1-500 | 501-1000 | 1001-1413
Book Chapter: Verse
1 Gen 3:12 | Adam: De vrouw, die Gij bij mij gegeven hebt, die heeft
2 Gen 12:15 | van Farao, en prezen haar bij Farao; en die vrouw werd
3 Gen 13:18 | eikenbossen van Mamre, die bij Hebron zijn; en hij bouwde
4 Gen 17:8 | zette het hun voor, en stond bij hen onder dien boom, en
5 Gen 17:12 | 12 Zo lachte Sara bij zichzelve, zeggende: Zal
6 Gen 18:3 | 3 En hij hield bij hen zeer aan, zodat zij
7 Gen 18:19 | om mijn ziel te behouden bij het leven; maar ik zal niet
8 Gen 18:32 | wijn te drinken geven, en bij hem liggen, opdat wij van
9 Gen 18:33 | eerstgeborene kwam, en lag bij haar vader, en hij werd
10 Gen 18:34 | Zie, ik heb gisteren nacht bij mijn vader gelegen; laat
11 Gen 18:34 | drinken geven; ga dan in, lig bij hem, opdat wij van onzen
12 Gen 18:35 | jongste stond op, en lag bij hem. En hij werd het niet
13 Gen 19:13 | uw weldadigheid, die gij bij mij doen zult; aan alle
14 Gen 19:16 | allen, die met u zijn, ja, bij allen, en wees geleerd. ~
15 Gen 20:23 | 23 Zo zweer mij nu hier bij God: Zo gij mij, of mijn
16 Gen 20:23 | de weldadigheid, die ik bij u gedaan heb, zult gij doen
17 Gen 20:23 | gedaan heb, zult gij doen bij mij, en bij het land, waarin
18 Gen 20:23 | zult gij doen bij mij, en bij het land, waarin gij als
19 Gen 21:16 | 16 En zeide: Ik zweer bij Mijzelven, spreekt de HEERE;
20 Gen 22:4 | een vreemdeling en inwoner bij u; geef mij een erfbegrafenis
21 Gen 22:4 | geef mij een erfbegrafenis bij u, opdat ik mijn dode van
22 Gen 22:8 | mij, en spreekt voor mij bij Efron, den zoon van Zohar, ~
23 Gen 22:18 | ogen van de zonen Heths, bij allen, die tot zijn stadspoort
24 Gen 23:3 | 3 Opdat ik u doe zweren bij den HEERE, den God des hemels,
25 Gen 23:11 | nederknielen buiten de stad, bij een waterput, des avondtijds,
26 Gen 23:12 | ontmoeten, en doe weldadigheid bij Abraham, mijn heer. ~
27 Gen 23:13 | 13 Zie, ik sta bij de waterfontein, en de dochteren
28 Gen 23:14 | bekenne, dat Gij weldadigheid bij mijn heer gedaan hebt. ~
29 Gen 23:25 | er stro en veel voeders bij ons, ook plaats om te vernachten. ~
30 Gen 23:30 | man, en ziet, hij stond bij de kemelen, bij de fontein. ~
31 Gen 23:30 | hij stond bij de kemelen, bij de fontein. ~
32 Gen 23:32 | de voeten der mannen, die bij hem waren. ~
33 Gen 23:43 | 43 Zie, ik sta bij de waterfontein; zo geschiede,
34 Gen 23:54 | zij, hij en de mannen, die bij hem waren; en zij vernachtten,
35 Gen 23:55 | dochter enige dagen, of tien, bij ons blijven; daarna zult
36 Gen 23:78 | zegende; en Izak woonde bij de put Lachai-Roi. ~
37 Gen 24:10 | Lichtelijk had een van dit volk bij uw huisvrouw gelegen, zodat
38 Gen 24:29 | 29 Zo gij bij ons kwaad doet, gelijk als
39 Gen 24:29 | hebben, en gelijk als wij bij u alleenlijk goed gedaan
40 Gen 25:15 | grootsten zoon, die zij bij zich in huis had, en zij
41 Gen 25:22 | 22 Toen kwam Jakob bij, tot zijn vader Izak, die
42 Gen 25:26 | zeide tot hem: Kom toch bij, en kus mij, mijn zoon! ~
43 Gen 25:27 | 27 En hij kwam bij, en hij kuste hem; toen
44 Gen 25:44 | 44 En blijf bij hem enige dagen, totdat
45 Gen 27:14 | mijn vlees! En hij bleef bij hem een volle maand. ~
46 Gen 27:19 | anderen man geve; blijf bij mij. ~
47 Gen 27:25 | gedaan hebt; heb ik niet bij u gediend om Rachel? waarom
48 Gen 27:27 | gij nog andere zeven jaren bij mij dienen zult. ~
49 Gen 27:30 | liever dan Lea; en hij diende bij hem nog andere zeven jaren. ~
50 Gen 27:34 | zal zich ditmaal mijn man bij mij voegen, dewijl ik hem
51 Gen 27:50 | nacht voor uws zoons Dudaim bij u liggen. ~
52 Gen 27:51 | Dudaim; en hij lag dien nacht bij haar. ~
53 Gen 27:64 | gediend heb, en hoe uw vee bij mij geweest is. ~
54 Gen 27:65 | de HEERE heeft u gezegend bij mijn voet; nu dan, wanneer
55 Gen 27:68 | onder de lammeren, dat zij bij mij gestolen. ~
56 Gen 27:74 | dan de kudde verhit werd bij de roeden, zo lammerde de
57 Gen 27:75 | alleen, en hij zette ze niet bij de kudde van Laban. ~
58 Gen 27:76 | opdat zij hittig werden bij de roeden. ~
59 Gen 28:5 | doch de God mijns vaders is bij mij geweest. ~
60 Gen 28:32 | 32 Bij wien gij uw goden vinden
61 Gen 28:32 | voor onze broederen, wat bij mij is, en neem het tot
62 Gen 28:38 | Deze twintig jaren ben ik bij u geweest; uw ooien en uw
63 Gen 28:40 | Ik ben geweest, dat mij bij dag de hitte verteerde,
64 Gen 28:40 | dag de hitte verteerde, en bij nacht de vorst, en dat mijn
65 Gen 28:42 | Abraham, en de Vreze van Izak, bij mij geweest was, zekerlijk,
66 Gen 28:50 | mijn dochteren, niemand is bij ons; zie toe, God zal getuige
67 Gen 28:53 | tussen ons! En Jakob zwoer bij de Vreze zijn vaders Izaks. ~
68 Gen 29:4 | als vreemdeling gewoond bij Laban, en heb er tot nu
69 Gen 29:9 | maagschap, en Ik zal wel bij u doen! ~
70 Gen 29:12 | gezegd: Ik zal gewisselijk bij u weldoen, en Ik zal uw
71 Gen 30:3 | malen ter aarde, totdat hij bij zijn broeder kwam. ~
72 Gen 30:5 | en zeide: Wie zijn deze bij u? En hij zeide: De kinderen,
73 Gen 30:11 | alles heb; en hij hield bij hem aan, zodat hij het nam. ~
74 Gen 30:13 | zogende schapen en koeien bij mij heb; indien men dezelve
75 Gen 30:14 | dezer kinderen, totdat ik bij mijn heer te Seir kome. ~
76 Gen 31:2 | haar, en hij nam ze, en lag bij haar, en verkrachtte ze. ~
77 Gen 32:2 | huisgezin, en tot allen, die bij hem waren: Doet weg de vreemde
78 Gen 32:4 | onder den eikeboom, die bij Sichem is. ~
79 Gen 32:6 | hij en al het volk, dat bij hem was. ~
80 Gen 32:22 | dat Ruben heenging, en lag bij Bilha, zijns vaders bijwijf;
81 Gen 34:12 | van hun vader te weiden bij Sichem. ~
82 Gen 34:13 | Weiden uw broeders niet bij Sichem? Kom, dat ik u tot
83 Gen 35:18 | haar in; en zij ontving bij hem. ~
84 Gen 35:21 | zeggende: Waar is de hoer, die bij deze twee fonteinen aan
85 Gen 35:25 | schoonvader, om te zeggen: Bij den man, wiens deze dingen
86 Gen 36:7 | wierp; en zij zeide: lig bij mij! ~
87 Gen 36:10 | naar haar niet hoorde, om bij haar te liggen, en bij haar
88 Gen 36:10 | om bij haar te liggen, en bij haar te zijn; ~
89 Gen 36:12 | 12 En zij greep hem bij zijn kleed, zeggende: Lig
90 Gen 36:12 | zijn kleed, zeggende: Lig bij mij! En hij liet zijn kleed
91 Gen 36:14 | hij is tot mij gekomen, om bij mij te liggen, en ik heb
92 Gen 36:15 | zo verliet hij zijn kleed bij mij, en vluchtte, en ging
93 Gen 36:16 | En zij legde zijn kleed bij zich, totdat zijn heer in
94 Gen 36:18 | riep, dat hij zijn kleed bij mij liet, en vluchtte naar
95 Gen 36:27 | trawanten bestelde Jozef bij hen, dat hij hen diende;
96 Gen 36:30 | hovelingen van Farao, die bij hem waren in hechtenis van
97 Gen 36:37 | 14 Doch gedenk mijner bij uzelven, wanneer het u wel
98 Gen 36:37 | en doe van mij melding bij Farao, en maak, dat ik uit
99 Gen 37:3 | van vlees; en zij stonden bij de andere koeien aan den
100 Gen 37:12 | 12 En aldaar was bij ons een Hebreeuws jongeling,
101 Gen 37:47 | zeven jaren des overvloeds, bij handvollen. ~
102 Gen 38:13 | zie, de kleinste is heden bij onzen vader; doch de een
103 Gen 38:16 | beproefd worden, of de waarheid bij u zij; en indien niet, zo
104 Gen 38:32 | en de kleinste is heden bij onzen vader in het land
105 Gen 38:33 | laat een uwer broederen bij mij, en neemt voor den honger
106 Gen 40:9 | 9 Bij wien van uw knechten hij
107 Gen 40:10 | ook alzo, naar uw woorden! Bij wien hij gevonden wordt,
108 Gen 40:26 | indien onze kleinste broeder bij ons is, zo zullen wij aftrekken;
109 Gen 40:26 | onze kleinste broeder niet bij ons is. ~
110 Gen 40:30 | en de jongeling is niet bij ons (alzo zijn ziel aan
111 Gen 40:32 | voor dezen jongeling borg bij mijn vader, zeggende: Zo
112 Gen 41:1 | bedwingen voor allen, die bij hem stonden, en hij riep:
113 Gen 41:1 | uitgaan! En er stond niemand bij hem, als Jozef zich aan
114 Gen 41:7 | stellen op de aarde, en om u bij het leven te behouden, door
115 Gen 43:30 | 30 Maar dat ik bij mijn vaderen ligge; hierom
116 Gen 44:7 | Paddan kwam, zo is Rachel bij mij gestorven in het land
117 Gen 45:29 | mijn volk: begraaft mij bij mijn vaders, in de spelonk,
118 Exo 2:15 | land Midian, en hij zat bij een waterput. ~
119 Exo 2:21 | 21 En Mozes bewilligde bij den man te wonen; en hij
120 Exo 4:4 | hand uit, en grijp haar bij haar staart! Toen strekte
121 Exo 8:14 | zij vergaderden ze samen bij hopen, en het land stonk. ~
122 Exo 10:23 | plaats, in drie dagen; maar bij al de kinderen Israels was
123 Exo 11:7 | 7 Maar bij alle kinderen Israels zal
124 Exo 12:30 | 30 En Farao stond op bij nacht, hij en al zijn knechten,
125 Exo 12:33 | Egyptenaars hielden sterk aan bij het volk, haastende, om
126 Exo 12:48 | 48 Als nu een vreemdeling bij u verkeert, en den HEERE
127 Exo 12:48 | alles, wat mannelijk is, bij hem besneden worde, en dan
128 Exo 13:7 | worden, en het gedesemde zal bij u niet gezien worden, ja,
129 Exo 13:7 | ja, er zal geen zuurdeeg bij u gezien worden, in al uw
130 Exo 13:18 | kinderen Israels nu togen bij vijven uit Egypteland. ~
131 Exo 16:3 | hand des HEEREN, toen wij bij de vleespotten zaten, toen
132 Exo 18:18 | gij, als dit volk, hetwelk bij u is; want deze zaak is
133 Exo 18:19 | wees gij voor het volk bij God, en breng gij de zaken
134 Exo 21:19 | opstaat, en op straat gaat bij zijn stok, zo zal hij, die
135 Exo 22:14 | sterft; zijn heer daar niet bij zijnde, zal hij het volkomen
136 Exo 22:16 | ondertrouwd is, en hij ligt bij haar, die zal haar zonder
137 Exo 22:19 | 19 Al wie bij een beest ligt, die zal
138 Exo 22:25 | Indien gij Mijn volk, dat bij u arm is, geld leent, zo
139 Exo 22:30 | zeven dagen zullen zij bij hun moeder zijn, op den
140 Exo 23:1 | opnemen; en stelt uw hand niet bij den goddeloze, om een getuige
141 Exo 24:14 | ziet, Aaron en Hur zijn bij u; wie enige zaken heeft,
142 Exo 25:22 | 22 En aldaar zal Ik bij u komen, en Ik zal met u
143 Exo 29:32 | dat in den korf zal zijn, bij de deur van de tent der
144 Exo 29:42 | geduriglijk brandoffer zijn bij uw geslachten, aan de deur
145 Exo 30:8 | het aangezicht des HEEREN, bij uw geslachten. ~
146 Exo 30:10 | hij verzoening daarop doen bij uw geslachten; het is heiligheid
147 Exo 30:21 | voor hem en zijn zaad, bij hun geslachten. ~
148 Exo 30:31 | der heilige zalving zijn bij uw geslachten. ~
149 Exo 31:13 | tussen Mij en tussen ulieden, bij uw geslachten; opdat men
150 Exo 32:13 | knechten, aan welke Gij bij Uzelven gezworen hebt, en
151 Exo 32:18 | hoor een stem van zingen bij beurte. ~
152 Exo 33:13 | knechten, aan welke Gij bij Uzelven gezworen hebt, en
153 Exo 33:18 | hoor een stem van zingen bij beurte. ~
154 Exo 34:12 | Gij gezegd hebt: Ik ken u bij name! en ook: Gij hebt genade
155 Exo 34:17 | hebt in Mijn ogen, en Ik u bij name ken. ~
156 Exo 34:21 | verder: Zie, er is een plaats bij Mij; daar zult gij u op
157 Exo 34:28 | wolk, en stelde Zich aldaar bij hem; en Hij riep uit den
158 Exo 35:23 | 23 En alle man, bij wien gevonden werd hemelsblauw,
159 Exo 35:24 | hefoffer des HEEREN; en allen, bij welke sittimhout gevonden
160 Exo 40:15 | tot een eeuwig priesterdom bij hun geslachten. ~
161 Exo 40:38 | HEEREN was op den tabernakel bij dag, en het vuur was er
162 Exo 40:38 | dag, en het vuur was er bij nacht op, voor de ogen van
163 Lev 1:16 | wegdoen, en zal het werpen bij het altaar, oostwaarts,
164 Lev 2:14 | vruchten van groene aren, bij het vuur gedord, dat is,
165 Lev 4:12 | op het hout verbranden; bij de uitgegoten as zal hij
166 Lev 6:4 | onthoudt, of het bewaarde, dat bij hem te bewaren gegeven was,
167 Lev 6:10 | verteerd hebben, en zal die bij het altaar leggen. ~
168 Lev 10:12 | en eet hetzelve ongezuurd bij het altaar; want het is
169 Lev 15:18 | het zaad des bijliggens bij haar gelegen zal hebben;
170 Lev 15:24 | Insgelijks zo iemand zekerlijk bij haar gelegen heeft, dat
171 Lev 15:33 | vrouw; en voor een man, die bij een onreine zal gelegen
172 Lev 18:20 | En gij zult niet liggen bij uws naasten huisvrouw ter
173 Lev 18:22 | 22 Bij een manspersoon zult gij
174 Lev 18:23 | 23 Insgelijks zult gij bij geen beest liggen, om daarmede
175 Lev 19:12 | Gij zult niet valselijk bij Mijn Naam zweren; want gij
176 Lev 19:13 | dagloners arbeidsloon zal bij u niet vernachten tot aan
177 Lev 19:20 | door bijligging des zaads, bij een vrouw zal gelegen hebben,
178 Lev 19:20 | die een dienstmaagd is, bij den man versmaad, en geenszins
179 Lev 19:33 | wanneer een vreemdeling bij u in uw land als vreemdeling
180 Lev 19:34 | vreemdeling, die als vreemdeling bij u verkeert, zal onder u
181 Lev 20:11 | 11 En een man, die bij zijns vaders huisvrouw zal
182 Lev 20:12 | 12 Insgelijks, als de man bij de vrouw zijns zoons zal
183 Lev 20:13 | 13 Wanneer ook een man bij een manspersoon zal gelegen
184 Lev 20:15 | 15 Daartoe als een man bij enig vee zal gelegen hebben,
185 Lev 20:18 | 18 En als een man bij een vrouw, die haar krankheid
186 Lev 20:20 | 20 Als ook een man bij zijn moei zal gelegen hebben,
187 Lev 21:11 | 11 Hij zal ook bij geen dode lichamen komen;
188 Lev 24:6 | en voor uw bijwoner, die bij u als vreemdelingen verkeren; ~
189 Lev 24:23 | vreemdelingen en bijwoners bij Mij zijt. ~
190 Lev 24:35 | verarmd zijn, en zijn hand bij u wankelen zal, zo zult
191 Lev 24:35 | vreemdeling en bijwoner, opdat hij bij u leve. ~
192 Lev 24:36 | uw God, opdat uw broeder bij u leve. ~
193 Lev 24:39 | Desgelijks, wanneer uw broeder bij u zal verarmd zijn, en zich
194 Lev 24:40 | als een bijwoner zal hij bij u zijn; tot het jubeljaar
195 Lev 24:40 | tot het jubeljaar zal hij bij u dienen. ~
196 Lev 24:45 | kinderen der bijwoners, die bij u als vreemdelingen verkeren,
197 Lev 24:45 | uit hun geslachten, die bij u zullen zijn, die zij in
198 Lev 24:47 | vreemdelings en bijwoners, die bij u is, wat bekomen zal hebben,
199 Lev 24:47 | hebben, en uw broeder, die bij hem is, verarmd zal zijn,
200 Lev 24:47 | vreemdeling, den bijwoner, die bij u is, of aan den stam van
201 Lev 24:53 | zal hij van jaar tot jaar bij hem zijn; men zal over hem
202 Lev 25:26 | bakken, en zullen uw brood bij het gewicht wedergeven;
203 Num 1:5 | de namen der mannen, die bij u staan zullen: van Ruben,
204 Num 1:52 | zich legeren, een iegelijk bij zijn leger, en een iegelijk
205 Num 1:52 | zijn leger, en een iegelijk bij zijn banier, naar hun heiren. ~
206 Num 3:26 | deur des voorhofs, welke bij den tabernakel en bij het
207 Num 3:26 | welke bij den tabernakel en bij het altaar rondom zijn;
208 Num 4:26 | des voorhofs, hetwelk is bij den tabernakel en bij het
209 Num 4:26 | is bij den tabernakel en bij het altaar rondom; en hun
210 Num 4:32 | waarneming van hun last zult gij bij namen tellen. ~
211 Num 5:13 | 13 Dat een man bij haar door bijligging des
212 Num 5:19 | vrouw zeggen: Indien iemand bij u gelegen heeft, en indien
213 Num 5:20 | geworden zijt, dat een man bij u gelegen heeft, behalve
214 Num 6:9 | 9 En zo de gestorvene bij hem onvoorziens haastelijk
215 Num 9:14 | wanneer een vreemdeling bij u als vreemdeling verkeert,
216 Num 10:8 | tot een eeuwige inzetting bij uw geslachten. ~
217 Num 10:32 | geschieden zal, waarmede de HEERE bij ons weldoen zal, dat wij
218 Num 11:16 | en zij zullen zich daar bij u stellen. ~
219 Num 11:31 | van de zee, en strooide ze bij het leger, omtrent een dagreize,
220 Num 14:27 | 27 Hoe lang zal Ik bij deze boze vergadering zijn,
221 Num 15:14 | Wanneer ook een vreemdeling bij u als vreemdeling verkeert,
222 Num 15:15 | vreemdeling, die als vreemdeling bij u verkeert, enerlei inzetting:
223 Num 15:15 | inzetting: ter eeuwige inzetting bij uw geslachten, gelijk gijlieden,
224 Num 15:16 | en den vreemdeling, die bij ulieden als vreemdeling
225 Num 15:21 | HEERE een hefoffer geven, bij uw geslachten. ~
226 Num 15:23 | geboden heeft, en voortaan bij uw geslachten;
227 Num 15:24 | geschieden, indien iets bij dwaling gedaan, en voor
228 Num 15:38 | hoeken hunner klederen, bij hun geslachten; en op de
229 Num 20:24 | wederspannig geweest zijt bij de wateren van Meriba. ~
230 Num 21:12 | reisden zij, en legerden zich bij de beek Zered. ~
231 Num 21:17 | gij put, zingt daarvan bij beurte! ~
232 Num 22:8 | de vorsten der Moabieten bij Bileam. ~
233 Num 22:9 | Wie zijn die mannen, die bij u zijn? ~
234 Num 22:22 | twee zijner jongeren waren bij hem.
235 Num 22:33 | u nu ook gedood, en haar bij het leven behouden hebben. ~
236 Num 22:40 | en aan de vorsten, die bij hem waren. ~
237 Num 23:3 | Bileam tot Balak: Blijf staan bij uw brandoffer, en ik zal
238 Num 23:6 | wederkeerde, ziet, zo stond hij bij zijn brandoffer, hij en
239 Num 23:15 | Balak: Blijf hier staan bij uw brandoffer, en ik zal
240 Num 23:17 | kwam, ziet, zo stond hij bij zijn brandoffer, en de vorsten
241 Num 23:17 | de vorsten der Moabieten bij hem. Balak nu zeide tot
242 Num 23:21 | het geklank des Konings is bij hem. ~
243 Num 34:29 | een inzetting van recht, bij uw geslachten, in al uw
244 Deu 1:6 | zeggende: Gij zijt lang genoeg bij dezen berg gebleven. ~
245 Deu 1:30 | strijden, naar alles, wat Hij bij u voor uw ogen gedaan heeft
246 Deu 3:1 | al zijn volk, ten strijde bij Edrei. ~
247 Deu 5:31 | 31 Maar gij, sta hier bij Mij, dat Ik tot u spreke
248 Deu 6:13 | Hem dienen; en gij zult bij Zijn Naam zweren. ~
249 Deu 10:20 | Hem zult gij aanhangen, en bij Zijn Naam zweren. ~
250 Deu 10:21 | Lof, en Hij is uw God. Die bij u gedaan heeft deze grote
251 Deu 11:11 | dalen; het drinkt water bij den regen des hemels; ~
252 Deu 11:30 | wonen, tegenover Gilgal, bij de eikenbossen van More? ~
253 Deu 15:3 | gij manen; maar wat gij bij uw broeder hebt, zal uw
254 Deu 15:16 | liefheeft, dewijl het hem wel bij u is; ~
255 Deu 16:1 | uit Egypteland uitgevoerd, bij nacht. ~
256 Deu 16:4 | 4 Er zal bij u in zeven dagen geen zuurdeeg
257 Deu 16:21 | planten van enig geboomte, bij het altaar des HEEREN, uws
258 Deu 17:19 | 19 En het zal bij hem zijn, en hij zal daarin
259 Deu 18:8 | eten, boven zijn verkoping bij de vaderen. ~
260 Deu 21:17 | dubbele deel van alles, wat bij hem zal worden gevonden;
261 Deu 22:2 | huis vergaderen, dat zij bij u zijn, totdat uw broeder
262 Deu 22:22 | gevonden zal worden, liggende bij eens mans getrouwde vrouw,
263 Deu 22:22 | beiden sterven, de man, die bij de vrouw gelegen heeft,
264 Deu 22:23 | de stad zal gevonden, en bij haar gelegen hebben; ~
265 Deu 22:25 | de man haar verkracht en bij haar gelegen zal hebben,
266 Deu 22:25 | hebben, zo zal de man, die bij haar gelegen heeft, alleen
267 Deu 22:28 | en haar zal gegrepen en bij haar gelegen hebben, en
268 Deu 22:29 | 29 Zo zal de man, die bij haar gelegen heeft, den
269 Deu 23:16 | 16 Hij zal bij u blijven in het midden
270 Deu 27:20 | 20 Vervloekt zij, die bij de vrouw zijns vaders ligt,
271 Deu 27:21 | 21 Vervloekt zij, die bij enig beest ligt! En al het
272 Deu 27:22 | 22 Vervloekt zij, die bij zijn zuster ligt, de dochter
273 Deu 27:23 | 23 Vervloekt zij, die bij zijn schoonmoeder ligt!
274 Deu 29:15 | dengene, die heden hier bij ons voor het aangezicht
275 Deu 29:15 | dengene, die hier heden bij ons niet is. ~
276 Deu 29:17 | steen, zilver en goud, die bij hen waren. ~
277 Deu 32:34 | 34 Is dat niet bij Mij opgesloten, verzegeld
278 Deu 33:12 | des HEEREN, hij zal zeker bij Hem wonen. Hij zal hem den
279 Joz 2:12 | Nu dan, zweert mij toch bij den HEERE, dewijl ik weldadigheid
280 Joz 2:19 | onschuldig zijn; maar al wie bij u in het huis zijn zal,
281 Joz 3:4 | ulieden en tussen dezelve, bij de twee duizend ellen in
282 Joz 5:13 | geschiedde het, als Jozua bij Jericho was, dat hij zijn
283 Joz 7:2 | van Jericho naar Ai, dat bij Beth-Aven ligt, aan het
284 Joz 7:14 | hebben, dat zal aankomen bij huisgezinnen, en welk huisgezin
285 Joz 8:3 | helden, en hij zond hen bij nacht uit, ~
286 Joz 8:5 | nu, en al het volk, dat bij mij is, zullen tot de stad
287 Joz 8:11 | al het krijgsvolk op, dat bij hem was; en zij naderden
288 Joz 9:15 | verbond met hen, dat hij hen bij het leven behouden zoude;
289 Joz 9:18 | vergadering hun gezworen hadden bij den HEERE, den God Israels;
290 Joz 9:19 | Wij hebben hun gezworen bij den HEERE, den God Israels;
291 Joz 9:20 | wij hun doen, dat wij hen bij het leven behouden, opdat
292 Joz 10:16 | verborgen in de spelonk bij Makkeda. ~
293 Joz 10:17 | verborgen in de spelonk bij Makkeda. ~
294 Joz 10:21 | tot Jozua in het leger, bij Makkeda, in vrede; niemand
295 Joz 15:63 | alzo woonden de Jebusieten bij de kinderen van Juda te
296 Joz 16:1 | Jozef uit: van de Jordaan bij Jericho, aan het water van
297 Joz 16:6 | gaat uit tegen het westen bij Michmetath, van het noorden,
298 Joz 17:16 | zijn ook ijzeren wagens bij alle Kanaanieten, die in
299 Joz 17:16 | het land des dals wonen, bij die te Beth-Sean en haar
300 Joz 20:4 | hem plaats geven, dat hij bij hen wone. ~
301 Joz 21:5 | kinderen van Kahath vielen, bij het lot, van de huisgezinnen
302 Joz 21:6 | stam van Manasse, in Bazan, bij het lot, dertien steden. ~
303 Joz 21:8 | steden en haar voorsteden, bij het lot, gelijk de HEERE
304 Joz 21:9 | Simeon, deze steden, die men bij name noemde; ~
305 Joz 23:7 | denzelven gaf Jozua een erfdeel bij hun broederen, aan deze
306 Joz 23:30 | duizenden van Israel, die bij hem waren, de woorden hoorden,
307 Joz 24:7 | deze, die overgebleven zijn bij ulieden; gedenkt ook niet
308 Joz 24:7 | hunner goden, en doet er niet bij zweren, en dient hen niet,
309 Joz 24:12 | aanhangt, van deze, die bij u overgebleven zijn, en
310 Joz 25:26 | daar op onder den eik, die bij het heiligdom des HEEREN
311 Ric 1:4 | hand; en zij sloegen hen bij Bezek, tien duizend man. ~
312 Ric 1:23 | Jozef bestelde verspieders bij Beth-El; de naam nu dezer
313 Ric 1:24 | wij zullen weldadigheid bij u doen. ~
314 Ric 3:19 | de gesneden beelden, die bij Gilgal waren, en zeide:
315 Ric 4:11 | den eik in Zaanaim, die bij Kedes is. ~
316 Ric 5:11 | zoon Gideon dorste tarwe bij de pers, om die te vluchten
317 Ric 5:27 | vreesde, van het te doen bij dag, dat hij het deed bij
318 Ric 5:27 | bij dag, dat hij het deed bij nacht. ~
319 Ric 5:31 | daarentegen zeide tot allen, die bij hem stonden: Zult gij voor
320 Ric 7:4 | driehonderd mannen, die bij hem waren, zijnde moede,
321 Ric 7:35 | deden geen weldadigheid bij het huis van Jerubbaal,
322 Ric 7:35 | naar al het goede, dat hij bij Israel gedaan had. ~ ~
323 Ric 8:6 | maakten Abimelech ten koning, bij den hogen eik, die bij Sichem
324 Ric 8:6 | bij den hogen eik, die bij Sichem is. ~
325 Ric 8:16 | indien gij welgedaan hebt bij Jerubbaal en bij zijn huis,
326 Ric 8:16 | welgedaan hebt bij Jerubbaal en bij zijn huis, en indien gij
327 Ric 8:19 | waarheid en in oprechtheid bij Jerubbaal en bij zijn huis
328 Ric 8:19 | oprechtheid bij Jerubbaal en bij zijn huis te dezen dage
329 Ric 8:32 | 32 Zo maak u nu op bij nacht, gij en het volk,
330 Ric 8:34 | het volk, dat met hem was, bij nacht; en zij legden lagen
331 Ric 8:44 | Abimelech en de hopen, die bij hem waren, overvielen hen,
332 Ric 8:48 | zeide tot het volk, dat bij hem was: Wat gij mij hebt
333 Ric 10:27 | gezondigd, maar gij doet kwalijk bij mij, dat gij tegen mij krijgt;
334 Ric 10:34 | Toen nu Jeftha te Mizpa bij zijn huis kwam, ziet, zo
335 Ric 12:9 | haar man Manoach was niet bij haar. ~
336 Ric 12:25 | Geest des HEEREN begon hem bij wijlen te drijven in het
337 Ric 13:11 | dertig metgezellen, die bij hem zouden zijn. ~
338 Ric 15:9 | 9 De achterlage nu zat bij haar in een kamer. Zo zeide
339 Ric 15:26 | tot den jongen, die hem bij de hand hield: Laat mij
340 Ric 16:2 | gesproken hebt, zie, dat geld is bij mij, ik heb dat genomen.
341 Ric 16:10 | zeide Micha tot hem: Blijf bij mij, en wees mij tot een
342 Ric 16:11 | En de Leviet bewilligde bij dien man te blijven; en
343 Ric 17:3 | 3 Zijnde bij het huis van Micha, zo kenden
344 Ric 17:12 | togen op, en legerden zich bij Kirjath-Jearim, in Juda;
345 Ric 17:22 | zijnde in de huizen, die bij het huis van Micha waren,
346 Ric 17:25 | zeiden tot hem: Laat uw stem bij ons niet horen, opdat niet
347 Ric 17:28 | zij lag in het dal, dat bij Beth-Rechob is. Daarna herbouwden
348 Ric 18:2 | zijn bijwijf hoereerde, bij hem zijnde, en toog van
349 Ric 18:3 | halen; en zijn jongen was bij hem, en een paar ezels.
350 Ric 18:4 | hem, dat hij drie dagen bij hem bleef; en zij aten en
351 Ric 18:11 | 11 Als zij nu bij Jebus waren, zo was de dag
352 Ric 18:14 | en de zon ging hun onder bij Gibea, dewelke Benjamins
353 Ric 18:19 | en voor de jongen, die bij uw knechten is; er is aan
354 Ric 18:20 | wat u ontbreekt, is toch bij mij; alleenlijk vernacht
355 Ric 19:5 | omringden tegen mij het huis bij nacht; zij dachten mij te
356 Ric 19:9 | zullen doen: tegen haar bij het lot! ~
357 Ric 19:20 | Israels den strijd tegen hen bij Gibea. ~
358 Ric 20:7 | overgebleven zijn? Want wij hebben bij den HEERE gezworen, dat
359 Rut 1:8 | haar moeder; de HEERE doe bij u weldadigheid, gelijk als
360 Rut 1:8 | gelijk als gij gedaan hebt bij de doden, en bij mij. ~
361 Rut 1:8 | gedaan hebt bij de doden, en bij mij. ~
362 Rut 2:3 | de maaiers; en haar viel bij geval voor, een deel van
363 Rut 2:7 | mij toch oplezen en aren bij de garven verzamelen, achter
364 Rut 2:8 | maar hier zult gij u houden bij mijn maagden. ~
365 Rut 2:11 | aangezegd alles, wat gij bij uw schoonmoeder gedaan hebt,
366 Rut 2:14 | Boaz tot haar: Kom hier bij, en eet van het brood, en
367 Rut 2:19 | verhaalde haar schoonmoeder, bij wien zij gewrocht had, en
368 Rut 2:19 | zeide: De naam des mans, bij welken ik heden gewrocht
369 Rut 2:21 | heeft: Gij zult u houden bij de jongens, die ik heb,
370 Rut 2:23 | 23 Alzo hield zij zich bij de maagden van Boaz, om
371 Rut 2:23 | voleindigd waren; en zij bleef bij haar schoonmoeder. ~ ~
372 Rut 4:7 | een gewoonheid in Israel, bij de lossing en bij de verwisseling,
373 Rut 4:7 | Israel, bij de lossing en bij de verwisseling, om de ganse
374 1Sa 1:9 | priester, zat op een stoel bij een post van den tempel
375 1Sa 1:26 | ben die vrouw, die hier bij u stond, om den HEERE te
376 1Sa 2:8 | drek, om te doen zitten bij de vorsten, dat Hij hen
377 1Sa 2:21 | jongeling Samuel werd groot bij den HEERE. ~
378 1Sa 2:22 | deden, en dat zij sliepen bij de vrouwen, die met hopen
379 1Sa 2:26 | groot en aangenaam beide bij den HEERE en ook bij de
380 1Sa 2:26 | beide bij den HEERE en ook bij de mensen. ~
381 1Sa 4:1 | strijde, en legerde zich bij Eben-Haezer, maar de Filistijnen
382 1Sa 4:1 | Filistijnen legerden zich bij Afek. ~
383 1Sa 4:8 | plagen geplaagd hebben, bij de woestijn. ~
384 1Sa 4:20 | spraken de vrouwen, die bij haar stonden: Vrees niet,
385 1Sa 5:2 | van Dagon, en stelden ze bij Dagon. ~
386 1Sa 5:7 | ark des Gods van Israel bij ons niet blijve; want Zijn
387 1Sa 9:5 | Saul tot zijn jongen, die bij hem was: Kom en laat ons
388 1Sa 9:23 | ik tot u zeide: Zet het bij u weg. ~
389 1Sa 10:2 | zult gij twee mannen vinden bij het graf van Rachel, aan
390 1Sa 12:2 | en ziet, mijn zonen zijn bij ulieden; en ik heb voor
391 1Sa 12:24 | ziet, hoe grote dingen Hij bij ulieden gedaan heeft! ~
392 1Sa 13:2 | uit Israel; en er waren bij Saul twee duizend te Michmas
393 1Sa 13:2 | Beth-El, en duizend waren er bij Jonathan te Gibea-Benjamins;
394 1Sa 13:4 | Israel stinkende geworden bij de Filistijnen. Toen werd
395 1Sa 13:15 | Saul telde het volk, dat bij hem gevonden werd, omtrent
396 1Sa 13:16 | Jonathan, en het volk, dat bij hen gevonden was, bleven
397 1Sa 13:22 | van het ganse volk, dat bij Saul en bij Jonathan was;
398 1Sa 13:22 | ganse volk, dat bij Saul en bij Jonathan was; doch bij Saul
399 1Sa 13:22 | en bij Jonathan was; doch bij Saul en bij Jonathan, zijn
400 1Sa 13:22 | Jonathan was; doch bij Saul en bij Jonathan, zijn zoon, werden
401 1Sa 14:2 | Migron was; en het volk, dat bij hem was, was omtrent zeshonderd
402 1Sa 14:6 | HEERE voor ons werken; want bij den HEERE is geen verhindering,
403 1Sa 14:17 | zeide Saul tot het volk, dat bij hem was: Telt toch, en beziet,
404 1Sa 14:18 | ark Gods was te dien dage bij de kinderen Israels. ~
405 1Sa 14:20 | nu, en al het volk, dat bij hem was, werd samengeroepen,
406 1Sa 14:21 | 21 Er waren ook Hebreen bij de Filistijnen, als eertijds,
407 1Sa 14:21 | met de Israelieten, die bij Saul en Jonathan waren. ~
408 1Sa 14:36 | aftrekken de Filistijnen na, bij nacht, en laat ons dezelve
409 1Sa 16:19 | zoon David tot mij, die bij de schapen is. ~
410 1Sa 17:19 | mannen van Israel waren bij het eikendal met de Filistijnen
411 1Sa 17:20 | en hij liet de schapen bij den hoeder, en hij nam het
412 1Sa 17:26 | David tot de mannen, die bij hem stonden, zeggende: Wat
413 1Sa 17:35 | opstond, zo vatte ik hem bij zijn baard, en sloeg hem,
414 1Sa 17:43 | Filistijn vloekte David bij zijn goden. ~
415 1Sa 19:19 | Zie, David is te Najoth, bij Rama. ~
416 1Sa 19:22 | Zie, zij zijn te Najoth bij Rama. ~
417 1Sa 19:23 | hij derwaarts naar Najoth bij Rama; en dezelfde Geest
418 1Sa 20:1 | vluchtte David van Najoth bij Rama, en hij kwam, en zeide
419 1Sa 20:7 | zo weet, dat het kwaad bij hem ten volle besloten is. ~
420 1Sa 20:9 | zekerlijk merkte, dat dit kwaad bij mijn vader ten volle besloten
421 1Sa 20:19 | dezer handeling; en blijf bij den steen Ezel. ~
422 1Sa 20:24 | maan was, zat de koning bij de spijze, om te eten. ~
423 1Sa 20:25 | andere maal, aan de stede bij den wand, zo stond Jonathan
424 1Sa 20:33 | Jonathan, dat dit ten volle bij zijn vader besloten was,
425 1Sa 20:35 | er was een kleine jongen bij hem. ~
426 1Sa 22:2 | overste over hen; zodat bij hem waren omtrent vierhonderd
427 1Sa 22:3 | mijn vader en mijn moeder bij ulieden uitgaan, totdat
428 1Sa 22:4 | Moabieten; en zij bleven bij hem al de dagen, die David
429 1Sa 22:6 | geworden was, en de mannen, die bij hem waren. Saul nu zat op
430 1Sa 22:6 | al zijn knechten stonden bij hem. ~
431 1Sa 22:7 | Saul tot zijn knechten, die bij hem stonden: Hoort toch,
432 1Sa 22:9 | antwoordde Doeg, de Edomiet, die bij de knechten van Saul stond,
433 1Sa 22:17 | zeide tot de trawanten, die bij hem stonden: Wendt u, en
434 1Sa 22:23 | 23 Blijf bij mij; vrees niet; want wie
435 1Sa 23:17 | Israel, en ik zal de tweede bij u zijn; ook weet mijn vader
436 1Sa 23:19 | zeggende: Heeft zich niet David bij ons verborgen in de vestingen
437 1Sa 24:22 | 22 Zo zweer mij dan nu bij den HEERE, zo gij mijn zaad
438 1Sa 25:7 | herders, die gij hebt, zijn bij ons geweest; wij hebben
439 1Sa 25:13 | daar bleven er tweehonderd bij het gereedschap. ~
440 1Sa 25:16 | muur om ons geweest, zo bij nacht als bij dag, al de
441 1Sa 25:16 | geweest, zo bij nacht als bij dag, al de dagen, die wij
442 1Sa 25:16 | dag, al de dagen, die wij bij hen geweest zijn, weidende
443 1Sa 25:25 | is Nabal, en dwaasheid is bij hem; en ik, uw dienstmaagd,
444 1Sa 25:28 | oorloogt, en geen kwaad bij u gevonden is van uw dagen
445 1Sa 25:29 | het bundeltje der levenden bij den HEERE, uw God; maar
446 1Sa 27:2 | de zeshonderd mannen, die bij hem waren, tot Achis, den
447 1Sa 27:3 | 3 En David bleef bij Achis te Gath, hij en zijn
448 1Sa 27:5 | knecht in de koninklijke stad bij u wonen? ~
449 1Sa 27:12 | enenmaal stinkende gemaakt bij zijn volk, in Israel; daarom
450 1Sa 28:10 | 10 Saul nu zwoer haar bij den HEERE, zeggende: Zo
451 1Sa 28:19 | morgen zult gij en uw zonen bij mij zijn; ook zal de HEERE
452 1Sa 28:23 | en ook de vrouw, hielden bij hem aan. Toen hoorde hij
453 1Sa 29:1 | Israelieten legerden zich bij de fontein, die bij Jizreel
454 1Sa 29:1 | zich bij de fontein, die bij Jizreel is. ~
455 1Sa 29:3 | deze dagen of deze jaren bij mij geweest is? En ik heb
456 1Sa 29:4 | want waarmede zou deze zich bij zijn heer aangenaam maken?
457 1Sa 29:6 | want ik heb geen kwaad bij u gevonden, van dien dag
458 1Sa 30:4 | hief David en het volk, dat bij hem was, hun stem op, en
459 1Sa 30:9 | zes honderd mannen, die bij hem waren; en als zij kwamen
460 1Sa 30:15 | Hij dan zeide: Zweer mij bij God, dat gij mij niet zult
461 1Sa 30:21 | tegemoet, en het volk, dat bij hem was, tegemoet; en David
462 1Sa 30:24 | deel dergenen zijn, die bij het gereedschap gebleven
463 2Sa 1:6 | boodschap bracht: Ik kwam bij geval op het gebergte van
464 2Sa 1:9 | zeide hij tot mij: Sta toch bij mij, en dood mij; want deze
465 2Sa 1:10 | 10 Zo stond ik bij hem, en doodde hem; want
466 2Sa 2:3 | zijn mannen optrekken, die bij hem waren, een iegelijk
467 2Sa 2:13 | zij ontmoetten elkander bij den vijver van Gibeon; en
468 2Sa 2:16 | En de een greep den ander bij het hoofd, en stiet zijn
469 2Sa 2:16 | plaats Chelkath-Hazurim, die bij Gibeon is. ~
470 2Sa 3:22 | roof. Abner nu was niet bij David te Hebron; want hij
471 2Sa 3:28 | onschuldig, en mijn koninkrijk, bij den HEERE, tot in eeuwigheid,
472 2Sa 3:31 | en tot al het volk, dat bij hem was: Scheurt uw klederen,
473 2Sa 3:32 | zijn stem op, en weende bij Abners graf; ook weende
474 2Sa 4:12 | voeten af, en hingen ze op bij den vijver te Hebron, maar
475 2Sa 6:2 | heen met al het volk, dat bij hem was, van Baalim-Juda,
476 2Sa 6:2 | te brengen de ark Gods, bij dewelke de Naam wordt aangeroepen,
477 2Sa 6:7 | onbedachtzaamheid; en hij stierf aldaar bij de ark Gods. ~
478 2Sa 8:7 | nam de gouden schilden die bij Hadad-ezers knechten geweest
479 2Sa 9:3 | dat ik Gods weldadigheid bij hem doe? Toen zeide Ziba
480 2Sa 9:7 | zal zekerlijk weldadigheid bij u doen, om uws vaders Jonathans
481 2Sa 10:6 | Ammons zagen, dat zij zich bij David stinkende gemaakt
482 2Sa 10:13 | naderde Joab, en het volk, dat bij hem was, tot den strijd
483 2Sa 11:4 | hem ingekomen was, lag hij bij haar, (zij nu had zich van
484 2Sa 11:11 | te eten en te drinken, en bij mijn huisvrouw te liggen?
485 2Sa 12:3 | dat het groot geworden was bij hem, en bij zijn kinderen
486 2Sa 12:3 | geworden was bij hem, en bij zijn kinderen tegelijk;
487 2Sa 12:11 | uw naaste geven; die zal bij uw vrouwen liggen, voor
488 2Sa 12:24 | ging tot haar in, en lag bij haar; en zij baarde een
489 2Sa 13:11 | zeide tot haar: Kom, lig bij mij, mijn zuster! ~
490 2Sa 13:14 | verkrachtte hij haar, en lag bij haar. ~
491 2Sa 13:16 | dan het andere, dat gij bij mij gedaan hebt; maar hij
492 2Sa 13:20 | haar: Is uw broeder Amnon bij u geweest? Nu dan, mijn
493 2Sa 13:23 | scheerders had te Baal-Hazor, dat bij Efraim is; zo nodigde Absalom
494 2Sa 13:25 | bezwaarlijk zijn; en hij hield bij hem aan, doch hij wilde
495 2Sa 13:27 | 27 Als Absalom bij hem aanhield, zo liet hij
496 2Sa 13:32 | Amnon alleen is dood; want bij Absalom is er op toegelegd,
497 2Sa 15:12 | kwam toe en vermeerderde bij Absalom. ~
498 2Sa 15:19 | gaan? Keer weder, en blijf bij den koning; want gij zijt
499 2Sa 15:36 | beide zonen zijn aldaar bij hen, Ahimaaz, Zadoks, en
500 2Sa 16:18 | Israel, diens zal ik zijn, en bij hem zal ik blijven. ~
1-500 | 501-1000 | 1001-1413 |