1-500 | 501-1000 | 1001-1430
Book Chapter: Verse
1 Gen 3:22 | kwaad! Nu dan, dat hij zijn hand niet uitsteke, en neme ook
2 Gen 4:11 | uws broeders bloed van uw hand te ontvangen. ~
3 Gen 8:9 | aarde; en hij stak zijn hand uit, en nam haar, en bracht
4 Gen 9:2 | der zee; zij zijn in uw hand overgegeven. ~
5 Gen 9:5 | uwer zielen eisen; van de hand van alle gedierte zal Ik
6 Gen 9:5 | Ik het eisen; ook van de hand des mensen, van de hand
7 Gen 9:5 | hand des mensen, van de hand eens iegelijken zijns broeders
8 Gen 14:20 | God, Die uw vijanden in uw hand geleverd heeft! En hij gaf
9 Gen 14:22 | koning van Sodom: Ik heb mijn hand opgeheven tot den HEERE,
10 Gen 15:6 | uw dienstmaagd is in uw hand; doe haar, wat goed is in
11 Gen 15:12 | van een mens zijn; zijn hand zal tegen allen zijn, en
12 Gen 15:12 | tegen allen zijn, en de hand van allen tegen hem; en
13 Gen 18:10 | Doch die mannen staken hun hand uit, en deden Lot tot zich
14 Gen 18:16 | grepen dan die mannen zijn hand, en de hand zijner vrouw,
15 Gen 18:16 | mannen zijn hand, en de hand zijner vrouw, en de hand
16 Gen 18:16 | hand zijner vrouw, en de hand zijner twee dochteren, om
17 Gen 20:18 | en houd hem vast met uwe hand; want Ik zal hem tot een
18 Gen 20:30 | zeven ooilammeren van mijn hand nemen zult, opdat het mij
19 Gen 21:6 | vuur en het mes in zijn hand, en zij beiden gingen samen. ~
20 Gen 21:10 | En Abraham strekte zijn hand uit, en nam het mes om zijn
21 Gen 21:12 | Toen zeide Hij: Strek uw hand niet uit aan den jongen,
22 Gen 23:2 | wat hij had: Leg toch uw hand onder mijn heup, ~
23 Gen 23:9 | Toen legde de knecht zijn hand onder de heup van Abraham,
24 Gen 23:10 | zijns heren was in zijn hand; en hij maakte zich op,
25 Gen 23:18 | haar kruik neder op haar hand, en gaf hem te drinken. ~
26 Gen 23:93 | zijn broeder uit, wiens hand Ezau's verzenen hield; daarom
27 Gen 25:17 | zij toegemaakt had, in de hand van Jakob, haar zoon. ~
28 Gen 27:70 | en hij gaf dezelve in de hand zijner zonen. ~
29 Gen 28:29 | ware in de macht mijner hand aan ulieden kwaad te doen;
30 Gen 28:39 | geboet; gij hebt het van mijn hand geeist, het ware des daags
31 Gen 29:11 | toch uit mijns broeders hand, uit Ezau's hand; want ik
32 Gen 29:11 | broeders hand, uit Ezau's hand; want ik vreze hem, dat
33 Gen 29:13 | hetgeen, dat hem in zijn hand kwam, een geschenk voor
34 Gen 29:16 | 16 En hij gaf die in de hand zijner knechten, elke kudde
35 Gen 30:10 | neem mijn geschenk van mijn hand; daarom, omdat ik uw aangezicht
36 Gen 30:19 | tent gespannen had, van de hand der zonen van Hemor, den
37 Gen 32:4 | vreemde goden, die in hun hand waren, en de oorsierselen,
38 Gen 34:21 | en verloste hem uit hun hand; en hij zeide: Laat ons
39 Gen 34:22 | woestijn is, en legt de hand niet aan hem; opdat hij
40 Gen 34:22 | hem; opdat hij hem uit hun hand verloste, om hem tot zijn
41 Gen 34:27 | Ismaelieten verkopen, en onze hand zij niet aan hem; want hij
42 Gen 35:18 | snoer en uw staf, die in uw hand is; hetwelk hij haar gaf,
43 Gen 35:20 | zond den geitenbok door de hand van zijn vriend, den Adullamiet,
44 Gen 35:20 | Adullamiet, om het pand uit de hand der vrouw te nemen; maar
45 Gen 35:28 | als zij baarde, dat een de hand uitgaf; en de vroedvrouw
46 Gen 35:28 | scharlaken draad om zijn hand, zeggende: Deze komt het
47 Gen 35:29 | geschiedde, als hij zijn hand weder intoog, ziet, zo kwam
48 Gen 35:30 | zijn broeder uit, om wiens hand de scharlaken draad was;
49 Gen 36:1 | Egyptisch man, kocht hem uit de hand der Ismaelieten, die hem
50 Gen 36:3 | wat hij deed, door zijn hand voorspoedig maakte; ~
51 Gen 36:4 | hij had, gaf hij in zijn hand. ~
52 Gen 36:6 | wat hij had, in Jozefs hand, zodat hij met hem van geen
53 Gen 36:8 | heeft, dat heeft hij in mijn hand gegeven. ~
54 Gen 36:12 | liet zijn kleed in haar hand, en vluchtte, en ging uit
55 Gen 36:13 | dat hij zijn kleed in haar hand gelaten had, en naar buiten
56 Gen 36:22 | gevangenhuis waren, in Jozefs hand; en al wat zij daar deden,
57 Gen 36:23 | op geen ding, dat in zijn hand was, overmits dat de HEERE
58 Gen 36:34 | Farao's beker was in mijn hand; en ik nam die druiven,
59 Gen 36:34 | gaf den beker op Farao's hand. ~
60 Gen 36:36 | zult Farao's beker in zijn hand geven, naar de vorige wijze,
61 Gen 36:44 | hij den beker op Farao's hand gaf. ~
62 Gen 37:35 | koren opleggen, onder de hand van Farao, tot spijze in
63 Gen 37:40 | bevel zal al mijn volk de hand kussen; alleen dezen troon
64 Gen 37:42 | Farao nam zijn ring van zijn hand af, en deed hem aan Jozefs
65 Gen 37:42 | en deed hem aan Jozefs hand, en liet hem fijne linnen
66 Gen 37:44 | zonder u zal niemand zijn hand of zijn voet opheffen in
67 Gen 38:37 | wederbreng; geef hem in mijn hand, en ik zal hem weder tot
68 Gen 39:9 | voor hem zijn; van mijn hand zult gij hem eisen; indien
69 Gen 39:12 | neemt dubbel geld in uw hand; en brengt het geld, hetwelk
70 Gen 39:12 | wedergekeerd is, weder in uw hand; misschien is het een feil. ~
71 Gen 39:15 | namen dubbel geld in hun hand, en Benjamin; en zij maakten
72 Gen 39:21 | hetzelve wedergebracht in onze hand. ~
73 Gen 39:22 | hebben ook ander geld in onze hand afgebracht, om spijze te
74 Gen 39:26 | geschenk, hetwelk in hun hand was, in het huis, en zij
75 Gen 40:16 | zo wij, als hij, in wiens hand de beker gevonden is. ~
76 Gen 40:17 | te doen! de man, in wiens hand de beker gevonden is, die
77 Gen 42:4 | optrekkende; en Jozef zal zijn hand op uw ogen leggen. ~
78 Gen 43:29 | uw ogen, zo leg toch uw hand onder mijn heup, en doe
79 Gen 44:17 | ondervatte zijns vaders hand, om die van het hoofd van
80 Gen 44:22 | en met mijn boog, uit de hand der Amorieten genomen heb. ~
81 Gen 45:8 | zullen uw broeders loven; uw hand zal zijn op den nek uwer
82 Exo 2:19 | heeft ons verlost uit de hand der herderen; en hij heeft
83 Exo 3:8 | dat Ik het verlosse uit de hand der Egyptenaren, en het
84 Exo 3:19 | ook niet door een sterke hand. ~
85 Exo 3:20 | 20 Want Ik zal Mijn hand uitstrekken, en Egypte slaan
86 Exo 4:2 | tot hem: Wat is er in uw hand? En hij zeide: Een staf. ~
87 Exo 4:4 | HEERE tot Mozes: Strek uw hand uit, en grijp haar bij haar
88 Exo 4:4 | staart! Toen strekte hij zijn hand uit, en vatte haar, en zij
89 Exo 4:4 | werd tot een staf in zijn hand. ~
90 Exo 4:6 | verder tot hem: Steek nu uw hand in uw boezem. En hij stak
91 Exo 4:6 | boezem. En hij stak zijn hand in zijn boezem; daarna trok
92 Exo 4:6 | hij ze uit, en ziet, zijn hand was melaats, wit als sneeuw. ~
93 Exo 4:7 | 7 En Hij zeide: Steek uw hand wederom in uw boezem. En
94 Exo 4:7 | boezem. En hij stak zijn hand wederom in zijn boezem;
95 Exo 4:13 | Heere! zend toch door de hand desgenen, dien Gij zoudt
96 Exo 4:17 | Neem dan dezen staf in uw hand, waarmede gij die tekenen
97 Exo 4:20 | nam den staf Gods in zijn hand. ~
98 Exo 4:21 | voor Farao, die Ik in uw hand gesteld heb; doch Ik zal
99 Exo 5:24 | want door een machtige hand zal hij hen laten trekken,
100 Exo 5:24 | trekken, ja, door een machtige hand zal hij hen uit zijn land
101 Exo 6:7 | dat land, waarover Ik Mijn hand opgeheven heb, dat Ik het
102 Exo 7:4 | niet horen, en Ik zal Mijn hand aan Egypte leggen, en voeren
103 Exo 7:5 | HEERE ben, wanneer Ik Mijn hand over Egypte uitstrekke,
104 Exo 7:15 | geweest, zult gij in uw hand nemen. ~
105 Exo 7:17 | dezen staf, die in mijn hand is, op het water, dat in
106 Exo 7:19 | Neem uw staf, en steek uw hand uit over de wateren der
107 Exo 8:5 | Zeg tot Aaron: Strek uw hand uit met uw staf, over de
108 Exo 8:6 | 6 En Aaron strekte zijn hand uit over de wateren van
109 Exo 8:17 | want Aaron strekte zijn hand uit met zijn staf, en sloeg
110 Exo 9:3 | 3 Zie, de hand des HEEREN zal zijn over
111 Exo 9:15 | 15 Want nu heb Ik Mijn hand uitgestrekt, opdat Ik u
112 Exo 9:22 | HEERE tot Mozes: Strek uw hand uit naar den hemel, en er
113 Exo 10:12 | HEERE tot Mozes: Strek uw hand uit over Egypteland, om
114 Exo 10:21 | HEERE tot Mozes: Strek uw hand uit naar den hemel, en er
115 Exo 10:22 | 22 Als Mozes zijn hand uitstrekte naar den hemel,
116 Exo 12:11 | voeten, en uw staf in uw hand; en gij zult het met haast
117 Exo 13:3 | heeft u door een sterke hand van hier uitgevoerd; daarom
118 Exo 13:9 | zijn tot een teken op uw hand, en tot een gedachtenis
119 Exo 13:9 | de HEERE door een sterke hand uit Egypte uitgevoerd heeft. ~
120 Exo 13:14 | heeft ons door een sterke hand uit Egypte, uit het diensthuis,
121 Exo 13:16 | tot een teken zijn op uw hand, en tot voorhoofdspanselen
122 Exo 13:16 | HEERE heeft door een sterke hand ons uit Egypte uitgevoerd. ~
123 Exo 14:8 | Israels waren door een hoge hand uitgegaan. ~
124 Exo 14:16 | uw staf op, en strek uw hand uit over de zee, en klief
125 Exo 14:21 | 21 Toen Mozes zijn hand uitstrekte over de zee,
126 Exo 14:22 | een muur, aan hun rechter hand en aan hun linkerhand. ~
127 Exo 14:26 | zeide tot Mozes: Strek uw hand uit over de zee, dat de
128 Exo 14:27 | Toen strekte Mozes zijn hand uit over de zee; en de zee
129 Exo 14:29 | een muur, aan hun rechter hand en aan hun linkerhand. ~
130 Exo 14:30 | Israel aan dien dag uit de hand der Egyptenaren; en Israel
131 Exo 14:31 | Ook zag Israel de grote hand, die de HEERE aan de Egyptenaren
132 Exo 15:9 | zwaard uittrekken, mijn hand zal hen uitroeien. ~
133 Exo 15:20 | nam een trommel in haar hand; en al de vrouwen gingen
134 Exo 16:3 | gestorven waren door de hand des HEEREN, toen wij bij
135 Exo 17:5 | Israel; en neem uw staf in uw hand, waarmede gij de rivier
136 Exo 17:9 | de staf Gods zal in mijn hand zijn. ~
137 Exo 17:11 | geschiedde, terwijl Mozes zijn hand ophief, zo was Israel de
138 Exo 17:11 | sterkste; maar terwijl hij zijn hand nederliet, zo was Amalek
139 Exo 17:16 | En hij zeide: Dewijl de hand op den troon des HEEREN
140 Exo 18:9 | Hij het verlost had uit de hand der Egyptenaren. ~
141 Exo 18:10 | ulieden verlost heeft uit de hand der Egyptenaren, en uit
142 Exo 18:10 | Egyptenaren, en uit Farao's hand; Die dit volk van onder
143 Exo 18:10 | Die dit volk van onder de hand der Egyptenaren verlost
144 Exo 19:13 | 13 Geen hand zal hem aanroeren, maar
145 Exo 21:13 | maar God heeft hem zijn hand doen ontmoeten, zo zal Ik
146 Exo 21:16 | heeft, of dat hij in zijn hand gevonden wordt, die zal
147 Exo 21:20 | slaat, dat hij onder zijn hand sterft, die zal zekerlijk
148 Exo 21:24 | voor oog, tand voor tand, hand voor hand, voet voor voet. ~
149 Exo 21:24 | tand voor tand, hand voor hand, voet voor voet. ~
150 Exo 22:4 | diefstal levend in zijn hand voorzeker gevonden wordt,
151 Exo 22:8 | worden, of hij niet zijn hand aan zijns naasten have gelegd
152 Exo 22:11 | beiden zijn, of hij niet zijn hand aan zijns naasten have geslagen
153 Exo 23:1 | gerucht opnemen; en stelt uw hand niet bij den goddeloze,
154 Exo 23:31 | inwoners van dat land in uw hand geven, dat gij hen voor
155 Exo 24:11 | 11 Doch Hij strekte Zijn hand niet tot de afgezonderden
156 Exo 25:25 | rondom daaraan maken, een hand breed; en gij zult een gouden
157 Exo 28:41 | zult hen zalven, en hun hand vullen, en hen heiligen,
158 Exo 29:9 | inzetting. Voorts zult gij de hand van Aaron vullen, en de
159 Exo 29:9 | van Aaron vullen, en de hand zijner zonen. ~
160 Exo 29:25 | 25 Neem ze daarna van hun hand, en steek ze aan op het
161 Exo 29:29 | dezelve zalve, en dat men hun hand in dezelve vulle. ~
162 Exo 29:33 | zal gedaan zijn, om hun hand te vullen, en om hen te
163 Exo 29:35 | zeven dagen zult gij hun hand vullen. ~
164 Exo 32:4 | 4 En hij nam ze uit hun hand, en hij bewierp het met
165 Exo 32:11 | kracht, en met een sterke hand, uit Egypteland uitgevoerd
166 Exo 32:15 | tafelen der getuigenis in zijn hand; deze tafelen waren op haar
167 Exo 33:4 | 4 En hij nam ze uit hun hand, en hij bewierp het met
168 Exo 33:11 | kracht, en met een sterke hand, uit Egypteland uitgevoerd
169 Exo 33:15 | tafelen der getuigenis in zijn hand; deze tafelen waren op haar
170 Exo 34:22 | zetten; en Ik zal u met Mijn hand overdekken, totdat Ik zal
171 Exo 34:23 | 23 En wanneer Ik Mijn hand zal weggenomen hebben, zo
172 Exo 34:27 | twee stenen tafelen in zijn hand. ~
173 Exo 34:52 | getuigenis nu waren in de hand van Mozes, als hij van den
174 Exo 35:29 | geboden had te maken door de hand van Mozes; dat brachten
175 Exo 37:12 | ook een lijst rondom, een hand breed; en hij maakte een
176 Exo 38:21 | dienste der Levieten, door de hand van Ithamar, de zoon van
177 Lev 1:4 | 4 En hij zal zijn hand op het hoofd des brandoffers
178 Lev 2:2 | een van welke daarvan zijn hand vol grijpen zal uit deszelfs
179 Lev 3:2 | 2 En hij zal zijn hand op het hoofd zijner offerande
180 Lev 3:8 | 8 En hij zal zijn hand op het hoofd zijner offerande
181 Lev 3:13 | 13 En hij zal zijn hand op haar hoofd leggen, en
182 Lev 4:4 | HEEREN; en hij zal zijn hand op het hoofd van dien var
183 Lev 4:24 | 24 En hij zal zijn hand op het hoofd van den bok
184 Lev 4:29 | 29 En hij zal zijn hand op het hoofd des zondoffers
185 Lev 4:33 | 33 En hij zal zijn hand op het hoofd des zondoffers
186 Lev 5:7 | 7 Maar indien zijn hand zoveel niet bereiken kan,
187 Lev 5:11 | 11 Maar indien zijn hand niet bereiken kan aan twee
188 Lev 5:12 | priester zal daarvan zijn hand vol, der gedachtenis deszelven,
189 Lev 6:2 | bewaring gegeven, of ter hand gesteld was, of van roof,
190 Lev 6:15 | zal daarvan opnemen zijn hand vol, uit de meelbloem des
191 Lev 9:17 | toebrengen, en vulde daarvan zijn hand, en stak het aan op het
192 Lev 12:8 | 8Maar indien haar hand niet genoeg voor een lam
193 Lev 14:17 | van die olie, die in zijn hand zal zijn, zal de priester
194 Lev 14:18 | van die olie, die in de hand des priesters geweest is,
195 Lev 14:21 | indien hij arm is, en zijn hand dat niet bereikt, zo zal
196 Lev 14:22 | twee jonge duiven, die zijn hand bereiken zal, welker ene
197 Lev 14:28 | van de olie, die op zijn hand is, doen aan het lapje van
198 Lev 14:29 | overgeblevene van de olie, die in de hand des priesters is, zal hij
199 Lev 14:30 | bereiden, van hetgeen zijn hand bereikt zal hebben. ~
200 Lev 14:31 | 31 Van hetgeen zijn hand bereikt zal hebben, zal
201 Lev 14:32 | melaatsheid zal zijn, wiens hand in zijn reiniging dat niet
202 Lev 16:21 | leggen, en zal hem door de hand eens mans, die voorhanden
203 Lev 16:32 | dien men gezalfd, en wiens hand men gevuld zal hebben, om
204 Lev 21:10 | zalfolie gegoten is, en wiens hand men gevuld heeft, om die
205 Lev 21:19 | voets, of een breuk der hand zal zijn; ~
206 Lev 22:25 | 25 Gij zult ook uit de hand des vreemden van al deze
207 Lev 24:14 | veilbaars verkopen, of uit de hand uws naasten kopen zult,
208 Lev 24:26 | losser zal hebben, maar zijn hand bekomen en hij gevonden
209 Lev 24:28 | 28 Maar indien zijn hand niet gevonden heeft, wat
210 Lev 24:28 | verkochte goed zijn in de hand van deszelfs koper tot het
211 Lev 24:35 | zal verarmd zijn, en zijn hand bij u wankelen zal, zo zult
212 Lev 24:47 | 47 En wanneer de hand eens vreemdelings en bijwoners,
213 Lev 24:49 | hem lossen; of heeft zijn hand wat bekomen, dat hij zichzelven
214 Lev 25:25 | zenden, en gij zult in de hand des vijands overgegeven
215 Lev 25:46 | den berg Sinai, door de hand van Mozes. ~
216 Lev 26:8 | hem schatte; naar dat de hand desgenen, die de gelofte
217 Num 3:3 | die gezalfd waren, welker hand men gevuld had, om het priesterambt
218 Num 4:28 | wacht zal zijn onder de hand van Ithamar, den zoon van
219 Num 4:33 | der samenkomst, onder de hand van Ithamar, den zoon van
220 Num 4:37 | bevel des HEEREN, door de hand van Mozes. ~
221 Num 4:45 | bevel des HEEREN, door de hand van Mozes. ~
222 Num 4:49 | bevel des HEEREN, door de hand van Mozes, een ieder naar
223 Num 5:18 | ijveringen is; en in de hand des priesters zal dat bitter
224 Num 5:25 | En de priester zal uit de hand van die vrouw het spijsoffer
225 Num 6:21 | hebben, behalve wat zijn hand bekomen zal; naar zijn gelofte,
226 Num 7:8 | naar hun dienst; onder de hand van Ithamar, den zoon van
227 Num 9:23 | mond des HEEREN, door de hand van Mozes. ~ ~
228 Num 10:13 | mond des HEEREN, door de hand van Mozes. ~
229 Num 11:23 | Mozes: Zou dan des HEEREN hand verkort zijn? Gij zult nu
230 Num 14:30 | komt, over hetwelk Ik Mijn hand opgeheven heb, dat Ik u
231 Num 15:23 | wat u de HEERE door de hand van Mozes geboden heeft;
232 Num 15:30 | zal hebben met opgeheven hand, hetzij van inboorlingen
233 Num 20:11 | 11 Toen hief Mozes zijn hand op, en hij sloeg de steenrots
234 Num 20:20 | volk, en met een sterke hand. ~
235 Num 21:2 | dit volk geheel in mijn hand geeft, zo zal ik hun steden
236 Num 21:26 | had al zijn land uit zijn hand genomen, tot aan de Arnon. ~
237 Num 21:34 | niet; want Ik heb hem in uw hand gegeven, en al zijn volk,
238 Num 22:7 | der waarzeggingen in hun hand; alzo kwamen zij tot Bileam,
239 Num 22:23 | uitgetrokken zwaard in Zijn hand; daarom week de ezelin uit
240 Num 22:29 | of ik een zwaard in mijn hand had! want ik zoude u nu
241 Num 22:31 | uitgetrokken zwaard in Zijn hand; daarom neigde hij het hoofd
242 Num 25:7 | en nam een spies in zijn hand; ~
243 Num 27:18 | wien de Geest is; en leg uw hand op hem; ~
244 Num 31:6 | trompetten des geklanks in zijn hand. ~
245 Num 31:49 | krijgslieden, die onder onze hand geweest zijn; en uit ons
246 Num 32:1 | naar hun heiren, door de hand van Mozes en Aaron. ~
247 Num 32:3 | Israels uit door een hoge hand, voor de ogen van alle Egyptenaren; ~
248 Num 34:21 | door vijandschap met zijn hand geslagen heeft, dat hij
249 Num 34:25 | doodslager redden uit den hand des bloedwrekers, en de
250 Deu 1:25 | vrucht des lands in hun hand, en brachten ze tot ons
251 Deu 1:27 | opdat Hij ons levere in de hand der Amorieten, om ons te
252 Deu 2:7 | gezegend in al het werk uwer hand; Hij kent uw wandelen door
253 Deu 2:15 | 15 Zo was ook de hand des HEEREN tegen hen, om
254 Deu 2:24 | Amoriet, en zijn land, in uw hand gegeven; begint te erven,
255 Deu 2:30 | hart, opdat Hij hem in uw hand gave, gelijk het is te dezen
256 Deu 3:2 | volk, en zijn land, in uw hand gegeven; en gij zult hem
257 Deu 3:3 | en al zijn volk, in onze hand, zodat wij hem sloegen,
258 Deu 3:8 | dier tijd het land uit de hand van de twee koningen der
259 Deu 3:24 | Uw grootheid en Uw sterke hand; want wat God is er in den
260 Deu 4:34 | strijd, en door een sterke hand, en door een uitgestrekten
261 Deu 5:15 | uitgeleid door een sterke hand en een uitgestrekten arm;
262 Deu 6:8 | tot een teken binden op uw hand, en zij zullen u tot voorhoofdspanselen
263 Deu 6:21 | heeft ons door een sterke hand uit Egypte uitgevoerd. ~
264 Deu 7:8 | de HEERE met een sterke hand uitgevoerd, en heeft u verlost
265 Deu 7:8 | uit het diensthuis, uit de hand van Farao, koning van Egypte. ~
266 Deu 7:19 | de wonderen, en de sterke hand, en den uitgestrekten arm,
267 Deu 7:24 | zal Hij hun koningen in uw hand geven, dat gij hun naam
268 Deu 8:17 | kracht, en de sterkte mijner hand heeft mij dit vermogen verkregen. ~
269 Deu 9:26 | uit Egypte door een sterke hand hebt uitgevoerd. ~
270 Deu 10:3 | twee tafelen waren in mijn hand. ~
271 Deu 11:2 | Zijn grootheid, Zijn sterke hand en Zijn uitgestrekten arm; ~
272 Deu 11:18 | bindt ze tot een teken op uw hand, dat zij tot voorhoofdspanselen
273 Deu 12:6 | tienden, en het hefoffer uwer hand, en uw geloften, en uw vrijwillige
274 Deu 12:7 | over alles, waaraan gij uw hand geslagen hebt, waarin u
275 Deu 12:11 | tienden, en het hefoffer uwer hand, en alle keur uwer geloften,
276 Deu 12:17 | noch het hefoffer uwer hand. ~
277 Deu 13:9 | zekerlijk doodslaan; uw hand zal eerst tegen hem zijn,
278 Deu 13:9 | hem te doden, en daarna de hand des gansen volks. ~
279 Deu 13:17 | van het verbannene aan uw hand kleven, opdat de HEERE Zich
280 Deu 14:25 | en bindt het geld in uw hand, en gaat naar de plaats,
281 Deu 14:29 | zegene in al het werk uwer hand, dat gij doen zult. ~
282 Deu 15:3 | uw broeder hebt, zal uw hand vrijlaten; ~
283 Deu 15:7 | niet verstijven, noch uw hand toesluiten voor uw broeder,
284 Deu 15:8 | 8 Maar gij zult hem uw hand mildelijk opendoen, en zult
285 Deu 15:10 | in alles, waaraan gij uw hand slaat. ~
286 Deu 15:11 | u, zeggende: Gij zult uw hand mildelijk opendoen aan uw
287 Deu 16:10 | vrijwillige schatting uwer hand zijn, dat gij geven zult,
288 Deu 16:17 | ieder, naar de gave zijner hand, naar den zegen des HEEREN,
289 Deu 17:7 | 7 De hand der getuigen zal eerst tegen
290 Deu 17:7 | hem te doden, en daarna de hand des gansen volks; zo zult
291 Deu 19:5 | hout te houwen, en zijn hand met de bijl wordt aangedreven,
292 Deu 19:12 | en zij zullen hem in de hand des bloedwrekers geven,
293 Deu 19:21 | oog om oog, tand om tand, hand om hand, voet om voet. ~ ~ ~
294 Deu 19:21 | oog, tand om tand, hand om hand, voet om voet. ~ ~ ~
295 Deu 20:13 | uw God, zal haar in uw hand geven; en gij zult alles,
296 Deu 21:10 | zal gegeven hebben in uw hand, dat gij hun gevangenen
297 Deu 23:20 | in alles, waaraan gij uw hand slaat, in het land, waar
298 Deu 23:25 | zult gij de aren met uw hand afplukken; maar de sikkel
299 Deu 24:1 | zal schrijven, en in haar hand geven, en ze laten gaan
300 Deu 24:3 | scheidbrief geschreven, en in haar hand gegeven, en haar uit zijn
301 Deu 25:11 | toetreedt, om haar man uit de hand desgenen, die hem slaat,
302 Deu 25:11 | slaat, te redden, en haar hand uitstrekt, en zijn schamelheid
303 Deu 25:12 | 12 Zo zult gij haar hand afhouwen, uw oog zal niet
304 Deu 26:4 | priester zal den korf van uw hand nemen, en hij zal dien voor
305 Deu 26:8 | Egypte, door een sterke hand, en door een uitgestrekten
306 Deu 28:8 | in alles, waaraan gij uw hand slaat; en Hij zal u zegenen
307 Deu 28:12 | zegenen al het werk uwer hand; en gij zult aan vele volken
308 Deu 28:20 | in alles, waaraan gij uw hand slaat, dat gij doen zult;
309 Deu 28:32 | zal in het vermogen uwer hand niet zijn. ~
310 Deu 30:9 | overvloeien in al het werk uwer hand, in de vrucht uws buiks,
311 Deu 32:27 | niet mochten zeggen: Onze hand is hoog geweest; de HEERE
312 Deu 32:36 | want Hij zal zien, dat de hand is weggegaan, en de beslotene
313 Deu 32:39 | is niemand, die uit Mijn hand redt!
314 Deu 32:40 | 40 Want Ik zal Mijn hand naar den hemel opheffen,
315 Deu 32:41 | glinsterend zwaard wette, en Mijn hand ten gerichte grijpt, zo
316 Deu 33:3 | zijn heiligen zijn in Uw hand; zij zullen in het midden
317 Deu 34:12 | 12 En in al die sterke hand, en in al die grote verschrikking,
318 Joz 1:7 | daarvan niet, ter rechter hand noch ter linkerhand, opdat
319 Joz 2:19 | op ons hoofd, indien een hand tegen hem zijn zal! ~
320 Joz 4:24 | alle volken der aarde de hand des HEEREN kennen zouden,
321 Joz 5:13 | uitgetogen zwaard in Zijn hand had. En Jozua ging tot Hem,
322 Joz 6:2 | strijdbare helden in uw hand gegeven. ~
323 Joz 7:7 | gaan, om ons te geven in de hand der Amorieten, om ons te
324 Joz 8:1 | stad, en zijn land in uw hand gegeven. ~
325 Joz 8:7 | HEERE, uw God, zal ze in uw hand geven. ~
326 Joz 8:18 | de spies uit, die in uw hand is, naar Ai, want Ik zal
327 Joz 8:18 | Ai, want Ik zal hen in uw hand geven. Toen strekte Jozua
328 Joz 8:18 | Jozua de spies, die in zijn hand was, naar de stad aan. ~
329 Joz 8:19 | liepen toe, met dat hij zijn hand uitgestrekt had, en kwamen
330 Joz 8:26 | 26 Jozua trok ook zijn hand niet terug, die hij met
331 Joz 9:25 | nu, zie, wij zijn in uw hand; doe, gelijk het goed en
332 Joz 9:26 | hij verloste hen van de hand der kinderen Israels, dat
333 Joz 10:8 | hen, want Ik heb ze in uw hand gegeven; niemand van hen
334 Joz 10:19 | uw God, heeft ze in uw hand gegeven. ~
335 Joz 10:30 | HEERE gaf dezelve ook in de hand van Israel, met haar koning;
336 Joz 10:32 | de HEERE gaf Lachis in de hand van Israel; en hij nam haar
337 Joz 11:8 | En de HEERE gaf hen in de hand van Israel, en zij sloegen
338 Joz 20:5 | zij den doodslager in zijn hand niet overgeven, dewijl hij
339 Joz 20:9 | hij niet sterve door de hand des bloedwrekers, totdat
340 Joz 22:17 | vijanden gaf de HEERE in hun hand. ~
341 Joz 23:31 | kinderen Israel verlost uit de hand des HEEREN. ~
342 Joz 24:6 | niet afwijkt ter rechter hand noch ter linkerhand; ~
343 Joz 25:8 | u; maar Ik gaf hen in uw hand, en gij bezat hun land erfelijk,
344 Joz 25:10 | en Ik verloste u uit zijn hand. ~
345 Joz 25:11 | doch Ik gaf hen in ulieder hand. ~
346 Ric 1:2 | Ik heb dat land in zijn hand gegeven. ~
347 Ric 1:4 | en de Ferezieten in hun hand; en zij sloegen hen bij
348 Ric 1:35 | en te Saalbim; maar de hand van het huis van Jozef werd
349 Ric 2:14 | Israel, en Hij gaf hen in de hand der rovers, die hen beroofden;
350 Ric 2:14 | en Hij verkocht hen in de hand hunner vijanden rondom;
351 Ric 2:15 | waarheen zij uittogen, was de hand des HEEREN tegen hen, ten
352 Ric 2:16 | die hen verlosten uit de hand dergenen, die hen beroofden; ~
353 Ric 2:18 | en verloste hen uit de hand hunner vijanden, al de dagen
354 Ric 2:23 | verdreef; die Hij in de hand van Jozua niet had overgegeven. ~ ~ ~
355 Ric 3:4 | Hij hun vaderen door de hand van Mozes geboden had. ~
356 Ric 3:8 | en Hij verkocht hen in de hand van Cuschan Rischataim,
357 Ric 3:10 | koning van Syrie, in zijn hand, dat zijn hand sterk werd
358 Ric 3:10 | in zijn hand, dat zijn hand sterk werd over Cuschan
359 Ric 3:15 | Israels zonden door zijn hand een geschenk aan Eglon,
360 Ric 3:28 | de Moabieten, in ulieder hand gegeven. En zij togen af,
361 Ric 3:30 | dien dage onder Israels hand ten ondergebracht; en het
362 Ric 4:2 | verkocht hen de HEERE in de hand van Jabin, koning der Kanaanieten,
363 Ric 4:7 | menigte; en Ik zal hem in uw hand geven? ~
364 Ric 4:9 | zal Sisera verkopen in de hand ener vrouw. Alzo maakte
365 Ric 4:14 | welken de HEERE Sisera in uw hand gegeven heeft; is de HEERE
366 Ric 4:21 | greep een hamer in haar hand, en ging stilletjes tot
367 Ric 4:24 | 24 En de hand der kinderen Israels ging
368 Ric 4:50 | 26 Haar hand sloeg zij aan den nagel,
369 Ric 5:1 | zo gaf hen de HEERE in de hand der Midianieten, zeven jaren. ~
370 Ric 5:2 | 2 Als nu de hand der Midianieten sterk werd
371 Ric 5:9 | Ik heb u verlost van de hand der Egyptenaren, en van
372 Ric 5:9 | der Egyptenaren, en van de hand van allen, die u drukten;
373 Ric 5:13 | heeft ons in der Midianieten hand gegeven. ~
374 Ric 5:14 | Israel uit der Midianieten hand verlossen; heb Ik u niet
375 Ric 5:21 | den staf uit, die in Zijn hand was, en roerde het vlees
376 Ric 5:36 | Indien Gij Israel door mijn hand zult verlossen, gelijk als
377 Ric 5:37 | dat Gij Israel door mijn hand zult verlossen, gelijk als
378 Ric 6:2 | Ik de Midianieten in hun hand zou geven; opdat zich Israel
379 Ric 6:2 | beroeme, zeggende: Mijn hand heeft mij verlost. ~
380 Ric 6:6 | getal dergenen, die met hun hand tot hun mond gelekt hadden,
381 Ric 6:7 | en de Midianieten in uw hand geven; daarom laat al dat
382 Ric 6:8 | nam den teerkost in hun hand, en hun bazuinen; en hij
383 Ric 6:9 | leger, want Ik heb het in uw hand gegeven. ~
384 Ric 6:14 | dit ganse leger in zijn hand gegeven. ~
385 Ric 6:15 | der Midianieten in ulieder hand gegeven. ~
386 Ric 6:16 | iegelijk een bazuin in zijn hand, en ledige kruiken, en fakkelen
387 Ric 6:19 | zij de kruiken, die in hun hand waren, in stukken. ~
388 Ric 7:3 | Midianieten, Oreb en Zeeb, in uw hand gegeven; wat heb ik dan
389 Ric 7:6 | en Tsalmuna alrede in uw hand, dat wij aan uw heir brood
390 Ric 7:7 | Zebah en Tsalmuna in mijn hand geeft, zo zal ik uw vlees
391 Ric 7:15 | en Tsalmuna alrede in uw hand, dat wij aan uw mannen,
392 Ric 7:22 | ons van der Midianieten hand verlost hebt. ~
393 Ric 7:34 | Die hen gered had van de hand van al hun vijanden van
394 Ric 8:17 | en u uit der Midianieten hand gered; ~
395 Ric 8:29 | Och, dat dit volk in mijn hand ware! ik zoude Abimelech
396 Ric 8:33 | zo doe hem, gelijk als uw hand vinden zal. ~
397 Ric 8:48 | Abimelech nam een bijl in zijn hand, en hieuw een tak van de
398 Ric 9:7 | en Hij verkocht hen in de hand der Filistijnen, en in de
399 Ric 9:7 | der Filistijnen, en in de hand der kinderen Ammons. ~
400 Ric 9:12 | Mij riept, alsdan uit hun hand verlost? ~
401 Ric 10:21 | Sihon met al zijn volk in de hand van Israel, dat zij hen
402 Ric 10:30 | Ammons ganselijk in mijn hand zult geven; ~
403 Ric 10:32 | de HEERE gaf hen in zijn hand. ~
404 Ric 11:2 | maar gij hebt mij uit hun hand niet verlost. ~
405 Ric 11:3 | stelde ik mijn ziel in mijn hand, en toog door tot de kinderen
406 Ric 11:3 | de HEERE gaf hen in mijn hand; waarom zijt gij dan te
407 Ric 12:1 | zo gaf de HEERE hen in de hand der Filistijnen veertig
408 Ric 12:5 | verlossen uit der Filistijnen hand. ~
409 Ric 12:23 | brandoffer en spijsoffer van onze hand niet aangenomen, noch ons
410 Ric 13:6 | en er was niets in zijn hand; doch hij gaf zijn vader
411 Ric 14:12 | om u over te geven in de hand der Filistijnen. Toen zeide
412 Ric 14:13 | binden, en u in hunlieder hand overgeven; doch wij zullen
413 Ric 14:15 | ezelskinnebakken, en hij strekte zijn hand uit, en nam het, en sloeg
414 Ric 14:17 | het kinnebakken uit zijn hand, en hij noemde dezelve plaats
415 Ric 14:18 | zeide: Gij hebt door de hand van Uw knecht dit grote
416 Ric 14:18 | sterven, en vallen in de hand dezer onbesnedenen? ~
417 Ric 15:18 | brachten dat geld in hun hand. ~
418 Ric 15:23 | onze vijand Simson in onze hand gegeven. ~
419 Ric 15:24 | Onze god heeft in onze hand gegeven onzen vijand, en
420 Ric 15:26 | den jongen, die hem bij de hand hield: Laat mij gaan, dat
421 Ric 16:3 | ganselijk geheiligd van mijn hand, voor mijn zoon, om een
422 Ric 16:5 | en terafim, en vulde de hand van een uit zijn zonen,
423 Ric 16:12 | 12 En Micha vulde de hand van den Leviet, dat hij
424 Ric 17:10 | want God heeft het in uw hand gegeven; een plaats, alwaar
425 Ric 17:19 | zeiden tot hem: Zwijg, leg uw hand op uw mond, en ga met ons,
426 Ric 19:28 | morgen zal Ik hem in uw hand geven. ~
427 Rut 1:13 | bitterder dan u; maar de hand des HEEREN is tegen mij
428 Rut 4:5 | het land aanvaardt van de hand van Naomi, zo zult gij het
429 Rut 4:9 | Machlon geweest is, van de hand van Naomi. ~
430 1Sa 2:13 | drietandigen krauwel in zijn hand; ~
431 1Sa 4:3 | zij ons verlosse van de hand onzer vijanden. ~
432 1Sa 4:8 | wie zal ons redden uit de hand van deze heerlijke goden?
433 1Sa 5:6 | 6 Doch de hand des HEEREN was zwaar over
434 1Sa 5:7 | ons niet blijve; want Zijn hand is hard over ons, en over
435 1Sa 5:9 | rondom gedragen, zo was de hand des HEEREN tegen die stad
436 1Sa 5:11 | in de ganse stad, en de hand Gods was er zeer zwaar. ~
437 1Sa 6:3 | bekend worden, waarom Zijn hand van u niet afwijkt. ~
438 1Sa 6:5 | misschien zal Hij Zijn hand verlichten van over ulieden,
439 1Sa 6:9 | zullen wij weten, dat Zijn hand ons niet geraakt heeft;
440 1Sa 6:12 | en weken noch ter rechter hand noch ter linkerhand; en
441 1Sa 7:3 | alleen, zo zal Hij u uit de hand der Filistijnen rukken. ~
442 1Sa 7:8 | Hij ons verlosse uit de hand der Filistijnen. ~
443 1Sa 7:13 | landpalen van Israel; want de hand des HEEREN was tegen de
444 1Sa 7:14 | derzelver landpale uit de hand der Filistijnen; en er was
445 1Sa 9:8 | Zie, er vindt zich in mijn hand het vierendeel eens zilveren
446 1Sa 9:16 | verlossen uit der Filistijnen hand, want Ik heb Mijn volk aangezien,
447 1Sa 10:4 | geven; die zult gij van hun hand nemen. ~
448 1Sa 10:7 | zullen komen, doe gij, wat uw hand vinden zal, want God zal
449 1Sa 10:18 | en Ik heb ulieden van de hand der Egyptenaren gered, en
450 1Sa 10:18 | Egyptenaren gered, en van de hand van alle koninkrijken, die
451 1Sa 11:7 | landpalen van Israel door de hand der boden, zeggende: Die
452 1Sa 12:3 | onderdrukt heb, en van wiens hand ik een geschenk genomen
453 1Sa 12:4 | en gij hebt van niemands hand iets genomen. ~
454 1Sa 12:5 | getuige, dat gij in mijn hand niets gevonden hebt! En
455 1Sa 12:9 | zo verkocht Hij hen in de hand van Sisera, den krijgsoverste,
456 1Sa 12:9 | krijgsoverste, te Hazor, en in de hand der Filistijnen, en in de
457 1Sa 12:9 | der Filistijnen, en in de hand van den koning der Moabieten,
458 1Sa 12:10 | hebben; en nu, ruk ons uit de hand onzer vijanden, en wij zullen
459 1Sa 12:11 | Samuel, en Hij rukte u uit de hand uwer vijanden rondom, alzo
460 1Sa 12:15 | wederspannig zijn, zo zal de hand des HEEREN, tegen u zijn,
461 1Sa 13:22 | spies gevonden werd in de hand van het ganse volk, dat
462 1Sa 14:10 | HEERE heeft hen in onze hand gegeven; en dit zal ons
463 1Sa 14:12 | heeft hen gegeven in de hand van Israel. ~
464 1Sa 14:19 | tot den priester: Haal uw hand in. ~
465 1Sa 14:26 | niemand raakte met zijn hand aan zijn mond, want het
466 1Sa 14:27 | den staf uit, die in zijn hand was, en hij doopte denzelven
467 1Sa 14:27 | honigraat; als hij nu zijn hand tot zijn mond wendde, zo
468 1Sa 14:34 | iegelijk zijn os met zijn hand, des nachts, en slachtte
469 1Sa 14:37 | Filistijnen na? Zult Gij ze in de hand van Israel overgeven? Doch
470 1Sa 14:43 | des stafs, dien ik in mijn hand had; zie hier ben ik, moet
471 1Sa 14:48 | hij redde Israel uit de hand desgenen, die hem beroofde. ~
472 1Sa 16:16 | op u is, dat hij met zijn hand spele, dat het beter met
473 1Sa 16:20 | en hij zond ze door de hand van zijn zoon David aan
474 1Sa 16:23 | en hij speelde met zijn hand; dat was voor Saul een verademing,
475 1Sa 17:22 | vaten van zich, onder de hand van den bewaarder der vaten,
476 1Sa 17:37 | De HEERE, Die mij van de hand des leeuws gered heeft,
477 1Sa 17:37 | leeuws gered heeft, en uit de hand des beers, Die zal mij redden
478 1Sa 17:37 | Die zal mij redden uit de hand van dezen Filistijn. Toen
479 1Sa 17:40 | hij nam zijn staf in zijn hand, en hij koos zich vijf gladde
480 1Sa 17:40 | zijn slinger was in zijn hand; alzo naderde hij tot den
481 1Sa 17:46 | HEERE u besluiten in mijn hand, en ik zal u slaan, en ik
482 1Sa 17:47 | Die zal ulieden in onze hand geven. ~
483 1Sa 17:49 | 49 En David stak zijn hand in de tas, en hij nam een
484 1Sa 17:50 | David had geen zwaard in de hand. ~
485 1Sa 17:57 | den Filistijn was in zijn hand. ~
486 1Sa 18:10 | speelde op snarenspel met zijn hand, als van dag tot dag; Saul
487 1Sa 18:10 | nu had een spies in zijn hand. ~
488 1Sa 18:17 | Want Saul zeide: Dat mijn hand niet tegen hem zij, maar
489 1Sa 18:17 | tegen hem zij, maar dat de hand der Filistijnen tegen hem
490 1Sa 18:21 | valstrik zij, en dat de hand der Filistijnen tegen hem
491 1Sa 18:25 | David te vellen door de hand der Filistijnen. ~
492 1Sa 19:3 | ik zal uitgaan, en aan de hand mijns vaders staan op het
493 1Sa 19:5 | heeft zijn ziel in zijn hand gezet, en hij heeft den
494 1Sa 19:9 | en zijn spies was in zijn hand; en David speelde op snarenspel
495 1Sa 19:9 | speelde op snarenspel met de hand; ~
496 1Sa 20:16 | het de HEERE eise van de hand der vijanden Davids! ~
497 1Sa 21:3 | En nu wat is er onder uw hand? Geef mij vijf broden in
498 1Sa 21:3 | mij vijf broden in mijn hand, of wat er gevonden wordt. ~
499 1Sa 21:4 | gemeen brood onder mijn hand; maar er is heilig brood,
500 1Sa 21:8 | Achimelech: Is hier onder uw hand geen spies of zwaard? Want
1-500 | 501-1000 | 1001-1430 |