1-500 | 501-1000 | 1001-1169
Book Chapter: Verse
1001 Hand 3:7 | 7 En hem grijpende bij de
1002 Hand 4:7 | 7 En als zij hen in het midden
1003 Hand 5:7 | 7 En als de engel, die tot
1004 Hand 6:7 | 7 En ik hoorde een stem, die
1005 Hand 6:37 | 7 En ziet, een engel des Heeren
1006 Hand 7:7 | 7 Welke was bij den stadhouder
1007 Hand 8:7 | 7 En verkondigden aldaar het
1008 Hand 9:7 | 7 En als daarover grote twisting
1009 Hand 10:7 | 7 En aan Mysie gekomen zijnde,
1010 Hand 11:7 | 7 Welke Jason in zijn huis
1011 Hand 12:7 | 7 En van daar gegaan zijnde,
1012 Hand 13:7 | 7 En alle deze waren omtrent
1013 Hand 14:7 | 7 En op den eersten dag der
1014 Hand 15:7 | 7 Wij nu, de scheepvaart volbracht
1015 Hand 16:7 | 7 En ik viel ter aarde, en
1016 Hand 17:7 | 7 En als hij dit gesproken
1017 Hand 18:7 | 7 Maar Lysias, de overste,
1018 Hand 19:7 | 7 En als hij daar gekomen
1019 Hand 20:7 | 7 Tot dewelke onze twaalf
1020 Hand 21:7 | 7 En als wij vele dagen langzaam
1021 Hand 22:7 | 7 En hier, omtrent dezelfde
1022 Rom 1:7 | 7 Allen, die te Rome zijt,
1023 Rom 2:7 | 7 Dengenen wel, die met volharding
1024 Rom 3:7 | 7 Want indien de waarheid
1025 Rom 4:7 | 7 Zeggende: Zalig zijn zij,
1026 Rom 5:7 | 7 Want nauwelijks zal iemand
1027 Rom 6:7 | 7 Want die gestorven is, die
1028 Rom 7 | 7 ~
1029 Rom 7:7 | 7 Wat zullen wij dan zeggen?
1030 Rom 8:7 | 7 Daarom dat het bedenken
1031 Rom 9:7 | 7 Noch omdat zij Abrahams
1032 Rom 10:7 | 7 Of, wie zal in den afgrond
1033 Rom 11:7 | 7 Wat dan? Hetgeen Israel
1034 Rom 12:7 | 7 Zo laat ons die gaven besteden,
1035 Rom 13:7 | 7 Zo geeft dan een iegelijk,
1036 Rom 14:7 | 7 Want niemand van ons leeft
1037 Rom 15:7 | 7 Daarom neemt elkander aan,
1038 Rom 16:7 | 7 Groet Andronikus en Junias,
1039 1Kor 1:7 | 7 Alzo dat het u aan gene
1040 1Kor 2:7 | 7 Maar wij spreken de wijsheid
1041 1Kor 3:7 | 7 Zo is dan noch hij, die
1042 1Kor 4:7 | 7 Want wie onderscheidt u?
1043 1Kor 5:7 | 7 Zuivert dan den ouden zuurdesem
1044 1Kor 6:7 | 7 Zo is er dan nu ganselijk
1045 1Kor 7 | 1 Korinthiërs 7 ~
1046 1Kor 7:7 | 7 Want ik wilde, dat alle
1047 1Kor 8:7 | 7 Doch in allen is de kennis
1048 1Kor 9:7 | 7 Wie dient ooit in den krijg
1049 1Kor 10:7 | 7 En wordt geen afgodendienaars,
1050 1Kor 11:7 | 7 Want de man moet het hoofd
1051 1Kor 12:7 | 7 Maar aan een iegelijk wordt
1052 1Kor 13:7 | 7 Zij bedekt alle dingen,
1053 1Kor 14:7 | 7 Zelfs ook de levenloze dingen,
1054 1Kor 15:7 | 7 Daarna is Hij gezien van
1055 1Kor 16:7 | 7 Want ik wil u nu niet zien
1056 2Kor 1:7 | 7 En onze hoop van u is vast,
1057 2Kor 2:7 | 7 Alzo dat gij daarentegen
1058 2Kor 3:7 | 7 En indien de bediening des
1059 2Kor 4:7 | 7 Maar wij hebben dezen schat
1060 2Kor 5:7 | 7 (Want wij wandelen door
1061 2Kor 6:7 | 7 In het woord der waarheid,
1062 2Kor 7 | 7 ~
1063 2Kor 7:7 | 7 En niet alleen door zijn
1064 2Kor 8:7 | 7 Zo dan, gelijk gij in alles
1065 2Kor 9:7 | 7 Een iegelijk doe, gelijk
1066 2Kor 10:7 | 7 Ziet gij aan wat voor ogen
1067 2Kor 11:7 | 7 Heb ik zonde gedaan, als
1068 2Kor 12:7 | 7 En opdat ik mij door de
1069 2Kor 13:7 | 7 En ik wens van God, dat
1070 Gal 1:7 | 7 Daar er geen ander is; maar
1071 Gal 2:7 | 7 Maar daarentegen, als zij
1072 Gal 3:7 | 7 Zo verstaat gij dan, dat
1073 Gal 4:7 | 7 Zo dan, gij zijt niet meer
1074 Gal 5:7 | 7 Gij liept wel; wie heeft
1075 Gal 6:7 | 7 Dwaalt niet; God laat Zich
1076 Efez 1:7 | 7 In Welken wij hebben de
1077 Efez 2:7 | 7 Opdat Hij zou betonen in
1078 Efez 3:7 | 7 Waarvan ik een dienaar geworden
1079 Efez 4:7 | 7 Maar aan elkeen van ons
1080 Efez 5:7 | 7 Zo zijt dan hun medegenoten
1081 Efez 6:7 | 7 Dienende met goedwilligheid
1082 Fili 1:7 | 7 Gelijk het bij mij recht
1083 Fili 2:7 | 7 Maar heeft Zichzelven vernietigd,
1084 Fili 3:7 | 7 Maar hetgeen mij gewin was,
1085 Fili 4:7 | 7 En de vrede Gods, die alle
1086 Kol 1:7 | 7 Gelijk gij ook geleerd hebt
1087 Kol 2:7 | 7 Geworteld en opgebouwd in
1088 Kol 3:7 | 7 In dewelke ook gij eertijds
1089 Kol 4:7 | 7 Al mijn zaken zal u bekend
1090 1The 1:7 | 7 Alzo dat gij voorbeelden
1091 1The 2:7 | 7 Maar wij zijn vriendelijk
1092 1The 3:7 | 7 Zo zijn wij daarom, broeders,
1093 1The 4:7 | 7 Want God heeft ons niet
1094 1The 5:7 | 7 Want die slapen, slapen
1095 2The 1:7 | 7 En u, die verdrukt wordt,
1096 2The 2:7 | 7 Want de verborgenheid der
1097 2The 3:7 | 7 Want gijzelven weet, hoe
1098 1Tim 1:7 | 7 Willende leraars der wet
1099 1Tim 2:7 | 7 Waartoe ik gesteld ben een
1100 1Tim 3:7 | 7 En hij moet ook een goede
1101 1Tim 4:7 | 7 Maar verwerp de ongoddelijke
1102 1Tim 5:7 | 7 En beveel dit, opdat zij
1103 1Tim 6:7 | 7 Want wij hebben niets in
1104 2Tim 1:7 | 7 Want God heeft ons niet
1105 2Tim 2:7 | 7 Merk, hetgeen ik zeg; doch
1106 2Tim 3:7 | 7 Vrouwkens, die altijd leren,
1107 2Tim 4:7 | 7 Ik heb den goeden strijd
1108 2Tim 5:7 | 7 Want een opziener moet onberispelijk
1109 Tit 1:7 | 7 Want een opziener moet onberispelijk
1110 Tit 2:7 | 7 Betoon uzelven in alles
1111 Tit 3:7 | 7 Opdat wij, gerechtvaardigd
1112 File 1:7 | 7 Want wij hebben grote vreugde
1113 Heb 1:7 | 7 En tot de engelen zegt Hij
1114 Heb 2:7 | 7 Gij hebt hem een weinig
1115 Heb 3:7 | 7 Daarom, gelijk de Heilige
1116 Heb 4:7 | 7 Zo bepaalt Hij wederom een
1117 Heb 5:7 | 7 Die in de dagen Zijns vleses,
1118 Heb 6:7 | 7 Want de aarde, die den regen,
1119 Heb 7 | 7 ~
1120 Heb 7:7 | 7 Nu, zonder enig tegenspreken,
1121 Heb 8:7 | 7 Want indien dat eerste verbond
1122 Heb 9:7 | 7 Maar in den tweeden tabernakel
1123 Heb 10:7 | 7 Toen sprak Ik: Zie, Ik kom (
1124 Heb 11:7 | 7 Door het geloof heeft Noach,
1125 Heb 12:7 | 7 Indien gij de kastijding
1126 Heb 13:7 | 7 Gedenkt uwer voorgangeren,
1127 Jako 1:7 | 7 Want die mens mene niet,
1128 Jako 2:7 | 7 Lasteren zij niet den goeden
1129 Jako 3:7 | 7 Want alle natuur, beide
1130 Jako 4:7 | 7 Zo onderwerpt u dan Gode;
1131 Jako 5:7 | 7 Zo zijt dan lankmoedig,
1132 1Pet 1:7 | 7 Opdat de beproeving uws
1133 1Pet 2:7 | 7 U dan, die gelooft, is Hij
1134 1Pet 3:7 | 7 Gij mannen, insgelijks,
1135 1Pet 4:7 | 7 En het einde aller dingen
1136 1Pet 5:7 | 7 Werpt al uw bekommernis
1137 2Pet 1:7 | 7 En bij de godzaligheid broederlijke
1138 2Pet 2:7 | 7 En den rechtvaardigen Lot,
1139 2Pet 3:7 | 7 Maar de hemelen, die nu
1140 1Joh 1:7 | 7 Maar indien wij in het licht
1141 1Joh 2:7 | 7 Broeders! Ik schrijf u geen
1142 1Joh 3:7 | 7 Kinderkens, dat u niemand
1143 1Joh 4:7 | 7 Geliefden! Laat ons elkander
1144 1Joh 5:7 | 7 Want Drie zijn er, Die getuigen
1145 2Joh 1:7 | 7 Want er zijn vele verleiders
1146 3Joh 1:7 | 7 Want zij zijn voor Zijn
1147 Jud 1:7 | 7 Gelijk Sodoma en Gomorra,
1148 Open 1:7 | 7 Ziet, Hij komt met de wolken
1149 Open 2:7 | 7 Die oren heeft, die hore
1150 Open 3:7 | 7 En schrijf aan den engel
1151 Open 4:7 | 7 En het eerste dier was een
1152 Open 5:7 | 7 En Het kwam, en heeft het
1153 Open 6:7 | 7 En toen Het het vierde zegel
1154 Open 7 | 7 ~
1155 Open 7:7 | 7 Uit het geslacht van Simeon
1156 Open 8:7 | 7 En de eerste engel heeft
1157 Open 9:7 | 7 En de gedaanten der sprinkhanen
1158 Open 10:7 | 7 Maar in de dagen der stem
1159 Open 11:7 | 7 En als zij hun getuigenis
1160 Open 12:7 | 7 En er werd krijg in den
1161 Open 13:7 | 7 En hetzelve werd macht gegeven,
1162 Open 14:7 | 7 Zeggende met een grote stem:
1163 Open 16:7 | 7 En ik hoorde een anderen
1164 Open 17:7 | 7 En de engel zeide tot mij:
1165 Open 18:7 | 7 Zoveel als zij zichzelve
1166 Open 19:7 | 7 Laat ons blijde zijn, en
1167 Open 20:7 | 7 En wanneer de duizend jaren
1168 Open 21:7 | 7 Die overwint, zal alles
1169 Open 22:7 | 7 Zie, Ik kom haastiglijk
1-500 | 501-1000 | 1001-1169 |