1-500 | 501-1000 | 1001-1198
Book Chapter: Verse
501 Psa 3 | 3 ~
502 Psa 5:3 | 3 Merk op de stem mijns geroeps,
503 Psa 6:3 | 3 Wees mij genadig, HEERE,
504 Psa 7:3 | 3 Opdat hij mijn ziel niet
505 Psa 8:3 | 3 Uit de mond der kinderkens
506 Psa 9:3 | 3 In U zal ik mij verblijden,
507 Psa 10:3 | 3 Want de goddeloze roemt
508 Psa 16:3 | 3 Maar tot de heiligen, die
509 Psa 17:3 | 3 Gij hebt mijn hart geproefd,
510 Psa 18:3 | 3 De HEERE is mijn Steenrots,
511 Psa 19:3 | 3 De dag aan den dag stort
512 Psa 20:3 | 3 Hij zende uw hulp uit het
513 Psa 21:3 | 3 Gij hebt hem zijns harten
514 Psa 22:3 | 3 Mijn God! Ik roep des daags,
515 Psa 24:3 | 3 Wie zal klimmen op den berg
516 Psa 25:3 | 3 Gimel. Ja, allen, die U
517 Psa 26:3 | 3 Want Uw goedertierenheid
518 Psa 27:3 | 3 Ofschoon mij een leger belegerde,
519 Psa 29:3 | 3 De stem des HEEREN is op
520 Psa 30:3 | 3 HEERE, mijn God! ik heb
521 Psa 31:3 | 3 Neig Uw oor tot mij, red
522 Psa 32:3 | 3 Toen ik zweeg, werden mijn
523 Psa 33:3 | 3 Zingt Hem een nieuw lied;
524 Psa 34:3 | 3 Zingt Hem een nieuw lied;
525 Psa 35:3 | 3 Beth. Mijn ziel zal zich
526 Psa 36:3 | 3 En breng de spies voort,
527 Psa 37:3 | 3 Want hij vleit zichzelven
528 Psa 38:3 | 3 Beth. Vertrouw op den HEERE,
529 Psa 39:3 | 3 Want Uw pijlen zijn in mij
530 Psa 40:3 | 3 Ik was verstomd door stilzwijgen,
531 Psa 41:3 | 3 En Hij heeft mij uit een
532 Psa 42:3 | 3 De HEERE zal hem bewaren,
533 Psa 42:17 | 3 Mijn ziel dorst naar God,
534 Psa 44:3 | 3 Gij hebt de heidenen met
535 Psa 45:3 | 3 Gij zijt veel schoner dan
536 Psa 46:3 | 3 Daarom zullen wij niet vrezen,
537 Psa 47:3 | 3 Want de HEERE, de Allerhoogste,
538 Psa 48:3 | 3 Schoon van gelegenheid,
539 Psa 49:3 | 3 Zowel slechten als aanzienlijken,
540 Psa 50:3 | 3 Onze God zal komen en zal
541 Psa 51:3 | 3 Wees mij genadig, o God!
542 Psa 52:3 | 3 Wat beroemt gij u in het
543 Psa 55:3 | 3 Merk op mij, en verhoor
544 Psa 56:3 | 3 Mijn verspieders zoeken
545 Psa 57:3 | 3 Ik zal roepen tot God, den
546 Psa 58:3 | 3 Ja, gij werkt ongerechtigheden
547 Psa 59:3 | 3 Red mij van de werkers der
548 Psa 60:3 | 3 O God! Gij hadt ons verstoten,
549 Psa 62:3 | 3 Immers is Hij mijn Rotssteen
550 Psa 63:3 | 3 Voorwaar, ik heb U in het
551 Psa 64:3 | 3 Verberg mij voor den heimelijken
552 Psa 65:3 | 3 Gij hoort het gebed; tot
553 Psa 66:3 | 3 Zegt tot God: Hoe vreselijk
554 Psa 68:3 | 3 Gij zult hen verdrijven,
555 Psa 69:3 | 3 Ik ben gezonken in grondeloze
556 Psa 71:3 | 3 Wees mij tot een Rotssteen,
557 Psa 72:3 | 3 De bergen zullen den volke
558 Psa 73:3 | 3 Want ik was nijdig op de
559 Psa 74:3 | 3 Hef Uw voeten op tot de
560 Psa 75:3 | 3 Als ik het bestemde ambt
561 Psa 76:3 | 3 En in Salem is Zijn hut,
562 Psa 77:3 | 3 Ten dage mijner benauwdheid
563 Psa 78:3 | 3 Die wij gehoord hebben en
564 Psa 79:3 | 3 Zij hebben hun bloed rondom
565 Psa 80:3 | 3 Wek Uw macht op voor het
566 Psa 81:3 | 3 Heft een psalm op, en geeft
567 Psa 83:3 | 3 Want zie, Uw vijanden maken
568 Psa 84:3 | 3 Mijn ziel is begerig, en
569 Psa 85:3 | 3 De misdaad Uws volks hebt
570 Psa 86:3 | 3 Zijt mij genadig, HEERE!
571 Psa 88:3 | 3 Laat mijn gebed voor Uw
572 Psa 89:3 | 3 Want ik heb gezegd: Uw goedertierenheid
573 Psa 90:3 | 3 Gij doet den mens wederkeren
574 Psa 91:3 | 3 Want Hij zal u redden van
575 Psa 92:3 | 3 Dat men in den morgenstond
576 Psa 94:3 | 3 Hoe lang zullen de goddelozen,
577 Psa 95:3 | 3 Want de HEERE is een groot
578 Psa 96:3 | 3 Vertelt onder de heidenen
579 Psa 97:3 | 3 Een vuur gaat voor Zijn
580 Psa 102:3 | 3 Verberg Uw aangezicht niet
581 Psa 103:3 | 3 Die al uw ongerechtigheid
582 Psa 104:3 | 3 Die Zijn opperzalen zoldert
583 Psa 105:3 | 3 Roemt u in den Naam Zijner
584 Psa 106:3 | 3 Welgelukzalig zijn zij,
585 Psa 107:3 | 3 En die Hij uit de landen
586 Psa 108:3 | 3 Waak op, gij luit en harp!
587 Psa 109:3 | 3 En met hatelijke woorden
588 Psa 111:3 | 3 He. Zijn doen is majesteit
589 Psa 112:3 | 3 He. In zijn huis zal have
590 Psa 115:3 | 3 Onze God is toch in den
591 Psa 116:3 | 3 De banden des doods hadden
592 Psa 118:3 | 3 Het huis van Aaron zegge
593 Psa 119:3 | 3 Ook geen onrecht werken,
594 Psa 132:3 | 3 Zo ik in de tent mijns huizes
595 Psa 135:3 | 3 Looft den HEERE, want de
596 Psa 136:3 | 3 Looft den Heere der heren;
597 Psa 139:3 | 3 Gij omringt mijn gaan en
598 Psa 140:3 | 3 Die veel kwaads in het hart
599 Psa 141:3 | 3 HEERE! zet een wacht voor
600 Psa 143:3 | 3 Want de vijand vervolgt
601 Psa 144:3 | 3 O HEERE! wat is de mens,
602 Psa 145:3 | 3 Gimel. De HEERE is groot
603 Psa 146:3 | 3 Vertrouwt niet op prinsen,
604 Psa 147:3 | 3 Hij geneest de gebrokenen
605 Psa 148:3 | 3 Looft Hem, zon en maan!
606 Spre 1:3 | 3 Om aan te nemen onderwijs
607 Spre 2:3 | 3 Ja, zo gij tot het
608 Spre 3 | 3 ~
609 Spre 3:3 | 3 Dat de goedertierenheid
610 Spre 4:3 | 3 Want ik was mijns vaders
611 Spre 5:3 | 3 Want de lippen der
612 Spre 6:3 | 3 Doe nu dit, mijn zoon!
613 Spre 7:3 | 3 Bind ze aan uw vingeren,
614 Spre 8:3 | 3 Aan de zijde der poorten,
615 Spre 9:3 | 3 Zij heeft Haar dienstmaagden
616 Spre 10:3 | 3 De HEERE laat de ziel
617 Spre 11:3 | 3 De oprechtheid der
618 Spre 12:3 | 3 De mens zal niet bevestigd
619 Spre 13:3 | 3 Die zijn mond bewaart,
620 Spre 14:3 | 3 In den mond des dwazen
621 Spre 15:3 | 3 De ogen des HEEREN
622 Spre 16:3 | 3 Wentel uw werken op
623 Spre 17:3 | 3 De smeltkroes is voor
624 Spre 18:3 | 3 Als de goddeloze komt,
625 Spre 19:3 | 3 De dwaasheid des mensen
626 Spre 20:3 | 3 Het is eer voor een
627 Spre 21:3 | 3 Gerechtigheid en recht
628 Spre 22:3 | 3 Een kloekzinnig mens
629 Spre 23:3 | 3 Laat u niet gelusten
630 Spre 24:3 | 3 Door wijsheid wordt
631 Spre 25:3 | 3 Aan de hoogte des hemels,
632 Spre 26:3 | 3 Een zweep is voor het
633 Spre 27:3 | 3 Een steen is zwaar,
634 Spre 28:3 | 3 Een arm man, die de
635 Spre 29:3 | 3 Een man, die de wijsheid
636 Spre 30:3 | 3 En ik heb geen wijsheid
637 Spre 31:3 | 3 Geeft aan de vrouwen
638 Pred 1:3 | 3 Wat voordeel heeft
639 Pred 2:3 | 3 Ik heb in mijn hart
640 Pred 3 | 3 ~
641 Pred 3:3 | 3 Een tijd om om te doden,
642 Pred 4:3 | 3 Ja, hij is beter dan
643 Pred 5:3 | 3 Wanneer gij een gelofte
644 Pred 6:3 | 3 Indien een man honderd
645 Pred 7:3 | 3 Het treuren is beter
646 Pred 8:3 | 3 Haast u niet weg te
647 Pred 9:3 | 3 Dit is een kwaad onder
648 Pred 10:3 | 3 En ook wanneer de dwaas
649 Pred 11:3 | 3 Als de wolken vol geworden
650 Pred 12:3 | 3 In den dag, wanneer
651 Hoo 1:3 | 3 Uw olien zijn goed
652 Hoo 2:3 | 3 Als een appelboom onder
653 Hoo 3 | 3 ~
654 Hoo 3:3 | 3 De wachters, die in
655 Hoo 4:3 | 3 Uw lippen zijn als
656 Hoo 5:3 | 3 Ik heb mijn rok uitgetogen,
657 Hoo 6:3 | 3 Ik ben mijns Liefsten,
658 Hoo 7:3 | 3 Uw twee borsten zijn
659 Hoo 8:3 | 3 Zijn linkerhand zij
660 Jes 1:3 | 3 Een os kent zijn bezitter,
661 Jes 2:3 | 3 En vele volken zullen
662 Jes 3 | 3 ~
663 Jes 3:3 | 3 Den overste van vijftig,
664 Jes 4:3 | 3 En het zal geschieden,
665 Jes 5:3 | 3 Nu dan, gij inwoners
666 Jes 6:3 | 3 En de een riep tot
667 Jes 7:3 | 3 En de HEERE zeide tot
668 Jes 8:3 | 3 En ik was tot de profetesse
669 Jes 9:3 | 3 Want het juk van hun
670 Jes 10:3 | 3 Maar wat zult gijlieden
671 Jes 11:3 | 3 En Zijn rieken zal
672 Jes 12:3 | 3 En gijlieden zult water
673 Jes 13:3 | 3 Ik heb aan Mijn geheiligden
674 Jes 14:3 | 3 En het zal geschieden
675 Jes 15:3 | 3 Op hun wijken hebben zij
676 Jes 16:3 | 3 Brengt een raad aan,
677 Jes 17:3 | 3 En de vesting zal ophouden
678 Jes 18:3 | 3 Allen gij ingezetenen
679 Jes 19:3 | 3 En de geest der Egyptenaren
680 Jes 20:3 | 3 Toen zeide de HEERE: Gelijk
681 Jes 21:3 | 3 Daarom zijn mijn lendenen
682 Jes 22:3 | 3 Al uw oversten zijn
683 Jes 23:3 | 3 En wiens inkomst was
684 Jes 24:3 | 3 Dat land zal ganselijk
685 Jes 25:3 | 3 Daarom zal U een machtig
686 Jes 26:3 | 3 Het is een bevestigd
687 Jes 27:3 | 3 Ik, de HEERE, behoede
688 Jes 28:3 | 3 De hovaardige kronen
689 Jes 29:3 | 3 Want Ik zal een leger
690 Jes 30:3 | 3 Want de sterkte van
691 Jes 31:3 | 3 Want de Egyptenaren zijn
692 Jes 32:3 | 3 En de ogen dergenen,
693 Jes 33:3 | 3 Van het geluid des
694 Jes 34:3 | 3 En hun verslagenen
695 Jes 35:3 | 3 Versterkt de slappe
696 Jes 36:3 | 3 Toen ging tot hem uit
697 Jes 37:3 | 3 En zij zeiden tot hem:
698 Jes 38:3 | 3 En hij zeide: Och HEERE,
699 Jes 39:3 | 3 Toen kwam de profeet Jesaja
700 Jes 40:3 | 3 Een stem des roependen
701 Jes 41:3 | 3 Dat hij ze najaagde
702 Jes 42:3 | 3 Het gekrookte riet
703 Jes 43:3 | 3 Want Ik ben de HEERE,
704 Jes 44:3 | 3 Want Ik zal water gieten
705 Jes 45:3 | 3 En Ik zal u geven de
706 Jes 46:3 | 3 Hoor naar Mij, o huis
707 Jes 47:3 | 3 Uw schaamte zal ontdekt
708 Jes 48:3 | 3 De vorige dingen heb
709 Jes 49:3 | 3 En Hij heeft tot Mij
710 Jes 50:3 | 3 Ik bekleed den hemel
711 Jes 51:3 | 3 Want de HEERE zal Sion
712 Jes 52:3 | 3 Want zo zegt de HEERE;
713 Jes 53:3 | 3 Hij was veracht, en
714 Jes 54:3 | 3 Want gij zult uitbreken
715 Jes 55:3 | 3 Neigt uw oor, en komt
716 Jes 56:3 | 3 Neigt uw oor, en komt
717 Jes 57:3 | 3 En de vreemde, die
718 Jes 58:3 | 3 Doch nadert gijlieden
719 Jes 59:3 | 3 Zeggende: Waarom vasten
720 Jes 60:3 | 3 Want uw handen zijn
721 Jes 61:3 | 3 En de heidenen zullen
722 Jes 62:3 | 3 Om den treurigen Sions
723 Jes 63:3 | 3 En gij zult een sierlijke
724 Jes 64:3 | 3 Ik heb de pers alleen
725 Jes 65:3 | 3 Toen Gij vreselijke
726 Jes 66:3 | 3 Een volk, Mij geduriglijk
727 Jes 67:3 | 3 Wie een os slacht,
728 Jer 1:3 | 3 Ook geschiedde het
729 Jer 2:3 | 3 Israel was den HEERE
730 Jer 3 | 3 ~
731 Jer 3:3 | 3 Daarom zijn de regendruppelen
732 Jer 4:3 | 3 Want zo zegt de HEERE
733 Jer 5:3 | 3 O HEERE! zien Uw ogen
734 Jer 6:3 | 3 Maar er zullen herders
735 Jer 7:3 | 3 Zo zegt de HEERE der
736 Jer 8:3 | 3 En de dood zal voor
737 Jer 9:3 | 3 En zij spannen hun
738 Jer 10:3 | 3 Want de inzettingen
739 Jer 11:3 | 3 Zeg dan tot hen: Zo
740 Jer 12:3 | 3 Maar Gij, o HEERE!
741 Jer 13:3 | 3 Toen geschiedde des
742 Jer 14:3 | 3 En hun voortreffelijken
743 Jer 15:3 | 3 Want Ik zal bezoeking
744 Jer 16:3 | 3 Want zo zegt de HEERE
745 Jer 17:3 | 3 Ik zal Mijn berg met
746 Jer 18:3 | 3 Zo ging ik af in het
747 Jer 19:3 | 3 En zeg: Hoort des HEEREN
748 Jer 20:3 | 3 Maar het geschiedde
749 Jer 21:3 | 3 Toen zeide Jeremia
750 Jer 22:3 | 3 Zo zegt de HEERE: Doet
751 Jer 23:3 | 3 En Ik zal het overblijfsel
752 Jer 24:3 | 3 En de HEERE zeide tot
753 Jer 25:3 | 3 Van het dertiende jaar
754 Jer 26:3 | 3 Misschien zullen zij
755 Jer 27:3 | 3 En zend ze tot den
756 Jer 28:3 | 3 In nog twee volle jaren
757 Jer 29:3 | 3 Door de hand van Elasa,
758 Jer 30:3 | 3 Want zie, de dagen
759 Jer 31:3 | 3 De HEERE is mij verschenen
760 Jer 32:3 | 3 Want Zedekia, de koning
761 Jer 33:3 | 3 Roep tot Mij, en Ik
762 Jer 34:3 | 3 En gij zult van zijn
763 Jer 35:3 | 3 Toen nam ik Jaazanja,
764 Jer 36:3 | 3 Misschien zullen die
765 Jer 37:3 | 3 Nochtans zond de koning
766 Jer 38:3 | 3 Zo zegt de HEERE: Deze
767 Jer 39:3 | 3 En alle vorsten des
768 Jer 40:3 | 3 En de HEERE heeft het
769 Jer 41:3 | 3 Ook sloeg Ismael al
770 Jer 42:3 | 3 Dat ons de HEERE, uw
771 Jer 43:3 | 3 Maar Baruch, de zoon
772 Jer 44:3 | 3 Vanwege hun boosheid,
773 Jer 45:3 | 3 Gij zegt: Wee nu mij,
774 Jer 46:3 | 3 Rust het schild en
775 Jer 47:3 | 3 Vanwege het geluid van
776 Jer 48:3 | 3 Er is een stem des
777 Jer 49:3 | 3 Huil, o Hesbon! want
778 Jer 50:3 | 3 Want een volk komt
779 Jer 51:3 | 3 De schutter spanne
780 Jer 52:3 | 3 Want het geschiedde,
781 Klaa 1:3 | 3 Gimel. Juda is in gevangenis
782 Klaa 1:25 | 3 Gimel. Hij heeft, in
783 Klaa 1:44 | Klaagliederen van Jeremia 3 ~
784 Klaa 1:47 | 3 Aleph. Hij heeft Zich
785 Klaa 1:113| 3 Gimel. Zelfs laten
786 Klaa 2:3 | 3 Wij zijn wezen zonder
787 Eze 1:3 | 3 Geschiedde het woord
788 Eze 2:3 | 3 En Hij zeide tot mij:
789 Eze 3 | 3 ~
790 Eze 3:3 | 3 En Hij zeide tot mij:
791 Eze 4:3 | 3 Verder, neem gij u
792 Eze 5:3 | 3 Gij zult ook weinige
793 Eze 6:3 | 3 En zeg: Gij bergen
794 Eze 7:3 | 3 Nu is het einde over
795 Eze 8:3 | 3 En Hij stak de gelijkenis
796 Eze 9:3 | 3 En de heerlijkheid
797 Eze 10:3 | 3 De cherubs nu stonden
798 Eze 11:3 | 3 Die zeggen: Men moet
799 Eze 12:3 | 3 Daarom gij, mensenkind,
800 Eze 13:3 | 3 Zo zegt de Heere HEERE:
801 Eze 14:3 | 3 Mensenkind, deze mannen
802 Eze 15:3 | 3 Wordt daarvan hout genomen,
803 Eze 16:3 | 3 En zeg: Alzo zegt de
804 Eze 17:3 | 3 En zeg: Alzo zegt de
805 Eze 18:3 | 3 Zo waarachtig als Ik
806 Eze 19:3 | 3 Zij toog nu een van
807 Eze 20:3 | 3 Mensenkind, spreek
808 Eze 21:3 | 3 En zeg tot het land
809 Eze 22:3 | 3 En zeg: Alzo zegt de
810 Eze 23:3 | 3 Dezen hoereerden in
811 Eze 24:3 | 3 En gebruik een gelijkenis
812 Eze 25:3 | 3 En zeg tot de kinderen
813 Eze 26:3 | 3 Daarom, alzo zegt de
814 Eze 27:3 | 3 En zeg tot Tyrus, die
815 Eze 28:3 | 3 Zie, gij zijt wijzer
816 Eze 29:3 | 3 Spreek en zeg: Zo zegt
817 Eze 30:3 | 3 Want de dag is nabij,
818 Eze 31:3 | 3 Zie, Assur was een
819 Eze 32:3 | 3 Alzo zegt de Heere
820 Eze 33:3 | 3 En hij het zwaard ziet
821 Eze 34:3 | 3 Gij eet het vette,
822 Eze 35:3 | 3 En zeg tot hetzelve:
823 Eze 36:3 | 3 Daarom profeteer en
824 Eze 37:3 | 3 En Hij zeide tot mij:
825 Eze 38:3 | 3 En zeg: Zo zegt de
826 Eze 39:3 | 3 Maar Ik zal uw boog
827 Eze 40:3 | 3 Als Hij mij daarhenen
828 Eze 41:3 | 3 Daarna ging hij in
829 Eze 42:3 | 3 Tegenover de twintig
830 Eze 43:3 | 3 En alzo was de gedaante
831 Eze 44:3 | 3 De vorst, de vorst,
832 Eze 45:3 | 3 Alzo zult gij meten
833 Eze 46:3 | 3 Ook zal het volk des
834 Eze 47:3 | 3 Als nu die man naar
835 Eze 48:3 | 3 En aan de landpale
836 Dan 1:3 | 3 En de koning zeide
837 Dan 2:3 | 3 En de koning zeide
838 Dan 3 | 3 ~
839 Dan 3:3 | 3 Toen verzamelden zich
840 Dan 4:3 | 3 Hoe groot zijn Zijn
841 Dan 5:3 | 3 Toen bracht men voor
842 Dan 6:3 | 3 En over dezelve drie
843 Dan 7:3 | 3 En er klommen vier
844 Dan 8:3 | 3 En ik hief mijn ogen
845 Dan 9:3 | 3 En ik stelde mijn aangezicht
846 Dan 10:3 | 3 Begeerlijke spijze
847 Dan 11:3 | 3 Daarna zal er een geweldig
848 Dan 12:3 | 3 De leraars nu zullen
849 Hos 1:3 | 3 Zo ging hij henen,
850 Hos 2:3 | 3 En Mij harer kinderen
851 Hos 3 | 3 ~
852 Hos 3:3 | 3 En ik zeide tot haar:
853 Hos 4:3 | 3 Daarom zal het land
854 Hos 5:3 | 3 Ik ken Efraim, en Israel
855 Hos 6:3 | 3 Dan zullen wij kennen,
856 Hos 7:3 | 3 Zij verblijden den
857 Hos 8:3 | 3 Israel heeft het goede
858 Hos 9:3 | 3 Zij zullen in des HEEREN
859 Hos 10:3 | 3 Want nu zullen zij
860 Hos 11:3 | 3 Ik nochtans leerde
861 Hos 12:3 | 3 Ook heeft de HEERE
862 Hos 13:3 | 3 Daarom zullen zij zijn
863 Hos 14:3 | 3 Neem deze woorden met
864 Joe 1:3 | 3 Vertelt uw kinderen
865 Joe 2:3 | 3 Voor hetzelve verteert
866 Joe 3 | 3 ~
867 Joe 3:3 | 3 En hebben het lot over
868 Amos 1:3 | 3 Alzo zegt de HEERE:
869 Amos 2:3 | 3 En Ik zal den rechter
870 Amos 3 | 3 ~
871 Amos 3:3 | 3 Zullen twee te zamen
872 Amos 4:3 | 3 En gij zult door de
873 Amos 5:3 | 3 Want zo zegt de Heere
874 Amos 6:3 | 3 Gij, die den bozen
875 Amos 7:3 | 3 Toen berouwde zulks
876 Amos 8:3 | 3 Maar de gezangen des
877 Amos 9:3 | 3 En al verstaken zij
878 Oba 1:3 | 3 De trotsheid uws harten
879 Jona 1:3 | 3 Maar Jona maakte zich
880 Jona 2:3 | 3 Want Gij hadt mij geworpen
881 Jona 3 | 3 ~
882 Jona 3:3 | 3 Toen maakte zich Jona
883 Jona 4:3 | 3 Nu dan, HEERE! neem
884 Mic 1:3 | 3 Want ziet, de HEERE
885 Mic 2:3 | 3 Daarom, alzo zegt de
886 Mic 3 | 3 ~
887 Mic 3:3 | 3 Ja, zij zijn het, die
888 Mic 4:3 | 3 En Hij zal onder grote
889 Mic 5:3 | 3 En Hij zal staan, en
890 Mic 6:3 | 3 O Mijn volk! wat heb
891 Mic 7:3 | 3 Om met beide handen
892 Nah 1:3 | 3 De HEERE is lankmoedig,
893 Nah 2:3 | 3 De schilden zijner
894 Nah 3 | 3 ~
895 Nah 3:3 | 3 De ruiter steekt omhoog,
896 Zep 1:3 | 3 Ik zal wegrapen mensen
897 Zep 2:3 | 3 Zoekt den HEERE, alle
898 Zep 3 | 3 ~
899 Zep 3:3 | 3 Haar vorsten zijn brullende
900 Zac 1:3 | 3 Daarom zeg tot hen:
901 Zac 2:3 | 3 En ziet, de Engel,
902 Zac 3 | 3 ~
903 Zac 3:3 | 3 Josua nu was bekleed
904 Zac 4:3 | 3 En twee olijfbomen
905 Zac 5:3 | 3 Toen zeide Hij tot
906 Zac 6:3 | 3 En aan den derden wagen
907 Zac 7:3 | 3 Zeggende tot de priesters,
908 Zac 8:3 | 3 Alzo zegt de HEERE:
909 Zac 9:3 | 3 En Tyrus zich sterkten
910 Zac 10:3 | 3 Tegen de herders was
911 Zac 11:3 | 3 Er is een stem des
912 Zac 12:3 | 3 En het zal te dien
913 Zac 13:3 | 3 En het zal geschieden,
914 Zac 14:3 | 3 En de HEERE zal uittrekken,
915 Mal 1:3 | 3 En Ezau heb Ik gehaat;
916 Mal 2:3 | 3 Ziet, Ik zal u het
917 Mal 3 | 3 ~
918 Mal 3:3 | 3 En Hij zal zitten,
919 Mal 4:3 | 3 En gij zult de goddelozen
920 Matt 1:3 | 3 En Juda gewon Fares en Zara
921 Matt 2:3 | 3 De koning Herodes nu, dit
922 Matt 2:23 | geheten worden. Matthëus 3 ~
923 Matt 2:26 | 3 Want deze is het, van denwelken
924 Matt 4:3 | 3 En de verzoeker, tot Hem
925 Matt 5:3 | 3 Zalig zijn de armen van
926 Matt 6:3 | 3 Maar als gij aalmoes doet,
927 Matt 7:3 | 3 En wat ziet gij den splinter,
928 Matt 8:3 | 3 En Jezus, de hand uitstrekkende,
929 Matt 9:3 | 3 En ziet, sommigen der Schriftgeleerden
930 Matt 10:3 | 3 Filippus en Bartholomeus;
931 Matt 11:3 | 3 En zeide tot hem: Zijt Gij
932 Matt 12:3 | 3 Maar Hij zeide tot hen:
933 Matt 13:3 | 3 En Hij sprak tot hen vele
934 Matt 14:3 | 3 Want Herodes had Johannes
935 Matt 15:3 | 3 Maar Hij, antwoordende,
936 Matt 16:3 | 3 En des morgens: Heden onweder;
937 Matt 17:3 | 3 En ziet, van hen werden
938 Matt 18:3 | 3 En zeide: Voorwaar zeg Ik
939 Matt 19:3 | 3 En de Farizeen kwamen tot
940 Matt 20:3 | 3 En uitgegaan zijnde omtrent
941 Matt 21:3 | 3 En indien u iemand iets
942 Matt 22:3 | 3 En zond zijn dienstknechten
943 Matt 23:3 | 3 Daarom, al wat zij u zeggen,
944 Matt 24:3 | 3 En als Hij op den Olijfberg
945 Matt 25:3 | 3 Die dwaas waren, haar lampen
946 Matt 26:3 | 3 Toen vergaderden de overpriesters
947 Matt 27:3 | 3 Toen heeft Judas, dien Hem
948 Matt 28:3 | 3 En zijn gedaante was gelijk
949 Mark 1:3 | 3 De stem des roependen in
950 Mark 2:3 | 3 En er kwamen sommigen tot
951 Mark 3 | 3 ~
952 Mark 3:3 | 3 En Hij zeide tot den mens,
953 Mark 4:3 | 3 Hoort toe: ziet, een zaaier
954 Mark 5:3 | 3 Dewelke zijn woning in de
955 Mark 6:3 | 3 Is deze niet de timmerman,
956 Mark 7:3 | 3 Want de Farizeen en al de
957 Mark 8:3 | 3 En indien Ik hen nuchteren
958 Mark 9:3 | 3 En Zijn klederen werden
959 Mark 10:3 | 3 Maar Hij antwoordende, zeide
960 Mark 11:3 | 3 En indien iemand tot u zegt:
961 Mark 12:3 | 3 Maar zij namen en sloegen
962 Mark 13:3 | 3 En als Hij gezeten was op
963 Mark 14:3 | 3 En als Hij te Bethanie was,
964 Mark 15:3 | 3 En de overpriesters beschuldigden
965 Mark 16:3 | 3 En zeiden tot elkander:
966 Luk 1:3 | 3 Zo heeft het ook mij goed
967 Luk 2:3 | 3 En zij gingen allen om beschreven
968 Luk 3 | 3 ~
969 Luk 3:3 | 3 En hij kwam in al het omliggende
970 Luk 4:3 | 3 En de duivel zeide tot Hem:
971 Luk 5:3 | 3 En Hij ging in een van die
972 Luk 6:3 | 3 En Jezus, hun antwoordende,
973 Luk 7:3 | 3 En van Jezus gehoord hebbende,
974 Luk 8:3 | 3 En Johanna, de huisvrouw
975 Luk 9:3 | 3 En Hij zeide tot hen: Neemt
976 Luk 10:3 | 3 Gaat henen; ziet, Ik zend
977 Luk 11:3 | 3 Geef ons elken dag ons dagelijks
978 Luk 12:3 | 3 Daarom, al wat gij in de
979 Luk 13:3 | 3 Ik zeg u: Neen zij; maar
980 Luk 14:3 | 3 En Jezus, antwoordende,
981 Luk 15:3 | 3 En Hij sprak tot hen deze
982 Luk 16:3 | 3 En de rentmeester zeide
983 Luk 17:3 | 3 Wacht uzelven. En indien
984 Luk 18:3 | 3 En er was een zekere weduwe
985 Luk 19:3 | 3 En zocht Jezus te zien,
986 Luk 20:3 | 3 En Hij, antwoordende, zeide
987 Luk 21:3 | 3 En Hij zeide: Waarlijk,
988 Luk 22:3 | 3 En de satan voer in Judas,
989 Luk 23:3 | 3 En Pilatus vraagde Hem,
990 Luk 24:3 | 3 En ingegaan zijnde, vonden
991 Joha 1:3 | 3 Alle dingen zijn door Hetzelve
992 Joha 2:3 | 3 En als er wijn ontbrak,
993 Joha 3 | 3 ~
994 Joha 3:3 | 3 Jezus antwoordde en zeide
995 Joha 4:3 | 3 Zo verliet Hij Judea, en
996 Joha 5:3 | 3 In dezelve lag een grote
997 Joha 6:3 | 3 En Jezus ging op den berg,
998 Joha 7:3 | 3 Zo zeiden dan Zijn broeders
999 Joha 8:3 | 3 En de Schriftgeleerden en
1000 Joha 9:3 | 3 Jezus antwoordde: Noch deze
1-500 | 501-1000 | 1001-1198 |