1-500 | 501-1000 | 1001-1160
Book Chapter: Verse
501 Psa 7:10 | 10 Laat toch de boosheid der
502 Psa 8:10 | 10 O HEERE, onze Heere! hoe
503 Psa 9:10 | 10 En de HEERE zal een Hoog
504 Psa 10 | 10 ~
505 Psa 10:10 | 10 Hij duikt neder, hij buigt
506 Psa 16:10 | 10 Want Gij zult mijn ziel
507 Psa 17:10 | 10 Met hun vet besluiten zij
508 Psa 18:10 | 10 En Hij boog den hemel, en
509 Psa 19:10 | 10 De vreze des HEEREN is rein,
510 Psa 20:10 | 10 O HEERE! behoud; die Koning
511 Psa 21:10 | 10 Gij zult hen zetten als
512 Psa 22:10 | 10 Gij zijt het immers, Die
513 Psa 24:10 | 10 Wie is Hij, deze Koning
514 Psa 25:10 | 10 Caph. Alle paden des HEEREN
515 Psa 26:10 | 10 In welker handen schandelijk
516 Psa 27:10 | 10 Want mijn vader en mijn
517 Psa 29:10 | 10 De HEERE heeft gezeten over
518 Psa 30:10 | 10 Wat gewin is er in mijn
519 Psa 31:10 | 10 Wees mij genadig, HEERE!
520 Psa 32:10 | 10 De goddeloze heeft veel
521 Psa 33:10 | 10 De HEERE vernietigt den
522 Psa 34:10 | 10 De HEERE vernietigt den
523 Psa 35:10 | 10 Jod. Vreest den HEERE, gij
524 Psa 36:10 | 10 Al mijn beenderen zullen
525 Psa 37:10 | 10 Want bij U is de fontein
526 Psa 38:10 | 10 Vau. En nog een weinig,
527 Psa 39:10 | 10 HEERE! voor U is al mijn
528 Psa 40:10 | 10 Ik ben verstomd, ik zal
529 Psa 41:10 | 10 Ik boodschap de gerechtigheid
530 Psa 42:10 | 10 Zelfs de man mijns vredes,
531 Psa 42:24 | 10 Ik zal zeggen tot God: Mijn
532 Psa 44:10 | 10 Maar nu hebt Gij ons verstoten
533 Psa 45:10 | 10 Dochters van koningen zijn
534 Psa 46:10 | 10 Die de oorlogen doet ophouden
535 Psa 47:10 | 10 De edelen der volken zijn
536 Psa 48:10 | 10 O God! wij gedenken Uwer
537 Psa 49:10 | 10 Dat hij ook voortaan geduriglijk
538 Psa 50:10 | 10 Want al het gedierte des
539 Psa 51:10 | 10 Doe mij vreugde en blijdschap
540 Psa 52:10 | 10 Maar ik zal zijn als een
541 Psa 55:10 | 10 Verslind hen, HEERE! deel
542 Psa 56:10 | 10 Dan zullen mijn vijanden
543 Psa 57:10 | 10 Ik zal U loven onder de
544 Psa 58:10 | 10 Eer dan uw potten den doornstruik
545 Psa 59:10 | 10 Tegen zijn sterkte zal ik
546 Psa 60:10 | 10 Moab is mijn waspot; op
547 Psa 62:10 | 10 Immers zijn de gemene lieden
548 Psa 63:10 | 10 Maar dezen, die mijn ziel
549 Psa 64:10 | 10 En alle mensen zullen vrezen,
550 Psa 65:10 | 10 Gij bezoekt het land, en
551 Psa 66:10 | 10 Want Gij hebt ons beproefd,
552 Psa 68:10 | 10 Gij hebt zeer milden regen
553 Psa 69:10 | 10 Want de ijver van Uw huis
554 Psa 71:10 | 10 Want mijn vijanden spreken
555 Psa 72:10 | 10 De koningen van Tharsis
556 Psa 73:10 | 10 Daarom keert zich Zijn volk
557 Psa 74:10 | 10 Hoe lang, o God! zal de
558 Psa 75:10 | 10 En ik zal het in eeuwigheid
559 Psa 76:10 | 10 Als God opstond ten oordeel,
560 Psa 77:10 | 10 Heeft God vergeten genadig
561 Psa 78:10 | 10 Zij hielden Gods verbond
562 Psa 79:10 | 10 Waarom zouden de heidenen
563 Psa 80:10 | 10 Gij hebt de plaats voor
564 Psa 81:10 | 10 Er zal onder u geen uitlands
565 Psa 83:10 | 10 Doe hun als Midian, als
566 Psa 84:10 | 10 O God, ons Schild! zie,
567 Psa 85:10 | 10 Zekerlijk, Zijn heil is
568 Psa 86:10 | 10 Want Gij zijt groot, en
569 Psa 88:10 | 10 Mijn oog treurt vanwege
570 Psa 89:10 | 10 Gij heerst over de opgeblazenheid
571 Psa 90:10 | 10 Aangaande de dagen onzer
572 Psa 91:10 | 10 U zal geen kwaad wedervaren,
573 Psa 92:10 | 10 Want zie, Uw vijanden, o
574 Psa 94:10 | 10 Zou Hij, Die de heidenen
575 Psa 95:10 | 10 Veertig jaren heb Ik verdriet
576 Psa 96:10 | 10 Zegt onder de heidenen:
577 Psa 97:10 | 10 Gij liefhebbers des HEEREN!
578 Psa 102:10 | 10 Want ik eet as als brood,
579 Psa 103:10 | 10 Hij doet ons niet naar onze
580 Psa 104:10 | 10 Die de fonteinen uitzendt
581 Psa 105:10 | 10 Welken Hij ook gesteld heeft
582 Psa 106:10 | 10 En Hij verloste hen uit
583 Psa 107:10 | 10 Die in duisternis en de
584 Psa 108:10 | 10 Moab is mijn waspot; op
585 Psa 109:10 | 10 En dat zijn kinderen hier
586 Psa 111:10 | 10 Resch. De vreze des HEEREN
587 Psa 112:10 | 10 Resch. De goddeloze zal
588 Psa 115:10 | 10 Gij huis van Aaron! vertrouw
589 Psa 116:10 | 10 Ik heb geloofd, daarom sprak
590 Psa 118:10 | 10 Alle heidenen hadden mij
591 Psa 119:10 | 10 Ik zoek U met mijn gehele
592 Psa 132:10 | 10 Weer het aangezicht Uws
593 Psa 135:10 | 10 Die veel volken sloeg, en
594 Psa 136:10 | 10 Dien, Die de Egyptenaren
595 Psa 139:10 | 10 Ook daar zou Uw hand mij
596 Psa 140:10 | 10 Aangaande het hoofd dergenen,
597 Psa 141:10 | 10 Dat de goddelozen elk in
598 Psa 143:10 | 10 Leer mij Uw welbehagen doen,
599 Psa 144:10 | 10 Gij, die den koningen overwinning
600 Psa 145:10 | 10 Jod. Al Uw werken, HEERE,
601 Psa 146:10 | 10 De HEERE zal in eeuwigheid
602 Psa 147:10 | 10 Hij heeft geen lust aan
603 Psa 148:10 | 10 Het wild gedierte en alle
604 Spre 1:10 | 10 Mijn zoon! indien de
605 Spre 2:10 | 10 Als de wijsheid in
606 Spre 3:10 | 10 Zo zullen uw schuren
607 Spre 4:10 | 10 Hoor, mijn zoon! en
608 Spre 5:10 | 10 Opdat de vreemden zich
609 Spre 6:10 | 10 Een weinig slapens,
610 Spre 7:10 | 10 En ziet, een vrouw
611 Spre 8:10 | 10 Neemt Mijn tucht aan,
612 Spre 9:10 | 10 De vreze des HEEREN
613 Spre 10 | 10 ~
614 Spre 10:10 | 10 Die met het oog wenkt,
615 Spre 11:10 | 10 Een stad springt op
616 Spre 12:10 | 10 De rechtvaardige kent
617 Spre 13:10 | 10 Door hovaardigheid
618 Spre 14:10 | 10 Het hart kent zijn
619 Spre 15:10 | 10 De tucht is onaangenaam
620 Spre 16:10 | 10 Waarzegging is op de
621 Spre 17:10 | 10 De bestraffing gaat
622 Spre 18:10 | 10 De Naam des HEEREN
623 Spre 19:10 | 10 De weelde staat een
624 Spre 20:10 | 10 Tweeerlei weegsteen,
625 Spre 21:10 | 10 De ziel des goddelozen
626 Spre 22:10 | 10 Drijf den spotter uit,
627 Spre 23:10 | 10 Zet de oude palen niet
628 Spre 24:10 | 10 Vertoont gij u slap
629 Spre 25:10 | 10 Opdat degene, die het
630 Spre 26:10 | 10 De groten doen een
631 Spre 27:10 | 10 Verlaat uw vriend,
632 Spre 28:10 | 10 Die de oprechten doet
633 Spre 29:10 | 10 Bloedgierige lieden
634 Spre 30:10 | 10 Achterklap niet van
635 Spre 31:10 | 10 Aleph. Wie zal een
636 Pred 1:10 | 10 Is er enig ding, waarvan
637 Pred 2:10 | 10 En al wat mijn ogen
638 Pred 3:10 | 10 Ik heb gezien de bezigheid,
639 Pred 4:10 | 10 Want indien zij vallen,
640 Pred 5:10 | 10 Waar het goed vermenigvuldigt,
641 Pred 6:10 | 10 Wat ook iemand zij,
642 Pred 7:10 | 10 Zeg niet: Wat is er,
643 Pred 8:10 | 10 Alzo heb ik ook gezien
644 Pred 9:10 | 10 Alles, wat uw hand
645 Pred 10 | 10 ~
646 Pred 10:10 | 10 Indien hij het ijzer
647 Pred 11:10 | 10 Zo doe dan de toornigheid
648 Pred 12:10 | 10 De prediker zocht aangename
649 Hoo 1:10 | 10 Uw wangen zijn liefelijk
650 Hoo 2:10 | 10 Mijn Liefste antwoordt,
651 Hoo 3:10 | 10 De pilaren derzelve
652 Hoo 4:10 | 10 Hoe schoon is uw uitnemende
653 Hoo 5:10 | 10 Mijn Liefste is blank
654 Hoo 6:10 | 10 Wie is zij, die er
655 Hoo 7:10 | 10 Ik ben mijns Liefsten,
656 Hoo 8:10 | 10 Ik ben een muur en
657 Jes 1:10 | 10 Hoort des HEEREN woord,
658 Jes 2:10 | 10 Ga in den rotssteen,
659 Jes 3:10 | 10 Zegt den rechtvaardige,
660 Jes 5:10 | 10 Ja, tien bunderen wijngaards
661 Jes 6:10 | 10 Maak het hart dezes
662 Jes 7:10 | 10 En de HEERE voer voort
663 Jes 8:10 | 10 Beraadslaagt een raad,
664 Jes 9:10 | 10 Want de HEERE zal Rezins
665 Jes 10 | 10 ~
666 Jes 10:10 | 10 Gelijk als mijn hand
667 Jes 11:10 | 10 Want het zal geschieden
668 Jes 13:10 | 10 Want de sterren des
669 Jes 14:10 | 10 Die altegader zullen
670 Jes 16:10 | 10 Alzo dat de blijdschap
671 Jes 17:10 | 10 Want gij hebt den God
672 Jes 19:10 | 10 En zij zullen met hun
673 Jes 21:10 | 10 O mijn dorsing, en
674 Jes 22:10 | 10 Gij zult ook de huizen
675 Jes 23:10 | 10 Ga door naar uw land,
676 Jes 24:10 | 10 De woeste stad is verbroken,
677 Jes 25:10 | 10 Want de hand des HEEREN
678 Jes 26:10 | 10 Wordt den goddeloze
679 Jes 27:10 | 10 Want de vaste stad
680 Jes 28:10 | 10 Want het is gebod op
681 Jes 29:10 | 10 Want de HEERE heeft
682 Jes 30:10 | 10 Die daar zeggen tot
683 Jes 32:10 | 10 Vele dagen over het
684 Jes 33:10 | 10 Nu zal Ik opstaan,
685 Jes 34:10 | 10 Het zal des nachts
686 Jes 35:10 | 10 En de vrijgekochten
687 Jes 36:10 | 10 En nu ben ik zonder
688 Jes 37:10 | 10 Zo zult gijlieden spreken
689 Jes 38:10 | 10 Ik zeide: Vanwege de
690 Jes 40:10 | 10 Ziet, de Heere HEERE
691 Jes 41:10 | 10 Vrees niet, want Ik
692 Jes 42:10 | 10 Zingt den HEERE een
693 Jes 43:10 | 10 Gijlieden zijt Mijn
694 Jes 44:10 | 10 Wie formeert een god,
695 Jes 45:10 | 10 Wee dien, die tot den
696 Jes 46:10 | 10 Die van den beginne
697 Jes 47:10 | 10 Want gij hebt op uw
698 Jes 48:10 | 10 Ziet, Ik heb u gelouterd,
699 Jes 49:10 | 10 Zij zullen niet hongeren,
700 Jes 50:10 | 10 Wie is er onder ulieden,
701 Jes 51:10 | 10 Zijt Gij het niet,
702 Jes 52:10 | 10 De HEERE heeft Zijn
703 Jes 53:10 | 10 Doch het behaagde den
704 Jes 54:10 | 10 Want bergen zullen
705 Jes 55:10 | 10 Want gelijk de regen
706 Jes 56:10 | 10 Want gelijk de regen
707 Jes 57:10 | 10 Hun wachters zijn allen
708 Jes 58:10 | 10 Gij zijt vermoeid door
709 Jes 59:10 | 10 En zo gij uw ziel opent
710 Jes 60:10 | 10 Wij tasten naar den
711 Jes 61:10 | 10 En de vreemden zullen
712 Jes 62:10 | 10 Ik ben zeer vrolijk
713 Jes 63:10 | 10 Gaat door, gaat door,
714 Jes 64:10 | 10 Maar zij zijn wederspannig
715 Jes 65:10 | 10 Uw heilige steden zijn
716 Jes 66:10 | 10 En Saron zal tot een
717 Jes 67:10 | 10 Verblijdt u met Jeruzalem,
718 Jer 1:10 | 10 Zie, Ik stel u te dezen
719 Jer 2:10 | 10 Want, gaat over in
720 Jer 3:10 | 10 En zelfs in dit alles
721 Jer 4:10 | 10 Toen zeide ik: Ach,
722 Jer 5:10 | 10 Beklimt haar muren,
723 Jer 6:10 | 10 Tot wie zal ik spreken
724 Jer 7:10 | 10 En dan komen en staan
725 Jer 8:10 | 10 Daarom zal Ik hun vrouwen
726 Jer 9:10 | 10 Ik zal een geween en
727 Jer 10 | 10 ~
728 Jer 10:10 | 10 Maar de HEERE God is
729 Jer 11:10 | 10 Zij zijn wedergekeerd
730 Jer 12:10 | 10 Veel herders hebben
731 Jer 13:10 | 10 Ditzelve boze volk,
732 Jer 14:10 | 10 Alzo zegt de HEERE
733 Jer 15:10 | 10 Wee mij, mijn moeder,
734 Jer 16:10 | 10 En het zal geschieden,
735 Jer 17:10 | 10 Ik, de HEERE, doorgrond
736 Jer 18:10 | 10 Maar indien het doet,
737 Jer 19:10 | 10 Dan zult gij de kruik
738 Jer 20:10 | 10 Want ik heb gehoord
739 Jer 21:10 | 10 Want Ik heb Mijn aangezicht
740 Jer 22:10 | 10 Weent niet over den
741 Jer 23:10 | 10 Want het land is vol
742 Jer 24:10 | 10 En Ik zal onder hen
743 Jer 25:10 | 10 En Ik zal van hen doen
744 Jer 26:10 | 10 Als nu de vorsten van
745 Jer 27:10 | 10 Want zij profeteren
746 Jer 28:10 | 10 Toen nam de profeet
747 Jer 29:10 | 10 Want zo zegt de HEERE:
748 Jer 30:10 | 10 Gij dan, vrees niet,
749 Jer 31:10 | 10 Hoort des HEEREN woord,
750 Jer 32:10 | 10 En ik onderschreef
751 Jer 33:10 | 10 Alzo zegt de HEERE:
752 Jer 34:10 | 10 Nu hoorden al de vorsten
753 Jer 35:10 | 10 En wij hebben in tenten
754 Jer 36:10 | 10 Zo las Baruch in dat
755 Jer 37:10 | 10 Want al sloegt gijlieden
756 Jer 38:10 | 10 Toen gebood de koning
757 Jer 39:10 | 10 Maar van het volk,
758 Jer 40:10 | 10 En ziet, ik woon te
759 Jer 41:10 | 10 En Ismael voerde het
760 Jer 42:10 | 10 Indien gijlieden in
761 Jer 43:10 | 10 En zeg tot hen: Zo
762 Jer 44:10 | 10 Zij zijn tot op dezen
763 Jer 46:10 | 10 Maar deze dag is des
764 Jer 48:10 | 10 Vervloekt zij, die
765 Jer 49:10 | 10 Maar Ik heb Ezau ontbloot,
766 Jer 50:10 | 10 En Chaldea zal ten
767 Jer 51:10 | 10 De HEERE heeft onze
768 Jer 52:10 | 10 En de koning van Babel
769 Klaa 1:10 | 10 Jod. De tegenpartijder
770 Klaa 1:32 | 10 Jod. De oudsten der
771 Klaa 1:54 | 10 Daleth. Hij is mij
772 Klaa 1:120| 10 Jod. De handen der
773 Klaa 2:10 | 10 Onze huid is zwart
774 Eze 1:10 | 10 De gelijkenis nu van
775 Eze 2:10 | 10 En Hij spreidde die
776 Eze 3:10 | 10 Verder zeide Hij tot
777 Eze 4:10 | 10 Uw spijze nu, die gij
778 Eze 5:10 | 10 Daarom zullen de vaders
779 Eze 6:10 | 10 En zij zullen weten,
780 Eze 7:10 | 10 Ziet, de dag, ziet,
781 Eze 8:10 | 10 Zo ging ik in, en ik
782 Eze 9:10 | 10 Daarom ook, wat Mij
783 Eze 10 | 10 ~
784 Eze 10:10 | 10 En aangaande hun gedaanten,
785 Eze 11:10 | 10 Gij zult door het zwaard
786 Eze 12:10 | 10 Zeg tot hen: Alzo zegt
787 Eze 13:10 | 10 Daarom, ja, daarom
788 Eze 14:10 | 10 En zij zullen hun ongerechtigheid
789 Eze 16:10 | 10 Ik bekleedde u ook
790 Eze 17:10 | 10 Ja, ziet, zal hij geplant
791 Eze 18:10 | 10 Heeft hij nu een zoon
792 Eze 19:10 | 10 Uw moeder was als een
793 Eze 20:10 | 10 En Ik voerde hen uit
794 Eze 21:10 | 10 Het is gescherpt, opdat
795 Eze 22:10 | 10 Men heeft de schaamte
796 Eze 23:10 | 10 Dezen ontdekten haar
797 Eze 24:10 | 10 Draag veel houts toe,
798 Eze 25:10 | 10 Voor die van het oosten,
799 Eze 26:10 | 10 Vanwege de menigte
800 Eze 27:10 | 10 Perzen, en Lydiers,
801 Eze 28:10 | 10 Gij zult den dood der
802 Eze 29:10 | 10 Daarom, zie, Ik wil
803 Eze 30:10 | 10 Zo zegt de Heere HEERE:
804 Eze 31:10 | 10 Daarom, zo zegt de
805 Eze 32:10 | 10 En Ik zal maken, dat
806 Eze 33:10 | 10 Daarom, gij mensenkind!
807 Eze 34:10 | 10 Alzo zegt de Heere
808 Eze 35:10 | 10 Omdat gij zegt: Die
809 Eze 36:10 | 10 En Ik zal mensen op
810 Eze 37:10 | 10 En ik profeteerde,
811 Eze 38:10 | 10 Alzo zegt de Heere
812 Eze 39:10 | 10 Zodat zij geen hout
813 Eze 40:10 | 10 En de kamertjes der
814 Eze 41:10 | 10 En tussen de kameren
815 Eze 42:10 | 10 Aan de breedte van
816 Eze 43:10 | 10 Gij mensenkind; wijs
817 Eze 44:10 | 10 Maar de Levieten, die
818 Eze 45:10 | 10 Een rechte waag, en
819 Eze 46:10 | 10 De vorst nu zal in
820 Eze 47:10 | 10 Ook zal het geschieden,
821 Eze 48:10 | 10 En daarin zal het heilig
822 Dan 1:10 | 10 Want de overste der
823 Dan 2:10 | 10 De Chaldeen antwoordden
824 Dan 3:10 | 10 Gij, o koning! hebt
825 Dan 4:10 | 10 De gezichten nu mijns
826 Dan 5:10 | 10 Om deze woorden des
827 Dan 6:10 | 10 Daarom tekende de koning
828 Dan 7:10 | 10 Een vurige rivier vloeide,
829 Dan 8:10 | 10 En hij werd groot tot
830 Dan 9:10 | 10 En wij hebben der stem
831 Dan 10 | 10 ~
832 Dan 10:10 | 10 En ziet, een hand roerde
833 Dan 11:10 | 10 Doch zijn zonen zullen
834 Dan 12:10 | 10 Velen zullen er gereinigd
835 Hos 1:10 | 10 Nochtans zal het getal
836 Hos 2:10 | 10 En Ik zal doen ophouden
837 Hos 4:10 | 10 En zij zullen eten,
838 Hos 5:10 | 10 De vorsten van Juda
839 Hos 6:10 | 10 Ik zie een afschuwelijke
840 Hos 7:10 | 10 Dies zal de hovaardij
841 Hos 8:10 | 10 Dewijl zij dan onder
842 Hos 9:10 | 10 Ik vond Israel als
843 Hos 10 | 10 ~
844 Hos 10:10 | 10 Het is in Mijn lust,
845 Hos 11:10 | 10 Zij zullen den HEERE
846 Hos 12:10 | 10 Maar Ik ben de HEERE,
847 Hos 13:10 | 10 Waar is uw koning nu?
848 Hos 14:10 | 10 Wie is wijs? die versta
849 Joe 1:10 | 10 Het veld is verwoest,
850 Joe 2:10 | 10 De aarde is beroerd
851 Joe 3:10 | 10 Slaat uw spaden tot
852 Amos 1:10 | 10 Daarom zal Ik een vuur
853 Amos 2:10 | 10 Ook heb Ik ulieden
854 Amos 3:10 | 10 Want zij weten niet
855 Amos 4:10 | 10 Ik heb de pestilentie
856 Amos 5:10 | 10 Zij haten in de poort
857 Amos 6:10 | 10 En de naaste vriend
858 Amos 7:10 | 10 Toen zond Amazia, de
859 Amos 8:10 | 10 En Ik zal uw feesten
860 Amos 9:10 | 10 Alle zondaars Mijns
861 Oba 1:10 | 10 Om het geweld, begaan
862 Jona 1:10 | 10 Toen vreesden die mannen
863 Jona 2:10 | 10 De HEERE nu sprak tot
864 Jona 3:10 | 10 En God zag hun werken,
865 Jona 4:10 | 10 En de HEERE zeide:
866 Mic 1:10 | 10 Verkondigt het niet
867 Mic 2:10 | 10 Maakt u dan op, en
868 Mic 3:10 | 10 Bouwende Sion met bloed,
869 Mic 4:10 | 10 Lijd smart en arbeid
870 Mic 5:10 | 10 En Ik zal de steden
871 Mic 6:10 | 10 Zijn er niet nog, in
872 Mic 7:10 | 10 En mijn vijandin zal
873 Nah 1:10 | 10 Dewijl zij in elkander
874 Nah 2:10 | 10 Zij is geledigd, ja,
875 Nah 3:10 | 10 Nog is zij gevankelijk
876 Zep 1:10 | 10 En er zal te dien dage,
877 Zep 2:10 | 10 Dat zullen zij hebben
878 Zep 3:10 | 10 Van de zijden der rivieren
879 Zac 1:10 | 10 Toen antwoordde de
880 Zac 2:10 | 10 Juich en verblijd u,
881 Zac 3:10 | 10 Te dien dage, spreekt
882 Zac 4:10 | 10 Want wie veracht den
883 Zac 5:10 | 10 Toen zeide ik tot den
884 Zac 6:10 | 10 Neem van de gevankelijk
885 Zac 7:10 | 10 En verdrukt de weduwe
886 Zac 8:10 | 10 Want voor die dagen
887 Zac 9:10 | 10 En Ik zal de wagens
888 Zac 10 | 10 ~
889 Zac 10:10 | 10 Want Ik zal ze wederbrengen
890 Zac 11:10 | 10 En ik nam mijn stok
891 Zac 12:10 | 10 Doch over het huis
892 Zac 14:10 | 10 Dit ganse land zal
893 Mal 1:10 | 10 Wie is er ook onder
894 Mal 2:10 | 10 Hebben wij niet allen
895 Mal 3:10 | 10 Brengt al de tienden
896 Matt 1:10 | 10 En Ezekias gewon Manasse,
897 Matt 2:10 | 10 Als zij nu de ster zagen,
898 Matt 2:33 | 10 En ook is alrede de bijl
899 Matt 4:10 | 10 Toen zeide Jezus tot hem:
900 Matt 5:10 | 10 Zalig zijn die vervolgd
901 Matt 6:10 | 10 Uw Koninkrijk kome. Uw wil
902 Matt 7:10 | 10 En zo hij hem om een vis
903 Matt 8:10 | 10 Jezus nu, dit horende, heeft
904 Matt 9:10 | 10 En het geschiedde, als Hij
905 Matt 10 | 10 ~
906 Matt 10:10 | 10 Noch male tot den weg, noch
907 Matt 11:10 | 10 Want deze is het, van denwelken
908 Matt 12:10 | 10 En ziet, er was een mens,
909 Matt 13:10 | 10 En de discipelen tot Hem
910 Matt 14:10 | 10 En zond heen, en onthoofdde
911 Matt 15:10 | 10 En als Hij de schare tot
912 Matt 16:10 | 10 Noch aan de zeven broden
913 Matt 17:10 | 10 En Zijn discipelen vraagden
914 Matt 18:10 | 10 Ziet toe, dat gij niet een
915 Matt 19:10 | 10 Zijn discipelen zeiden tot
916 Matt 20:10 | 10 En de eersten komende, meenden,
917 Matt 21:10 | 10 En als Hij te Jeruzalem
918 Matt 22:10 | 10 En dezelve dienstknechten,
919 Matt 23:10 | 10 Noch zult gij meesters genoemd
920 Matt 24:10 | 10 En dan zullen er velen geergerd
921 Matt 25:10 | 10 Als zij nu heengingen om
922 Matt 26:10 | 10 Maar Jezus, zulks verstaande,
923 Matt 27:10 | 10 En hebben dezelve gegeven
924 Matt 28:10 | 10 Toen zeide Jezus tot haar:
925 Mark 1:10 | 10 En terstond als Hij uit
926 Mark 2:10 | 10 Doch opdat gij moogt weten,
927 Mark 3:10 | 10 Want Hij had er velen genezen,
928 Mark 4:10 | 10 En als Hij nu alleen was,
929 Mark 5:10 | 10 En hij bad Hem zeer, dat
930 Mark 6:10 | 10 En Hij zeide tot hen: Zo
931 Mark 7:10 | 10 Want Mozes heeft gezegd:
932 Mark 8:10 | 10 En terstond in het schip
933 Mark 9:10 | 10 En zij behielden dit woord
934 Mark 10 | 10 ~
935 Mark 10:10 | 10 En in het huis vraagden
936 Mark 11:10 | 10 Gezegend zij het Koninkrijk
937 Mark 12:10 | 10 Hebt gij ook deze Schrift
938 Mark 13:10 | 10 En het Evangelie moet eerst
939 Mark 14:10 | 10 En Judas Iskariot, een van
940 Mark 15:10 | 10 (Want hij wist, dat de overpriesters
941 Mark 16:10 | 10 Deze, heengaande, boodschapte
942 Luk 1:10 | 10 En al de menigte des volks
943 Luk 2:10 | 10 En de engel zeide tot hen:
944 Luk 3:10 | 10 En de scharen vraagden hem,
945 Luk 4:10 | 10 Want er is geschreven, dat
946 Luk 5:10 | 10 En desgelijks ook Jakobus
947 Luk 6:10 | 10 En hen allen rondom aangezien
948 Luk 7:10 | 10 En die gezonden waren, wedergekeerd
949 Luk 8:10 | 10 En Hij zeide: U is het gegeven,
950 Luk 9:10 | 10 En de apostelen, wedergekeerd
951 Luk 10 | 10 ~
952 Luk 10:10 | 10 Maar in wat stad gij zult
953 Luk 11:10 | 10 Want een iegelijk, die bidt,
954 Luk 12:10 | 10 En een iegelijk, die enig
955 Luk 13:10 | 10 En Hij leerde op den sabbat
956 Luk 14:10 | 10 Maar wanneer gij genood
957 Luk 15:10 | 10 Alzo, zeg Ik ulieden, is
958 Luk 16:10 | 10 Die getrouw is in het minste,
959 Luk 17:10 | 10 Alzo ook gij, wanneer gij
960 Luk 18:10 | 10 Twee mensen gingen op in
961 Luk 19:10 | 10 Want de Zoon des mensen
962 Luk 20:10 | 10 En als het de tijd was,
963 Luk 21:10 | 10 Toen zeide Hij tot hen:
964 Luk 22:10 | 10 En Hij zeide tot hen: Ziet,
965 Luk 23:10 | 10 En de overpriesters en de
966 Luk 24:10 | 10 En deze waren Maria Magdalena,
967 Joha 1:10 | 10 Hij was in de wereld, en
968 Joha 2:10 | 10 En zeide tot hem: Alle man
969 Joha 3:10 | 10 Jezus antwoordde en zeide
970 Joha 4:10 | 10 Jezus antwoordde en zeide
971 Joha 5:10 | 10 De Joden zeiden dan tot
972 Joha 6:10 | 10 En Jezus zeide: Doet de
973 Joha 7:10 | 10 Maar als Zijn broeders opgegaan
974 Joha 8:10 | 10 En Jezus, Zich oprichtende,
975 Joha 9:10 | 10 Zij dan zeiden tot hem:
976 Joha 10 | 10 ~
977 Joha 10:10 | 10 De dief komt niet, dan opdat
978 Joha 11:10 | 10 Maar indien iemand in den
979 Joha 12:10 | 10 En de overpriesters beraadslaagden,
980 Joha 13:10 | 10 Jezus zeide tot hem: Die
981 Joha 14:10 | 10 Gelooft gij niet, dat Ik
982 Joha 15:10 | 10 Indien gij Mijn geboden
983 Joha 16:10 | 10 En van gerechtigheid, omdat
984 Joha 17:10 | 10 En al het Mijne is Uw, en
985 Joha 18:10 | 10 Simon Petrus dan, hebbende
986 Joha 19:10 | 10 Pilatus dan zeide tot Hem:
987 Joha 20:10 | 10 De discipelen dan gingen
988 Joha 21:10 | 10 Jezus zeide tot hen: Brengt
989 Hand 1:10 | 10 En alzo zij hun ogen naar
990 Hand 2:10 | 10 En Frygie, en Pamfylie,
991 Hand 3:10 | 10 En zij kenden hem, dat hij
992 Hand 4:10 | 10 Zo zij u allen kennelijk,
993 Hand 5 | 10 ~
994 Hand 5:10 | 10 En hij werd hongerig, en
995 Hand 6:10 | 10 En dit geschiedde tot driemaal;
996 Hand 6:40 | 10 En als zij door de eerste
997 Hand 7:10 | 10 O gij kind des duivels,
998 Hand 8:10 | 10 Zeide met grote stem: Sta
999 Hand 9:10 | 10 Nu dan, wat verzoekt gij
1000 Hand 10:10 | 10 Als hij nu dit gezicht gezien
1-500 | 501-1000 | 1001-1160 |