | en hen liefgehad hebt, gelijk Gij Mij liefgehad hebt. ~
1183 Joha 19:40 | doeken met de specerijen, gelijk de Joden de gewoonte hebben
1184 Hand 2:2 | uit den hemel een geluid, gelijk als van een geweldigen,
1185 Hand 2:15 | deze zijn niet dronken, gelijk gij vermoedt; want het is
1186 Hand 2:22 | heeft, in het midden van u, gelijk ook gijzelven weet; ~
1187 Hand 3:17 | onwetendheid gedaan hebt, gelijk als ook uw oversten. ~
1188 Hand 3:22 | verwekken, uit uw broederen, gelijk mij; Dien zult gij horen,
1189 Hand 5:11 | vat tot hem nederdalen, gelijk een groot linnen laken,
1190 Hand 5:47 | Geest ontvangen hebben, gelijk als ook wij? ~
1191 Hand 6:5 | namelijk een zeker vat, gelijk een groot linnen laken,
1192 Hand 6:15 | de Heilige Geest op hen, gelijk ook op ons in het begin. ~
1193 Hand 7:33 | 33 Gelijk ook in den tweeden psalm
1194 Hand 8:11 | De goden zijn den mensen gelijk geworden, en tot ons nedergekomen. ~
1195 Hand 9:8 | gevende den Heiligen Geest, gelijk als ook ons; ~
1196 Hand 9:15 | de woorden der profeten, gelijk geschreven is: ~
1197 Hand 11:2 | 2 En Paulus, gelijk hij gewoon was, ging tot
1198 Hand 11:22 | bemerke, dat gij alleszins gelijk als godsdienstiger zijt. ~
1199 Hand 11:28 | bewegen ons, en zijn wij; gelijk ook enigen van uw poeten
1200 Hand 11:29 | goud, of zilver, of steen gelijk zij, welke door mensenkunst
1201 Hand 16:5 | 5 Gelijk mij ook de hogepriester
1202 Hand 17:11 | goeden moed, Paulus, want gelijk gij te Jeruzalem van Mij
1203 Hand 17:31 | 31 De krijgsknechten dan, gelijk hun bevolen was, namen Paulus,
1204 Hand 19:10 | ik geen onrecht gedaan; gelijk gij ook zeer wel weet. ~
1205 Hand 20:29 | horen, zodanigen wierden, gelijk als ik ben, uitgenomen deze
1206 Rom 1:13 | enige vrucht zou hebben, gelijk als ook onder de andere
1207 Rom 1:17 | geopenbaard uit geloof tot geloof; gelijk geschreven is: Maar de rechtvaardige
1208 Rom 1:28 | 28 En gelijk het hun niet goed gedacht
1209 Rom 2:24 | gelasterd onder de heidenen, gelijk geschreven is. ~
1210 Rom 3:4 | alle mens leugenachtig; gelijk als geschreven is: Opdat
1211 Rom 3:8 | zeggen wij niet liever (gelijk wij gelasterd worden, en
1212 Rom 3:8 | wij gelasterd worden, en gelijk sommigen zeggen, dat wij
1213 Rom 3:10 | 10 Gelijk geschreven is: Er is niemand
1214 Rom 4:6 | 6 Gelijk ook David den mens zalig
1215 Rom 4:17 | 17 (Gelijk geschreven staat: Ik heb
1216 Rom 5:12 | 12 Daarom, gelijk door een mens de zonde in
1217 Rom 5:15 | 15 Doch niet, gelijk de misdaad, alzo is ook
1218 Rom 5:16 | 16 En niet, gelijk de schuld was door den een,
1219 Rom 5:18 | 18 Zo dan, gelijk door een misdaad de schuld
1220 Rom 5:19 | 19 Want gelijk door de ongehoorzaamheid
1221 Rom 5:21 | 21 Opdat, gelijk de zonde geheerst heeft
1222 Rom 6:19 | zwakheid uws vleses wil; want gelijk gij uw leden gesteld hebt,
1223 Rom 8:26 | wat wij bidden zullen, gelijk het behoort, maar de Geest
1224 Rom 8:36 | 36 (Gelijk geschreven is: Want om Uwentwil
1225 Rom 9:13 | 13 Gelijk geschreven is: Jakob heb
1226 Rom 9:25 | 25 Gelijk Hij ook in Hosea zegt: Ik
1227 Rom 9:27 | getal der kinderen Israels gelijk het zand der zee, zo zal
1228 Rom 9:29 | 29 En gelijk Jesaja te voren gezegd heeft:
1229 Rom 9:29 | Sodom geworden, en Gomorra gelijk gemaakt geweest. ~
1230 Rom 9:33 | 33 Gelijk geschreven is: Ziet, Ik
1231 Rom 10:15 | zij niet gezonden worden? Gelijk geschreven is: Hoe liefelijk
1232 Rom 11:8 | 8 (Gelijk geschreven is: God heeft
1233 Rom 11:26 | geheel Israel zalig worden; gelijk geschreven is: De Verlosser
1234 Rom 12:3 | wijs zij tot matigheid, gelijk als God een iegelijk de
1235 Rom 12:4 | 4 Want gelijk wij in een lichaam vele
1236 Rom 13:9 | zult uw naaste liefhebben gelijk uzelven. ~
1237 Rom 14:5 | de ander acht al de dagen gelijk. Een iegelijk zij in zijn
1238 Rom 15:3 | Zichzelven niet behaagd, maar gelijk geschreven is: De smadingen
1239 Rom 15:7 | Daarom neemt elkander aan, gelijk ook Christus ons aangenomen
1240 Rom 15:9 | barmhartigheid zouden verheerlijken; gelijk geschreven is: Daarom zal
1241 Rom 15:21 | 21 Maar gelijk geschreven is: Denwelken
1242 Rom 16:2 | haar ontvangt in den Heere, gelijk het den heiligen betaamt,
1243 1Kor 1:6 | 6 Gelijk de getuigenis van Christus
1244 1Kor 1:31 | 31 Opdat het zij, gelijk geschreven is: Die roemt,
1245 1Kor 2:9 | 9 Maar gelijk geschreven is: Hetgeen het
1246 1Kor 3:5 | gij geloofd hebt, en dat, gelijk de Heere aan een iegelijk
1247 1Kor 5:7 | een nieuw deeg zijn moogt, gelijk gij ongezuurd zijt. Want
1248 1Kor 7:7 | dat alle mensen waren, gelijk als ikzelf ben; maar een
1249 1Kor 7:8 | goed, indien zij blijven, gelijk als ik. ~
1250 1Kor 7:17 | 17 Doch gelijk God aan een iegelijk heeft
1251 1Kor 7:17 | iegelijk heeft uitgedeeld, gelijk de Heere een iegelijk geroepen
1252 1Kor 8:2 | heeft nog niets gekend, gelijk men behoort te kennen. ~
1253 1Kor 8:5 | hemel, hetzij op de aarde (gelijk er vele goden en vele heren
1254 1Kor 9:5 | zijnde, met ons om te leiden, gelijk ook de andere apostelen,
1255 1Kor 10:7 | gelijkerwijs als sommigen van hen, gelijk geschreven staat: Het volk
1256 1Kor 10:8 | laat ons niet hoereren, gelijk sommigen van hen gehoereerd
1257 1Kor 10:9 | Christus niet verzoeken, gelijk ook sommigen van hen verzocht
1258 1Kor 10:10 | 10 En murmureert niet, gelijk ook sommigen van hen gemurmureerd
1259 1Kor 11:2 | de inzettingen behoudt, gelijk ik die u overgegeven heb. ~
1260 1Kor 12:12 | 12 Want gelijk het lichaam een is, en vele
1261 1Kor 12:18 | dezelve in het lichaam, gelijk Hij gewild heeft. ~
1262 1Kor 13:12 | maar alsdan zal ik kennen, gelijk ook ik gekend ben. ~
1263 1Kor 14:33 | verwarring, maar van vrede, gelijk in al de Gemeenten der heiligen. ~
1264 1Kor 14:34 | bevolen onderworpen te zijn, gelijk ook de wet zegt. ~
1265 1Kor 15:22 | 22 Want gelijk zij allen in Adam sterven,
1266 1Kor 15:38 | geeft hetzelve een lichaam, gelijk Hij wil, en aan een iegelijk
1267 1Kor 16:1 | voor de heiligen geschiedt, gelijk als ik aan de Gemeenten
1268 1Kor 16:10 | werkt het werk des Heeren, gelijk als ik. ~
1269 2Kor 1:5 | 5 Want gelijk het lijden van Christus
1270 2Kor 1:7 | vast, als die weten, dat, gelijk gij gemeenschap hebt aan
1271 2Kor 1:14 | hebt, dat wij uw roem zijn, gelijk gij ook de onze zijt, in
1272 2Kor 2:17 | 17 Want wij dragen niet, gelijk velen, het Woord Gods te
1273 2Kor 3:1 | prijzen? Of behoeven wij ook, gelijk sommigen, brieven van voorschrijving
1274 2Kor 4:13 | Geest des geloofs hebben, gelijk er geschreven is: Ik heb
1275 2Kor 7:14 | beschaamd geworden; maar gelijk wij alles met waarheid tot
1276 2Kor 8:5 | En zij deden niet alleen, gelijk wij gehoopt hadden, maar
1277 2Kor 8:6 | wij Titus vermaanden, dat, gelijk hij te voren begonnen had,
1278 2Kor 8:7 | 7 Zo dan, gelijk gij in alles overvloedig
1279 2Kor 8:11 | voleindigt ook het doen; opdat, gelijk als er geweest is de volvaardigheid
1280 2Kor 8:15 | 15 Gelijk geschreven is: Die veel
1281 2Kor 9:3 | worden in dezen dele; opdat (gelijk ik gezegd heb) gij bereid
1282 2Kor 9:7 | 7 Een iegelijk doe, gelijk hij in zijn hart voorneemt;
1283 2Kor 9:9 | 9 Gelijk er geschreven is: Hij heeft
1284 2Kor 11:3 | vrees, dat niet enigszins, gelijk de slang Eva door haar arglistigheid
1285 2Kor 11:12 | bevonden mochten worden gelijk als wij. ~
1286 2Kor 11:21 | 21 Ik zeg dit naar oneer, gelijk of wij zwak waren geweest;
1287 Gal 1:9 | 9 Gelijk wij te voren gezegd hebben,
1288 Gal 2:7 | voorhuid toebetrouwd was, gelijk aan Petrus dat der besnijdenis; ~
1289 Gal 5:14 | zult uw naaste liefhebben, gelijk uzelven. ~
1290 Gal 5:21 | dewelke ik u te voren zeg, gelijk ik ook te voren gezegd heb,
1291 Efez 1:4 | 4 Gelijk Hij ons uitverkoren heeft
1292 Efez 2:3 | nature kinderen des toorns, gelijk ook de anderen; ~
1293 Efez 3:3 | gemaakt deze verborgenheid, (gelijk ik met weinige woorden te
1294 Efez 3:5 | niet is bekend gemaakt, gelijk zij nu is geopenbaard aan
1295 Efez 4:17 | dat gij niet meer wandelt, gelijk als de andere heidenen wandelen
1296 Efez 4:21 | en door Hem geleerd zijt, gelijk de waarheid in Jezus is; ~
1297 Efez 5:22 | eigen mannen onderdanig, gelijk aan den Heere; ~
1298 Efez 5:23 | is het hoofd der vrouw, gelijk ook Christus het Hoofd der
1299 Efez 5:24 | 24 Daarom, gelijk de Gemeente aan Christus
1300 Efez 5:25 | hebt uw eigen vrouwen lief, gelijk ook Christus de Gemeente
1301 Efez 5:28 | vrouwen lief te hebben, gelijk hun eigen lichamen. Die
1302 Efez 6:5 | eenvoudigheid uws harten, gelijk als aan Christus; ~
1303 Efez 6:20 | vrijmoediglijk moge spreken, gelijk mij betaamt te spreken. ~
1304 Fili 1:7 | 7 Gelijk het bij mij recht is, dat
1305 Fili 1:20 | in alle vrijmoedigheid, gelijk te allen tijd, alzo ook
1306 Fili 2:6 | roof geacht heeft Gode even gelijk te zijn; ~
1307 Fili 2:7 | hebbende, en is den mensen gelijk geworden; ~
1308 Fili 2:12 | Alzo dan, mijn geliefden, gelijk gij te allen tijd gehoorzaam
1309 Fili 3:17 | degenen, die alzo wandelen, gelijk gij ons tot een voorbeeld
1310 Kol 1:6 | Hetwelk tot u gekomen is, gelijk ook in de gehele wereld,
1311 Kol 1:6 | het brengt vruchten voort, gelijk ook onder u, van dien dag
1312 Kol 1:7 | 7 Gelijk gij ook geleerd hebt van
1313 Kol 2:6 | 6 Gelijk gij dan Christus Jezus,
1314 Kol 2:20 | afgestorven, wat wordt gij, gelijk of gij in de wereld leefdet,
1315 Kol 3:18 | eigen mannen onderdanig, gelijk het betaamt in den Heere. ~
1316 Kol 4:1 | dienstknechten recht en gelijk, wetende, dat ook gij een
1317 Kol 4:4 | dezelve moge openbaren, gelijk ik moet spreken. ~
1318 1The 1:5 | en in vele verzekerdheid; gelijk gij weet, hoedanigen wij
1319 1The 2:2 | smaadheid aangedaan was, gelijk gij weet, te Filippi, zo
1320 1The 2:4 | 4 Maar, gelijk wij van God beproefd zijn
1321 1The 2:5 | pluimstrijkende woorden omgegaan, gelijk gij weet, noch met enig
1322 1The 2:7 | geweest in het midden van u, gelijk als een voedster haar kinderen
1323 1The 2:11 | 11 Gelijk gij weet, hoe wij een iegelijk
1324 1The 2:13 | der mensen woord, maar (gelijk het waarlijk is) als Gods
1325 1The 2:14 | van uw eigen medeburgers, gelijk als zij van de Joden; ~
1326 1The 3:4 | zouden verdrukt worden, gelijk ook geschied is, en gij
1327 1The 3:6 | begerig zijnde om ons te zien, gelijk wij ook om ulieden; ~
1328 1The 3:12 | elkander en jegens allen, gelijk wij ook zijn jegens u; ~
1329 1The 4:1 | vermanen u in den Heere Jezus, gelijk gij van ons ontvangen hebt,
1330 1The 4:5 | beweging der begeerlijkheid, gelijk als de heidenen, die God
1331 1The 4:6 | een wreker over dit alles, gelijk wij u ook te voren gezegd
1332 1The 4:11 | werken met uw eigen handen, gelijk wij u bevolen hebben; ~
1333 1The 4:13 | gij niet bedroefd zijt, gelijk als de anderen, die geen
1334 1The 5:2 | des Heeren alzo zal komen, gelijk een dief in de nacht. ~
1335 1The 5:3 | haastig verderf hun overkomen, gelijk de barensnood een bevruchte
1336 1The 5:6 | laat ons dan niet slapen, gelijk als de anderen, maar laat
1337 1The 5:11 | sticht de een den anderen, gelijk gij ook doet. ~
1338 2The 1:3 | danken over u, broeders, gelijk billijk is, omdat uw geloof
1339 2The 3:1 | en verheerlijkt worde, gelijk ook bij u; ~
1340 1Tim 1:3 | 3 Gelijk ik u vermaand heb, dat gij
1341 2Tim 1:3 | aan in een rein geweten, gelijk ik zonder ophouden uwer
1342 2Tim 2:17 | hun woord zal voorteten, gelijk de kanker; onder welke is
1343 2Tim 3:9 | zal allen openbaar worden, gelijk ook die van genen geworden
1344 2Tim 5:5 | zoudt ouderlingen stellen, gelijk ik u bevolen heb: ~
1345 Tit 1:5 | zoudt ouderlingen stellen, gelijk ik u bevolen heb: ~
1346 Tit 2:3 | zij in haar dracht zijn, gelijk den heiligen betaamt, dat
1347 File 1:17 | metgezel, zo neem hem aan, gelijk als mij. ~
1348 Heb 2:17 | alles den broederen moest gelijk worden, opdat Hij een barmhartig
1349 Heb 3:2 | Die Hem gesteld heeft, gelijk ook Mozes in geheel zijn
1350 Heb 3:7 | 7 Daarom, gelijk de Heilige Geest zegt: Heden,
1351 Heb 3:8 | verhardt uw harten niet, gelijk het geschied is in de verbittering,
1352 Heb 3:15 | verhardt uw harten niet, gelijk in de verbittering geschied
1353 Heb 4:2 | het Evangelie verkondigd, gelijk als hun; maar het woord
1354 Heb 4:3 | hebben, gaan in de rust, gelijk Hij gezegd heeft: Zo heb
1355 Heb 4:10 | van zijn werken gerust, gelijk God van de Zijne. ~
1356 Heb 4:15 | maar Die in alle dingen, gelijk als wij, is verzocht geweest,
1357 Heb 5:3 | derzelver zwakheid wil moet hij gelijk voor het volk, alzo ook
1358 Heb 5:6 | 6 Gelijk Hij ook in een andere plaats
1359 Heb 7:3 | hebbende; maar den Zoon van God gelijk geworden zijnde, blijft
1360 Heb 7:27 | niet allen dag nodig was, gelijk den hogepriesters, eerst
1361 Heb 8:5 | der hemelse dingen dienen, gelijk Mozes door Goddelijke aanspraak
1362 Heb 9:25 | dikwijls zou opofferen, gelijk de hogepriester alle jaar
1363 Heb 9:27 | 27 En gelijk het den mensen gezet is,
1364 Heb 10:25 | bijeenkomst niet nalaten, gelijk sommigen de gewoonte hebben,
1365 Heb 12:16 | hoereerder, of een onheilige, gelijk Ezau, die om een spijze
1366 Jako 1:6 | twijfelt, is een baar der zee gelijk, die van den wind gedreven
1367 Jako 1:23 | een dader, die is een man gelijk, welke zijn aangeboren aangezicht
1368 Jako 2:26 | 26 Want gelijk het lichaam zonder geest
1369 1Pet 1:15 | 15 Maar gelijk Hij, Die u geroepen heeft,
1370 1Pet 3:6 | 6 Gelijk Sara aan Abraham gehoorzaam
1371 1Pet 4:10 | 10 Een iegelijk, gelijk hij gave ontvangen heeft,
1372 1Pet 4:13 | 13 Maar gelijk gij gemeenschap hebt aan
1373 2Pet 1:3 | 3 Gelijk ons Zijn Goddelijke kracht
1374 2Pet 2:1 | onder het volk geweest, gelijk ook onder u valse leraars
1375 2Pet 3:4 | blijven alle dingen alzo gelijk van het begin der schepping. ~
1376 2Pet 3:9 | vertraagt de belofte niet (gelijk enigen dat traagheid achten),
1377 2Pet 3:16 | 16 Gelijk ook in alle zendbrieven,
1378 2Pet 3:16 | onvaste mensen verdraaien, gelijk ook de andere Schriften,
1379 1Joh 1:7 | wij in het licht wandelen, gelijk Hij in het licht is, zo
1380 1Joh 2:6 | ook zelf alzo wandelen, gelijk Hij gewandeld heeft. ~
1381 1Joh 2:18 | het is de laatste ure; en gelijk gij gehoord hebt, dat de
1382 1Joh 2:27 | dat iemand u lere; maar gelijk dezelfde zalving u leert
1383 1Joh 2:27 | waarachtig, en is geen leugen; en gelijk zij u geleerd heeft, zo
1384 1Joh 3:2 | geopenbaard zijn, wij Hem zullen gelijk wezen; want wij zullen Hem
1385 1Joh 3:2 | want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is. ~
1386 1Joh 3:3 | die reinigt zichzelven, gelijk Hij rein is. ~
1387 1Joh 3:7 | doet, die is rechtvaardig, gelijk Hij rechtvaardig is. ~
1388 1Joh 3:12 | 12 Niet gelijk Kain, die uit den boze was,
1389 1Joh 3:23 | en elkander liefhebben, gelijk Hij ons een gebod gegeven
1390 1Joh 4:17 | des oordeels, namelijk dat gelijk Hij is, wij ook zijn in
1391 2Joh 1:4 | in de waarheid wandelen, gelijk wij een gebod ontvangen
1392 2Joh 1:6 | geboden. Dit is het gebod, gelijk gijlieden van den beginne
1393 3Joh 1:2 | welvaart en gezond zijt, gelijk uw ziel welvaart. ~
1394 3Joh 1:3 | getuigden van uw waarheid, gelijk gij in de waarheid wandelt. ~
1395 3Joh 1:6 | indien gij geleide doet, gelijk het Gode waardig is, zo
1396 Jud 1:7 | 7 Gelijk Sodoma en Gomorra, en de
1397 Open 1:13 | Een, den Zoon des mensen gelijk zijnde, bekleed met een
1398 Open 1:14 | Zijn hoofd en haar was wit, gelijk als witte wol, gelijk sneeuw;
1399 Open 1:14 | wit, gelijk als witte wol, gelijk sneeuw; en Zijn ogen gelijk
1400 Open 1:14 | gelijk sneeuw; en Zijn ogen gelijk een vlam vuurs; ~
1401 Open 1:15 | voeten waren blinkend koper gelijk, en gloeiden als in een
1402 Open 1:16 | en Zijn aangezicht was, gelijk de zon schijnt in haar kracht. ~
1403 Open 2:18 | voeten zijn blinkend koper gelijk: ~
1404 Open 2:24 | satans niet gekend hebben, gelijk zij zeggen: Ik zal u geen
1405 Open 2:27 | pottenbakkersvaten vermorzeld worden; gelijk ook Ik van Mijn Vader ontvangen
1406 Open 3:21 | te zitten in Mijn troon, gelijk als Ik overwonnen heb, en
1407 Open 4:3 | steen Jaspis en Sardius gelijk; en een regenboog was rondom
1408 Open 4:3 | aanzien der steen Smaragd gelijk. ~
1409 Open 4:6 | een glazen zee, kristal gelijk. En in het midden des troons,
1410 Open 4:7 | eerste dier was een leeuw gelijk, en het tweede dier een
1411 Open 4:7 | het tweede dier een kalf gelijk, en het derde dier had het
1412 Open 4:7 | was een vliegenden arend gelijk. ~
1413 Open 6:11 | die gedood zouden worden, gelijk als zij. ~
1414 Open 6:13 | hemels vielen op de aarde, gelijk een vijgeboom zijn onrijpe
1415 Open 9:3 | hun werd macht gegeven, gelijk de schorpioenen der aarde
1416 Open 9:7 | sprinkhanen waren den paarden gelijk, die tot den oorlog bereid
1417 Open 9:7 | waren als kronen, het goud gelijk, en hun aangezichten als
1418 Open 9:10 | staarten den schorpioenen gelijk, en er waren angels in hun
1419 Open 9:19 | staarten zijn aan de slangen gelijk, en hebben hoofden, en beschadigen
1420 Open 10:7 | verborgenheid Gods vervuld worden, gelijk Hij Zijn dienstknechten,
1421 Open 11:1 | rietstok gegeven, een meetroede gelijk; en de engel stond en zeide:
1422 Open 13:2 | dat ik zag, was een pardel gelijk, en zijn voeten als eens
1423 Open 13:4 | zeggende: Wie is dit beest gelijk? wie kan krijg voeren tegen
1424 Open 13:11 | hoornen, des Lams hoornen gelijk, en het sprak als de draak. ~
1425 Open 14:14 | gezeten, des mensen Zoon gelijk, hebbende op Zijn hoofd
1426 Open 16:13 | geesten gaan, den vorsen gelijk; ~
1427 Open 18:6 | 6 Vergeldt haar, gelijk als zij ulieden vergolden
1428 Open 18:18 | stad was deze grote stad gelijk? ~
1429 Open 21:11 | allerkostelijksten steen gelijk, namelijk als den steen
1430 Open 21:11 | steen Jaspis, blinkende gelijk kristal. ~
1431 Open 21:16 | hoogte derzelve waren even gelijk. ~
1432 Open 21:18 | goud, zijnde zuiver glas gelijk. ~
1433 Open 21:21 | der stad was zuiver goud; gelijk doorluchtig glas. ~
1434 Open 22:12 | een iegelijk te vergelden, gelijk zijn werk zal zijn. ~
1-500 | 501-1000 | 1001-1434 |