1-500 | 501-1000 | 1001-1166
Book Chapter: Verse
1001 Hand 6:8 | 8 Maar ik zeide: Geenszins,
1002 Hand 6:38 | 8 En de engel zeide tot hem:
1003 Hand 7:8 | 8 Maar Elymas, de tovenaar (
1004 Hand 8:8 | 8 En een zeker man, te Lystre,
1005 Hand 9:8 | 8 En God, de Kenner der harten,
1006 Hand 10:8 | 8 En zij, Mysie voorbij gereisd
1007 Hand 11:8 | 8 En zij beroerden de schare,
1008 Hand 12:8 | 8 En Crispus, de overste der
1009 Hand 13:8 | 8 En hij ging in de synagoge,
1010 Hand 14:8 | 8 En er waren vele lichten
1011 Hand 15:8 | 8 En des anderen daags, Paulus
1012 Hand 16:8 | 8 En ik antwoordde: Wie zijt
1013 Hand 17:8 | 8 Want de Sadduceen zeggen,
1014 Hand 18:8 | 8 Gebiedende zijn beschuldigers
1015 Hand 19:8 | 8 Dewijl hij, antwoordende,
1016 Hand 20:8 | 8 Wat? wordt het bij ulieden
1017 Hand 21:8 | 8 En hetzelve nauwelijks voorbij
1018 Hand 22:8 | 8 En het geschiedde, dat de
1019 Rom 1:8 | 8 Eerstelijk dank ik mijn
1020 Rom 2:8 | 8 Maar dengenen, die twistgierig
1021 Rom 3:8 | 8 En zeggen wij niet liever (
1022 Rom 4:8 | 8 Zalig is de man, welken
1023 Rom 5:8 | 8 Maar God bevestigt Zijn
1024 Rom 6:8 | 8 Indien wij nu met Christus
1025 Rom 7:8 | 8 Maar de zonde, oorzaak genomen
1026 Rom 8 | 8 ~
1027 Rom 8:8 | 8 En die in het vlees zijn,
1028 Rom 9:8 | 8 Dat is, niet de kinderen
1029 Rom 10:8 | 8 Maar wat zegt zij? Nabij
1030 Rom 11:8 | 8 (Gelijk geschreven is: God
1031 Rom 12:8 | 8 Hetzij die vermaant, in
1032 Rom 13:8 | 8 Zijt niemand iets schuldig,
1033 Rom 14:8 | 8 Want hetzij dat wij leven,
1034 Rom 15:8 | 8 En ik zeg, dat Jezus Christus
1035 Rom 16:8 | 8 Groet Amplias, mijn beminde
1036 1Kor 1:8 | 8 Welke God u ook zal bevestigen
1037 1Kor 2:8 | 8 Welke niemand van de oversten
1038 1Kor 3:8 | 8 En die plant, en die nat
1039 1Kor 4:8 | 8 Alrede zijt gij verzadigd,
1040 1Kor 5:8 | 8 Zo dan laat ons feest houden,
1041 1Kor 6:8 | 8 Maar gijlieden doet ongelijk,
1042 1Kor 7:8 | 8 Doch ik zeg den ongetrouwden,
1043 1Kor 8 | 1 Korinthiërs 8 ~
1044 1Kor 8:8 | 8 De spijze nu maakt ons Gode
1045 1Kor 9:8 | 8 Spreek ik dit naar den mens,
1046 1Kor 10:8 | 8 En laat ons niet hoereren,
1047 1Kor 11:8 | 8 Want de man is uit de vrouw
1048 1Kor 12:8 | 8 Want dezen wordt door den
1049 1Kor 13:8 | 8 De liefde vergaat nimmermeer;
1050 1Kor 14:8 | 8 Want ook indien de bazuin
1051 1Kor 15:8 | 8 En ten laatste van allen
1052 1Kor 16:8 | 8 Maar ik zal te Efeze blijven
1053 2Kor 1:8 | 8 Want wij willen niet, broeders,
1054 2Kor 2:8 | 8 Daarom bid ik u, dat gij
1055 2Kor 3:8 | 8 Hoe zal niet veel meer de
1056 2Kor 4:8 | 8 Als die in alles verdrukt
1057 2Kor 5:8 | 8 Maar wij hebben goeden moed,
1058 2Kor 6:8 | 8 Door eer en oneer, door
1059 2Kor 7:8 | 8 Want hoewel ik u in den
1060 2Kor 8 | 8 ~
1061 2Kor 8:8 | 8 Ik zeg dit niet als gebiedende,
1062 2Kor 9:8 | 8 En God is machtig alle genade
1063 2Kor 10:8 | 8 Want indien ik ook iets
1064 2Kor 11:8 | 8 Ik heb andere Gemeenten
1065 2Kor 12:8 | 8 Hierover heb ik den Heere
1066 2Kor 13:8 | 8 Want wij vermogen niets
1067 Gal 1:8 | 8 Doch al ware het ook, dat
1068 Gal 2:8 | 8 (Want Die in Petrus krachtelijk
1069 Gal 3:8 | 8 En de Schrift, te voren
1070 Gal 4:8 | 8 Maar toen, als gij God niet
1071 Gal 5:8 | 8 Dit gevoelen is niet uit
1072 Gal 6:8 | 8 Want die in zijn eigen vlees
1073 Efez 1:8 | 8 Met welke Hij overvloedig
1074 Efez 2:8 | 8 Want uit genade zijt gij
1075 Efez 3:8 | 8 Mij, den allerminste van
1076 Efez 4:8 | 8 Daarom zegt Hij: Als Hij
1077 Efez 5:8 | 8 Want gij waart eertijds
1078 Efez 6:8 | 8 Wetende, dat zo wat goed
1079 Fili 1:8 | 8 Want God is mijn Getuige,
1080 Fili 2:8 | 8 En in gedaante gevonden
1081 Fili 3:8 | 8 Ja, gewisselijk, ik acht
1082 Fili 4:8 | 8 Voorts, broeders, al wat
1083 Kol 1:8 | 8 Die ons ook verklaard heeft
1084 Kol 2:8 | 8 Ziet toe, dat niemand u
1085 Kol 3:8 | 8 Maar nu legt ook gij dit
1086 Kol 4:8 | 8 Denwelken ik tot hetzelfde
1087 1The 1:8 | 8 Want van u is het Woord
1088 1The 2:8 | 8 Alzo wij, tot u zeer genegen
1089 1The 3:8 | 8 Want nu leven wij, indien
1090 1The 4:8 | 8 Zo dan die dit verwerpt,
1091 1The 5:8 | 8 Maar wij, die des daags
1092 2The 1:8 | 8 Met vlammend vuur wraak
1093 2The 2:8 | 8 En alsdan zal de ongerechtige
1094 2The 3:8 | 8 En wij hebben geen brood
1095 1Tim 1:8 | 8 Doch wij weten, dat de wet
1096 1Tim 2:8 | 8 Ik wil dan, dat de mannen
1097 1Tim 3:8 | 8 De diakenen insgelijks moeten
1098 1Tim 4:8 | 8 Want de lichamelijke oefening
1099 1Tim 5:8 | 8 Doch zo iemand de zijnen,
1100 1Tim 6:8 | 8 Maar als wij voedsel en
1101 2Tim 1:8 | 8 Schaam u dan niet der getuigenis
1102 2Tim 2:8 | 8 Houd in gedachtenis, dat
1103 2Tim 3:8 | 8 Gelijkerwijs nu Jannes en
1104 2Tim 4:8 | 8 Voorts is mij weggelegd
1105 2Tim 5:8 | 8 Maar die gaarne herbergt,
1106 Tit 1:8 | 8 Maar die gaarne herbergt,
1107 Tit 2:8 | 8 Het woord gezond en onverwerpelijk,
1108 Tit 3:8 | 8 Dit is een getrouw woord,
1109 File 1:8 | 8 Daarom, hoewel ik grote
1110 Heb 1:8 | 8 Maar tot den Zoon zegt Hij:
1111 Heb 2:8 | 8 Alle dingen hebt Gij onder
1112 Heb 3:8 | 8 Zo verhardt uw harten niet,
1113 Heb 4:8 | 8 Want indien Jozua hen in
1114 Heb 5:8 | 8 Hoewel Hij de Zoon was,
1115 Heb 6:8 | 8 Maar die doornen en distelen
1116 Heb 7:8 | 8 En hier nemen wel tienden
1117 Heb 8 | 8 ~
1118 Heb 8:8 | 8 Want hen berispende, zegt
1119 Heb 9:8 | 8 Waarmede de Heilige Geest
1120 Heb 10:8 | 8 Als Hij te voren gezegd
1121 Heb 11:8 | 8 Door het geloof is Abraham,
1122 Heb 12:8 | 8 Maar indien gij zonder kastijding
1123 Heb 13:8 | 8 Jezus Christus is gisteren
1124 Jako 1:8 | 8 Een dubbelhartig man is
1125 Jako 2:8 | 8 Indien gij dan de koninklijke
1126 Jako 3:8 | 8 Maar de tong kan geen mens
1127 Jako 4:8 | 8 Naakt tot God, en Hij zal
1128 Jako 5:8 | 8 Weest gij ook lankmoedig,
1129 1Pet 1:8 | 8 Denwelken gij niet gezien
1130 1Pet 2:8 | 8 Dengenen namelijk, die zich
1131 1Pet 3:8 | 8 En eindelijk, zijt allen
1132 1Pet 4:8 | 8 Maar vooral hebt vurige
1133 1Pet 5:8 | 8 Zijt nuchteren, en waakt;
1134 2Pet 1:8 | 8 Want zo deze dingen bij
1135 2Pet 2:8 | 8 (Want deze rechtvaardige
1136 2Pet 3:8 | 8 Doch deze ene zaak zij u
1137 1Joh 1:8 | 8 Indien wij zeggen, dat wij
1138 1Joh 2:8 | 8 Wederom schrijf ik u een
1139 1Joh 3:8 | 8 Die de zonde doet, is uit
1140 1Joh 4:8 | 8 Die niet liefheeft, die
1141 1Joh 5:8 | 8 En drie zijn er, die getuigen
1142 2Joh 1:8 | 8 Ziet toe voor uzelven, dat
1143 3Joh 1:8 | 8 Wij dan zijn schuldig de
1144 Jud 1:8 | 8 Desgelijks evenwel ook dezen,
1145 Open 1:8 | 8 Ik ben de Alfa en de Omega,
1146 Open 2:8 | 8 En schrijf aan den engel
1147 Open 3:8 | 8 Ik weet uw werken; zie,
1148 Open 4:8 | 8 En de vier dieren hadden
1149 Open 5:8 | 8 En als Het dat boek genomen
1150 Open 6:8 | 8 En ik zag, en ziet, een
1151 Open 7:8 | 8 Uit het geslacht van Zebulon
1152 Open 8 | 8 ~
1153 Open 8:8 | 8 En de tweede engel heeft
1154 Open 9:8 | 8 En zij hadden haar als haar
1155 Open 10:8 | 8 En de stem, die ik gehoord
1156 Open 11:8 | 8 En hun dode lichamen zullen
1157 Open 12:8 | 8 En zij hebben niet vermocht,
1158 Open 13:8 | 8 En allen, die op de aarde
1159 Open 14:8 | 8 En er is een andere engel
1160 Open 16:8 | 8 En de vierde engel goot
1161 Open 17:8 | 8 Het beest, dat gij gezien
1162 Open 18:8 | 8 Daarom zullen haar plagen
1163 Open 19:8 | 8 En haar is gegeven, dat
1164 Open 20:8 | 8 En hij zal uitgaan om de
1165 Open 21:8 | 8 Maar den vreesachtigen,
1166 Open 22:8 | 8 En ik, Johannes, ben degene,
1-500 | 501-1000 | 1001-1166 |