1-500 | 501-1000 | 1001-1166
Book Chapter: Verse
501 Psa 7:8 | 8 Zo zal de vergadering der
502 Psa 8 | 8 ~
503 Psa 8:8 | 8 Schapen en ossen, alle die;
504 Psa 9:8 | 8 Maar de HEERE zal in eeuwigheid
505 Psa 10:8 | 8 Hij zit in de achterlage
506 Psa 16:8 | 8 Ik stel den HEERE geduriglijk
507 Psa 17:8 | 8 Bewaar mij als het zwart
508 Psa 18:8 | 8 Toen daverde en beefde de
509 Psa 19:8 | 8 De wet des HEEREN is volmaakt,
510 Psa 20:8 | 8 Dezen vermelden van wagens,
511 Psa 21:8 | 8 Want de koning vertrouwt
512 Psa 22:8 | 8 Allen, die mij zien, bespotten
513 Psa 24:8 | 8 Wie is de Koning der ere?
514 Psa 25:8 | 8 Teth. De HEERE is goed en
515 Psa 26:8 | 8 HEERE! ik heb lief de woning
516 Psa 27:8 | 8 Mijn hart zegt tot U: Gij
517 Psa 29:8 | 8 De stem des HEEREN doet
518 Psa 30:8 | 8 Want, HEERE! Gij hadt mijn
519 Psa 31:8 | 8 Ik zal mij verheugen en
520 Psa 32:8 | 8 Ik zal u onderwijzen, en
521 Psa 33:8 | 8 Laat de ganse aarde voor
522 Psa 34:8 | 8 Laat de ganse aarde voor
523 Psa 35:8 | 8 Cheth. De Engel des HEEREN
524 Psa 36:8 | 8 De verwoesting overkome
525 Psa 37:8 | 8 Hoe dierbaar is Uw goedertierenheid,
526 Psa 38:8 | 8 He. Laat af van toorn, en
527 Psa 39:8 | 8 Want mijn darmen zijn vol
528 Psa 40:8 | 8 En nu, wat verwacht ik,
529 Psa 41:8 | 8 Toen zeide ik: Zie, ik kom;
530 Psa 42:8 | 8 Al mijn haters mompelen
531 Psa 42:22 | 8 De afgrond roept tot den
532 Psa 44:8 | 8 Maar Gij verlost ons van
533 Psa 45:8 | 8 Gij hebt gerechtigheid lief,
534 Psa 46:8 | 8 De HEERE der heirscharen
535 Psa 47:8 | 8 Want God is een Koning der
536 Psa 48:8 | 8 Met een oostenwind verbreekt
537 Psa 49:8 | 8 Niemand van hen zal zijn
538 Psa 50:8 | 8 Om uw offeranden zal Ik
539 Psa 51:8 | 8 Zie, Gij hebt lust tot waarheid
540 Psa 52:8 | 8 En de rechtvaardigen zullen
541 Psa 55:8 | 8 Ziet, ik zou ver wegzwerven,
542 Psa 56:8 | 8 Zouden zij om hun ongerechtigheid
543 Psa 57:8 | 8 Mijn hart is bereid, o God!
544 Psa 58:8 | 8 Laat hen smelten als water,
545 Psa 59:8 | 8 Zie, zij storten overvloediglijk
546 Psa 60:8 | 8 God heeft gesproken in Zijn
547 Psa 62:8 | 8 In God is mijn Heil en mijn
548 Psa 63:8 | 8 Want Gij zijt mij een hulp
549 Psa 64:8 | 8 Maar God zal hen haastig
550 Psa 65:8 | 8 Die het bruisen der zeeen
551 Psa 66:8 | 8 Looft, gij volken! onzen
552 Psa 68:8 | 8 O God! toen Gij voor het
553 Psa 69:8 | 8 Want om Uwentwil draag ik
554 Psa 71:8 | 8 Laat mijn mond vervuld worden
555 Psa 72:8 | 8 En hij zal heersen van de
556 Psa 73:8 | 8 Zij mergelen de lieden uit,
557 Psa 74:8 | 8 Zij hebben in hun hart gezegd:
558 Psa 75:8 | 8 Maar God is Rechter; Hij
559 Psa 76:8 | 8 Gij, vreselijk zijt Gij;
560 Psa 77:8 | 8 Zal dan de Heere in eeuwigheden
561 Psa 78:8 | 8 En dat zij niet zouden worden
562 Psa 79:8 | 8 Gedenk ons de vorige misdaden
563 Psa 80:8 | 8 O God der heirscharen! breng
564 Psa 81:8 | 8 In de benauwdheid riept
565 Psa 83:8 | 8 Gebal, en Ammon, en Amalek,
566 Psa 84:8 | 8 Zij gaan van kracht tot
567 Psa 85:8 | 8 Toon ons Uw goedertierenheid,
568 Psa 86:8 | 8 Onder de goden is niemand
569 Psa 88:8 | 8 Uw grimmigheid ligt op mij;
570 Psa 89:8 | 8 God is grotelijks geducht
571 Psa 90:8 | 8 Gij stelt onze ongerechtigheden
572 Psa 91:8 | 8 Alleenlijk zult gij het
573 Psa 92:8 | 8 Dat de goddelozen groeien
574 Psa 94:8 | 8 Aanmerkt, gij onvernuftigen
575 Psa 95:8 | 8 Verhardt uw hart niet, gelijk
576 Psa 96:8 | 8 Geeft den HEERE de eer Zijns
577 Psa 97:8 | 8 Sion heeft gehoord, en het
578 Psa 102:8 | 8 Ik waak, en ben geworden
579 Psa 103:8 | 8 Barmhartig en genadig is
580 Psa 104:8 | 8 De bergen rezen op, de dalen
581 Psa 105:8 | 8 Hij gedenkt Zijns verbonds
582 Psa 106:8 | 8 Doch Hij verloste hen om
583 Psa 107:8 | 8 Laat hen voor den HEERE
584 Psa 108:8 | 8 God heeft gesproken in Zijn
585 Psa 109:8 | 8 Dat zijn dagen weinig zijn;
586 Psa 111:8 | 8 Samech. Zij zijn ondersteund
587 Psa 112:8 | 8 Samech. Zijn hart, wel ondersteund
588 Psa 115:8 | 8 Dat die hen maken hun gelijk
589 Psa 116:8 | 8 Want Gij, HEERE! hebt mijn
590 Psa 118:8 | 8 Het is beter tot den HEERE
591 Psa 119:8 | 8 Ik zal Uw inzettingen bewaren;
592 Psa 132:8 | 8 Sta op, HEERE! tot Uw rust,
593 Psa 135:8 | 8 Die de eerstgeborenen van
594 Psa 136:8 | 8 De zon tot heerschappij
595 Psa 139:8 | 8 Zo ik opvoer ten hemel,
596 Psa 140:8 | 8 HEERE, Heere, Sterkte mijns
597 Psa 141:8 | 8 Doch op U zijn mijn ogen,
598 Psa 143:8 | 8 Doe mij Uw goedertierenheid
599 Psa 144:8 | 8 Welker mond leugen spreekt,
600 Psa 145:8 | 8 Cheth. Genadig en barmhartig
601 Psa 146:8 | 8 De HEERE opent de ogen der
602 Psa 147:8 | 8 Die de hemelen met wolken
603 Psa 148:8 | 8 Vuur en hagel, sneeuw en
604 Spre 1:8 | 8 Mijn zoon! hoor de
605 Spre 2:8 | 8 Opdat zij de paden
606 Spre 3:8 | 8 Het zal een medicijn
607 Spre 4:8 | 8 Verhef ze, en zij zal
608 Spre 5:8 | 8 Maak uw weg verre van
609 Spre 6:8 | 8 Haar brood bereidt
610 Spre 7:8 | 8 Voorbijgaande op de
611 Spre 8 | 8 ~
612 Spre 8:8 | 8 Al de redenen Mijns
613 Spre 9:8 | 8 Bestraf den spotter
614 Spre 10:8 | 8 Die wijs van hart is,
615 Spre 11:8 | 8 De rechtvaardige wordt
616 Spre 12:8 | 8 Een ieder zal geprezen
617 Spre 13:8 | 8 Het rantsoen van ieders
618 Spre 14:8 | 8 De wijsheid des kloekzinnigen
619 Spre 15:8 | 8 Het offer der goddelozen
620 Spre 16:8 | 8 Beter is een weinig
621 Spre 17:8 | 8 Het geschenk is in
622 Spre 18:8 | 8 De woorden des oorblazers
623 Spre 19:8 | 8 Die verstand bekomt,
624 Spre 20:8 | 8 Een koning, zittende
625 Spre 21:8 | 8 De weg des mensen is
626 Spre 22:8 | 8 Die onrecht zaait,
627 Spre 23:8 | 8 Uw bete, die gij gegeten
628 Spre 24:8 | 8 Die denkt om kwaad
629 Spre 25:8 | 8 Vaar niet haastelijk
630 Spre 26:8 | 8 Gelijk hij, die een
631 Spre 27:8 | 8 Gelijk een vogel is,
632 Spre 28:8 | 8 Die zijn goed vermeerdert
633 Spre 29:8 | 8 Spotdrijvende lieden
634 Spre 30:8 | 8 Ijdelheid en leugentaal
635 Spre 31:8 | 8 Open uw mond voor den
636 Pred 1:8 | 8 Al deze dingen worden
637 Pred 2:8 | 8 Ik vergaderde mij ook
638 Pred 3:8 | 8 Een tijd om lief te
639 Pred 4:8 | 8 Daar is er een, en
640 Pred 5:8 | 8 Het voordeel des aardrijks
641 Pred 6:8 | 8 Want wat heeft de wijze
642 Pred 7:8 | 8 Het einde van een ding
643 Pred 8 | 8 ~
644 Pred 8:8 | 8 Er is geen mens, die
645 Pred 9:8 | 8 Laat uw klederen te
646 Pred 10:8 | 8 Wie een kuil graaft,
647 Pred 11:8 | 8 Maar indien de mens
648 Pred 12:8 | 8 Ijdelheid der ijdelheden,
649 Hoo 1:8 | 8 Indien gij het niet
650 Hoo 2:8 | 8 Dat is de stem mijns
651 Hoo 3:8 | 8 Die altemaal zwaarden
652 Hoo 4:8 | 8 Bij Mij van den Libanon
653 Hoo 5:8 | 8 Ik bezweer u, gij dochters
654 Hoo 6:8 | 8 Er zijn zestig koninginnen
655 Hoo 7:8 | 8 Ik zeide: Ik zal op
656 Hoo 8 | 8 ~
657 Hoo 8:8 | 8 Wij hebben een kleine
658 Jes 1:8 | 8 En de dochter van Sion
659 Jes 2:8 | 8 Ook is hun land vervuld
660 Jes 3:8 | 8 Want Jeruzalem heeft
661 Jes 5:8 | 8 Wee dengenen, die huis
662 Jes 6:8 | 8 Daarna hoorde ik de
663 Jes 7:8 | 8 Maar Damaskus zal het
664 Jes 8 | 8 ~
665 Jes 8:8 | 8 En hij zal doortrekken
666 Jes 9:8 | 8 En al dit volk zal
667 Jes 10:8 | 8 Want hij zegt: Zijn
668 Jes 11:8 | 8 En een zoogkind zal
669 Jes 13:8 | 8 En zij zullen verschrikt
670 Jes 14:8 | 8 Ook verheugen zich
671 Jes 15:8 | 8 Want dat geschreeuw zal
672 Jes 16:8 | 8 Want de velden van
673 Jes 17:8 | 8 En hij zal niet aanschouwen
674 Jes 19:8 | 8 En de vissers zullen
675 Jes 21:8 | 8 En hij riep: Een leeuw,
676 Jes 22:8 | 8 En hij zal het deksel
677 Jes 23:8 | 8 Wie heeft dit beraadslaagd
678 Jes 24:8 | 8 De vreugde der trommelen
679 Jes 25:8 | 8 Hij zal den dood verslinden
680 Jes 26:8 | 8 Wij hebben ook in den
681 Jes 27:8 | 8 Met mate hebt Gij met
682 Jes 28:8 | 8 Want alle tafels zijn
683 Jes 29:8 | 8 Het zal alzo zijn,
684 Jes 30:8 | 8 Nu dan, ga henen, schrijf
685 Jes 31:8 | 8 En Assur zal vallen door
686 Jes 32:8 | 8 Maar een milddadige
687 Jes 33:8 | 8 De gebaande wegen zijn
688 Jes 34:8 | 8 Want het zal zijn de
689 Jes 35:8 | 8 En aldaar zal een verheven
690 Jes 36:8 | 8 Nu dan, wed toch met
691 Jes 37:8 | 8 Zo kwam Rabsake weder,
692 Jes 38:8 | 8 Zie, Ik zal de schaduw
693 Jes 39:8 | 8 Maar Hizkia zeide tot
694 Jes 40:8 | 8 Het gras verdort, de
695 Jes 41:8 | 8 Maar gij, Israel, Mijn
696 Jes 42:8 | 8 Ik ben de HEERE, dat
697 Jes 43:8 | 8 Breng voort het blinde
698 Jes 44:8 | 8 Verschrikt niet, en
699 Jes 45:8 | 8 Drupt, gij hemelen!
700 Jes 46:8 | 8 Gedenkt hieraan, en
701 Jes 47:8 | 8 Nu dan, hoor dit, gij
702 Jes 48:8 | 8 Ook hebt gij ze niet
703 Jes 49:8 | 8 Alzo zegt de HEERE:
704 Jes 50:8 | 8 Hij is nabij, Die Mij
705 Jes 51:8 | 8 Want de mot zal ze
706 Jes 52:8 | 8 Er is een stem uwer
707 Jes 53:8 | 8 Hij is uit den angst
708 Jes 54:8 | 8 In een kleinen toorn
709 Jes 55:8 | 8 Want Mijn gedachten
710 Jes 56:8 | 8 Want Mijn gedachten
711 Jes 57:8 | 8 De Heere HEERE, Die
712 Jes 58:8 | 8 En achter de deur en
713 Jes 59:8 | 8 Dan zal uw licht voortbreken
714 Jes 60:8 | 8 Den weg des vredes
715 Jes 61:8 | 8 Wie zijn deze, die
716 Jes 62:8 | 8 Want Ik, de HEERE,
717 Jes 63:8 | 8 De HEERE heeft gezworen
718 Jes 64:8 | 8 Want Hij zeide: Zij
719 Jes 65:8 | 8 Doch nu, HEERE! Gij
720 Jes 66:8 | 8 Alzo zegt de HEERE:
721 Jes 67:8 | 8 Wie heeft ooit zulks
722 Jer 1:8 | 8 Vrees niet voor hun
723 Jer 2:8 | 8 De priesters zeiden
724 Jer 3:8 | 8 En Ik zag, als Ik ter
725 Jer 4:8 | 8 Hierom, gordt zakken
726 Jer 5:8 | 8 Als welgevoederde hengsten
727 Jer 6:8 | 8 Laat u tuchtigen, Jeruzalem!
728 Jer 7:8 | 8 Ziet, gij vertrouwt
729 Jer 8 | 8 ~
730 Jer 8:8 | 8 Hoe zegt gij dan: Wij
731 Jer 9:8 | 8 Hun tong is een moordpijl,
732 Jer 10:8 | 8 In een ding zijn zij
733 Jer 11:8 | 8 Maar zij hebben niet
734 Jer 12:8 | 8 Mijn erfenis is Mij
735 Jer 13:8 | 8 Toen geschiedde des
736 Jer 14:8 | 8 O Israels Verwachting,
737 Jer 15:8 | 8 Hun weduwen zijn Mij
738 Jer 16:8 | 8 Ga ook niet in een
739 Jer 17:8 | 8 Want hij zal zijn als
740 Jer 18:8 | 8 Maar indien datzelve
741 Jer 19:8 | 8 En Ik zal deze stad
742 Jer 20:8 | 8 Want sinds ik spreke,
743 Jer 21:8 | 8 En tot dit volk zult
744 Jer 22:8 | 8 Dan zullen veel heidenen
745 Jer 23:8 | 8 Maar: Zo waarachtig
746 Jer 24:8 | 8 En gelijk de boze vijgen,
747 Jer 25:8 | 8 Daarom, zo zegt de
748 Jer 26:8 | 8 Zo geschiedde het,
749 Jer 27:8 | 8 En het zal geschieden,
750 Jer 28:8 | 8 De profeten, die voor
751 Jer 29:8 | 8 Want zo zegt de HEERE
752 Jer 30:8 | 8 Want het zal te dien
753 Jer 31:8 | 8 Ziet, Ik zal ze aanbrengen
754 Jer 32:8 | 8 Alzo kwam Hanameel,
755 Jer 33:8 | 8 En Ik zal hen reinigen
756 Jer 34:8 | 8 Het woord, dat tot
757 Jer 35:8 | 8 Zo hebben wij der stemme
758 Jer 36:8 | 8 En Baruch, de zoon
759 Jer 37:8 | 8 En de Chaldeen zullen
760 Jer 38:8 | 8 Zo ging Ebed-melech
761 Jer 39:8 | 8 En de Chaldeen verbrandden
762 Jer 40:8 | 8 Zo kwamen zij tot Gedalia
763 Jer 41:8 | 8 Doch onder hen werden
764 Jer 42:8 | 8 Toen riep hij Johanan,
765 Jer 43:8 | 8 Toen geschiedde des
766 Jer 44:8 | 8 Tergende Mij door de
767 Jer 46:8 | 8 Egypte trekt op als
768 Jer 48:8 | 8 Want de verstoorder
769 Jer 49:8 | 8 Vliedt, wendt u, woont
770 Jer 50:8 | 8 Vliedt weg uit het
771 Jer 51:8 | 8 Schielijk is Babel
772 Jer 52:8 | 8 Doch het heir der Chaldeen
773 Klaa 1:8 | 8 Cheth. Jeruzalem heeft
774 Klaa 1:30 | 8 Cheth. De HEERE heeft
775 Klaa 1:52 | 8 Gimel. Ook wanneer
776 Klaa 1:118| 8 Cheth. Maar nu is hun
777 Klaa 2:8 | 8 Knechten heersen over
778 Eze 1:8 | 8 En mensenhanden waren
779 Eze 2:8 | 8 Doch gij, mensenkind,
780 Eze 3:8 | 8 Ziet, Ik heb uw aangezicht
781 Eze 4:8 | 8 En ziet, Ik zal dikke
782 Eze 5:8 | 8 Daarom zegt de Heere
783 Eze 6:8 | 8 Ik zal dan nog een
784 Eze 7:8 | 8 Nu zal Ik in kort Mijn
785 Eze 8 | l 8 ~
786 Eze 8:8 | 8 En Hij zeide tot mij:
787 Eze 9:8 | 8 Het geschiedde nu,
788 Eze 10:8 | 8 Want er werd gezien
789 Eze 11:8 | 8 Gijlieden hebt het
790 Eze 12:8 | 8 En des morgens geschiedde
791 Eze 13:8 | 8 Daarom zo zegt de Heere
792 Eze 14:8 | 8 En Ik zal Mijn aangezicht
793 Eze 15:8 | 8 En Ik zal het land woest
794 Eze 16:8 | 8 Als Ik nu bij u voorbijging,
795 Eze 17:8 | 8 Hij was in een goede
796 Eze 18:8 | 8 Niet geeft op woeker,
797 Eze 19:8 | 8 Toen begaven zich de
798 Eze 20:8 | 8 Maar zij waren wederspannig
799 Eze 21:8 | 8 Wederom geschiedde
800 Eze 22:8 | 8 Mijn heilige dingen
801 Eze 23:8 | 8 Zij verliet ook haar
802 Eze 24:8 | 8 Opdat Ik de grimmigheid
803 Eze 25:8 | 8 Alzo zegt de Heere
804 Eze 26:8 | 8 Hij zal uw dochteren
805 Eze 27:8 | 8 De inwoners van Sidon
806 Eze 28:8 | 8 Ter groeve zullen zij
807 Eze 29:8 | 8 Daarom zo zegt de Heere
808 Eze 30:8 | 8 En zij zullen weten,
809 Eze 31:8 | 8 De cederen in Gods
810 Eze 32:8 | 8 Alle lichtende lichten
811 Eze 33:8 | 8 Als Ik tot den goddeloze
812 Eze 34:8 | 8 Zo waarachtig als Ik
813 Eze 35:8 | 8 En Ik zal zijn bergen
814 Eze 36:8 | 8 Maar gij, o bergen
815 Eze 37:8 | 8 En ik zag, en ziet,
816 Eze 38:8 | 8 Na vele dagen zult
817 Eze 39:8 | 8 Ziet, het komt en zal
818 Eze 40:8 | 8 Ook mat hij het voorhuis
819 Eze 41:8 | 8 En ik zag de hoogte
820 Eze 42:8 | 8 Want de lengte der
821 Eze 43:8 | 8 Als zij hun dorpel
822 Eze 44:8 | 8 En gijlieden hebt de
823 Eze 45:8 | 8 Dit land aangaande,
824 Eze 46:8 | 8 En als de vorst ingaat,
825 Eze 47:8 | 8 Toen zeide hij tot
826 Eze 48:8 | 8 Aan de landpale nu
827 Dan 1:8 | 8 Daniel nu nam voor
828 Dan 2:8 | 8 De koning antwoordde
829 Dan 3:8 | 8 Daarom naderden even
830 Dan 4:8 | 8 Totdat ten laatste
831 Dan 5:8 | 8 Toen kwamen al de wijzen
832 Dan 6:8 | 8 Al de vorsten des rijks,
833 Dan 7:8 | 8 Ik nam acht op de hoornen,
834 Dan 8 | 8 ~
835 Dan 8:8 | 8 En de geitenbok maakte
836 Dan 9:8 | 8 O Heere! bij ons is
837 Dan 10:8 | 8 Ik dan werd alleen
838 Dan 11:8 | 8 Ook zal hij hun goden,
839 Dan 12:8 | 8 Dit hoorde ik, doch
840 Hos 1:8 | 8 Als zij nu Lo-Ruchama
841 Hos 2:8 | 8 Daarom zal Ik wederkomen,
842 Hos 4:8 | 8 Zij eten de zonde Mijns
843 Hos 5:8 | 8 Blaast de bazuin te
844 Hos 6:8 | 8 Gilead is een stad
845 Hos 7:8 | 8 Efraim, die verwart
846 Hos 8 | 8 ~
847 Hos 8:8 | 8 Israel is verslonden;
848 Hos 9:8 | 8 De wachter van Efraim
849 Hos 10:8 | 8 En de hoogten van Aven,
850 Hos 11:8 | 8 Hoe zou Ik u overgeven,
851 Hos 12:8 | 8 In des koopmans hand
852 Hos 13:8 | 8 Ik ontmoette hen als
853 Hos 14:8 | 8 Zij zullen wederkeren,
854 Joe 1:8 | 8 Kermt, als een jonkvrouw,
855 Joe 2:8 | 8 Ook zullen zij de een
856 Joe 3:8 | 8 En Ik zal uw zonen
857 Amos 1:8 | 8 En Ik zal den inwoner
858 Amos 2:8 | 8 En zij leggen zich
859 Amos 3:8 | 8 De leeuw heeft gebruld,
860 Amos 4:8 | 8 En twee, drie steden
861 Amos 5:8 | 8 Die het Zevengesternte
862 Amos 6:8 | 8 De Heere HEERE heeft
863 Amos 7:8 | 8 En de HEERE zeide tot
864 Amos 8 | 8 ~
865 Amos 8:8 | 8 Zou het land hierover
866 Amos 9:8 | 8 Ziet, de ogen des Heeren
867 Oba 1:8 | 8 Zal het niet te dien
868 Jona 1:8 | 8 Toen zeiden zij tot
869 Jona 2:8 | 8 Die de valse ijdelheden
870 Jona 3:8 | 8 Maar mens en beest
871 Jona 4:8 | 8 En het geschiedde,
872 Mic 1:8 | 8 Hierom zal ik misbaar
873 Mic 2:8 | 8 Maar gisteren stelde
874 Mic 3:8 | 8 Maar waarlijk, ik ben
875 Mic 4:8 | 8 En gij Schaapstoren,
876 Mic 5:8 | 8 Uw hand zal verhoogd
877 Mic 6:8 | 8 Hij heeft u bekend
878 Mic 7:8 | 8 Verblijd u niet over
879 Nah 1:8 | 8 En met een doorgaanden
880 Nah 2:8 | 8 Nineve is wel als een
881 Nah 3:8 | 8 Zijt gij beter dan
882 Zep 1:8 | 8 En het zal geschieden
883 Zep 2:8 | 8 Ik heb de beschimping
884 Zep 3:8 | 8 Daarom verwacht Mij,
885 Zac 1:8 | 8 Ik zag des nachts,
886 Zac 2:8 | 8 Want zo zegt de HEERE
887 Zac 3:8 | 8 Hoor nu toe, Josua,
888 Zac 4:8 | 8 Het woord des HEEREN
889 Zac 5:8 | 8 En Hij zeide: Deze
890 Zac 6:8 | 8 En Hij riep mij, en
891 Zac 7:8 | 8 Verder geschiedde het
892 Zac 8 | 8 ~
893 Zac 8:8 | 8 En Ik zal hen herwaarts
894 Zac 9:8 | 8 En Ik zal Mij rondom
895 Zac 10:8 | 8 Ik zal hen toesissen,
896 Zac 11:8 | 8 En ik heb drie herders
897 Zac 12:8 | 8 Te dien dage zal de
898 Zac 13:8 | 8 En het zal geschieden
899 Zac 14:8 | 8 Ook zal het te dien
900 Mal 1:8 | 8 Want als gij wat blinds
901 Mal 2:8 | 8 Maar gij zijt van den
902 Mal 3:8 | 8 Zal een mens God beroven?
903 Matt 1:8 | 8 En Asa gewon Josafat, en
904 Matt 2:8 | 8 En hen naar Bethlehem zendende,
905 Matt 2:31 | 8 Brengt dan vruchten voort,
906 Matt 4:8 | 8 Wederom nam Hem de duivel
907 Matt 5:8 | 8 Zalig zijn de reinen van
908 Matt 6:8 | 8 Wordt dan hun niet gelijk;
909 Matt 7:8 | 8 Want een iegelijk, die bidt,
910 Matt 8 | 8 ~
911 Matt 8:8 | 8 En de hoofdman over honderd,
912 Matt 9:8 | 8 De scharen nu dat ziende,
913 Matt 10:8 | 8 Geneest de kranken; reinigt
914 Matt 11:8 | 8 Maar wat zijt gij uitgegaan
915 Matt 12:8 | 8 Want de Zoon des mensen
916 Matt 13:8 | 8 En een ander deel viel in
917 Matt 14:8 | 8 En zij, te voren onderricht
918 Matt 15:8 | 8 Dit volk genaakt Mij met
919 Matt 16:8 | 8 En Jezus, dat wetende, zeide
920 Matt 17:8 | 8 En hun ogen opheffende,
921 Matt 18:8 | 8 Indien dan uw hand of uw
922 Matt 19:8 | 8 Hij zeide tot hen: Mozes
923 Matt 20:8 | 8 Als het nu avond geworden
924 Matt 21:8 | 8 En de meeste schare spreidden
925 Matt 22:8 | 8 Toen zeide hij tot zijn
926 Matt 23:8 | 8 Doch gij zult niet Rabbi
927 Matt 24:8 | 8 Doch al die dingen zijn
928 Matt 25:8 | 8 En de dwazen zeiden tot
929 Matt 26:8 | 8 En Zijn discipelen, dat
930 Matt 27:8 | 8 Daarom is die akker genaamd
931 Matt 28:8 | 8 En haastelijk uitgaande
932 Mark 1:8 | 8 Ik heb ulieden wel gedoopt
933 Mark 2:8 | 8 En Jezus, terstond in Zijn
934 Mark 3:8 | 8 En van Jeruzalem, en van
935 Mark 4:8 | 8 En het andere viel in de
936 Mark 5:8 | 8 (Want Hij zeide tot hem:
937 Mark 6:8 | 8 En Hij gebood hun, dat zij
938 Mark 7:8 | 8 Want, nalatende het gebod
939 Mark 8 | 8 ~
940 Mark 8:8 | 8 En zij hebben gegeten, en
941 Mark 9:8 | 8 En haastelijk rondom ziende,
942 Mark 10:8 | 8 En die twee zullen tot een
943 Mark 11:8 | 8 En velen spreidden hun klederen
944 Mark 12:8 | 8 En zij namen en doodden
945 Mark 13:8 | 8 Want het ene volk zal tegen
946 Mark 14:8 | 8 Zij heeft gedaan, hetgeen
947 Mark 15:8 | 8 En de schare riep uit, en
948 Mark 16:8 | 8 En zij, haastelijk uitgegaan
949 Luk 1:8 | 8 En het geschiedde, dat,
950 Luk 2:8 | 8 En er waren herders in diezelfde
951 Luk 3:8 | 8 Brengt dan vruchten voort
952 Luk 4:8 | 8 En Jezus, antwoordende,
953 Luk 5:8 | 8 En Simon Petrus, dat ziende,
954 Luk 6:8 | 8 Doch Hij kende hun gedachten,
955 Luk 7:8 | 8 Want ik ben ook een mens,
956 Luk 8 | 8 ~
957 Luk 8:8 | 8 En het andere viel op de
958 Luk 9:8 | 8 En van sommigen, dat Elias
959 Luk 10:8 | 8 En in wat stad gij zult
960 Luk 11:8 | 8 Ik zeg ulieden: Hoewel hij
961 Luk 12:8 | 8 En Ik zeg u: Een iegelijk,
962 Luk 13:8 | 8 En hij, antwoordende, zeide
963 Luk 14:8 | 8 Wanneer gij van iemand ter
964 Luk 15:8 | 8 Of wat vrouw, hebbende tien
965 Luk 16:8 | 8 En de heer prees den onrechtvaardigen
966 Luk 17:8 | 8 Maar zal hij niet tot hem
967 Luk 18:8 | 8 Ik zeg u, dat Hij hun haastelijk
968 Luk 19:8 | 8 En Zacheus stond, en zeide
969 Luk 20:8 | 8 En Jezus zeide tot hen:
970 Luk 21:8 | 8 En Hij zeide: Ziet, dat
971 Luk 22:8 | 8 En Hij zond Petrus en Johannes
972 Luk 23:8 | 8 En als Herodes Jezus zag,
973 Luk 24:8 | 8 En zij werden indachtig
974 Joha 1:8 | 8 Hij was het Licht niet,
975 Joha 2:8 | 8 En Hij zeide tot hen: Schept
976 Joha 3:8 | 8 De wind blaast, waarheen
977 Joha 4:8 | 8 (Want Zijn discipelen waren
978 Joha 5:8 | 8 Jezus zeide tot hem: Sta
979 Joha 6:8 | 8 Een van Zijn discipelen,
980 Joha 7:8 | 8 Gaat gijlieden op tot dit
981 Joha 8 | 8 ~
982 Joha 8:8 | 8 En wederom nederbukkende,
983 Joha 9:8 | 8 De geburen dan, en die hem
984 Joha 10:8 | 8 Allen, zovelen als er voor
985 Joha 11:8 | 8 De discipelen zeiden tot
986 Joha 12:8 | 8 Want de armen hebt gijlieden
987 Joha 13:8 | 8 Petrus zeide tot Hem: Gij
988 Joha 14:8 | 8 Filippus zeide tot Hem:
989 Joha 15:8 | 8 Hierin is Mijn Vader verheerlijkt,
990 Joha 16:8 | 8 En Die gekomen zijnde, zal
991 Joha 17:8 | 8 Want de woorden, die Gij
992 Joha 18:8 | 8 Jezus antwoordde: Ik heb
993 Joha 19:8 | 8 Toen Pilatus dan dit woord
994 Joha 20:8 | 8 Toen ging dan ook de andere
995 Joha 21:8 | 8 En de andere discipelen
996 Hand 1:8 | 8 Maar gij zult ontvangen
997 Hand 2:8 | 8 En hoe horen wij hen een
998 Hand 3:8 | 8 En hij, opspringende, stond
999 Hand 4:8 | 8 Toen zeide Petrus, vervuld
1000 Hand 5:8 | 8 En als hij hun alles verhaald
1-500 | 501-1000 | 1001-1166 |