Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
hananeel 4
hanani 11
hananja 30
hand 1430
handbomen 40
handbreed 4
handel 15
Frequency    [«  »]
1448 doen
1442 aangezicht
1434 gelijk
1430 hand
1413 bij
1397 alzo
1361 alle

Bijbel

IntraText - Concordances

hand

1-500 | 501-1000 | 1001-1430

     Book Chapter: Verse
1 Gen 3:22 | kwaad! Nu dan, dat hij zijn hand niet uitsteke, en neme ook 2 Gen 4:11 | uws broeders bloed van uw hand te ontvangen. ~ 3 Gen 8:9 | aarde; en hij stak zijn hand uit, en nam haar, en bracht 4 Gen 9:2 | der zee; zij zijn in uw hand overgegeven. ~ 5 Gen 9:5 | uwer zielen eisen; van de hand van alle gedierte zal Ik 6 Gen 9:5 | Ik het eisen; ook van de hand des mensen, van de hand 7 Gen 9:5 | hand des mensen, van de hand eens iegelijken zijns broeders 8 Gen 14:20 | God, Die uw vijanden in uw hand geleverd heeft! En hij gaf 9 Gen 14:22 | koning van Sodom: Ik heb mijn hand opgeheven tot den HEERE, 10 Gen 15:6 | uw dienstmaagd is in uw hand; doe haar, wat goed is in 11 Gen 15:12 | van een mens zijn; zijn hand zal tegen allen zijn, en 12 Gen 15:12 | tegen allen zijn, en de hand van allen tegen hem; en 13 Gen 18:10 | Doch die mannen staken hun hand uit, en deden Lot tot zich 14 Gen 18:16 | grepen dan die mannen zijn hand, en de hand zijner vrouw, 15 Gen 18:16 | mannen zijn hand, en de hand zijner vrouw, en de hand 16 Gen 18:16 | hand zijner vrouw, en de hand zijner twee dochteren, om 17 Gen 20:18 | en houd hem vast met uwe hand; want Ik zal hem tot een 18 Gen 20:30 | zeven ooilammeren van mijn hand nemen zult, opdat het mij 19 Gen 21:6 | vuur en het mes in zijn hand, en zij beiden gingen samen. ~ 20 Gen 21:10 | En Abraham strekte zijn hand uit, en nam het mes om zijn 21 Gen 21:12 | Toen zeide Hij: Strek uw hand niet uit aan den jongen, 22 Gen 23:2 | wat hij had: Leg toch uw hand onder mijn heup, ~ 23 Gen 23:9 | Toen legde de knecht zijn hand onder de heup van Abraham, 24 Gen 23:10 | zijns heren was in zijn hand; en hij maakte zich op, 25 Gen 23:18 | haar kruik neder op haar hand, en gaf hem te drinken. ~ 26 Gen 23:93 | zijn broeder uit, wiens hand Ezau's verzenen hield; daarom 27 Gen 25:17 | zij toegemaakt had, in de hand van Jakob, haar zoon. ~ 28 Gen 27:70 | en hij gaf dezelve in de hand zijner zonen. ~ 29 Gen 28:29 | ware in de macht mijner hand aan ulieden kwaad te doen; 30 Gen 28:39 | geboet; gij hebt het van mijn hand geeist, het ware des daags 31 Gen 29:11 | toch uit mijns broeders hand, uit Ezau's hand; want ik 32 Gen 29:11 | broeders hand, uit Ezau's hand; want ik vreze hem, dat 33 Gen 29:13 | hetgeen, dat hem in zijn hand kwam, een geschenk voor 34 Gen 29:16 | 16 En hij gaf die in de hand zijner knechten, elke kudde 35 Gen 30:10 | neem mijn geschenk van mijn hand; daarom, omdat ik uw aangezicht 36 Gen 30:19 | tent gespannen had, van de hand der zonen van Hemor, den 37 Gen 32:4 | vreemde goden, die in hun hand waren, en de oorsierselen, 38 Gen 34:21 | en verloste hem uit hun hand; en hij zeide: Laat ons 39 Gen 34:22 | woestijn is, en legt de hand niet aan hem; opdat hij 40 Gen 34:22 | hem; opdat hij hem uit hun hand verloste, om hem tot zijn 41 Gen 34:27 | Ismaelieten verkopen, en onze hand zij niet aan hem; want hij 42 Gen 35:18 | snoer en uw staf, die in uw hand is; hetwelk hij haar gaf, 43 Gen 35:20 | zond den geitenbok door de hand van zijn vriend, den Adullamiet, 44 Gen 35:20 | Adullamiet, om het pand uit de hand der vrouw te nemen; maar 45 Gen 35:28 | als zij baarde, dat een de hand uitgaf; en de vroedvrouw 46 Gen 35:28 | scharlaken draad om zijn hand, zeggende: Deze komt het 47 Gen 35:29 | geschiedde, als hij zijn hand weder intoog, ziet, zo kwam 48 Gen 35:30 | zijn broeder uit, om wiens hand de scharlaken draad was; 49 Gen 36:1 | Egyptisch man, kocht hem uit de hand der Ismaelieten, die hem 50 Gen 36:3 | wat hij deed, door zijn hand voorspoedig maakte; ~ 51 Gen 36:4 | hij had, gaf hij in zijn hand. ~ 52 Gen 36:6 | wat hij had, in Jozefs hand, zodat hij met hem van geen 53 Gen 36:8 | heeft, dat heeft hij in mijn hand gegeven. ~ 54 Gen 36:12 | liet zijn kleed in haar hand, en vluchtte, en ging uit 55 Gen 36:13 | dat hij zijn kleed in haar hand gelaten had, en naar buiten 56 Gen 36:22 | gevangenhuis waren, in Jozefs hand; en al wat zij daar deden, 57 Gen 36:23 | op geen ding, dat in zijn hand was, overmits dat de HEERE 58 Gen 36:34 | Farao's beker was in mijn hand; en ik nam die druiven, 59 Gen 36:34 | gaf den beker op Farao's hand. ~ 60 Gen 36:36 | zult Farao's beker in zijn hand geven, naar de vorige wijze, 61 Gen 36:44 | hij den beker op Farao's hand gaf. ~ 62 Gen 37:35 | koren opleggen, onder de hand van Farao, tot spijze in 63 Gen 37:40 | bevel zal al mijn volk de hand kussen; alleen dezen troon 64 Gen 37:42 | Farao nam zijn ring van zijn hand af, en deed hem aan Jozefs 65 Gen 37:42 | en deed hem aan Jozefs hand, en liet hem fijne linnen 66 Gen 37:44 | zonder u zal niemand zijn hand of zijn voet opheffen in 67 Gen 38:37 | wederbreng; geef hem in mijn hand, en ik zal hem weder tot 68 Gen 39:9 | voor hem zijn; van mijn hand zult gij hem eisen; indien 69 Gen 39:12 | neemt dubbel geld in uw hand; en brengt het geld, hetwelk 70 Gen 39:12 | wedergekeerd is, weder in uw hand; misschien is het een feil. ~ 71 Gen 39:15 | namen dubbel geld in hun hand, en Benjamin; en zij maakten 72 Gen 39:21 | hetzelve wedergebracht in onze hand. ~ 73 Gen 39:22 | hebben ook ander geld in onze hand afgebracht, om spijze te 74 Gen 39:26 | geschenk, hetwelk in hun hand was, in het huis, en zij 75 Gen 40:16 | zo wij, als hij, in wiens hand de beker gevonden is. ~ 76 Gen 40:17 | te doen! de man, in wiens hand de beker gevonden is, die 77 Gen 42:4 | optrekkende; en Jozef zal zijn hand op uw ogen leggen. ~ 78 Gen 43:29 | uw ogen, zo leg toch uw hand onder mijn heup, en doe 79 Gen 44:17 | ondervatte zijns vaders hand, om die van het hoofd van 80 Gen 44:22 | en met mijn boog, uit de hand der Amorieten genomen heb. ~ 81 Gen 45:8 | zullen uw broeders loven; uw hand zal zijn op den nek uwer 82 Exo 2:19 | heeft ons verlost uit de hand der herderen; en hij heeft 83 Exo 3:8 | dat Ik het verlosse uit de hand der Egyptenaren, en het 84 Exo 3:19 | ook niet door een sterke hand. ~ 85 Exo 3:20 | 20 Want Ik zal Mijn hand uitstrekken, en Egypte slaan 86 Exo 4:2 | tot hem: Wat is er in uw hand? En hij zeide: Een staf. ~ 87 Exo 4:4 | HEERE tot Mozes: Strek uw hand uit, en grijp haar bij haar 88 Exo 4:4 | staart! Toen strekte hij zijn hand uit, en vatte haar, en zij 89 Exo 4:4 | werd tot een staf in zijn hand. ~ 90 Exo 4:6 | verder tot hem: Steek nu uw hand in uw boezem. En hij stak 91 Exo 4:6 | boezem. En hij stak zijn hand in zijn boezem; daarna trok 92 Exo 4:6 | hij ze uit, en ziet, zijn hand was melaats, wit als sneeuw. ~ 93 Exo 4:7 | 7 En Hij zeide: Steek uw hand wederom in uw boezem. En 94 Exo 4:7 | boezem. En hij stak zijn hand wederom in zijn boezem; 95 Exo 4:13 | Heere! zend toch door de hand desgenen, dien Gij zoudt 96 Exo 4:17 | Neem dan dezen staf in uw hand, waarmede gij die tekenen 97 Exo 4:20 | nam den staf Gods in zijn hand. ~ 98 Exo 4:21 | voor Farao, die Ik in uw hand gesteld heb; doch Ik zal 99 Exo 5:24 | want door een machtige hand zal hij hen laten trekken, 100 Exo 5:24 | trekken, ja, door een machtige hand zal hij hen uit zijn land 101 Exo 6:7 | dat land, waarover Ik Mijn hand opgeheven heb, dat Ik het 102 Exo 7:4 | niet horen, en Ik zal Mijn hand aan Egypte leggen, en voeren 103 Exo 7:5 | HEERE ben, wanneer Ik Mijn hand over Egypte uitstrekke, 104 Exo 7:15 | geweest, zult gij in uw hand nemen. ~ 105 Exo 7:17 | dezen staf, die in mijn hand is, op het water, dat in 106 Exo 7:19 | Neem uw staf, en steek uw hand uit over de wateren der 107 Exo 8:5 | Zeg tot Aaron: Strek uw hand uit met uw staf, over de 108 Exo 8:6 | 6 En Aaron strekte zijn hand uit over de wateren van 109 Exo 8:17 | want Aaron strekte zijn hand uit met zijn staf, en sloeg 110 Exo 9:3 | 3 Zie, de hand des HEEREN zal zijn over 111 Exo 9:15 | 15 Want nu heb Ik Mijn hand uitgestrekt, opdat Ik u 112 Exo 9:22 | HEERE tot Mozes: Strek uw hand uit naar den hemel, en er 113 Exo 10:12 | HEERE tot Mozes: Strek uw hand uit over Egypteland, om 114 Exo 10:21 | HEERE tot Mozes: Strek uw hand uit naar den hemel, en er 115 Exo 10:22 | 22 Als Mozes zijn hand uitstrekte naar den hemel, 116 Exo 12:11 | voeten, en uw staf in uw hand; en gij zult het met haast 117 Exo 13:3 | heeft u door een sterke hand van hier uitgevoerd; daarom 118 Exo 13:9 | zijn tot een teken op uw hand, en tot een gedachtenis 119 Exo 13:9 | de HEERE door een sterke hand uit Egypte uitgevoerd heeft. ~ 120 Exo 13:14 | heeft ons door een sterke hand uit Egypte, uit het diensthuis, 121 Exo 13:16 | tot een teken zijn op uw hand, en tot voorhoofdspanselen 122 Exo 13:16 | HEERE heeft door een sterke hand ons uit Egypte uitgevoerd. ~ 123 Exo 14:8 | Israels waren door een hoge hand uitgegaan. ~ 124 Exo 14:16 | uw staf op, en strek uw hand uit over de zee, en klief 125 Exo 14:21 | 21 Toen Mozes zijn hand uitstrekte over de zee, 126 Exo 14:22 | een muur, aan hun rechter hand en aan hun linkerhand. ~ 127 Exo 14:26 | zeide tot Mozes: Strek uw hand uit over de zee, dat de 128 Exo 14:27 | Toen strekte Mozes zijn hand uit over de zee; en de zee 129 Exo 14:29 | een muur, aan hun rechter hand en aan hun linkerhand. ~ 130 Exo 14:30 | Israel aan dien dag uit de hand der Egyptenaren; en Israel 131 Exo 14:31 | Ook zag Israel de grote hand, die de HEERE aan de Egyptenaren 132 Exo 15:9 | zwaard uittrekken, mijn hand zal hen uitroeien. ~ 133 Exo 15:20 | nam een trommel in haar hand; en al de vrouwen gingen 134 Exo 16:3 | gestorven waren door de hand des HEEREN, toen wij bij 135 Exo 17:5 | Israel; en neem uw staf in uw hand, waarmede gij de rivier 136 Exo 17:9 | de staf Gods zal in mijn hand zijn. ~ 137 Exo 17:11 | geschiedde, terwijl Mozes zijn hand ophief, zo was Israel de 138 Exo 17:11 | sterkste; maar terwijl hij zijn hand nederliet, zo was Amalek 139 Exo 17:16 | En hij zeide: Dewijl de hand op den troon des HEEREN 140 Exo 18:9 | Hij het verlost had uit de hand der Egyptenaren. ~ 141 Exo 18:10 | ulieden verlost heeft uit de hand der Egyptenaren, en uit 142 Exo 18:10 | Egyptenaren, en uit Farao's hand; Die dit volk van onder 143 Exo 18:10 | Die dit volk van onder de hand der Egyptenaren verlost 144 Exo 19:13 | 13 Geen hand zal hem aanroeren, maar 145 Exo 21:13 | maar God heeft hem zijn hand doen ontmoeten, zo zal Ik 146 Exo 21:16 | heeft, of dat hij in zijn hand gevonden wordt, die zal 147 Exo 21:20 | slaat, dat hij onder zijn hand sterft, die zal zekerlijk 148 Exo 21:24 | voor oog, tand voor tand, hand voor hand, voet voor voet. ~ 149 Exo 21:24 | tand voor tand, hand voor hand, voet voor voet. ~ 150 Exo 22:4 | diefstal levend in zijn hand voorzeker gevonden wordt, 151 Exo 22:8 | worden, of hij niet zijn hand aan zijns naasten have gelegd 152 Exo 22:11 | beiden zijn, of hij niet zijn hand aan zijns naasten have geslagen 153 Exo 23:1 | gerucht opnemen; en stelt uw hand niet bij den goddeloze, 154 Exo 23:31 | inwoners van dat land in uw hand geven, dat gij hen voor 155 Exo 24:11 | 11 Doch Hij strekte Zijn hand niet tot de afgezonderden 156 Exo 25:25 | rondom daaraan maken, een hand breed; en gij zult een gouden 157 Exo 28:41 | zult hen zalven, en hun hand vullen, en hen heiligen, 158 Exo 29:9 | inzetting. Voorts zult gij de hand van Aaron vullen, en de 159 Exo 29:9 | van Aaron vullen, en de hand zijner zonen. ~ 160 Exo 29:25 | 25 Neem ze daarna van hun hand, en steek ze aan op het 161 Exo 29:29 | dezelve zalve, en dat men hun hand in dezelve vulle. ~ 162 Exo 29:33 | zal gedaan zijn, om hun hand te vullen, en om hen te 163 Exo 29:35 | zeven dagen zult gij hun hand vullen. ~ 164 Exo 32:4 | 4 En hij nam ze uit hun hand, en hij bewierp het met 165 Exo 32:11 | kracht, en met een sterke hand, uit Egypteland uitgevoerd 166 Exo 32:15 | tafelen der getuigenis in zijn hand; deze tafelen waren op haar 167 Exo 33:4 | 4 En hij nam ze uit hun hand, en hij bewierp het met 168 Exo 33:11 | kracht, en met een sterke hand, uit Egypteland uitgevoerd 169 Exo 33:15 | tafelen der getuigenis in zijn hand; deze tafelen waren op haar 170 Exo 34:22 | zetten; en Ik zal u met Mijn hand overdekken, totdat Ik zal 171 Exo 34:23 | 23 En wanneer Ik Mijn hand zal weggenomen hebben, zo 172 Exo 34:27 | twee stenen tafelen in zijn hand. ~ 173 Exo 34:52 | getuigenis nu waren in de hand van Mozes, als hij van den 174 Exo 35:29 | geboden had te maken door de hand van Mozes; dat brachten 175 Exo 37:12 | ook een lijst rondom, een hand breed; en hij maakte een 176 Exo 38:21 | dienste der Levieten, door de hand van Ithamar, de zoon van 177 Lev 1:4 | 4 En hij zal zijn hand op het hoofd des brandoffers 178 Lev 2:2 | een van welke daarvan zijn hand vol grijpen zal uit deszelfs 179 Lev 3:2 | 2 En hij zal zijn hand op het hoofd zijner offerande 180 Lev 3:8 | 8 En hij zal zijn hand op het hoofd zijner offerande 181 Lev 3:13 | 13 En hij zal zijn hand op haar hoofd leggen, en 182 Lev 4:4 | HEEREN; en hij zal zijn hand op het hoofd van dien var 183 Lev 4:24 | 24 En hij zal zijn hand op het hoofd van den bok 184 Lev 4:29 | 29 En hij zal zijn hand op het hoofd des zondoffers 185 Lev 4:33 | 33 En hij zal zijn hand op het hoofd des zondoffers 186 Lev 5:7 | 7 Maar indien zijn hand zoveel niet bereiken kan, 187 Lev 5:11 | 11 Maar indien zijn hand niet bereiken kan aan twee 188 Lev 5:12 | priester zal daarvan zijn hand vol, der gedachtenis deszelven, 189 Lev 6:2 | bewaring gegeven, of ter hand gesteld was, of van roof, 190 Lev 6:15 | zal daarvan opnemen zijn hand vol, uit de meelbloem des 191 Lev 9:17 | toebrengen, en vulde daarvan zijn hand, en stak het aan op het 192 Lev 12:8 | 8Maar indien haar hand niet genoeg voor een lam 193 Lev 14:17 | van die olie, die in zijn hand zal zijn, zal de priester 194 Lev 14:18 | van die olie, die in de hand des priesters geweest is, 195 Lev 14:21 | indien hij arm is, en zijn hand dat niet bereikt, zo zal 196 Lev 14:22 | twee jonge duiven, die zijn hand bereiken zal, welker ene 197 Lev 14:28 | van de olie, die op zijn hand is, doen aan het lapje van 198 Lev 14:29 | overgeblevene van de olie, die in de hand des priesters is, zal hij 199 Lev 14:30 | bereiden, van hetgeen zijn hand bereikt zal hebben. ~ 200 Lev 14:31 | 31 Van hetgeen zijn hand bereikt zal hebben, zal 201 Lev 14:32 | melaatsheid zal zijn, wiens hand in zijn reiniging dat niet 202 Lev 16:21 | leggen, en zal hem door de hand eens mans, die voorhanden 203 Lev 16:32 | dien men gezalfd, en wiens hand men gevuld zal hebben, om 204 Lev 21:10 | zalfolie gegoten is, en wiens hand men gevuld heeft, om die 205 Lev 21:19 | voets, of een breuk der hand zal zijn; ~ 206 Lev 22:25 | 25 Gij zult ook uit de hand des vreemden van al deze 207 Lev 24:14 | veilbaars verkopen, of uit de hand uws naasten kopen zult, 208 Lev 24:26 | losser zal hebben, maar zijn hand bekomen en hij gevonden 209 Lev 24:28 | 28 Maar indien zijn hand niet gevonden heeft, wat 210 Lev 24:28 | verkochte goed zijn in de hand van deszelfs koper tot het 211 Lev 24:35 | zal verarmd zijn, en zijn hand bij u wankelen zal, zo zult 212 Lev 24:47 | 47 En wanneer de hand eens vreemdelings en bijwoners, 213 Lev 24:49 | hem lossen; of heeft zijn hand wat bekomen, dat hij zichzelven 214 Lev 25:25 | zenden, en gij zult in de hand des vijands overgegeven 215 Lev 25:46 | den berg Sinai, door de hand van Mozes. ~ 216 Lev 26:8 | hem schatte; naar dat de hand desgenen, die de gelofte 217 Num 3:3 | die gezalfd waren, welker hand men gevuld had, om het priesterambt 218 Num 4:28 | wacht zal zijn onder de hand van Ithamar, den zoon van 219 Num 4:33 | der samenkomst, onder de hand van Ithamar, den zoon van 220 Num 4:37 | bevel des HEEREN, door de hand van Mozes. ~ 221 Num 4:45 | bevel des HEEREN, door de hand van Mozes. ~ 222 Num 4:49 | bevel des HEEREN, door de hand van Mozes, een ieder naar 223 Num 5:18 | ijveringen is; en in de hand des priesters zal dat bitter 224 Num 5:25 | En de priester zal uit de hand van die vrouw het spijsoffer 225 Num 6:21 | hebben, behalve wat zijn hand bekomen zal; naar zijn gelofte, 226 Num 7:8 | naar hun dienst; onder de hand van Ithamar, den zoon van 227 Num 9:23 | mond des HEEREN, door de hand van Mozes. ~  ~ 228 Num 10:13 | mond des HEEREN, door de hand van Mozes. ~ 229 Num 11:23 | Mozes: Zou dan des HEEREN hand verkort zijn? Gij zult nu 230 Num 14:30 | komt, over hetwelk Ik Mijn hand opgeheven heb, dat Ik u 231 Num 15:23 | wat u de HEERE door de hand van Mozes geboden heeft; 232 Num 15:30 | zal hebben met opgeheven hand, hetzij van inboorlingen 233 Num 20:11 | 11 Toen hief Mozes zijn hand op, en hij sloeg de steenrots 234 Num 20:20 | volk, en met een sterke hand. ~ 235 Num 21:2 | dit volk geheel in mijn hand geeft, zo zal ik hun steden 236 Num 21:26 | had al zijn land uit zijn hand genomen, tot aan de Arnon. ~ 237 Num 21:34 | niet; want Ik heb hem in uw hand gegeven, en al zijn volk, 238 Num 22:7 | der waarzeggingen in hun hand; alzo kwamen zij tot Bileam, 239 Num 22:23 | uitgetrokken zwaard in Zijn hand; daarom week de ezelin uit 240 Num 22:29 | of ik een zwaard in mijn hand had! want ik zoude u nu 241 Num 22:31 | uitgetrokken zwaard in Zijn hand; daarom neigde hij het hoofd 242 Num 25:7 | en nam een spies in zijn hand; ~ 243 Num 27:18 | wien de Geest is; en leg uw hand op hem; ~ 244 Num 31:6 | trompetten des geklanks in zijn hand. ~ 245 Num 31:49 | krijgslieden, die onder onze hand geweest zijn; en uit ons 246 Num 32:1 | naar hun heiren, door de hand van Mozes en Aaron. ~ 247 Num 32:3 | Israels uit door een hoge hand, voor de ogen van alle Egyptenaren; ~ 248 Num 34:21 | door vijandschap met zijn hand geslagen heeft, dat hij 249 Num 34:25 | doodslager redden uit den hand des bloedwrekers, en de 250 Deu 1:25 | vrucht des lands in hun hand, en brachten ze tot ons 251 Deu 1:27 | opdat Hij ons levere in de hand der Amorieten, om ons te 252 Deu 2:7 | gezegend in al het werk uwer hand; Hij kent uw wandelen door 253 Deu 2:15 | 15 Zo was ook de hand des HEEREN tegen hen, om 254 Deu 2:24 | Amoriet, en zijn land, in uw hand gegeven; begint te erven, 255 Deu 2:30 | hart, opdat Hij hem in uw hand gave, gelijk het is te dezen 256 Deu 3:2 | volk, en zijn land, in uw hand gegeven; en gij zult hem 257 Deu 3:3 | en al zijn volk, in onze hand, zodat wij hem sloegen, 258 Deu 3:8 | dier tijd het land uit de hand van de twee koningen der 259 Deu 3:24 | Uw grootheid en Uw sterke hand; want wat God is er in den 260 Deu 4:34 | strijd, en door een sterke hand, en door een uitgestrekten 261 Deu 5:15 | uitgeleid door een sterke hand en een uitgestrekten arm; 262 Deu 6:8 | tot een teken binden op uw hand, en zij zullen u tot voorhoofdspanselen 263 Deu 6:21 | heeft ons door een sterke hand uit Egypte uitgevoerd. ~ 264 Deu 7:8 | de HEERE met een sterke hand uitgevoerd, en heeft u verlost 265 Deu 7:8 | uit het diensthuis, uit de hand van Farao, koning van Egypte. ~ 266 Deu 7:19 | de wonderen, en de sterke hand, en den uitgestrekten arm, 267 Deu 7:24 | zal Hij hun koningen in uw hand geven, dat gij hun naam 268 Deu 8:17 | kracht, en de sterkte mijner hand heeft mij dit vermogen verkregen. ~ 269 Deu 9:26 | uit Egypte door een sterke hand hebt uitgevoerd. ~ 270 Deu 10:3 | twee tafelen waren in mijn hand. ~ 271 Deu 11:2 | Zijn grootheid, Zijn sterke hand en Zijn uitgestrekten arm; ~ 272 Deu 11:18 | bindt ze tot een teken op uw hand, dat zij tot voorhoofdspanselen 273 Deu 12:6 | tienden, en het hefoffer uwer hand, en uw geloften, en uw vrijwillige 274 Deu 12:7 | over alles, waaraan gij uw hand geslagen hebt, waarin u 275 Deu 12:11 | tienden, en het hefoffer uwer hand, en alle keur uwer geloften, 276 Deu 12:17 | noch het hefoffer uwer hand. ~ 277 Deu 13:9 | zekerlijk doodslaan; uw hand zal eerst tegen hem zijn, 278 Deu 13:9 | hem te doden, en daarna de hand des gansen volks. ~ 279 Deu 13:17 | van het verbannene aan uw hand kleven, opdat de HEERE Zich 280 Deu 14:25 | en bindt het geld in uw hand, en gaat naar de plaats, 281 Deu 14:29 | zegene in al het werk uwer hand, dat gij doen zult. ~ 282 Deu 15:3 | uw broeder hebt, zal uw hand vrijlaten; ~ 283 Deu 15:7 | niet verstijven, noch uw hand toesluiten voor uw broeder, 284 Deu 15:8 | 8 Maar gij zult hem uw hand mildelijk opendoen, en zult 285 Deu 15:10 | in alles, waaraan gij uw hand slaat. ~ 286 Deu 15:11 | u, zeggende: Gij zult uw hand mildelijk opendoen aan uw 287 Deu 16:10 | vrijwillige schatting uwer hand zijn, dat gij geven zult, 288 Deu 16:17 | ieder, naar de gave zijner hand, naar den zegen des HEEREN, 289 Deu 17:7 | 7 De hand der getuigen zal eerst tegen 290 Deu 17:7 | hem te doden, en daarna de hand des gansen volks; zo zult 291 Deu 19:5 | hout te houwen, en zijn hand met de bijl wordt aangedreven, 292 Deu 19:12 | en zij zullen hem in de hand des bloedwrekers geven, 293 Deu 19:21 | oog om oog, tand om tand, hand om hand, voet om voet. ~  ~  ~ 294 Deu 19:21 | oog, tand om tand, hand om hand, voet om voet. ~  ~  ~ 295 Deu 20:13 | uw God, zal haar in uw hand geven; en gij zult alles, 296 Deu 21:10 | zal gegeven hebben in uw hand, dat gij hun gevangenen 297 Deu 23:20 | in alles, waaraan gij uw hand slaat, in het land, waar 298 Deu 23:25 | zult gij de aren met uw hand afplukken; maar de sikkel 299 Deu 24:1 | zal schrijven, en in haar hand geven, en ze laten gaan 300 Deu 24:3 | scheidbrief geschreven, en in haar hand gegeven, en haar uit zijn 301 Deu 25:11 | toetreedt, om haar man uit de hand desgenen, die hem slaat, 302 Deu 25:11 | slaat, te redden, en haar hand uitstrekt, en zijn schamelheid 303 Deu 25:12 | 12 Zo zult gij haar hand afhouwen, uw oog zal niet 304 Deu 26:4 | priester zal den korf van uw hand nemen, en hij zal dien voor 305 Deu 26:8 | Egypte, door een sterke hand, en door een uitgestrekten 306 Deu 28:8 | in alles, waaraan gij uw hand slaat; en Hij zal u zegenen 307 Deu 28:12 | zegenen al het werk uwer hand; en gij zult aan vele volken 308 Deu 28:20 | in alles, waaraan gij uw hand slaat, dat gij doen zult; 309 Deu 28:32 | zal in het vermogen uwer hand niet zijn. ~ 310 Deu 30:9 | overvloeien in al het werk uwer hand, in de vrucht uws buiks, 311 Deu 32:27 | niet mochten zeggen: Onze hand is hoog geweest; de HEERE 312 Deu 32:36 | want Hij zal zien, dat de hand is weggegaan, en de beslotene 313 Deu 32:39 | is niemand, die uit Mijn hand redt! 314 Deu 32:40 | 40 Want Ik zal Mijn hand naar den hemel opheffen, 315 Deu 32:41 | glinsterend zwaard wette, en Mijn hand ten gerichte grijpt, zo 316 Deu 33:3 | zijn heiligen zijn in Uw hand; zij zullen in het midden 317 Deu 34:12 | 12 En in al die sterke hand, en in al die grote verschrikking, 318 Joz 1:7 | daarvan niet, ter rechter hand noch ter linkerhand, opdat 319 Joz 2:19 | op ons hoofd, indien een hand tegen hem zijn zal! ~ 320 Joz 4:24 | alle volken der aarde de hand des HEEREN kennen zouden, 321 Joz 5:13 | uitgetogen zwaard in Zijn hand had. En Jozua ging tot Hem, 322 Joz 6:2 | strijdbare helden in uw hand gegeven. ~ 323 Joz 7:7 | gaan, om ons te geven in de hand der Amorieten, om ons te 324 Joz 8:1 | stad, en zijn land in uw hand gegeven. ~ 325 Joz 8:7 | HEERE, uw God, zal ze in uw hand geven. ~ 326 Joz 8:18 | de spies uit, die in uw hand is, naar Ai, want Ik zal 327 Joz 8:18 | Ai, want Ik zal hen in uw hand geven. Toen strekte Jozua 328 Joz 8:18 | Jozua de spies, die in zijn hand was, naar de stad aan. ~ 329 Joz 8:19 | liepen toe, met dat hij zijn hand uitgestrekt had, en kwamen 330 Joz 8:26 | 26 Jozua trok ook zijn hand niet terug, die hij met 331 Joz 9:25 | nu, zie, wij zijn in uw hand; doe, gelijk het goed en 332 Joz 9:26 | hij verloste hen van de hand der kinderen Israels, dat 333 Joz 10:8 | hen, want Ik heb ze in uw hand gegeven; niemand van hen 334 Joz 10:19 | uw God, heeft ze in uw hand gegeven. ~ 335 Joz 10:30 | HEERE gaf dezelve ook in de hand van Israel, met haar koning; 336 Joz 10:32 | de HEERE gaf Lachis in de hand van Israel; en hij nam haar 337 Joz 11:8 | En de HEERE gaf hen in de hand van Israel, en zij sloegen 338 Joz 20:5 | zij den doodslager in zijn hand niet overgeven, dewijl hij 339 Joz 20:9 | hij niet sterve door de hand des bloedwrekers, totdat 340 Joz 22:17 | vijanden gaf de HEERE in hun hand. ~ 341 Joz 23:31 | kinderen Israel verlost uit de hand des HEEREN. ~ 342 Joz 24:6 | niet afwijkt ter rechter hand noch ter linkerhand; ~ 343 Joz 25:8 | u; maar Ik gaf hen in uw hand, en gij bezat hun land erfelijk, 344 Joz 25:10 | en Ik verloste u uit zijn hand. ~ 345 Joz 25:11 | doch Ik gaf hen in ulieder hand. ~ 346 Ric 1:2 | Ik heb dat land in zijn hand gegeven. ~ 347 Ric 1:4 | en de Ferezieten in hun hand; en zij sloegen hen bij 348 Ric 1:35 | en te Saalbim; maar de hand van het huis van Jozef werd 349 Ric 2:14 | Israel, en Hij gaf hen in de hand der rovers, die hen beroofden; 350 Ric 2:14 | en Hij verkocht hen in de hand hunner vijanden rondom; 351 Ric 2:15 | waarheen zij uittogen, was de hand des HEEREN tegen hen, ten 352 Ric 2:16 | die hen verlosten uit de hand dergenen, die hen beroofden; ~ 353 Ric 2:18 | en verloste hen uit de hand hunner vijanden, al de dagen 354 Ric 2:23 | verdreef; die Hij in de hand van Jozua niet had overgegeven. ~  ~  ~  355 Ric 3:4 | Hij hun vaderen door de hand van Mozes geboden had. ~ 356 Ric 3:8 | en Hij verkocht hen in de hand van Cuschan Rischataim, 357 Ric 3:10 | koning van Syrie, in zijn hand, dat zijn hand sterk werd 358 Ric 3:10 | in zijn hand, dat zijn hand sterk werd over Cuschan 359 Ric 3:15 | Israels zonden door zijn hand een geschenk aan Eglon, 360 Ric 3:28 | de Moabieten, in ulieder hand gegeven. En zij togen af, 361 Ric 3:30 | dien dage onder Israels hand ten ondergebracht; en het 362 Ric 4:2 | verkocht hen de HEERE in de hand van Jabin, koning der Kanaanieten, 363 Ric 4:7 | menigte; en Ik zal hem in uw hand geven? ~ 364 Ric 4:9 | zal Sisera verkopen in de hand ener vrouw. Alzo maakte 365 Ric 4:14 | welken de HEERE Sisera in uw hand gegeven heeft; is de HEERE 366 Ric 4:21 | greep een hamer in haar hand, en ging stilletjes tot 367 Ric 4:24 | 24 En de hand der kinderen Israels ging 368 Ric 4:50 | 26 Haar hand sloeg zij aan den nagel, 369 Ric 5:1 | zo gaf hen de HEERE in de hand der Midianieten, zeven jaren. ~ 370 Ric 5:2 | 2 Als nu de hand der Midianieten sterk werd 371 Ric 5:9 | Ik heb u verlost van de hand der Egyptenaren, en van 372 Ric 5:9 | der Egyptenaren, en van de hand van allen, die u drukten; 373 Ric 5:13 | heeft ons in der Midianieten hand gegeven. ~ 374 Ric 5:14 | Israel uit der Midianieten hand verlossen; heb Ik u niet 375 Ric 5:21 | den staf uit, die in Zijn hand was, en roerde het vlees 376 Ric 5:36 | Indien Gij Israel door mijn hand zult verlossen, gelijk als 377 Ric 5:37 | dat Gij Israel door mijn hand zult verlossen, gelijk als 378 Ric 6:2 | Ik de Midianieten in hun hand zou geven; opdat zich Israel 379 Ric 6:2 | beroeme, zeggende: Mijn hand heeft mij verlost. ~ 380 Ric 6:6 | getal dergenen, die met hun hand tot hun mond gelekt hadden, 381 Ric 6:7 | en de Midianieten in uw hand geven; daarom laat al dat 382 Ric 6:8 | nam den teerkost in hun hand, en hun bazuinen; en hij 383 Ric 6:9 | leger, want Ik heb het in uw hand gegeven. ~ 384 Ric 6:14 | dit ganse leger in zijn hand gegeven. ~ 385 Ric 6:15 | der Midianieten in ulieder hand gegeven. ~ 386 Ric 6:16 | iegelijk een bazuin in zijn hand, en ledige kruiken, en fakkelen 387 Ric 6:19 | zij de kruiken, die in hun hand waren, in stukken. ~ 388 Ric 7:3 | Midianieten, Oreb en Zeeb, in uw hand gegeven; wat heb ik dan 389 Ric 7:6 | en Tsalmuna alrede in uw hand, dat wij aan uw heir brood 390 Ric 7:7 | Zebah en Tsalmuna in mijn hand geeft, zo zal ik uw vlees 391 Ric 7:15 | en Tsalmuna alrede in uw hand, dat wij aan uw mannen, 392 Ric 7:22 | ons van der Midianieten hand verlost hebt. ~ 393 Ric 7:34 | Die hen gered had van de hand van al hun vijanden van 394 Ric 8:17 | en u uit der Midianieten hand gered; ~ 395 Ric 8:29 | Och, dat dit volk in mijn hand ware! ik zoude Abimelech 396 Ric 8:33 | zo doe hem, gelijk als uw hand vinden zal. ~ 397 Ric 8:48 | Abimelech nam een bijl in zijn hand, en hieuw een tak van de 398 Ric 9:7 | en Hij verkocht hen in de hand der Filistijnen, en in de 399 Ric 9:7 | der Filistijnen, en in de hand der kinderen Ammons. ~ 400 Ric 9:12 | Mij riept, alsdan uit hun hand verlost? ~ 401 Ric 10:21 | Sihon met al zijn volk in de hand van Israel, dat zij hen 402 Ric 10:30 | Ammons ganselijk in mijn hand zult geven; ~ 403 Ric 10:32 | de HEERE gaf hen in zijn hand. ~ 404 Ric 11:2 | maar gij hebt mij uit hun hand niet verlost. ~ 405 Ric 11:3 | stelde ik mijn ziel in mijn hand, en toog door tot de kinderen 406 Ric 11:3 | de HEERE gaf hen in mijn hand; waarom zijt gij dan te 407 Ric 12:1 | zo gaf de HEERE hen in de hand der Filistijnen veertig 408 Ric 12:5 | verlossen uit der Filistijnen hand. ~ 409 Ric 12:23 | brandoffer en spijsoffer van onze hand niet aangenomen, noch ons 410 Ric 13:6 | en er was niets in zijn hand; doch hij gaf zijn vader 411 Ric 14:12 | om u over te geven in de hand der Filistijnen. Toen zeide 412 Ric 14:13 | binden, en u in hunlieder hand overgeven; doch wij zullen 413 Ric 14:15 | ezelskinnebakken, en hij strekte zijn hand uit, en nam het, en sloeg 414 Ric 14:17 | het kinnebakken uit zijn hand, en hij noemde dezelve plaats 415 Ric 14:18 | zeide: Gij hebt door de hand van Uw knecht dit grote 416 Ric 14:18 | sterven, en vallen in de hand dezer onbesnedenen? ~ 417 Ric 15:18 | brachten dat geld in hun hand. ~ 418 Ric 15:23 | onze vijand Simson in onze hand gegeven. ~ 419 Ric 15:24 | Onze god heeft in onze hand gegeven onzen vijand, en 420 Ric 15:26 | den jongen, die hem bij de hand hield: Laat mij gaan, dat 421 Ric 16:3 | ganselijk geheiligd van mijn hand, voor mijn zoon, om een 422 Ric 16:5 | en terafim, en vulde de hand van een uit zijn zonen, 423 Ric 16:12 | 12 En Micha vulde de hand van den Leviet, dat hij 424 Ric 17:10 | want God heeft het in uw hand gegeven; een plaats, alwaar 425 Ric 17:19 | zeiden tot hem: Zwijg, leg uw hand op uw mond, en ga met ons, 426 Ric 19:28 | morgen zal Ik hem in uw hand geven. ~ 427 Rut 1:13 | bitterder dan u; maar de hand des HEEREN is tegen mij 428 Rut 4:5 | het land aanvaardt van de hand van Naomi, zo zult gij het 429 Rut 4:9 | Machlon geweest is, van de hand van Naomi. ~ 430 1Sa 2:13 | drietandigen krauwel in zijn hand; ~ 431 1Sa 4:3 | zij ons verlosse van de hand onzer vijanden. ~ 432 1Sa 4:8 | wie zal ons redden uit de hand van deze heerlijke goden? 433 1Sa 5:6 | 6 Doch de hand des HEEREN was zwaar over 434 1Sa 5:7 | ons niet blijve; want Zijn hand is hard over ons, en over 435 1Sa 5:9 | rondom gedragen, zo was de hand des HEEREN tegen die stad 436 1Sa 5:11 | in de ganse stad, en de hand Gods was er zeer zwaar. ~ 437 1Sa 6:3 | bekend worden, waarom Zijn hand van u niet afwijkt. ~ 438 1Sa 6:5 | misschien zal Hij Zijn hand verlichten van over ulieden, 439 1Sa 6:9 | zullen wij weten, dat Zijn hand ons niet geraakt heeft; 440 1Sa 6:12 | en weken noch ter rechter hand noch ter linkerhand; en 441 1Sa 7:3 | alleen, zo zal Hij u uit de hand der Filistijnen rukken. ~ 442 1Sa 7:8 | Hij ons verlosse uit de hand der Filistijnen. ~ 443 1Sa 7:13 | landpalen van Israel; want de hand des HEEREN was tegen de 444 1Sa 7:14 | derzelver landpale uit de hand der Filistijnen; en er was 445 1Sa 9:8 | Zie, er vindt zich in mijn hand het vierendeel eens zilveren 446 1Sa 9:16 | verlossen uit der Filistijnen hand, want Ik heb Mijn volk aangezien, 447 1Sa 10:4 | geven; die zult gij van hun hand nemen. ~ 448 1Sa 10:7 | zullen komen, doe gij, wat uw hand vinden zal, want God zal 449 1Sa 10:18 | en Ik heb ulieden van de hand der Egyptenaren gered, en 450 1Sa 10:18 | Egyptenaren gered, en van de hand van alle koninkrijken, die 451 1Sa 11:7 | landpalen van Israel door de hand der boden, zeggende: Die 452 1Sa 12:3 | onderdrukt heb, en van wiens hand ik een geschenk genomen 453 1Sa 12:4 | en gij hebt van niemands hand iets genomen. ~ 454 1Sa 12:5 | getuige, dat gij in mijn hand niets gevonden hebt! En 455 1Sa 12:9 | zo verkocht Hij hen in de hand van Sisera, den krijgsoverste, 456 1Sa 12:9 | krijgsoverste, te Hazor, en in de hand der Filistijnen, en in de 457 1Sa 12:9 | der Filistijnen, en in de hand van den koning der Moabieten, 458 1Sa 12:10 | hebben; en nu, ruk ons uit de hand onzer vijanden, en wij zullen 459 1Sa 12:11 | Samuel, en Hij rukte u uit de hand uwer vijanden rondom, alzo 460 1Sa 12:15 | wederspannig zijn, zo zal de hand des HEEREN, tegen u zijn, 461 1Sa 13:22 | spies gevonden werd in de hand van het ganse volk, dat 462 1Sa 14:10 | HEERE heeft hen in onze hand gegeven; en dit zal ons 463 1Sa 14:12 | heeft hen gegeven in de hand van Israel. ~ 464 1Sa 14:19 | tot den priester: Haal uw hand in. ~ 465 1Sa 14:26 | niemand raakte met zijn hand aan zijn mond, want het 466 1Sa 14:27 | den staf uit, die in zijn hand was, en hij doopte denzelven 467 1Sa 14:27 | honigraat; als hij nu zijn hand tot zijn mond wendde, zo 468 1Sa 14:34 | iegelijk zijn os met zijn hand, des nachts, en slachtte 469 1Sa 14:37 | Filistijnen na? Zult Gij ze in de hand van Israel overgeven? Doch 470 1Sa 14:43 | des stafs, dien ik in mijn hand had; zie hier ben ik, moet 471 1Sa 14:48 | hij redde Israel uit de hand desgenen, die hem beroofde. ~ 472 1Sa 16:16 | op u is, dat hij met zijn hand spele, dat het beter met 473 1Sa 16:20 | en hij zond ze door de hand van zijn zoon David aan 474 1Sa 16:23 | en hij speelde met zijn hand; dat was voor Saul een verademing, 475 1Sa 17:22 | vaten van zich, onder de hand van den bewaarder der vaten, 476 1Sa 17:37 | De HEERE, Die mij van de hand des leeuws gered heeft, 477 1Sa 17:37 | leeuws gered heeft, en uit de hand des beers, Die zal mij redden 478 1Sa 17:37 | Die zal mij redden uit de hand van dezen Filistijn. Toen 479 1Sa 17:40 | hij nam zijn staf in zijn hand, en hij koos zich vijf gladde 480 1Sa 17:40 | zijn slinger was in zijn hand; alzo naderde hij tot den 481 1Sa 17:46 | HEERE u besluiten in mijn hand, en ik zal u slaan, en ik 482 1Sa 17:47 | Die zal ulieden in onze hand geven. ~ 483 1Sa 17:49 | 49 En David stak zijn hand in de tas, en hij nam een 484 1Sa 17:50 | David had geen zwaard in de hand. ~ 485 1Sa 17:57 | den Filistijn was in zijn hand. ~ 486 1Sa 18:10 | speelde op snarenspel met zijn hand, als van dag tot dag; Saul 487 1Sa 18:10 | nu had een spies in zijn hand. ~ 488 1Sa 18:17 | Want Saul zeide: Dat mijn hand niet tegen hem zij, maar 489 1Sa 18:17 | tegen hem zij, maar dat de hand der Filistijnen tegen hem 490 1Sa 18:21 | valstrik zij, en dat de hand der Filistijnen tegen hem 491 1Sa 18:25 | David te vellen door de hand der Filistijnen. ~ 492 1Sa 19:3 | ik zal uitgaan, en aan de hand mijns vaders staan op het 493 1Sa 19:5 | heeft zijn ziel in zijn hand gezet, en hij heeft den 494 1Sa 19:9 | en zijn spies was in zijn hand; en David speelde op snarenspel 495 1Sa 19:9 | speelde op snarenspel met de hand; ~ 496 1Sa 20:16 | het de HEERE eise van de hand der vijanden Davids! ~ 497 1Sa 21:3 | En nu wat is er onder uw hand? Geef mij vijf broden in 498 1Sa 21:3 | mij vijf broden in mijn hand, of wat er gevonden wordt. ~ 499 1Sa 21:4 | gemeen brood onder mijn hand; maar er is heilig brood, 500 1Sa 21:8 | Achimelech: Is hier onder uw hand geen spies of zwaard? Want


1-500 | 501-1000 | 1001-1430

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License