Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
-----
-----
-----
1 1264
10 1160
100 2
101 2
Frequency    [«  »]
1361 alle
1313 zeggende
1275 opdat
1264 1
1241 2
1198 3
1189 4

Bijbel

IntraText - Concordances

1

1-500 | 501-1000 | 1001-1264

     Book Chapter: Verse
1 Gen 1 | 1 ~ 2 Gen 1:1 | 1 In den beginne schiep God 3 Gen 2:1 | 1 Alzo zijn volbracht de hemel 4 Gen 3:1 | 1 De slang nu was listiger 5 Gen 4:1 | 1 En Adam bekende Heva, zijn 6 Gen 5:1 | 1 Dit is het boek van Adams 7 Gen 6:1 | 1 En het geschiedde, als de 8 Gen 7:1 | 1 Daarna zeide de HEERE tot 9 Gen 8:1 | 1 En God gedacht aan Noach, 10 Gen 9:1 | 1 En God zegende Noach en 11 Gen 10:1 | 1 Dit nu zijn de geboorten 12 Gen 11:1 | 1 En de ganse aarde was van 13 Gen 12:1 | 1 De HEERE nu had tot Abram 14 Gen 13:1 | 1 Alzo toog Abram op uit Egypte 15 Gen 14:1 | 1 En het geschiedde in de 16 Gen 14:25 | 1 Na deze dingen geschiedde 17 Gen 15:1 | 1 Doch Sarai, Abrams huisvrouw, 18 Gen 16:1 | 1 Als nu Abram negen en negentig 19 Gen 17:1 | 1 Daarna verscheen hem de 20 Gen 18:1 | 1 En die twee engelen kwamen 21 Gen 19:1 | 1 En Abraham reisde van daar 22 Gen 20:1 | 1 En de HEERE bezocht Sara, 23 Gen 21:1 | 1 En het geschiedde na deze 24 Gen 22:1 | 1 En het leven van Sara was 25 Gen 23:1 | 1 Abraham nu was oud, en wel 26 Gen 23:68 | 1 En Abraham voer voort, en 27 Gen 24:1 | 1 En er was honger in dat 28 Gen 25:1 | 1 En het geschiedde, als Izak 29 Gen 26:1 | 1 En Izak riep Jakob, en zegende 30 Gen 27:1 | 1 Toen hief Jakob zijn voeten 31 Gen 27:36 | 1 Als nu Rachel zag, dat zij 32 Gen 28:1 | 1 Toen hoorde hij de woorden 33 Gen 29:1 | 1 Jakob toog ook zijns weegs; 34 Gen 30:1 | 1 En Jakob hief zijn ogen 35 Gen 31:1 | 1 En Dina, de dochter van 36 Gen 32:1 | 1 Daarna zeide God tot Jakob: 37 Gen 33:1 | 1 Dit nu zijn de geboorten 38 Gen 34:1 | 1 En Jakob woonde in het land 39 Gen 35:1 | 1 En het geschiedde ten zelven 40 Gen 36:1 | 1 Jozef nu werd naar Egypte 41 Gen 36:24 | 1 En het geschiedde na deze 42 Gen 37:1 | 1 En het geschiedde ten einde 43 Gen 38:1 | 1 Toen Jakob zag, dat er koren 44 Gen 39:1 | 1 De honger nu werd zwaar 45 Gen 40:1 | 1 En hij gebood dengene, die 46 Gen 41:1 | 1 Toen kon zich Jozef niet 47 Gen 42:1 | 1 En Israel verreisde met 48 Gen 43:1 | 1 Toen kwam Jozef en boodschapte 49 Gen 44:1 | 1 Het geschiedde nu na deze 50 Gen 45:1 | 1 Daarna riep Jakob zijn zonen, 51 Gen 46:1 | 1 Toen viel Jozef op zijns 52 Exo 1 | 1 ~ 53 Exo 1:1 | 1 Dit nu zijn de namen der 54 Exo 2:1 | 1 En een man van het huis 55 Exo 3:1 | 1 En Mozes hoedde de kudde 56 Exo 4:1 | 1 Toen antwoordde Mozes, en 57 Exo 5:1 | 1 En daarna gingen Mozes en 58 Exo 6:1 | 1 Verder sprak God tot Mozes, 59 Exo 7:1 | 1 Toen zeide de HEERE tot 60 Exo 8:1 | 1 Daarna zeide de HEERE tot 61 Exo 9:1 | 1 Daarna zeide de HEERE tot 62 Exo 10:1 | 1 Daarna zeide de HEERE tot 63 Exo 11:1 | 1 (Want de HEERE had tot Mozes 64 Exo 12:1 | 1 De HEERE nu had tot Mozes 65 Exo 13:1 | 1 Toen sprak de HEERE tot 66 Exo 14:1 | 1 Toen sprak de HEERE tot 67 Exo 15:1 | 1 Toen zong Mozes en de kinderen 68 Exo 16:1 | 1 Toen zij van Elim gereisd 69 Exo 17:1 | 1 Daarna toog de ganse vergadering 70 Exo 18:1 | 1 Toen Jethro, priester van 71 Exo 19:1 | 1 In de derde maand, na het 72 Exo 20:1 | 1 Toen sprak God al deze woorden, 73 Exo 21:1 | 1 Dit nu zijn de rechten, 74 Exo 22:1 | 1 Wanneer iemand een os, of 75 Exo 23:1 | 1 Gij zult geen vals gerucht 76 Exo 24:1 | 1 Daarna zeide Hij tot Mozes: 77 Exo 25:1 | 1 Toen sprak de HEERE tot 78 Exo 26:1 | 1 Den tabernakel nu zult gij 79 Exo 27:1 | 1 Gij zult ook een altaar 80 Exo 28:1 | 1 Daarna zult gij uw broeder 81 Exo 29:1 | 1 Dit nu is de zaak, die gij 82 Exo 30:1 | 1 Gij zult ook een reukaltaar 83 Exo 31:1 | 1 Daarna sprak de HEERE tot 84 Exo 32:1 | 1 Toen het volk zag, dat Mozes 85 Exo 33:1 | 1 Toen het volk zag, dat Mozes 86 Exo 34:1 | 1 Voorts sprak de HEERE tot 87 Exo 34:24 | 1 Toen zeide de HEERE tot 88 Exo 35:1 | 1 Toen deed Mozes de ganse 89 Exo 36:1 | 1 Toen wrocht Bezaleel en 90 Exo 37:1 | 1 Alzo maakte Bezaleel de 91 Exo 38:1 | 1 Hij maakte ook het brandofferaltaar 92 Exo 39:1 | 1 Zij maakten ook ambtsklederen, 93 Exo 40:1 | 1 Verder sprak de HEERE tot 94 Lev 1 | 1 ~ 95 Lev 1:1 | 1 En de HEERE riep Mozes, 96 Lev 2:1 | 1 Als nu een ziel een offerande 97 Lev 3:1 | 1 En indien zijn offer een 98 Lev 4:1 | 1 Verder sprak de HEERE tot 99 Lev 5:1 | 1 Als nu een mens zal gezondigd 100 Lev 6:1 | 1 Verder sprak de HEERE tot 101 Lev 7:1 | 1 Dit is nu de wet des schuldoffers; 102 Lev 8:1 | 1 Verder sprak de HEERE tot 103 Lev 9:1 | 1 En het geschiedde op den 104 Lev 10:1 | 1 En de zonen van Aaron, Nadab 105 Lev 11:1 | 1 En de HEERE sprak tot Mozes, 106 Lev 13:1 | 1 Verder sprak de HEERE tot 107 Lev 14:1 | 1 Daarna sprak de HEERE tot 108 Lev 15:1 | 1 Verder sprak de HEERE tot 109 Lev 16:1 | 1 En de HEERE sprak tot Mozes, 110 Lev 17:1 | 1 Verder sprak de HEERE tot 111 Lev 18:1 | 1 Verder sprak de HEERE tot 112 Lev 19:1 | 1 Verder sprak de HEERE tot 113 Lev 20:1 | 1 Verder sprak de HEERE tot 114 Lev 21:1 | 1 Daarna zeide de HEERE tot 115 Lev 22:1 | 1 Daarna sprak de HEERE tot 116 Lev 23:1 | 1 En de HEERE sprak tot Mozes, 117 Lev 24:1 | 1 Verder sprak de HEERE tot 118 Lev 25:1 | 1 Gij zult ulieden geen afgoden 119 Lev 26:1 | 1 Verder sprak de HEERE tot 120 Num 1 | 1 ~ 121 Num 1:1 | 1 Voorts sprak de HEERE tot 122 Num 2:1 | 1 En de HEERE sprak tot Mozes 123 Num 3:1 | 1 Dit nu zijn de geboorten 124 Num 4:1 | 1 En de HEERE sprak tot Mozes 125 Num 5:1 | 1 En de HEERE sprak tot Mozes, 126 Num 6:1 | 1 En de HEERE sprak tot Mozes, 127 Num 7:1 | 1 En het geschiedde ten dage, 128 Num 8:1 | 1 En de HEERE sprak tot Mozes, 129 Num 9:1 | 1 En de HEERE sprak tot Mozes 130 Num 10:1 | 1 Verder sprak de HEERE tot 131 Num 11:1 | 1 En het geschiedde, als het 132 Num 12:1 | 1 Mirjam nu sprak, en Aaron, 133 Num 13:1 | 1 En de HEERE sprak tot Mozes, 134 Num 14:1 | 1 Toen verhief zich de gehele 135 Num 15:1 | 1 Daarna sprak de HEERE tot 136 Num 16:1 | 1 Korach nu, de zoon van Jizhar, 137 Num 17:1 | 1 Toen sprak de HEERE tot 138 Num 18:1 | 1 Toen sprak de HEERE tot 139 Num 18:14 | 1 Zo zeide de HEERE tot Aaron: 140 Num 19:1 | 1 Zo zeide de HEERE tot Aaron: 141 Num 20:1 | 1 Als de kinderen Israels, 142 Num 21:1 | 1 Als de Kanaaniet, de koning 143 Num 22:1 | 1 Daarna reisden de kinderen 144 Num 23:1 | 1 Toen zeide Bileam tot Balak: 145 Num 24:1 | 1 Toen Bileam zag, dat het 146 Num 25:1 | 1 En Israel verbleef te Sittim, 147 Num 26:1 | 1 Het geschiedde nu na die 148 Num 27:1 | 1 Toen naderden de dochteren 149 Num 28:1 | 1 Verder sprak de HEERE tot 150 Num 29:1 | 1 Desgelijks in de zevende 151 Num 30:1 | 1 En Mozes sprak tot de hoofden 152 Num 31:1 | 1 En de HEERE sprak tot Mozes, 153 Num 32:1 | 1 Dit zijn de reizen der kinderen 154 Num 33:1 | 1 Voorts sprak de HEERE tot 155 Num 34:1 | 1 En de HEERE sprak tot Mozes, 156 Num 35:1 | 1 En de hoofden der vaderen 157 Deu 1 | 1 ~ 158 Deu 1:1 | 1 Dit zijn de woorden, die 159 Deu 2:1 | 1 Daarna keerden wij ons, 160 Deu 3:1 | 1 Daarna keerden wij ons en 161 Deu 4:1 | 1 Nu dan, Israel! hoor naar 162 Deu 5:1 | 1 En Mozes riep het ganse 163 Deu 6:1 | 1 Dit zijn dan de geboden, 164 Deu 7:1 | 1 Wanneer u de HEERE, uw God, 165 Deu 8:1 | 1 Alle geboden, die ik u heden 166 Deu 9:1 | 1 Hoor, Israel! gij zult heden 167 Deu 10:1 | 1 Ter zelver tijd zeide de 168 Deu 11:1 | 1 Daarom zult gij den HEERE, 169 Deu 12:1 | 1 Dit zijn de inzettingen 170 Deu 13:1 | 1 Wanneer een profeet, of 171 Deu 14:1 | 1 Gijlieden zijt kinderen 172 Deu 15:1 | 1 Ten einde van zeven jaren 173 Deu 16:1 | 1 Neemt waar de maand Abib, 174 Deu 17:1 | 1 Gij zult den HEERE, uw God, 175 Deu 18:1 | 1 De Levietische priesteren, 176 Deu 19:1 | 1 Wanneer de HEERE, uw God, 177 Deu 20:1 | 1 Wanneer gij zult uittrekken 178 Deu 21:1 | 1 Wanneer in het land, hetwelk 179 Deu 22:1 | 1 Gij zult uws broeders os 180 Deu 23:1 | 1 Die door plettering verwond 181 Deu 24:1 | 1 Wanneer een man een vrouw 182 Deu 25:1 | 1 Wanneer er tussen lieden 183 Deu 26:1 | 1 Voorts zal het geschieden, 184 Deu 27:1 | 1 En Mozes, te zamen met de 185 Deu 28:1 | 1 En het zal geschieden, indien 186 Deu 29:1 | 1 Dit zijn de woorden des 187 Deu 30:1 | 1 Voorts zal het geschieden, 188 Deu 31:1 | 1 Daarna ging Mozes heen, 189 Deu 32:1 | 1 Neig de oren, gij hemel, 190 Deu 33:1 | 1 Dit nu is de zegen, met 191 Deu 34:1 | 1 Toen ging Mozes op, uit 192 Joz 1 | 1 ~ 193 Joz 1:1 | 1 Het geschiedde nu, na den 194 Joz 2:1 | 1 Jozua nu, de zoon van Nun, 195 Joz 3:1 | 1 Jozua dan maakte zich des 196 Joz 4:1 | 1 Het geschiedde nu, toen 197 Joz 5:1 | 1 En het geschiedde, toen 198 Joz 6:1 | 1 (Jericho nu sloot de poorten 199 Joz 7:1 | 1 Maar de kinderen Israels 200 Joz 8:1 | 1 Toen zeide de HEERE tot 201 Joz 9:1 | 1 En het geschiedde, toen 202 Joz 10:1 | 1 Het geschiedde nu, toen 203 Joz 11:1 | 1 Het geschiedde daarna, als 204 Joz 12:1 | 1 Dit nu zijn de koningen 205 Joz 13:1 | 1 Jozua nu was oud, wel bedaagd; 206 Joz 14:1 | 1 Dit is nu hetgeen de kinderen 207 Joz 15:1 | 1 En het lot voor den stam 208 Joz 16:1 | 1 Daarna kwam het lot der 209 Joz 17:1 | 1 De stam van Manasse had 210 Joz 18:1 | 1 En de ganse vergadering 211 Joz 19:1 | 1 Daarna ging het tweede lot 212 Joz 21:1 | 1 Toen naderden de hoofden 213 Joz 23:1 | 1 Toen riep Jozua de Rubenieten, 214 Joz 24:1 | 1 En het geschiedde na vele 215 Joz 25:1 | 1 Daarna verzamelde Jozua 216 Ric 1 | 1 ~ 217 Ric 1:1 | 1 En het geschiedde na den 218 Ric 2:1 | 1 En een Engel des HEEREN 219 Ric 3:1 | 1 Dit nu zijn de heidenen, 220 Ric 4:1 | 1 Maar de kinderen Israels 221 Ric 4:25 | 1 Voorts zong Debora, en Barak, 222 Ric 5:1 | 1 Maar de kinderen Israels 223 Ric 6:1 | 1 Toen stond Jerubbaal (dewelke 224 Ric 7:1 | 1 Toen zeiden de mannen van 225 Ric 8:1 | 1 Abimelech nu, de zoon van 226 Ric 9:1 | 1 Na Abimelech nu stond op, 227 Ric 10:1 | 1 Jeftha nu, de Gileadiet, 228 Ric 11:1 | 1 Toen werden de mannen van 229 Ric 12:1 | 1 En de kinderen Israels voeren 230 Ric 13:1 | 1 En Simson ging af naar Thimnath, 231 Ric 14:1 | 1 En het geschiedde na sommige 232 Ric 15:1 | 1 Simson nu ging heen naar 233 Ric 16:1 | 1 En er was een man van het 234 Ric 17:1 | 1 In die dagen was er geen 235 Ric 18:1 | 1 Het geschiedde ook in die 236 Ric 19:1 | 1 Toen togen al de kinderen 237 Ric 20:1 | 1 De mannen van Israel nu 238 Rut 1 | 1 ~ 239 Rut 1:1 | 1 In de dagen, als de richters 240 Rut 2:1 | 1 Naomi nu had een bloedvriend 241 Rut 3:1 | 1 En Naomi, haar schoonmoeder, 242 Rut 4:1 | 1 En Boaz ging op in de poort, 243 1Sa | 1 Samuël~ ~ 244 1Sa 1 | 1 ~ 245 1Sa 1:1 | 1 Daar was een man van Ramathaim-Zofim, 246 1Sa 2 | 1 Samuël 2 ~ 247 1Sa 2:1 | 1 Toen bad Hanna en zeide: 248 1Sa 3 | 1 Samuël 3 ~ 249 1Sa 3:1 | 1 En de jongeling Samuel diende 250 1Sa 4 | 1 Samuël 4 ~ 251 1Sa 4:1 | 1 En het woord van Samuel 252 1Sa 5 | 1 Samuël 5 ~ 253 1Sa 5:1 | 1 De Filistijnen nu namen 254 1Sa 6:1 | 1 Als nu de ark des HEEREN 255 1Sa 7 | 1 Samuël 7 ~ 256 1Sa 7:1 | 1 Toen kwamen de mannen van 257 1Sa 8 | 1 Samuël 8 ~ 258 1Sa 8:1 | 1 Het geschiedde nu, toen 259 1Sa 9:1 | 1 Er was nu een man van Benjamin, 260 1Sa 10:1 | 1 Toen nam Samuel een oliekruik, 261 1Sa 11 | 1 Samuël 11 ~ 262 1Sa 11:1 | 1 Toen toog Nahas, de Ammoniet, 263 1Sa 12:1 | 1 Toen zeide Samuel tot gans 264 1Sa 13:1 | 1 Saul was een jaar in zijn 265 1Sa 14:1 | 1 Het geschiedde nu op een 266 1Sa 15 | 1 Samuël 15 ~ 267 1Sa 15:1 | 1 Toen zeide Samuel tot Saul: 268 1Sa 16:1 | 1 Toen zeide de HEERE tot 269 1Sa 17 | 1 Samuël 17 ~ 270 1Sa 17:1 | 1 En de Filistijnen verzamelden 271 1Sa 18 | 1 Samuël 18 ~ 272 1Sa 18:1 | 1 Het geschiedde nu, als hij 273 1Sa 19 | 1 Samuël 19 ~ 274 1Sa 19:1 | 1 Derhalve sprak Saul tot 275 1Sa 20:1 | 1 Toen vluchtte David van 276 1Sa 21:1 | 1 Toen kwam David te Nob, 277 1Sa 22 | 1 Samuël 22 ~ 278 1Sa 22:1 | 1 Toen ging David van daar, 279 1Sa 23:1 | 1 En men boodschapte David, 280 1Sa 24 | 1 Samuël 24 ~ 281 1Sa 24:1 | 1 En David toog van daar op, 282 1Sa 25:1 | 1 En Samuel stierf; en gans 283 1Sa 26:1 | 1 De Zifieten nu kwamen tot 284 1Sa 27 | 1 Samuël 27 ~ 285 1Sa 27:1 | 1 David nu zeide in zijn hart: 286 1Sa 28 | 1 Samuël 28 ~ 287 1Sa 28:1 | 1 En het geschiedde in die 288 1Sa 29 | 1 Samuël 29 ~ 289 1Sa 29:1 | 1 De Filistijnen nu hadden 290 1Sa 30 | 1 Samuël 30 ~ 291 1Sa 30:1 | 1 Het geschiedde nu, als David 292 1Sa 31 | 1 Samuël 31 ~ 293 1Sa 31:1 | 1 De Filistijnen dan steden 294 2Sa 1 | 1 ~ 295 2Sa 1:1 | 1 Voorts geschiedde het na 296 2Sa 2:1 | 1 En het geschiedde daarna, 297 2Sa 3:1 | 1 En er was een lange krijg 298 2Sa 4:1 | 1 Als nu Sauls zoon hoorde, 299 2Sa 5:1 | 1 Toen kwamen alle stammen 300 2Sa 6:1 | 1 Daarna verzamelde David 301 2Sa 7:1 | 1 En het geschiedde, als de 302 2Sa 8:1 | 1 En het geschiedde daarna, 303 2Sa 9:1 | 1 En David zeide: Is er nog 304 2Sa 10:1 | 1 En het geschiedde daarna, 305 2Sa 11:1 | 1 En het geschiedde met de 306 2Sa 12:1 | 1 En de HEERE zond Nathan 307 2Sa 13:1 | 1 En het geschiedde daarna, 308 2Sa 14:1 | 1 Als nu Joab, de zoon van 309 2Sa 15:1 | 1 En het geschiedde daarna, 310 2Sa 16:1 | 1 Als nu David een weinig 311 2Sa 17:1 | 1 Voorts zeide Achitofel tot 312 2Sa 18:1 | 1 En David monsterde het volk, 313 2Sa 19:1 | 1 En Joab werd aangezegd: 314 2Sa 20:1 | 1 Toen was daar bij geval 315 2Sa 21:1 | 1 En er was in Davids dagen 316 2Sa 22:1 | 1 En David sprak de woorden 317 2Sa 23:1 | 1 Voorts zijn dit de laatste 318 2Sa 24:1 | 1 En de toorn des HEEREN voer 319 1Kon | 1 Koningen~ ~ 320 1Kon 1 | 1 ~ 321 1Kon 1:1 | 1 De koning David nu was oud, 322 1Kon 2 | 1 Koningen 2 ~ 323 1Kon 2:1 | 1 Als nu de dagen van David 324 1Kon 3:1 | 1 En Salomo verzwagerde zich 325 1Kon 4:1 | 1 Alzo was de koning Salomo 326 1Kon 5 | 1 Koningen 5 ~ 327 1Kon 5:1 | 1 En Hiram, de koning van 328 1Kon 6:1 | 1 Het geschiedde nu in het 329 1Kon 7 | 1 Koningen 7 ~ 330 1Kon 7:1 | 1 Maar aan zijn huis bouwde 331 1Kon 8 | 1 Koningen 8 ~ 332 1Kon 8:1 | 1 Toen vergaderde Salomo de 333 1Kon 9 | 1 Koningen 9 ~ 334 1Kon 9:1 | 1 Het geschiedde nu, als Salomo 335 1Kon 10 | 1 Koningen 10 ~ 336 1Kon 10:1 | 1 En toen de koningin van 337 1Kon 11 | 1 Koningen 11 ~ 338 1Kon 11:1 | 1 En de koning Salomo had 339 1Kon 12 | 1 Koningen 12 ~ 340 1Kon 12:1 | 1 En Rehabeam toog naar Sichem, 341 1Kon 13:1 | 1 En ziet, een man Gods kwam 342 1Kon 14 | 1 Koningen 14 ~ 343 1Kon 14:1 | 1 Te dierzelfder tijd was 344 1Kon 15:1 | 1 In het achttiende jaar nu 345 1Kon 16 | 1 Koningen 16 ~ 346 1Kon 16:1 | 1 Toen geschiedde het woord 347 1Kon 17 | 1 Koningen 17 ~ 348 1Kon 17:1 | 1 En Elia, de Thisbiet, van 349 1Kon 18 | 1 Koningen 18 ~ 350 1Kon 18:1 | 1 En het gebeurde na vele 351 1Kon 19 | 1 Koningen 19 ~ 352 1Kon 19:1 | 1 En Achab zeide Izebel aan 353 1Kon 20:1 | 1 En Benhadad, de koning van 354 1Kon 21 | 1 Koningen 21 ~ 355 1Kon 21:1 | 1 Het geschiedde nu na deze 356 1Kon 22:1 | 1 En zij zaten drie jaren 357 2Kon 1 | 1 ~ 358 2Kon 1:1 | 1 En Moab viel van Israel 359 2Kon 2:1 | 1 Het geschiedde nu, als de 360 2Kon 3:1 | 1 Joram nu, de zoon van Achab, 361 2Kon 4:1 | 1 Een vrouw nu uit de vrouwen 362 2Kon 5:1 | 1 Naaman nu, de krijgsoverste 363 2Kon 6:1 | 1 En de kinderen der profeten 364 2Kon 7:1 | 1 Toen zeide Elisa: Hoort 365 2Kon 8:1 | 1 Elisa nu had gesproken tot 366 2Kon 9:1 | 1 Toen riep de profeet Elisa 367 2Kon 10:1 | 1 Achab nu had zeventig zonen 368 2Kon 11:1 | 1 Toen nu Athalia, de moeder 369 2Kon 12:1 | 1 In het zevende jaar van 370 2Kon 13:1 | 1 In het zevende jaar van 371 2Kon 14:1 | 1 In het drie en twintigste 372 2Kon 15:1 | 1 In het tweede jaar van Joas, 373 2Kon 16:1 | 1 In het zeven en twintigste 374 2Kon 17:1 | 1 In het zeventiende jaar 375 2Kon 18:1 | 1 In het zeventiende jaar 376 2Kon 19:1 | 1 In het twaalfde jaar van 377 2Kon 20:1 | 1 Het geschiedde nu in het 378 2Kon 21:1 | 1 En het geschiedde, als de 379 2Kon 22:1 | 1 In die dagen werd Hizkia 380 2Kon 23:1 | 1 Manasse was twaalf jaren 381 2Kon 24:1 | 1 Josia was acht jaren oud, 382 2Kon 25:1 | 1 Toen zond de koning henen, 383 2Kon 26:1 | 1 In zijn dagen toog Nebukadnezar, 384 2Kon 27:1 | 1 En het geschiedde in het 385 1Kro | 1 Kronieken~ ~ 386 1Kro 1 | 1 ~ 387 1Kro 1:1 | 1 Adam, Seth, Enos, ~ 388 1Kro 2 | 1 Kronieken 2 ~ 389 1Kro 2:1 | 1 Dezen zijn de kinderen van 390 1Kro 3:1 | 1 Dezen nu waren de kinderen 391 1Kro 4:1 | 1 De kinderen van Juda waren 392 1Kro 5:1 | 1 De kinderen van Ruben nu, 393 1Kro 6:1 | 1 De kinderen van Levi waren 394 1Kro 7 | 1 Kronieken 7 ~ 395 1Kro 7:1 | 1 De kinderen van Issaschar 396 1Kro 8 | 1 Kronieken 8 ~ 397 1Kro 8:1 | 1 Benjamin nu gewon Bela, 398 1Kro 9 | 1 Kronieken 9 ~ 399 1Kro 9:1 | 1 En gans Israel werd in geslachtsregisters 400 1Kro 10 | 1 Kronieken 10 ~ 401 1Kro 10:1 | 1 En de Filistijnen streden 402 1Kro 11 | 1 Kronieken 11 ~ 403 1Kro 11:1 | 1 Toen vergaderde zich gans 404 1Kro 12:1 | 1 Dezen nu zijn het, die tot 405 1Kro 13 | 1 Kronieken 13 ~ 406 1Kro 13:1 | 1 En David hield raad met 407 1Kro 14:1 | 1 Toen zond Hiram, de koning 408 1Kro 15:1 | 1 En David maakte zich huizen 409 1Kro 16:1 | 1 Toen zij de ark Gods inbrachten, 410 1Kro 17 | 1 Kronieken 17 ~ 411 1Kro 17:1 | 1 Het geschiedde nu, als David 412 1Kro 18 | 1 Kronieken 18 ~ 413 1Kro 18:1 | 1 Het geschiedde nu na dezen, 414 1Kro 19 | 1 Kronieken 18 ~ 415 1Kro 19:1 | 1 Het geschiedde nu na dezen, 416 1Kro 20:1 | 1 En het geschiedde na dezen, 417 1Kro 22:1 | 1 Toen stond de satan op tegen 418 1Kro 23:1 | 1 En David zeide: Hier zal 419 1Kro 24:1 | 1 Toen nu David oud was en 420 1Kro 25:1 | 1 Aangaande nu de kinderen 421 1Kro 26:1 | 1 En David, mitsgaders de 422 1Kro 27 | 1 Kronieken 26 ~ 423 1Kro 27:1 | 1 Aangaande de verdelingen 424 1Kro 28:1 | 1 Dit nu zijn de kinderen 425 1Kro 29:1 | 1 Toen vergaderde David te 426 1Kro 30 | 1 Kronieken 29 ~ 427 1Kro 30:1 | 1 Verder zeide de koning David 428 2Kro 1 | 1 ~ 429 2Kro 1:1 | 1 En Salomo, de zoon van David, 430 2Kro 2:1 | 1 Salomo nu dacht voor den 431 2Kro 3:1 | 1 En Salomo begon het huis 432 2Kro 4:1 | 1 Hij maakte ook een koperen 433 2Kro 5:1 | 1 Alzo werd al het werk volbracht, 434 2Kro 6:1 | 1 Alzo werd al het werk volbracht, 435 2Kro 7:1 | 1 Toen zeide Salomo: De HEERE 436 2Kro 8:1 | 1 Als nu Salomo voleind had 437 2Kro 9:1 | 1 Het geschiedde nu ten einde 438 2Kro 10:1 | 1 En toen de koningin van 439 2Kro 11:1 | 1 En Rehabeam toog naar Sichem; 440 2Kro 12:1 | 1 Toen nu Rehabeam te Jeruzalem 441 2Kro 13:1 | 1 Het geschiedde nu, als Rehabeam 442 2Kro 14:1 | 1 In het achttiende jaar van 443 2Kro 15:1 | 1 Zo ontsliep Abia met zijn 444 2Kro 16:1 | 1 Toen kwam de Geest Gods 445 2Kro 17:1 | 1 In het zes en dertigste 446 2Kro 18:1 | 1 En zijn zoon Josafat werd 447 2Kro 19:1 | 1 Josafat nu had rijkdom en 448 2Kro 20:1 | 1 En Josafat, de koning van 449 2Kro 21:1 | 1 Het geschiedde nu na dezen, 450 2Kro 22:1 | 1 Daarna ontsliep Josafat 451 2Kro 22:21 | 1 Daarna ontsliep Josafat 452 2Kro 23:1 | 1 En de inwoners van Jeruzalem 453 2Kro 23:14 | 1 Doch in het zevende jaar 454 2Kro 24:1 | 1 Joas was zeven jaren oud, 455 2Kro 25:1 | 1 Amazia, vijf en twintig 456 2Kro 26:1 | 1 Toen nam het ganse volk 457 2Kro 28:1 | 1 Achaz was twintig jaren 458 2Kro 29:1 | 1 Jehizkia werd koning, vijf 459 2Kro 30:1 | 1 Daarna zond Jehizkia tot 460 2Kro 31:1 | 1 Als zij nu voleind hadden, 461 2Kro 32:1 | 1 Na deze geschiedenissen 462 2Kro 33:1 | 1 Manasse was twaalf jaren 463 2Kro 34:1 | 1 Josia was acht jaren oud, 464 2Kro 35:1 | 1 Daarna hield Josia het pascha 465 2Kro 36:1 | 1 Daarna hield Josia het pascha 466 2Kro 37:1 | 1 Toen nam het volk des lands 467 Ezra 1 | 1 ~ 468 Ezra 1:1 | 1 In het eerste jaar nu van 469 Ezra 2:1 | 1 Dit zijn de kinderen van 470 Ezra 3:1 | 1 Toen nu de zevende maand 471 Ezra 4:1 | 1 Toen nu de wederpartijders 472 Ezra 5:1 | 1 Haggai nu, de profeet, en 473 Ezra 6:1 | 1 Toen gaf de koning Darius 474 Ezra 7:1 | 1 Na deze geschiedenissen 475 Ezra 8:1 | 1 Dit nu zijn de hoofden hunner 476 Ezra 9:1 | 1 Als nu deze dingen voleind 477 Ezra 10:1 | 1 Als Ezra alzo bad, en als 478 Neh 1 | 1 ~ 479 Neh 1:1 | 1 De geschiedenissen van Nehemia, 480 Neh 2:1 | 1 Toen geschiedde het in de 481 Neh 3:1 | 1 En Eljasib, de hogepriester, 482 Neh 4:1 | 1 Maar het geschiedde, als 483 Neh 5:1 | 1 Maar het geroep des volks 484 Neh 6:1 | 1 Voorts is het geschied, 485 Neh 7:1 | 1 Voorts geschiedde het, als 486 Neh 8:1 | 1 Als nu de zevende maand 487 Neh 9:1 | 1 Voorts op den vier en twintigsten 488 Neh 10:1 | 1 Tot de verzegelingen nu 489 Neh 11:1 | 1 Voorts woonden de oversten 490 Neh 12:1 | 1 Dit nu zijn de priesters 491 Neh 13:1 | 1 Te dien dage werd er gelezen 492 Est 1 | 1 ~ 493 Est 1:1 | 1 Het geschiedde nu in de 494 Est 2:1 | 1 Na deze geschiedenissen, 495 Est 16:1 | 1 Na deze geschiedenissen 496 Est 17:1 | 1 Na deze geschiedenissen 497 Est 18:1 | 1 Het geschiedde nu aan den 498 Est 30:1 | 1 In denzelfden nacht was 499 Est 32:1 | 1 Toen de koning met Haman 500 Est 41:1 | 1 Te dienzelfden dage gaf


1-500 | 501-1000 | 1001-1264

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License