1-500 | 501-1000 | 1001-1430
Book Chapter: Verse
501 1Sa 21:8 | ook mijn wapenen in mijn hand genomen, dewijl de zaak
502 1Sa 22:6 | hij had zijn spies in zijn hand, en al zijn knechten stonden
503 1Sa 22:17 | priesters des HEEREN, omdat hun hand ook met David is, en omdat
504 1Sa 22:17 | knechten des konings wilden hun hand niet uitsteken, om op de
505 1Sa 23:4 | geef de Filistijnen in uw hand. ~
506 1Sa 23:6 | afkwam met den efod in zijn hand. ~
507 1Sa 23:7 | Saul: God heeft hem in mijn hand overgegeven, want hij is
508 1Sa 23:11 | burgers van Kehila in zijn hand overgeven? Zal Saul afkomen,
509 1Sa 23:12 | mijn mannen overgeven in de hand van Saul? En de HEERE zeide:
510 1Sa 23:14 | gaf hem niet over in zijn hand. ~
511 1Sa 23:16 | en hij versterkte zijn hand in God. ~
512 1Sa 23:17 | hem: Vrees niet, want de hand van Saul, mijn vader, zal
513 1Sa 23:20 | hem over te geven in de hand des konings. ~
514 1Sa 24:5 | Ik geef uw vijand in uw hand, en gij zult hem doen, gelijk
515 1Sa 24:7 | des HEEREN, dat ik mijn hand tegen hem uitsteken zou;
516 1Sa 24:11 | de HEERE u heden in mijn hand gegeven heeft in deze spelonk,
517 1Sa 24:11 | ik u doden zou; doch mijn hand verschoonde u, want ik zeide:
518 1Sa 24:11 | want ik zeide: Ik zal mijn hand niet uitsteken tegen mijn
519 1Sa 24:12 | slip uws mantels in mijn hand; want als ik de slip uws
520 1Sa 24:12 | beken en zie, dat er in mijn hand geen kwaad, noch overtreding
521 1Sa 24:13 | wreken aan u; maar mijn hand zal niet tegen u zijn. ~
522 1Sa 24:14 | goddeloosheid voort; maar mijn hand zal niet tegen u zijn. ~
523 1Sa 24:16 | twist, en richten mij van uw hand.
524 1Sa 24:19 | want de HEERE had mij in uw hand besloten, en gij hebt mij
525 1Sa 24:21 | koninkrijk van Israel in uw hand bestaan zal. ~
526 1Sa 25:8 | uw zoon David, hetgeen uw hand vinden zal. ~
527 1Sa 25:26 | met bloedstorting, dat uw hand u zou verlossen; en nu,
528 1Sa 25:33 | bloedstorting, dat mijn hand mij verlost zou hebben! ~
529 1Sa 25:35 | Toen nam David uit haar hand, wat zij hem gebracht had;
530 1Sa 25:39 | smaadheid getwist heeft van de hand van Nabal, en heeft zijn
531 1Sa 26:8 | heeft heden uw vijand in uw hand besloten; laat mij toch
532 1Sa 26:9 | niet; want wie heeft zijn hand aan den gezalfde des HEEREN
533 1Sa 26:11 | van mij zijn, dat ik mijn hand legge aan den gezalfde des
534 1Sa 26:18 | wat kwaad is er in mijn hand? ~
535 1Sa 26:23 | HEERE had u heden in mijn hand gegeven; maar ik heb mijn
536 1Sa 26:23 | gegeven; maar ik heb mijn hand niet willen uitsteken, aan
537 1Sa 27:1 | een der dagen door Sauls hand omkomen; mij is niet beter,
538 1Sa 27:1 | zal ik ontkomen uit zijn hand. ~
539 1Sa 28:17 | heeft het koninkrijk van uw hand gescheurd, en Hij heeft
540 1Sa 28:19 | zal ook Israel met u in de hand der Filistijnen geven, en
541 1Sa 28:19 | het leger van Israel in de hand der Filistijnen geven. ~
542 1Sa 28:21 | ik heb mijn ziel in mijn hand gesteld, en ik heb uw woorden
543 1Sa 30:15 | niet zult overleveren in de hand mijns heren! Zo zal ik u
544 1Sa 30:23 | tegen ons kwam, in onze hand gegeven. ~
545 2Sa 1:14 | hebt gij niet gevreesd uw hand uit te strekken, om den
546 2Sa 3:8 | overgeleverd heb in Davids hand, dat gij heden aan mij onderzoekt
547 2Sa 3:12 | verbond met mij, en zie, mijn hand zal met u zijn, om gans
548 2Sa 3:18 | gesproken, zeggende: Door de hand van David, Mijn knecht,
549 2Sa 3:18 | Israel verlossen van de hand der Filistijnen, en van
550 2Sa 3:18 | der Filistijnen, en van de hand van al hun vijanden. ~
551 2Sa 5:19 | Filistijnen? Zult Gij ze in mijn hand geven? En de HEERE zeide
552 2Sa 5:19 | Filistijnen zekerlijk in uw hand geven. ~
553 2Sa 6:6 | dorsvloer, zo strekte Uza zijn hand uit aan de ark Gods, en
554 2Sa 8:1 | Meteg-Amma uit der Filistijnen hand. ~
555 2Sa 8:3 | toen hij heentoog, om zijn hand te wenden naar de rivier
556 2Sa 8:10 | tegen Thoi); en in zijn hand waren zilveren vaten, en
557 2Sa 10:10 | des volks gaf hij onder de hand van zijn broeder Abisai,
558 2Sa 11:14 | en hij zond dien door de hand van Uria. ~
559 2Sa 12:7 | Israel, en Ik heb u uit Sauls hand gered; ~
560 2Sa 12:25 | 25 En zond heen door de hand van den profeet Nathan,
561 2Sa 13:5 | het aanzie, en van haar hand ete. ~
562 2Sa 13:6 | toemake, en ik van haar hand ete. ~
563 2Sa 13:10 | de kamer, dat ik van uw hand ete; zo nam Thamar de koekjes,
564 2Sa 13:19 | aanhad; en zij legde haar hand op haar hoofd, en ging vast
565 2Sa 14:16 | dienstmaagd te redden van de hand des mans, die voorheeft
566 2Sa 14:19 | de koning zeide: Is Joabs hand met u in dit alles? En de
567 2Sa 15:5 | buigen, zo reikte hij zijn hand uit, en greep hem, en kuste
568 2Sa 15:36 | zult gijlieden door hun hand tot mij zenden alle ding,
569 2Sa 16:8 | koninkrijk gegeven in de hand van Absalom, uw zoon; zie
570 2Sa 18:2 | een derde deel onder de hand van Joab, en een derde deel
571 2Sa 18:2 | een derde deel onder de hand van Abisai, den zoon van
572 2Sa 18:2 | een derde deel onder de hand van Ithai, den Gethiet.
573 2Sa 18:12 | mocht wegen, zo zou ik mijn hand aan des konings zoon niet
574 2Sa 18:18 | dezen dag genoemd: Absaloms hand. ~
575 2Sa 18:19 | recht gedaan heeft van de hand zijner vijanden. ~
576 2Sa 18:28 | Die de mannen, dewelke hun hand tegen mijn heer den koning
577 2Sa 18:31 | heeft recht gedaan van de hand van al degenen, die tegen
578 2Sa 19:9 | koning heeft ons gered van de hand onzer vijanden en hij heeft
579 2Sa 19:9 | heeft ons bevrijd van de hand der Filistijnen, en nu is
580 2Sa 20:10 | het zwaard, dat in Joabs hand was; zo sloeg hij hem daarmede
581 2Sa 20:21 | zoon van Bichri, heeft zijn hand opgeheven tegen den koning,
582 2Sa 21:9 | 9 En hij gaf hen in de hand der Gibeonieten, die ze
583 2Sa 21:22 | Gath; en zij vielen door de hand van David, en door de hand
584 2Sa 21:22 | hand van David, en door de hand zijner knechten. ~
585 2Sa 22:1 | HEERE hem verlost had uit de hand van al zijn vijanden, en
586 2Sa 22:1 | zijn vijanden, en uit de hand van Saul. ~
587 2Sa 23:6 | worden, omdat men ze met de hand niet kan vatten; ~
588 2Sa 23:10 | Filistijnen, totdat zijn hand moede werd, ja, zijn hand
589 2Sa 23:10 | hand moede werd, ja, zijn hand aan het zwaard kleefde;
590 2Sa 23:21 | man van aanzien; en in de hand des Egyptenaars was een
591 2Sa 23:21 | hij rukte de spies uit de hand des Egyptenaars, en doodde
592 2Sa 24:14 | bange; laat ons toch in de hand des HEEREN vallen, want
593 2Sa 24:14 | vele, maar laat mij in de hand van mensen niet vallen. ~
594 2Sa 24:16 | 16 Toen nu de engel zijn hand uitstrekte over Jeruzalem,
595 2Sa 24:16 | Het is genoeg, trek uw hand nu af. De engel des HEEREN
596 2Sa 24:17 | deze schapen gedaan? Uw hand zij toch tegen mij en tegen
597 1Kon 2:25| koning Salomo zond door de hand van Benaja, den zoon van
598 1Kon 2:46| koninkrijk bevestigd in de hand van Salomo. ~ ~
599 1Kon 7:26| 26 Haar dikte nu was een hand breed, en haar rand als
600 1Kon 8:15| heeft, en heeft het met Zijn hand vervuld, zeggende: ~
601 1Kon 8:24| Gij gesproken, en met Uw hand vervuld, gelijk het te dezen
602 1Kon 8:42| groten Naam, en van Uw sterke hand, en van Uw uitgestrekten
603 1Kon 10:29| voerden ze die uit door hun hand voor alle koningen der Hethieten,
604 1Kon 11:12| vaders Davids wil, van de hand uws zoons zal Ik het scheuren. ~
605 1Kon 11:26| weduwvrouw), hief ook de hand op tegen den koning. ~
606 1Kon 11:27| nu de zaak, waarom hij de hand tegen den koning ophief.
607 1Kon 11:31| zal het koninkrijk van de hand van Salomo scheuren, en
608 1Kon 11:34| koninkrijk zal Ik uit zijn hand nemen; maar Ik stel hem
609 1Kon 11:35| 35 Maar uit de hand zijns zoons zal Ik het koninkrijk
610 1Kon 13:4 | geroepen had, dat Jerobeam zijn hand van op het altaar uitstrekte,
611 1Kon 13:4 | zeggende: Grijpt hem! Maar zijn hand, die hij tegen hem uitgestrekt
612 1Kon 13:6 | en bid voor mij, dat mijn hand weder tot mij kome! Toen
613 1Kon 13:6 | HEEREN ernstelijk; en de hand des konings kwam weder tot
614 1Kon 13:33| volks; wie wilde, diens hand vulde hij, en werd een van
615 1Kon 14:3 | 3 En neem in uw hand tien broden, en koeken,
616 1Kon 14:27| en hij beval die onder de hand van de oversten der trawanten,
617 1Kon 15:18| konings, en gaf ze in de hand zijner knechten; en de koning
618 1Kon 17:11| ook een bete broods in uw hand. ~
619 1Kon 17:12| koek heb, dan alleen een hand vol meels in de kruik, en
620 1Kon 18:9 | gij uw knecht geeft in de hand van Achab, dat hij mij dode? ~
621 1Kon 18:44| kleine wolk, als eens mans hand, gaat op van de zee. En
622 1Kon 18:46| 46 En de hand des HEEREN was over Elia,
623 1Kon 20:13| Zie, Ik zal ze heden in uw hand geven, opdat gij weet, dat
624 1Kon 20:28| deze grote menigte in uw hand geven, opdat gijlieden weet,
625 1Kon 20:42| Ik verbannen heb, uit de hand hebt laten gaan, zo zal
626 1Kon 22:3 | zonder dat te nemen uit de hand van den koning van Syrie. ~
627 1Kon 22:6 | want de HEERE zal ze in de hand des konings geven. ~
628 1Kon 22:12| want de HEERE zal hen in de hand des konings geven. ~
629 1Kon 22:15| want de HEERE zal ze in de hand des konings geven. ~
630 1Kon 22:19| nevens Hem, aan Zijn rechter hand en aan Zijn linkerhand. ~
631 1Kon 22:34| tot zijn voerman: Keer uw hand, en voer mij uit het leger,
632 2Kon 3:10| om die in der Moabieten hand te geven! ~
633 2Kon 3:13| om die in der Moabieten hand te geven. ~
634 2Kon 3:15| de snaren speelde, dat de hand des HEEREN op hem kwam. ~
635 2Kon 3:18| de Moabieten in ulieder hand geven. ~
636 2Kon 4:29| en neem mijn staf in uw hand, en ga henen; zo gij iemand
637 2Kon 5:5 | ging heen, en nam in zijn hand tien talenten zilvers, en
638 2Kon 5:11| Gods, aanroepen, en zijn hand over de plaats strijken,
639 2Kon 5:18| te buigen, en hij op mijn hand leunen zal en ik mij in
640 2Kon 5:20| belet, dat men uit zijn hand niet genomen heeft, wat
641 2Kon 5:24| kwam, nam hij ze van hun hand, en bestelde ze in een huis;
642 2Kon 6:7 | u op. Toen stak hij zijn hand uit, en nam het, ~
643 2Kon 7:2 | Maar een hoofdman, op wiens hand de koning leunde, antwoordde
644 2Kon 7:17| had den hoofdman, op wiens hand hij leunde, over die poort
645 2Kon 8:8 | Neem een geschenk in uw hand, en ga den man Gods tegemoet;
646 2Kon 8:9 | nam een geschenk in zijn hand, te weten, alle goed van
647 2Kon 9:1 | neem deze oliekruik in uw hand, en ga heen naar Ramoth
648 2Kon 9:7 | des HEEREN, wreke van de hand van Izebel. ~
649 2Kon 9:23| 23 Toen keerde Joram zijn hand, en vlood, en zeide tot
650 2Kon 10:15| is, ja, het is; geef uw hand. En hij gaf zijn hand, en
651 2Kon 10:15| uw hand. En hij gaf zijn hand, en hij deed hem tot zich
652 2Kon 11:8 | met zijn wapenen in zijn hand, en hij, die tussen de ordeningen
653 2Kon 11:11| met zijn wapenen in zijn hand, van de rechterzijde van
654 2Kon 14:3 | Israel; en Hij gaf hen in de hand van Hazael, den koning van
655 2Kon 14:3 | koning van Syrie, en in de hand van Benhadad, den zoon van
656 2Kon 14:5 | verlosser, dat zij van onder de hand der Syriers uitkwamen; en
657 2Kon 14:16| koning van Israel: Leg uw hand aan den boog, en hij leide
658 2Kon 14:16| boog, en hij leide zijn hand daaraan; en Elisa leide
659 2Kon 14:25| steden weder in, uit de hand van Benhadad, den zoon van
660 2Kon 14:25| van Hazael, die hij uit de hand van Joahaz, zijn vader,
661 2Kon 15:5 | als het koninkrijk in zijn hand versterkt was, dat hij zijn
662 2Kon 15:27| Hij verloste hen door de hand van Jerobeam, den zoon van
663 2Kon 16:19| talenten zilvers, opdat zijn hand met hem zoude zijn, om het
664 2Kon 16:19| om het koninkrijk in zijn hand te sterken. ~
665 2Kon 17:7 | op, en verlos mij uit de hand van den koning van Syrie,
666 2Kon 17:7 | koning van Syrie, en uit de hand van den koning van Israel,
667 2Kon 18:7 | op, en verlos mij uit de hand van den koning van Syrie,
668 2Kon 18:7 | koning van Syrie, en uit de hand van den koning van Israel,
669 2Kon 19:7 | opgebracht had, van onder de hand van Farao, den koning van
670 2Kon 19:13| en die Ik tot u door de hand van Mijn knechten, de profeten,
671 2Kon 19:20| bedrukte hen, en gaf ze in de hand der rovers, totdat Hij hen
672 2Kon 19:39| Hij zal u redden uit de hand van al uw vijanden. ~
673 2Kon 20:21| leunt, zo zal hij in zijn hand gaan, en die doorboren;
674 2Kon 20:29| niet kunnen redden uit zijn hand. ~
675 2Kon 20:30| deze stad zal niet in de hand van den koning van Assyrie
676 2Kon 20:33| enigszins gered uit de hand van den koning van Assyrie? ~
677 2Kon 20:34| hebben zij Samaria uit mijn hand gered? ~
678 2Kon 20:35| landen, die hun land uit mijn hand gered hebben, dat de HEERE
679 2Kon 20:35| HEERE Jeruzalem uit mijn hand redden zou? ~
680 2Kon 21:10| zeggende: Jeruzalem zal in de hand des konings van Assyrie
681 2Kon 21:14| de brieven uit der boden hand ontvangen, en die gelezen
682 2Kon 21:19| verlos ons toch uit zijn hand; zo zullen alle koninkrijken
683 2Kon 22:6 | toedoen, en zal u uit de hand des konings van Assyrie
684 2Kon 23:14| verlaten, en zal ze in de hand hunner vijanden geven; en
685 2Kon 24:5 | dat zij dat geven in de hand der verzorgers van het werk,
686 2Kon 24:7 | van het geld, dat in hun hand geleverd was, want zij handelden
687 2Kon 24:9 | hebben het gegeven in de hand der verzorgers van het werk,
688 1Kro 4:10| vermeerderen zult, en Uw hand met mij zijn zal, en met
689 1Kro 5:10| Hagarenen, die vielen door hun hand; en zij woonden in hun tenten
690 1Kro 5:20| Hagarenen werden in hun hand gegeven, en allen, die met
691 1Kro 6:15| gevankelijk wegvoerde door de hand van Nebukadnezar. ~
692 1Kro 11:23| Egyptenaar had een spies in de hand, als een weversboom; maar
693 1Kro 11:23| en rukte de spies uit de hand des Egyptenaars, en hij
694 1Kro 13:9 | waren, zo strekte Uza zijn hand uit, om de ark te houden,
695 1Kro 13:10| sloeg hem, omdat hij zijn hand had uitgestrekt aan de ark;
696 1Kro 14:10| en zult Gij hen in mijn hand geven? En de HEERE zeide
697 1Kro 14:10| op, want Ik zal hen in uw hand geven. ~
698 1Kro 14:11| mijn vijanden door mijn hand gescheurd, als een scheur
699 1Kro 18:1 | plaatsen, uit der Filistijnen hand. ~
700 1Kro 18:3 | toen hij heentoog, om zijn hand te stellen aan de rivier
701 1Kro 18:17| waren de eersten aan de hand des konings. ~ ~
702 1Kro 19:1 | plaatsen, uit der Filistijnen hand. ~
703 1Kro 19:3 | toen hij heentoog, om zijn hand te stellen aan de rivier
704 1Kro 19:17| waren de eersten aan de hand des konings. ~
705 1Kro 20:11| des volks gaf hij in de hand van zijn broeder Abisai,
706 1Kro 21:8 | Gath; en zij vielen door de hand van David, en door de hand
707 1Kro 21:8 | hand van David, en door de hand zijner knechten. ~ ~
708 1Kro 22:13| bange; laat mij toch in de hand des HEEREN vallen; want
709 1Kro 22:13| vele, maar laat mij in de hand der mensen niet vallen. ~
710 1Kro 22:15| Het is genoeg, trek nu uw hand af. De engel des HEEREN
711 1Kro 22:16| uitgetrokken zwaard in zijn hand, uitgestrekt over Jeruzalem;
712 1Kro 22:17| HEERE, mijn God, dat toch Uw hand tegen mij, en tegen het
713 1Kro 23:18| inwoners des lands in mijn hand gegeven, en dit land is
714 1Kro 24:28| hun standplaats was aan de hand der zonen van Aaron in den
715 1Kro 25:19| naar hun ordening door de hand van Aaron, huns vaders;
716 1Kro 26:2 | kinderen van Asaf; aan de hand van Asaf, die aan des konings
717 1Kro 27:28| geheiligd had, was onder de hand van Selomith en zijn broederen. ~
718 1Kro 29:19| verstaan gegeven van de hand des HEEREN, te weten al
719 1Kro 30:5 | en tot alle werk, door de hand der werkmeesteren te maken.
720 1Kro 30:5 | is er willig, heden zijn hand den HEERE te vullen? ~
721 1Kro 30:8 | huis des HEEREN, onder de hand van Jehiel, den Gersoniet. ~
722 1Kro 30:12| heerst over alles; en in Uw hand is kracht en macht; ook
723 1Kro 30:12| macht; ook staat het in Uw hand alles groot te maken en
724 1Kro 30:14| en wij geven het U uit Uw hand. ~
725 1Kro 30:16| heiligheid, dat is van Uw hand, en het is alles Uw. ~
726 1Kro 30:24| den koning David, gaven de hand, dat zij onder den koning
727 2Kro 1:17| voerden zij die door hun hand uit, voor alle koningen
728 2Kro 4:5 | 5 Haar dikte nu was een hand breed, en haar rand als
729 2Kro 4:6 | stelde vijf ter rechter hand en vijf ter linkerhand,
730 2Kro 7:15| Gij gesproken, en met Uw hand vervuld, gelijk het te dezen
731 2Kro 7:32| groten Naams, en Uwer sterke hand, en Uws uitgestrekten arms
732 2Kro 9:18| Huram zond hem, door de hand zijner knechten, schepen,
733 2Kro 13:5 | Ik u ook verlaten in de hand van Sisak. ~
734 2Kro 13:7 | grimmigheid over Jeruzalem door de hand van Sisak niet zal uitgegoten
735 2Kro 13:10| en hij beval die onder de hand van de oversten der trawanten,
736 2Kro 14:8 | des HEEREN, hetwelk in de hand is der zonen van David;
737 2Kro 14:9 | iegelijk, die komt om zijn hand te vullen met een jong rund
738 2Kro 14:16| Juda; en God gaf hen in hun hand. ~
739 2Kro 17:7 | konings van Syrie uit uw hand ontkomen. ~
740 2Kro 17:8 | steundet, heeft Hij hen in uw hand gegeven. ~
741 2Kro 18:5 | bevestigde het koninkrijk in zijn hand, en gans Juda gaf Josafat
742 2Kro 19:5 | want God zal hen in de hand des konings geven. ~
743 2Kro 19:11| want de HEERE zal hen in de hand des konings geven. ~
744 2Kro 19:14| zijn, want zij zullen in uw hand gegeven worden. ~
745 2Kro 19:18| staande aan Zijn rechter hand en Zijn linkerhand. ~
746 2Kro 19:33| tot den voerman: Keer uw hand en voer mij uit het leger,
747 2Kro 21:6 | koninkrijken der heidenen; en in Uw hand is kracht en sterkte, zodat
748 2Kro 23:20| met zijn wapenen in zijn hand; en die tot het huis inkomt,
749 2Kro 23:23| met zijn geweer in zijn hand, van de rechterzijde van
750 2Kro 23:31| huis des HEEREN, onder de hand der Levietische priesteren,
751 2Kro 24:11| des konings bevel, door de hand der Levieten, inbracht,
752 2Kro 24:13| betering des werks door hun hand toenam; en zij herstelden
753 2Kro 24:24| evenwel gaf de HEERE in hun hand een heirkracht van grote
754 2Kro 25:15| niet gered hebben uit uw hand? ~
755 2Kro 25:20| God, opdat Hij hen in hun hand gave, overmits zij de goden
756 2Kro 26:11| hunner monstering, daar de hand van Jeiel, den schrijver,
757 2Kro 26:11| Mahaseja, den ambtman; onder de hand van Hananja, een van de
758 2Kro 26:13| 13 En onder hun hand was een krijgsheir van driehonderd
759 2Kro 26:19| het reukwerk was in zijn hand, om te roken; als hij nu
760 2Kro 28:5 | de HEERE, zijn God, in de hand des konings van Syrie, dat
761 2Kro 28:5 | hij werd ook gegeven in de hand des konings van Israel,
762 2Kro 28:9 | Juda, heeft Hij hen in uw hand gegeven, en gij hebt hen
763 2Kro 29:25| want dit gebod was van de hand des HEEREN, door de hand
764 2Kro 29:25| hand des HEEREN, door de hand Zijner profeten. ~
765 2Kro 30:6 | henen met de brieven van de hand des konings en zijner vorsten,
766 2Kro 30:6 | overgebleven zijn uit de hand der koningen van Assyrie. ~
767 2Kro 30:8 | vaderen; geeft den HEERE de hand, en komt tot Zijn heiligdom,
768 2Kro 30:12| 12 Ook was de hand Gods in Juda, hun enerlei
769 2Kro 30:16| bloed, dat nemende uit de hand der Levieten. ~
770 2Kro 31:13| waren opzieners, onder de hand van Chonanja en Simei, zijn
771 2Kro 31:15| 15 En aan zijn hand waren Eden, en Minjamin,
772 2Kro 32:11| onze God, zal ons uit de hand des konings van Assyrie
773 2Kro 32:13| enigszins kunnen redden uit mijn hand? ~
774 2Kro 32:14| heeft kunnen redden uit mijn hand, dat uw God u uit mijn hand
775 2Kro 32:14| hand, dat uw God u uit mijn hand zou kunnen redden? ~
776 2Kro 32:15| heeft zijn volk uit mijn hand en mijner vaderen hand kunnen
777 2Kro 32:15| mijn hand en mijner vaderen hand kunnen redden; hoeveel te
778 2Kro 32:15| min zal uw God u uit mijn hand kunnen redden? ~
779 2Kro 32:17| landen, die hun volk uit mijn hand niet gered hebben, alzo
780 2Kro 32:17| Jehizkia Zijn volk uit mijn hand niet redden. ~
781 2Kro 32:22| inwoners van Jeruzalem, uit de hand van Sanherib, den koning
782 2Kro 32:22| koning van Assyrie, en uit de hand van allen; en Hij geleidde
783 2Kro 33:8 | inzettingen, en rechten, door de hand van Mozes. ~
784 2Kro 34:2 | week niet af ter rechter hand, noch ter linkerhand. ~
785 2Kro 34:9 | vergaderd hadden uit de hand van Manasse en Efraim, en
786 2Kro 34:10| 10 Zij nu gaven het in de hand der verzorgers van het werk,
787 2Kro 34:14| HEEREN, gegeven door de hand van Mozes. ~
788 2Kro 34:16| zeggende: Al wat in de hand uwer knechten gegeven is,
789 2Kro 34:17| hebben het gegeven in de hand der bestelden, en in de
790 2Kro 34:17| der bestelden, en in de hand dergenen, die het werk maakten. ~
791 2Kro 35:6 | woord des HEEREN, door de hand van Mozes. ~
792 2Kro 36:6 | woord des HEEREN, door de hand van Mozes. ~
793 2Kro 37:15| vaderen, zond tot hen, door de hand Zijner boden, vroeg op zijnde,
794 2Kro 37:17| Hij gaf hen allen in zijn hand. ~
795 Ezra 1:8 | Perzie, bracht ze uit door de hand van Mithredath, den schatmeester,
796 Ezra 5:12| heeft Hij hen gegeven in de hand van Nebukadnezar, den koning
797 Ezra 6:12| koningen en volken, die hun hand zullen uitstrekken, om te
798 Ezra 7:6 | koning gaf hem, naar de hand des HEEREN, zijns Gods,
799 Ezra 7:9 | Jeruzalem, naar de goede hand zijns Gods over hem. ~
800 Ezra 7:14| wet uws Gods, die in uw hand is; ~
801 Ezra 7:25| wijsheid uws Gods, die in uw hand is, stel regeerders en richters,
802 Ezra 7:28| ik mij gesterkt, naar de hand des HEEREN, mijns Gods,
803 Ezra 8:18| brachten ons, naar de goede hand onzes Gods over ons, een
804 Ezra 8:22| gesproken, zeggende: De hand onzes Gods is ten goede
805 Ezra 8:26| 26 Ik woog dan aan hun hand zeshonderd en vijftig talenten
806 Ezra 8:31| gaan naar Jeruzalem; en de hand onzes Gods was over ons,
807 Ezra 8:31| ons, en redde ons van de hand des vijands, en desgenen,
808 Ezra 8:33| huis onzes Gods, aan de hand van Meremoth, den zoon van
809 Ezra 9:2 | volken dezer landen; ja, de hand der vorsten en overheden
810 Ezra 9:7 | en onze priesters, in de hand van de koningen der landen,
811 Ezra 10:19| 19 En zij gaven hun hand, dat zij hun vrouwen zouden
812 Neh 1:10 | kracht en door Uw sterke hand. ~
813 Neh 2:8 | gaf ze mij, naar de goede hand mijns Gods over mij.
814 Neh 2:18 | ik gaf hun te kennen de hand mijns Gods, Die goed over
815 Neh 3:2 | 2 En aan zijn hand bouwden de mannen van Jericho;
816 Neh 3:2 | Jericho; ook bouwde aan zijn hand Zacchur, de zoon van Imri. ~
817 Neh 3:4 | 4 En aan hun hand verbeterde Meremoth, de
818 Neh 3:4 | zoon van Koz; en aan hun hand verbeterde Mesullam, de
819 Neh 3:4 | van Mesezabeel; en aan hun hand verbeterde Zadok, zoon van
820 Neh 3:5 | 5 Voorts aan hun hand verbeterden de Thekoieten;
821 Neh 3:7 | 7 En aan hun hand verbeterden Melatja, de
822 Neh 3:8 | 8 Aan zijn hand verbeterde Uzziel, de zoon
823 Neh 3:8 | goudsmeden, en aan zijn hand verbeterde Hananja, de zoon
824 Neh 3:9 | 9 En aan hun hand verbeterde Refaja, de zoon
825 Neh 3:10 | 10 Voorts aan hun hand verbeterde Jedaja, de zoon
826 Neh 3:10 | tegenover zijn huis; en aan zijn hand verbeterde Hattus, de zoon
827 Neh 3:12 | 12 En aan zijn hand verbeterde Sallum, de zoon
828 Neh 3:17 | zoon van Bani; aan zijn hand verbeterde Hasabja, de overste
829 Neh 3:19 | 19 Aan zijn hand verbeterde Ezer, de zoon
830 Neh 4:17 | waren een ieder met zijn ene hand doende aan het werk, en
831 Neh 6:5 | met een open brief in zijn hand. ~
832 Neh 8:15 | geschreven, dat de HEERE door de hand van Mozes geboden had, dat
833 Neh 9:14 | een wet bevolen, door de hand van Uw knecht Mozes. ~
834 Neh 9:15 | het land, waarover Gij Uw hand ophieft, dat Gij het hun
835 Neh 9:24 | ondergebracht, en hebt hen in hun hand gegeven, mitsgaders hun
836 Neh 9:27 | hebt Gij hen gegeven in de hand hunner benauwers, die hen
837 Neh 9:27 | gegeven, die hen uit de hand hunner benauwers verlosten. ~
838 Neh 9:28 | zo verliet Gij hen in de hand hunner vijanden, dat zij
839 Neh 9:30 | hebt Gij hen gegeven in de hand van de volken der landen. ~
840 Neh 10:29 | die gegeven is door de hand van den knecht Gods, Mozes;
841 Neh 11:24 | Juda, was aan des konings hand, in alle zaken tot het volk.
842 Neh 13:13 | de Levieten; en aan hun hand Hanan, den zoon van Zakkur,
843 Neh 13:21 | het weder doet, zal ik de hand aan u slaan. Van dien tijd
844 Est 2:3 | huis der vrouwen, onder de hand van Hegai, des konings kamerling,
845 Est 3:1 | den burg Susan, onder de hand van Hegai, werd ~
846 Est 4 | des konings huis, onder de hand van Hegai, den bewaarder
847 Est 6:3 | huis der vrouwen, onder de hand van Saasgaz, den kamerling
848 Est 13:1 | toornig, en zij zochten de hand te slaan aan den koning
849 Est 16:6 | aan Mordechai alleen de hand zou slaan (want men had
850 Est 16:10 | koning zijn ring van zijn hand, en hij gaf hem aan Haman,
851 Est 16:13 | werden gezonden door de hand der lopers tot al de landschappen
852 Est 17:6 | aan Mordechai alleen de hand zou slaan (want men had
853 Est 17:10 | koning zijn ring van zijn hand, en hij gaf hem aan Haman,
854 Est 17:13 | werden gezonden door de hand der lopers tot al de landschappen
855 Est 20 | gouden scepter, die in zijn hand was, ~
856 Est 30:2 | de dorpelwachters, die de hand zochten te leggen aan den
857 Est 30:9 | en dat paard geven in de hand van een uit de vorsten des
858 Est 49 | gehangen, omdat hij zijn hand aan de Joden geslagen had. ~
859 Est 49:3 | zond de brieven door de hand der lopers te paard, rijdende
860 Est 50:2 | koning Ahasveros, om de hand te slaan aan degenen, die
861 Est 52:2 | mannen; maar zij sloegen hun hand niet aan den roof. ~
862 Est 52:3 | duizend; maar zij sloegen hun hand niet aan den roof. ~
863 Job 1:11 | 11 Maar toch strek nu Uw hand uit, en tast aan alles,
864 Job 1:12 | wat hij heeft, zij in uw hand; alleen aan hem strek uw
865 Job 1:12 | alleen aan hem strek uw hand niet uit. En de satan ging
866 Job 2:5 | 5 Doch strek nu Uw hand uit, en tast zijn gebeente
867 Job 2:6 | satan: Zie, hij zij in uw hand, doch verschoon zijn leven. ~
868 Job 5:15 | van hun mond, en van de hand des sterken. ~
869 Job 6:9 | Hij mij verbrijzelde, Zijn hand losliet, en een einde met
870 Job 6:23 | 23 Of bevrijdt mij van de hand des verdrukkers, en verlost
871 Job 6:23 | verdrukkers, en verlost mij van de hand der tirannen? ~
872 Job 8:4 | Hij heeft hen ook in de hand hunner overtreding geworpen. ~
873 Job 8:20 | boosdoeners niet bij de hand; ~
874 Job 9:24 | aarde wordt gegeven in de hand des goddelozen; Hij overdekt
875 Job 9:33 | scheidsman tussen ons, die zijn hand op ons beiden leggen mocht. ~
876 Job 10:7 | is er niemand, die uit Uw hand verlosse. ~
877 Job 11:14 | Indien er ondeugd in uw hand is, doe die verre weg; en
878 Job 12:6 | om hetgene God met Zijn hand toebrengt. ~
879 Job 12:9 | niet uit alle deze, dat de hand des HEEREN dit doet? ~
880 Job 12:10 | 10 In Wiens hand de ziel is van al wat leeft,
881 Job 13:14 | nemen, en mijn ziel in mijn hand stellen? ~
882 Job 13:21 | 21 Doe Uw hand verre van op mij, en Uw
883 Job 15:23 | hij weet, dat bij zijn hand gereed is de dag der duisternis. ~
884 Job 15:25 | hij strekt tegen God zijn hand uit, en tegen den Almachtige
885 Job 17:3 | zal hij zijn? Dat in mijn hand geklapt worde. ~
886 Job 19:21 | mijn vrienden! want de hand Gods heeft mij aangeraakt. ~
887 Job 20:22 | zal hem bang zijn; alle hand des ellendigen zal over
888 Job 21:5 | wordt verbaasd, en legt de hand op den mond. ~
889 Job 21:16 | hun goed is niet in hun hand; de raad der goddelozen
890 Job 26:13 | de hemelen versierd; Zijn hand heeft de langwemelende slang
891 Job 27:11 | zal ulieden leren van de hand Gods; wat bij den Almachtige
892 Job 27:22 | en niet sparen; van Zijn hand zal hij snellijk vlieden. ~
893 Job 28:9 | 9 Hij legt zijn hand aan de keiachtige rots,
894 Job 29:9 | woorden in, en leiden de hand op hun mond. ~
895 Job 29:20 | veranderde zich in mijn hand. ~
896 Job 30:21 | mij; door de sterkte Uwer hand wederstaat Gij mij hatelijk. ~
897 Job 30:24 | zal tot een aardhoop de hand niet uitsteken; is er bij
898 Job 31:21 | 21 Zo ik mijn hand tegen den wees bewogen heb,
899 Job 31:25 | groot was, en omdat mijn hand geweldig veel verkregen
900 Job 31:27 | het verborgen, dat mijn hand mijn mond gekust heeft; ~
901 Job 33:7 | u niet beroeren, en mijn hand zal over u niet zwaar zijn. ~
902 Job 34:20 | wordt weggenomen zonder hand. ~
903 Job 35:7 | wat ontvangt Hij uit uw hand? ~
904 Job 36:40 | 7 Dan zegelt Hij de hand van ieder mens toe, opdat
905 Job 38:37 | antwoorden? Ik leg mijn hand op mijn mond. ~
906 Job 39:27 | 27 Leg uw hand op hem, gedenk des strijds,
907 Psa 10:12 | Sta op, HEERE God! hef Uw hand op, vergeet de ellendigen
908 Psa 10:14 | verdriet, opdat men het in Uw hand geve; op U verlaat zich
909 Psa 17:14 | 14 Met Uw hand van de lieden, o HEERE!
910 Psa 18:1 | HEERE hem gered had uit de hand van al zijn vijanden, en
911 Psa 18:1 | zijn vijanden, en uit de hand van Saul. ~
912 Psa 21:9 | 9 Uw hand zal alle vijanden vinden;
913 Psa 31:6 | 6 In Uw hand beveel ik mijn geest; Gij
914 Psa 31:9 | hebt overgeleverd in de hand des vijands; Gij hebt mijn
915 Psa 31:16 | 16 Mijn tijden zijn in Uw hand; red mij van de hand mijner
916 Psa 31:16 | Uw hand; red mij van de hand mijner vijanden, en van
917 Psa 32:4 | 4 Want Uw hand was dag en nacht zwaar op
918 Psa 37:12 | kome niet over mij, en de hand der goddelozen doe mij niet
919 Psa 38:24 | de HEERE ondersteunt zijn hand. ~
920 Psa 38:33 | HEERE laat hem niet in zijn hand; en Hij verdoemt hem niet,
921 Psa 39:3 | zijn in mij gedaald, en Uw hand is op mij nedergedaald. ~
922 Psa 40:11 | van de bestrijding Uwer hand. ~
923 Psa 44:3 | hebt de heidenen met Uw hand uit de bezitting verdreven,
924 Psa 47:2 | gij volken, klapt in de hand; juicht Gode met een stem
925 Psa 71:4 | God, bevrijd mij van de hand des goddelozen, van de hand
926 Psa 71:4 | hand des goddelozen, van de hand desgenen, die verkeerdelijk
927 Psa 72:16 | 16 Is er een hand vol koren in het land op
928 Psa 74:11 | 11 Waarom trekt Gij Uw hand, ja, Uw rechterhand af?
929 Psa 75:9 | 9 Want in des HEEREN hand is een beker, en de wijn
930 Psa 77:3 | zocht ik den HEERE; mijn hand was des nachts uitgestrekt,
931 Psa 77:21 | volk, als een kudde door de hand van Mozes en Aaron. ~
932 Psa 78:42 | Zij dachten niet aan Zijn hand, aan den dag, toen Hij hen
933 Psa 78:61 | Zijn heerlijkheid in de hand des wederpartijders. ~
934 Psa 80:18 | 18 Uw hand zij over den man Uwer rechterhand,
935 Psa 81:15 | gedempt hebben, en Mijn hand gewend hebben tegen hun
936 Psa 82:4 | rukt hem uit der goddelozen hand. ~
937 Psa 88:6 | zij zijn afgesneden van Uw hand.
938 Psa 89:14 | hebt een arm met macht; Uw hand is sterk, Uw rechterhand
939 Psa 89:22 | 22 Met welken Mijn hand vast blijven zal; ook zal
940 Psa 89:26 | 26 En Ik zal zijn hand in de zee zetten, en zijn
941 Psa 95:4 | 4 In Wiens hand de diepste plaatsen der
942 Psa 95:7 | weide, en de schapen Zijner hand. Heden, zo gij Zijn stem
943 Psa 97:10 | redt hen uit der goddelozen hand. ~
944 Psa 104:28 | vergaderen ze; doet Gij Uw hand open, zij worden met goed
945 Psa 106:10 | Hij verloste hen uit de hand des haters, en Hij bevrijdde
946 Psa 106:10 | Hij bevrijdde hen van de hand des vijands. ~
947 Psa 106:26 | hief Hij tegen hen Zijn hand op, zwerende dat Hij hen
948 Psa 106:41 | 41 En Hij gaf hen in de hand der heidenen, en hun haters
949 Psa 106:42 | vernederd geworden onder hun hand. ~
950 Psa 107:2 | HEEREN zeggen, die Hij van de hand der wederpartijders bevrijd
951 Psa 109:27 | Opdat zij weten, dat dit Uw hand is, dat Gij het, HEERE!
952 Psa 119:109| ziel is geduriglijk in mijn hand; nochtans vergeet ik Uw
953 Psa 119:173| 173 Laat Uw hand mij te hulp komen, want
954 Psa 123:2 | der knechten zijn op de hand hunner heren; gelijk de
955 Psa 123:2 | der dienstmaagd zijn op de hand harer vrouw; alzo zijn onze
956 Psa 127:4 | 4Gelijk de pijlen zijn in de hand eens helds, zodanig zijn
957 Psa 129:7 | 7Waarmede de maaier zijn hand niet vult, noch de garvenbinder
958 Psa 136:12 | 12 Met een sterke hand, en met een uitgestrekte
959 Psa 138:7 | maakt Gij mij levend; Uw hand strekt Gij uit tegen den
960 Psa 139:5 | van voren, en Gij zet Uw hand op mij. ~
961 Psa 139:10 | 10 Ook daar zou Uw hand mij geleiden, en Uw rechterhand
962 Psa 144:7 | de grote wateren, uit de hand der vreemden; ~
963 Psa 144:11 | Ontzet mij en red mij van de hand der vreemden, welker mond
964 Psa 145:16 | 16 Pe. Gij doet Uw hand open, en verzadigt al wat
965 Psa 149:6 | tweesnijdend zwaard in hun hand; ~
966 Spre 1:24| gijlieden geweigerd hebt; Mijn hand uitgestrekt heb, en er niemand
967 Spre 3:27| het in het vermogen uwer hand is te doen. ~
968 Spre 4:27| Wijk niet ter rechter hand of ter linkerhand, wend
969 Spre 6:1 | zijt, voor een vreemde uw hand toegeklapt hebt; ~
970 Spre 6:3 | red u, dewijl gij in de hand uws naasten gekomen zijt;
971 Spre 6:5 | Red u, als een ree uit de hand des jagers, en als een vogel
972 Spre 6:5 | en als een vogel uit de hand des vogelvangers. ~
973 Spre 7:20| een bundel gelds in zijn hand genomen; ten bestemden dage
974 Spre 10:4 | Die met een bedriegelijke hand werkt, wordt arm; maar de
975 Spre 10:4 | werkt, wordt arm; maar de hand der vlijtigen maakt rijk. ~
976 Spre 11:15| degenen haat, die in de hand klappen, is zeker. ~
977 Spre 11:21| 21 Hand aan hand zal de boze niet
978 Spre 11:21| 21 Hand aan hand zal de boze niet onschuldig
979 Spre 12:24| 24 De hand der vlijtigen zal heersen;
980 Spre 13:11| worden; maar die met de hand vergadert, zal het vermeerderen. ~
981 Spre 16:5 | is den HEERE een gruwel; hand aan hand, zal hij niet onschuldig
982 Spre 16:5 | HEERE een gruwel; hand aan hand, zal hij niet onschuldig
983 Spre 17:16| Waarom toch zou in de hand des zots het koopgeld zijn,
984 Spre 17:18| verstandeloos mens klapt in de hand, zich borg stellende bij
985 Spre 19:24| Een luiaard verbergt de hand in den boezem, en hij zal
986 Spre 21:1 | Des konings hart is in de hand des HEEREN als waterbeken.
987 Spre 22:26| onder degenen, die in de hand klappen, onder degenen,
988 Spre 26:6 | boodschappen zendt door de hand van een zot. ~
989 Spre 26:9 | Gelijk een doorn gaat in de hand eens dronkaards, alzo is
990 Spre 26:15| De luiaard verbergt zijn hand in den boezem, hij is te
991 Spre 30:32| gij kwaad bedacht hebt, de hand op den mond! ~
992 Pred 2:24| gezien, dat zulks van de hand Gods is. ~
993 Pred 4:6 | 6 Een hand vol met rust is beter, dan
994 Pred 5:13| er is niet met al in zijn hand. ~
995 Pred 5:14| arbeid, dat hij met zijn hand zou wegdragen. ~
996 Pred 7:18| vasthoudt, en trek ook uw hand van dit niet af; want die
997 Pred 9:1 | wijzen, en hun werken in de hand Gods zijn; ook liefde, ook
998 Pred 9:10| 10 Alles, wat uw hand vindt om te doen, doe dat
999 Pred 11:6 | morgenstond, en trek uw hand des avonds niet af; want
1000 Hoo 5:4 | Mijn Liefste trok Zijn hand van het gat der deur; en
1-500 | 501-1000 | 1001-1430 |