1-500 | 501-1000 | 1001-1125
Book Chapter: Verse
501 Jes 48:7 | misschien zeggen zoudt: Ziet, ik heb ze geweten. ~
502 Jes 48:10 | 10 Ziet, Ik heb u gelouterd, doch
503 Jes 49:21 | heeft mij dan deze opgevoed? Ziet, ik was alleen overgelaten,
504 Jes 49:22 | Alzo zegt de Heere HEERE: Ziet, Ik zal Mijn hand opheffen
505 Jes 50:1 | wien Ik u verkocht heb? Ziet, om uw ongerechtigheden
506 Jes 50:2 | kracht om uit te redden? Ziet, door Mijn schelding maak
507 Jes 50:9 | 9 Ziet, de Heere HEERE helpt Mij,
508 Jes 50:9 | die Mij zal verdoemen? Ziet, zij zullen altemaal als
509 Jes 50:11 | 11 Ziet, gij allen, die een vuur
510 Jes 52:13 | 13 Ziet, Mijn Knecht zal verstandelijk
511 Jes 54:15 | 15 Ziet, zij zullen zich zekerlijk
512 Jes 55:4 | 4 Ziet, Ik heb hem tot een getuige
513 Jes 55:5 | 5 Ziet, gij zult een volk roepen,
514 Jes 56:4 | 4 Ziet, Ik heb hem tot een getuige
515 Jes 56:5 | 5 Ziet, gij zult een volk roepen,
516 Jes 57:3 | de gesnedene zegge niet: Ziet, ik ben een dorre boom. ~
517 Jes 58:8 | in elke plaats, die gij ziet. ~
518 Jes 59:3 | Waarom vasten wij, en Gij ziet het niet aan, waarom kwellen
519 Jes 59:3 | ziel, en Gij weet het niet? Ziet, ten dage, wanneer gijlieden
520 Jes 59:4 | 4 Ziet, tot twist en gekijf vast
521 Jes 59:7 | brengt? Als gij een naakte ziet, dat gij hem dekt, en dat
522 Jes 59:9 | schreeuwen, en Hij zal zeggen: Ziet, hier ben Ik. Zo gij uit
523 Jes 60:1 | 1 Ziet, de hand des HEEREN is niet
524 Jes 60:9 | wachten op het licht, maar ziet, er is duisternis, op een
525 Jes 63:11 | 11 Ziet, de HEERE heeft doen horen,
526 Jes 66:1 | genoemd was, heb Ik gezegd: Ziet, hier ben Ik, ziet,
527 Jes 66:1 | Ziet, hier ben Ik, ziet, hier ben Ik. ~
528 Jes 66:6 | 6 Ziet, het is voor Mijn aangezicht
529 Jes 66:13 | zegt de Heere HEERE alzo: Ziet, Mijn knechten zullen eten,
530 Jes 66:13 | gijlieden zult hongeren; ziet, Mijn knechten zullen drinken,
531 Jes 66:13 | gijlieden zult dorsten; ziet, Mijn knechten zullen
532 Jes 66:14 | 14 Ziet, Mijn knechten zullen juichen
533 Jes 66:17 | 17 Want ziet, Ik schep nieuwe hemelen
534 Jes 66:18 | in hetgeen Ik schep; want ziet, Ik schep Jeruzalem een
535 Jes 67:12 | Want alzo zegt de HEERE: Ziet, Ik zal den vrede over haar
536 Jes 67:15 | 15 Want ziet, de HEERE zal met vuur komen,
537 Jer 1:11 | woord tot mij, zeggende: Wat ziet gij, Jeremia? En ik zeide:
538 Jer 1:13 | male tot mij, zeggende: Wat ziet gij? En ik zeide: Ik zie
539 Jer 2:10 | eilanden der Chitteers, en ziet toe, en zendt naar Kedar,
540 Jer 2:10 | en merkt er wel op; en ziet, of diesgelijks geschied
541 Jer 2:19 | u straffen; weet dan en ziet, dat het kwaad en bitter
542 Jer 2:35 | immers van mij afgekeerd. Ziet, Ik zal met u rechten, omdat
543 Jer 4:13 | 13 Ziet, hij komt op als wolken,
544 Jer 4:16 | Vermeldt den volke, ziet, doet het horen tegen Jeruzalem;
545 Jer 4:23 | Ik zag het land aan, en ziet, het was woest en ledig;
546 Jer 4:24 | Ik zag de bergen aan, en ziet, zij beefden; en al de heuvelen
547 Jer 4:25 | 25 Ik zag, en ziet, er was geen mens; en alle
548 Jer 4:26 | 26 Ik zag, en ziet, het vruchtbare land was
549 Jer 5:1 | wijken van Jeruzalem, en ziet nu toe, en verneemt, en
550 Jer 5:14 | gijlieden dit woord spreekt: Ziet, Ik zal Mijn woorden in
551 Jer 5:15 | 15 Ziet, Ik zal over ulieden een
552 Jer 6:10 | betuigen, dat zij het horen? Ziet, hun oor is onbesneden,
553 Jer 6:10 | niet kunnen toeluisteren; ziet, het woord des HEEREN is
554 Jer 6:16 | HEERE: Staat op de wegen, en ziet toe, en vraagt naar de oude
555 Jer 6:21 | Daarom zegt de HEERE alzo: Ziet, Ik zal dit volk allerlei
556 Jer 6:22 | 22 Zo zegt de HEERE: Ziet, er komt een volk uit het
557 Jer 7:8 | 8 Ziet, gij vertrouwt u op valse
558 Jer 7:11 | spelonk der moordenaren? Ziet, Ik heb het ook gezien,
559 Jer 7:12 | eerst had doen wonen; en ziet, wat Ik daaraan gedaan heb
560 Jer 7:17 | 17 Ziet gij niet, wat zij doen in
561 Jer 7:20 | zegt de Heere HEERE alzo: Ziet, Mijn toorn en Mijn grimmigheid
562 Jer 7:32 | 32 Daarom ziet, de dagen komen, spreekt
563 Jer 8:8 | wet des HEEREN is bij ons! Ziet, waarlijk tevergeefs werkt
564 Jer 8:9 | verschrikt en gevangen; ziet, zij hebben des HEEREN woord
565 Jer 8:15 | tijd van genezing, maar ziet, er is verschrikking. ~
566 Jer 8:17 | 17 Want ziet, Ik zend slangen, basilisken
567 Jer 8:19 | 19 Ziet, de stem van het geschrei
568 Jer 9:7 | HEERE der heirscharen alzo: Ziet, Ik zal hen smelten en zal
569 Jer 9:15 | heirscharen, de God Israels, alzo: Ziet, Ik zal dit volk spijzen
570 Jer 9:25 | 25 Ziet, de dagen komen, spreekt
571 Jer 10:18 | Want zo zegt de HEERE: Ziet, Ik zal de inwoners des
572 Jer 10:22 | 22 Ziet, er komt een stem des geruchts,
573 Jer 11:11 | Daarom zegt de HEERE alzo: Ziet, Ik zal een kwaad over hen
574 Jer 11:22 | de HEERE der heirscharen: Ziet, Ik zal bezoeking over hen
575 Jer 12:3 | o HEERE! kent mij, Gij ziet mij, en proeft mijn hart,
576 Jer 12:4 | dewijl zij zeggen: Hij ziet ons einde niet. ~
577 Jer 12:14 | Israel erfelijk gegeven heb; ziet, Ik zal hen uit hun land
578 Jer 13:7 | ik dien verstoken had; en ziet, de gordel was verdorven
579 Jer 13:13 | zeggen: Zo zegt de HEERE: Ziet, Ik zal alle inwoners deze
580 Jer 14:18 | Zo ik uitga in het veld, ziet daar de verslagenen van
581 Jer 14:18 | zo ik in de stad komen, ziet daar de kranken van honger!
582 Jer 14:19 | tijd van genezing, maar ziet, daar is verschrikking. ~
583 Jer 16:9 | heirscharen, de God Israels: Ziet, Ik zal van deze plaats,
584 Jer 16:12 | hebt dan uw vaderen; want ziet, gijlieden wandelt, een
585 Jer 16:14 | 14 Daarom, ziet, de dagen komen, spreekt
586 Jer 16:16 | 16 Ziet, Ik zal zenden tot veel
587 Jer 16:21 | 21 Daarom, ziet, Ik zal hun bekend maken
588 Jer 17:15 | 15 Ziet, zij zeggen tot mij: Waar
589 Jer 18:3 | huis des pottenbakkers; en ziet, hij maakte een werk op
590 Jer 18:6 | Israels? spreekt de HEERE; ziet, gelijk leem in de hand
591 Jer 18:11 | zeggende: Zo zegt de HEERE: Ziet, Ik formeer een kwaad tegen
592 Jer 19:3 | heirscharen, de God Israels: Ziet, Ik zal een kwaad brengen
593 Jer 19:6 | 6 Daarom, ziet, de dagen komen, spreekt
594 Jer 19:15 | heirscharen, de God Israels: Ziet, Ik zal over deze stad,
595 Jer 20:12 | Die de nieren en het hart ziet, laat mij Uw wraak van hen
596 Jer 21:4 | de HEERE, de God Israels: Ziet, Ik zal de krijgswapenen
597 Jer 21:8 | zeggen: Zo zegt de HEERE: Ziet, Ik stel voor ulieder aangezicht
598 Jer 21:13 | 13 Ziet, Ik wil aan u, gij inwoneres
599 Jer 23:2 | en hebt ze niet bezocht; ziet, Ik zal over u bezoeken
600 Jer 23:5 | 5 Ziet, de dagen komen, spreekt
601 Jer 23:7 | 7 Daarom, ziet, de dagen komen, spreekt
602 Jer 23:15 | van deze profeten alzo: Ziet, Ik zal hen met alsem spijzigen,
603 Jer 23:19 | 19 Ziet, een onweder des HEEREN,
604 Jer 23:30 | 30 Daarom, ziet, Ik wil aan de profeten,
605 Jer 23:31 | 31 Ziet, Ik wil aan de profeten,
606 Jer 23:32 | 32 Ziet, Ik wil aan degenen, die
607 Jer 23:39 | 39 Daarom, ziet, Ik zal u ook ganselijk
608 Jer 24:1 | HEERE deed mij zien, en ziet, er waren twee vijgenkorven,
609 Jer 24:3 | HEERE zeide tot mij: Wat ziet gij, Jeremia? En ik zeide:
610 Jer 25:9 | 9 Ziet, Ik zal zenden, en nemen
611 Jer 25:29 | 29 Want ziet, in de stad, die naar Mijn
612 Jer 25:32 | de HEERE der heirscharen: Ziet, een kwaad gaat er uit van
613 Jer 26:14 | 14 Doch ik, ziet, ik ben in uw handen; doet
614 Jer 27:16 | u profeteren, zeggende: Ziet, de vaten van des HEEREN
615 Jer 29:17 | de HEERE der heirscharen: Ziet, Ik zal het zwaard, den
616 Jer 29:21 | Naam valselijk profeteren: Ziet, Ik zal hen geven in
617 Jer 29:32 | Daarom zegt de HEERE alzo: Ziet, Ik zal bezoeking doen over
618 Jer 30:6 | 6 Vraagt toch en ziet, of een manspersoon baart?
619 Jer 30:18 | 18 Zo zegt de HEERE: Ziet, Ik zal de gevangenis der
620 Jer 30:23 | 23 Ziet, een onweder des HEEREN,
621 Jer 31:8 | 8 Ziet, Ik zal ze aanbrengen uit
622 Jer 31:27 | 27 Ziet, de dagen komen, spreekt
623 Jer 31:31 | 31 Ziet, de dagen komen, spreekt
624 Jer 31:38 | 38 Ziet, de dagen komen, spreekt
625 Jer 32:3 | zeggende: Zo zegt de HEERE: Ziet, Ik geef deze stad in de
626 Jer 32:24 | is geschied, en zie, Gij ziet het. ~
627 Jer 32:37 | 37 Ziet, Ik zal hen vergaderen uit
628 Jer 33:14 | 14 Ziet, de dagen komen, spreekt
629 Jer 34:17 | iegelijk voor zijn naaste; ziet, zo roep Ik uit tegen
630 Jer 34:22 | 22 Ziet, Ik zal bevel geven, spreekt
631 Jer 35:17 | heirscharen, de God Israels: Ziet, Ik zal over Juda en over
632 Jer 36:12 | kamer des schrijvers; en ziet, aldaar zaten al de vorsten:
633 Jer 37:7 | heeft, om Mij te vragen: Ziet, Farao's heir, dat u ter
634 Jer 38:5 | de koning Zedekia zeide: Ziet, hij is in uw hand; want
635 Jer 40:10 | 10 En ziet, ik woon te Mizpa, om te
636 Jer 42:4 | hen: Ik heb het gehoord; ziet, ik zal tot den HEERE, uw
637 Jer 43:10 | heirscharen, de God Israels: Ziet, Ik zal henenzenden, en
638 Jer 44:2 | alle steden van Juda; en ziet, zij zijn een woestheid
639 Jer 44:11 | heirscharen, de God Israels: Ziet, Ik zal Mijn aangezicht
640 Jer 44:26 | die in Egypteland woont! Ziet, Ik zweer bij Mijn groten
641 Jer 44:27 | 27 Ziet, Ik zal over hen waken ten
642 Jer 44:30 | Alzo zegt de HEERE: Ziet, Ik zal Farao Hofra, den
643 Jer 46:25 | heirscharen, de God Israels, zegt: Ziet, Ik zal bezoeking doen over
644 Jer 47:2 | 2 Zo zegt de HEERE: Ziet, wateren komen op van het
645 Jer 48:12 | 12 Daarom, ziet, de dagen komen, spreekt
646 Jer 48:40 | Want zo zegt de HEERE: Ziet, hij zal snel vliegen als
647 Jer 49:2 | 2 Daarom ziet, de dagen komen, spreekt
648 Jer 49:5 | 5 Ziet, Ik zal vreze over u brengen,
649 Jer 49:12 | Want zo zegt de HEERE: Ziet, degenen, welker oordeel
650 Jer 49:19 | 19 Ziet, gelijk een leeuw van de
651 Jer 49:22 | 22 Ziet, hij zal opkomen en snel
652 Jer 49:35 | de HEERE der heirscharen: Ziet, Ik zal verbreken Elams
653 Jer 50:9 | 9 Want ziet, Ik zal een verzameling
654 Jer 50:12 | is schaamrood geworden; ziet, zij is geworden de achterste
655 Jer 50:18 | heirscharen, de God Israels: Ziet, Ik zal bezoeking doen over
656 Jer 50:31 | 31 Ziet, Ik wil aan u, gij trotse!
657 Jer 50:41 | 41 Ziet, daar komt een volk uit
658 Jer 50:44 | 44 Ziet, gelijk een leeuw van de
659 Jer 51:1 | 1 Zo zegt de HEERE: Ziet, Ik zal een verdervenden
660 Jer 51:25 | 25 Ziet, Ik wil aan u, gij verdervende
661 Jer 51:36 | Daarom, zo zegt de HEERE: Ziet, Ik zal uw twist twisten,
662 Jer 51:47 | 47 Daarom ziet, de dagen komen, dat Ik
663 Jer 51:52 | 52 Daarom ziet, de dagen komen, spreekt
664 Klaa 1:12| gaat? Schouwt het aan en ziet, of er een smart zij gelijk
665 Klaa 1:18| toch, alle gij volken, en ziet mijn smart; mijn jonkvrouwen
666 Eze 1:4 | 4 Toen zag ik, en ziet, een stormwind kwam van
667 Eze 1:15 | Als ik die dieren zag, ziet, zo was er een rad op de
668 Eze 2:9 | 9 Toen zag ik, en ziet, er was een hand tot mij
669 Eze 2:9 | tot mij uitgestoken; en ziet, daarin was de rol eens
670 Eze 3:8 | 8 Ziet, Ik heb uw aangezicht stijf
671 Eze 3:23 | ging uit in de vallei, en ziet, de heerlijkheid des HEEREN
672 Eze 3:25 | u aangaande, mensenkind, ziet, zij zouden dikke touwen
673 Eze 4:8 | 8 En ziet, Ik zal dikke touwen aan
674 Eze 5:8 | zegt de Heere HEERE alzo: Ziet, Ik wil aan u, ja Ik, want
675 Eze 6:3 | de beken en tot de dalen: Ziet, Ik, Ik breng over u
676 Eze 7:5 | Een kwaad, een enig kwaad, ziet, is gekomen; ~
677 Eze 7:6 | het is opgewaakt tegen u; ziet, het kwaad is gekomen! ~
678 Eze 7:10 | 10 Ziet, de dag, ziet, de morgenstond
679 Eze 7:10 | 10 Ziet, de dag, ziet, de morgenstond is gekomen,
680 Eze 8:2 | 2 Toen zag ik, en ziet, een gelijkenis, als de
681 Eze 8:3 | binnenste voorhof, dewelke ziet naar het noorden, alwaar
682 Eze 8:4 | 4 En ziet, de heerlijkheid des Gods
683 Eze 8:5 | weg van het noorden, en ziet, tegen het noorden aan de
684 Eze 8:6 | zeide tot mij: Mensenkind, ziet gij wel, wat zij doen, de
685 Eze 8:7 | voorhof. Toen zag ik, en ziet, er was een hol in den wand. ~
686 Eze 8:8 | ik groef in dien wand, en ziet, daar was een deur. ~
687 Eze 8:10 | ging ik in, en ik zag, en ziet, er was alle beeltenis van
688 Eze 8:12 | zij zeggen: De HEERE ziet ons niet, de HEERE heeft
689 Eze 8:14 | naar het noorden is, en ziet, daar zaten vrouwen, bewenende
690 Eze 8:16 | het huis des HEEREN; en ziet, aan de deur van den tempel
691 Eze 9:2 | 2 En ziet, zes mannen kwamen van den
692 Eze 9:9 | land verlaten, en de HEERE ziet niet. ~
693 Eze 9:11 | 11 En ziet, de man, die met linnen
694 Eze 10:1 | 1 Daarna zag ik, en ziet, boven het uitspansel, hetwelk
695 Eze 10:9 | 9 Toen zag ik, en ziet, vier raderen waren bij
696 Eze 11:1 | huis des HEEREN, dewelke ziet oostwaarts; en ziet, aan
697 Eze 11:1 | dewelke ziet oostwaarts; en ziet, aan de deur der poort waren
698 Eze 12:6 | bedekken, dat gij het land niet ziet; want Ik heb u den huize
699 Eze 12:27 | zeggen: Het gezicht dat hij ziet, is voor vele dagen, en
700 Eze 13:7 | 7 Ziet gij niet een ijdel gezicht,
701 Eze 13:8 | ijdelheid spreekt, en leugen ziet; daarom, ziet, Ik wil aan
702 Eze 13:8 | en leugen ziet; daarom, ziet, Ik wil aan u, spreekt de
703 Eze 13:10 | een lemen wand bouwt, en ziet, de anderen denzelven pleisteren
704 Eze 13:12 | 12 Ziet, als die wand zal gevallen
705 Eze 13:20 | zo zegt de Heere HEERE: Ziet, Ik wil aan uw kussens,
706 Eze 14:22 | 22 Doch ziet, daarin zullen ontkomenen
707 Eze 14:22 | worden, zonen en dochteren; ziet, zij zullen tot ulieden
708 Eze 15:4 | 4 Ziet, het wordt aan het vuur
709 Eze 15:5 | 5 Ziet, toen het geheel was, werd
710 Eze 16:8 | voorbijging, zag Ik u, en ziet, uw tijd was de tijd der
711 Eze 16:27 | 27 Ziet, daarom strekte Ik Mijn
712 Eze 16:49 | 49 Ziet, dit was de ongerechtigheid
713 Eze 17:7 | overvloedig van vederen; en ziet, deze wijnstok voegde zijn
714 Eze 17:10 | 10 Ja, ziet, zal hij geplant zijnde
715 Eze 17:12 | wat deze dingen zijn? Zeg: Ziet, de koning van Babel is
716 Eze 17:18 | brekende het verbond, daar hij, ziet, zijn hand gegeven had;
717 Eze 18:4 | 4 Ziet, alle zielen zijn Mijne;
718 Eze 18:14 | 14 Ziet nu, heeft hij een zoon gewonnen,
719 Eze 18:18 | het midden zijner volken; ziet daar, hij zal sterven
720 Eze 20:47 | Alzo zegt de Heere HEERE: Ziet, Ik zal een vuur in u aansteken,
721 Eze 21:3 | Israel: Alzo zegt de HEERE: Ziet, Ik wil aan u, en Ik zal
722 Eze 21:7 | als water henenvlieten; ziet, het komt, en het zal geschieden,
723 Eze 22:6 | 6 Ziet, de vorsten Israels zijn
724 Eze 22:13 | 13 Ziet dan, Ik heb Mijn hand geslagen,
725 Eze 22:19 | schuim geworden zijt, daarom ziet, Ik zal u in het midden
726 Eze 23:39 | om dat te ontheiligen; en ziet, alzo hebben zij gedaan
727 Eze 23:40 | als een bode gezonden was, ziet, zo kwamen zij, voor dewelken
728 Eze 24:21 | Alzo zegt de Heere HEERE: Ziet, Ik zal Mijn heiligdom ontheiligen,
729 Eze 25:4 | 4 Daarom, ziet, Ik zal u aan die van het
730 Eze 25:7 | 7 Daarom, ziet, Ik zal Mijn hand tegen
731 Eze 25:8 | Omdat Moab en Seir zeggen: Ziet, het huis van Juda is gelijk
732 Eze 25:9 | 9 Daarom, ziet, Ik zal de zijde van Moab
733 Eze 25:16 | alzo zegt de Heere HEERE: Ziet, Ik strek Mijn hand uit
734 Eze 26:3 | alzo zegt de Heere HEERE: Ziet, Ik wil aan u, o Tyrus!
735 Eze 26:7 | alzo zegt de Heere HEERE: Ziet, Ik zal Nebukadrezar, den
736 Eze 30:9 | dag van Egypte; want ziet, het komt aan! ~
737 Eze 30:21 | van Egypte, verbroken; en ziet, hij zal niet verbonden
738 Eze 30:22 | zegt de Heere HEERE alzo: Ziet, Ik wil aan Farao, den koning
739 Eze 33:3 | 3 En hij het zwaard ziet komen over het land, en
740 Eze 33:6 | daarentegen de wachter het zwaard ziet komen, en blaast niet met
741 Eze 33:32 | 32 En ziet, gij zijt hun als een lied
742 Eze 34:10 | Alzo zegt de Heere HEERE: Ziet, Ik wil aan de herders,
743 Eze 34:11 | zo zegt de Heere HEERE: Ziet, Ik, ja, Ik zal naar Mijn
744 Eze 34:17 | de Heere HEERE zegt alzo: Ziet, Ik zal richten tussen klein
745 Eze 34:20 | Heere HEERE alzo tot hen: Ziet Ik, ja, Ik zal richten tussen
746 Eze 36:6 | Zo zegt de Heere HEERE: Ziet, Ik heb in Mijn ijver en
747 Eze 36:9 | 9 Want ziet, Ik ben bij u, en Ik zal
748 Eze 37:2 | voorbijgaan geheel rondom; en ziet, er waren zeer vele op den
749 Eze 37:2 | den grond der vallei; en ziet, zij waren zeer dor. ~
750 Eze 37:5 | HEERE tot deze beenderen: Ziet, Ik zal den geest in u brengen,
751 Eze 37:7 | als ik profeteerde, en ziet een beroering! en de beenderen
752 Eze 37:8 | 8 En ik zag, en ziet, en er werden zenuwen op
753 Eze 37:11 | het ganse huis Israels; ziet, zij zeggen: Onze beenderen
754 Eze 37:12 | Zo zegt de Heere HEERE: Ziet, Ik zal uw graven openen,
755 Eze 37:19 | Alzo zegt de Heere HEERE: Ziet, Ik zal het hout van Jozef,
756 Eze 37:21 | Zo zegt de Heere HEERE: Ziet, Ik zal de kinderen Israels
757 Eze 39:8 | 8 Ziet, het komt en zal geschieden,
758 Eze 39:15 | als iemand een mensenbeen ziet, zo zal hij een merkteken
759 Eze 40:3 | daarhenen gebracht had, ziet, zo was er een man, wiens
760 Eze 40:4 | huize Israels alles, wat gij ziet. ~
761 Eze 40:5 | 5 En ziet, er was een muur buiten
762 Eze 40:17 | het buitenste voorhof, en ziet, er waren kameren, en een
763 Eze 40:24 | weg naar het zuiden; en ziet, er was een poort den weg
764 Eze 42:8 | had, was vijftig ellen; en ziet, voor aan den tempel waren
765 Eze 43:2 | 2 En ziet, de heerlijkheid des Gods
766 Eze 43:5 | het binnenste voorhof; en ziet, de heerlijkheid des HEEREN
767 Eze 43:12 | heiligheid der heiligheden zijn; ziet, dit is de wet van het huis. ~
768 Eze 44:4 | het huis; en ik zag, en ziet, de heerlijkheid des HEEREN
769 Eze 46:1 | voorhof, die naar het oosten ziet; zal de zes werkdagen gesloten
770 Eze 46:12 | openen, die naar het oosten ziet; en hij zal zijn brandoffer
771 Eze 46:19 | naar het noorden zagen, en ziet, aldaar was een plaats
772 Eze 46:21 | hoeken des voorhofs; en ziet, in elken hoek des voorhofs
773 Eze 47:1 | de deur van het huis, en ziet, er vloten wateren uit,
774 Eze 47:2 | weg, die naar het oosten ziet; en ziet, de wateren
775 Eze 47:2 | naar het oosten ziet; en ziet, de wateren sprongen
776 Eze 47:7 | Als ik wederkeerde, ziet, zo was er aan den oever
777 Dan 2:8 | tijd uitkoopt, dewijl gij ziet, dat de zaak mij ontgaan
778 Dan 2:31 | Gij, o koning! zaagt, en ziet, er was een groot beeld (
779 Dan 3:25 | Hij antwoordde en zeide: Ziet, ik zie vier mannen, los
780 Dan 4:10 | leger waren deze: Ik zag, en ziet, er was een boom in het
781 Dan 4:13 | hoofds, op mijn leger; en ziet, een wachter, namelijk een
782 Dan 7:2 | mijn gezicht bij nacht, en ziet, de vier winden des hemels
783 Dan 7:5 | 5 Daarna, ziet, het andere dier, het tweede,
784 Dan 7:6 | 6 Daarna zag ik, en ziet, er was een ander dier,
785 Dan 7:7 | in de nachtgezichten, en ziet, het vierde dier was schrikkelijk
786 Dan 7:8 | nam acht op de hoornen, en ziet, een andere kleine hoorn
787 Dan 7:8 | uitgerukt voor denzelven; en ziet, in dienzelven hoorn
788 Dan 7:13 | in de nachtgezichten, en ziet, er kwam Een met de wolken
789 Dan 8:3 | mijn ogen op, en ik zag, en ziet, een ram stond voor dien
790 Dan 8:5 | Toen ik dit overlegde, ziet, er kwam een geitenbok van
791 Dan 8:15 | het verstand deszelven, en ziet, er stond voor mij als de
792 Dan 10:5 | mijn ogen op, en zag, en ziet, er was een Man met linnen
793 Dan 10:10 | 10 En ziet, een hand roerde mij aan,
794 Dan 10:13 | een en twintig dagen; en ziet, Michael, een van de eerste
795 Dan 10:16 | 16 En ziet, Een, den mensenkinderen
796 Dan 10:20 | als Ik zal uitgegaan zijn, ziet, zo zal de vorst van
797 Dan 11:2 | waarheid te kennen geven; ziet, er zullen nog drie koningen
798 Dan 12:5 | En ik, Daniel, zag, en ziet, er stonden twee anderen,
799 Hos 2:5 | 5 Daarom, ziet, Ik zal uw weg met doornen
800 Hos 2:13 | 13 Daarom, ziet, Ik zal haar lokken, en
801 Hos 9:6 | 6 Want ziet, zij gaan daarhenen vanwege
802 Joe 2:19 | en tot Zijn volk zeggen: Ziet, Ik zend ulieden het koren,
803 Joe 3:1 | 1 Want ziet, in die dagen en te dier
804 Joe 3:7 | 7 Ziet, Ik zal ze opwekken uit
805 Amos 2:13| 13 Ziet, Ik zal uw plaatsen drukken,
806 Amos 3:9 | de bergen van Samaria, en ziet de grote beroerten in het
807 Amos 4:2 | Zijn heiligheid, dat er, ziet, dagen over ulieden zullen
808 Amos 6:2 | Gaat over naar Kalne, en ziet toe; en gaat van daar naar
809 Amos 6:11| 11 Want ziet, de HEERE geeft bevel, en
810 Amos 6:14| 14 Want ziet, Ik zal over ulieden, o
811 Amos 7:1 | deed mij aldus zien; en ziet, Hij formeerde sprinkhanen,
812 Amos 7:1 | opkomens van het nagras; en ziet, het was het nagras, na
813 Amos 7:4 | Heere HEERE aldus zien; en ziet, de Heere HEERE riep uit,
814 Amos 7:7 | deed Hij mij aldus zien; en ziet, de Heere stond op een muur,
815 Amos 7:8 | HEERE zeide tot mij: Wat ziet gij, Amos? En ik zeide:
816 Amos 8:1 | deed mij aldus zien; en ziet, een korf met zomervruchten. ~
817 Amos 8:2 | 2 En Hij zeide: Wat ziet gij Amos? En ik zeide: Een
818 Amos 8:11| 11 Ziet, de dagen komen, spreekt
819 Amos 9:8 | 8 Ziet, de ogen des Heeren HEEREN
820 Amos 9:9 | 9 Want ziet, Ik geef bevel, en Ik zal
821 Amos 9:13| 13 Ziet, de dagen komen, spreekt
822 Oba 1:2 | 2 Ziet, Ik heb u klein gemaakt
823 Mic 1:3 | 3 Want ziet, de HEERE gaat uit van Zijn
824 Mic 2:3 | Daarom, alzo zegt de HEERE: Ziet, Ik denk een kwaad over
825 Mic 6:9 | tot de stad (want Uw Naam ziet het wezen): Hoort de roede,
826 Nah 1:15 | 15 Ziet op de bergen de voeten desgenen,
827 Nah 2:13 | 13 Ziet, Ik wil aan u, spreekt de
828 Nah 3:5 | 5 Ziet, Ik wil aan u, spreekt de
829 Nah 3:13 | 13 Ziet, uw volk zal in het midden
830 Zep 3:19 | 19 Ziet, Ik zal te dien tijde al
831 Zac 1:8 | Ik zag des nachts, en ziet, een Man rijdende op een
832 Zac 1:11 | het land doorwandeld, en ziet, het ganse land zit en het
833 Zac 1:18 | mijn ogen op, en zag; en ziet, er waren vier hoornen. ~
834 Zac 2:1 | mijn ogen op, en ik zag; en ziet, er was een man, en in zijn
835 Zac 2:3 | 3 En ziet, de Engel, Die met mij sprak,
836 Zac 2:9 | 9 Want ziet, Ik zal Mijn hand over henlieden
837 Zac 3:8 | zijn een wonderteken; want ziet, Ik zal Mijn Knecht, de
838 Zac 3:9 | 9 Want ziet, aangaande dien steen, welken
839 Zac 3:9 | zullen zeven ogen wezen; ziet, Ik zal zijn graveersel
840 Zac 4:2 | En Hij zeide tot mij: Wat ziet gij? En ik zeide: Ik zie,
841 Zac 4:2 | En ik zeide: Ik zie, en ziet, een geheel gouden kandelaar,
842 Zac 5:1 | weder op, en ik zag; en ziet, een vliegende rol. ~
843 Zac 5:2 | En Hij zeide tot mij: Wat ziet gij? En ik zeide: Ik zie
844 Zac 5:7 | 7 En ziet, een plaat van lood werd
845 Zac 5:9 | mijn ogen op, en ik zag; en ziet, twee vrouwen kwamen voort,
846 Zac 6:1 | weder op, en ik zag; en ziet, vier wangens gingen er
847 Zac 6:12 | der heirscharen, zeggende: Ziet, een Man, Wiens naam is
848 Zac 8:7 | de HEERE der heirscharen: Ziet, Ik zal Mijn volk verlossen
849 Zac 9:4 | 4 Ziet, de HEERE zal haar uit het
850 Zac 9:9 | gij dochter Jeruzalems! Ziet, uw Koning zal u komen,
851 Zac 11:6 | spreekt de HEERE; maar ziet, Ik zal de mensen overleveren,
852 Zac 11:16 | 16 Want ziet, Ik zal een herder verwekken
853 Zac 12:2 | 2 Ziet, Ik zal Jeruzalem stellen
854 Zac 14:1 | 1 Ziet, de dag komt den HEERE,
855 Mal 1:13 | 13 Nog zegt gij: Ziet, wat een vermoeidheid! maar
856 Mal 2:3 | 3 Ziet, Ik zal u het zaad verderven;
857 Mal 3:1 | 1 Ziet, Ik zende Mijn engel, die
858 Mal 3:1 | Denwelken gij lust hebt; ziet, Hij komt, zegt de HEERE
859 Mal 4:1 | 1 Want ziet, die dag komt, brandende
860 Mal 4:5 | 5 Ziet, Ik zende ulieden den profeet
861 Matt 1:20| deze dingen in den zin had, ziet, de engel des Heeren verscheen
862 Matt 1:23| 23 Ziet, de maagd zal zwanger worden,
863 Matt 2:1 | van den koning Herodes, ziet, enige wijzen van het Oosten
864 Matt 2:9 | hebbende, zijn heengereisd; en ziet, de ster, die zij in het
865 Matt 2:13| zij nu vertrokken waren, ziet, de engel des Heeren verschijnt
866 Matt 2:19| Herodes nu gestorven was, ziet, de engel des Heeren verschijnt
867 Matt 2:39| opgeklommen uit het water; en ziet, de hemelen werden Hem geopend,
868 Matt 2:40| 17 En ziet, een stem uit de hemelen,
869 Matt 4:11| de duivel van Hem af; en ziet, de engelen zijn toegekomen,
870 Matt 5:28| dat zo wie een vrouw aan ziet, om dezelve te begeren,
871 Matt 6:4 | Vader, Die in het verborgen ziet, Die zal het u in het openbaar
872 Matt 6:6 | Vader, Die in het verborgen ziet, zal het u in het openbaar
873 Matt 6:18| Vader, Die in het verborgen ziet, zal het u in het openbaar
874 Matt 7:3 | 3 En wat ziet gij den splinter, die in
875 Matt 8:2 | 2 En ziet, een melaatse kwam, en aanbad
876 Matt 8:24| 24 En ziet, er ontstond een grote onstuimigheid
877 Matt 8:29| 29 En ziet, zij riepen, zeggende: Jezus,
878 Matt 8:32| in de kudde zwijnen; en ziet, de gehele kudde zwijnen
879 Matt 8:34| 34 En ziet, de gehele stad ging uit,
880 Matt 9:1 | en kwam in Zijn stad. En ziet, zij brachten tot Hem een
881 Matt 9:3 | 3 En ziet, sommigen der Schriftgeleerden
882 Matt 9:10| huis van Mattheus aanzat, ziet, vele tollenaars en zondaars
883 Matt 9:18| deze dingen tot hen sprak, ziet, een overste kwam en aanbad
884 Matt 9:20| 20 (En ziet, een vrouw die twaalf jaren
885 Matt 9:30| gestrengelijk verboden, zeggende: Ziet, dat het niemand wete. ~
886 Matt 9:32| Als dezen nu uitgingen, ziet, zo brachten zij tot Hem
887 Matt 10:16| 16 Ziet, Ik zend u als schapen in
888 Matt 11:4 | weder, hetgeen gij hoort en ziet: ~
889 Matt 11:8 | zachte klederen bekleed? Ziet, die zachte klederen dragen,
890 Matt 11:10| denwelken geschreven staat: Ziet, Ik zend Mijn engel voor
891 Matt 11:19| drinkende, en zij zeggen: Ziet daar, een Mens, Die een
892 Matt 12:10| 10 En ziet, er was een mens, die een
893 Matt 12:18| 18 Ziet, Mijn Knecht, Welken Ik
894 Matt 12:41| prediking van Jonas; en ziet, meer dan Jonas is hier! ~
895 Matt 12:42| wijsheid van Salomo; en ziet, meer dan Salomo is hier! ~
896 Matt 12:46| nog tot de scharen sprak, ziet, Zijn moeder en broeders
897 Matt 12:49| Zijn discipelen, zeide Hij: Ziet, Mijn moeder en Mijn broeders. ~
898 Matt 13:3 | gelijkenissen, zeggende: Ziet, een zaaier ging uit om
899 Matt 13:17| zien de dingen, die gij ziet, en hebben ze niet gezien;
900 Matt 15:22| 22 En ziet, een Kananese vrouw, uit
901 Matt 16:6 | En Jezus zeide tot hen: Ziet toe, en wacht u van den
902 Matt 17:3 | 3 En ziet, van hen werden gezien Mozes
903 Matt 17:5 | 5 Terwijl hij nog sprak, ziet, een luchtige wolk heeft
904 Matt 17:5 | heeft hen overschaduwd; en ziet, een stem uit de wolk, zeggende:
905 Matt 18:10| 10 Ziet toe, dat gij niet een van
906 Matt 19:16| 16 En ziet, er kwam een tot Hem, en
907 Matt 20:18| 18 Ziet, wij gaan op naar Jeruzalem,
908 Matt 20:30| 30 En ziet, twee blinden, zittende
909 Matt 22:4 | zeggende: Zegt den genoden: Ziet, ik heb mijn middagmaal
910 Matt 22:16| niemand vraagt; want Gij ziet den persoon der mensen niet
911 Matt 23:34| 34 Daarom ziet, Ik zend tot u profeten,
912 Matt 23:38| 38 Ziet, uw huis wordt u woest gelaten. ~
913 Matt 24:2 | En Jezus zeide tot hen: Ziet gij niet al deze dingen?
914 Matt 24:4 | antwoordende, zeide tot hen: Ziet toe, dat u niemand verleide. ~
915 Matt 24:6 | geruchten van oorlogen; ziet toe, wordt niet verschrikt;
916 Matt 24:23| tot ulieden zal zeggen: Ziet, hier is de Christus, of
917 Matt 24:25| 25 Ziet, Ik heb het u voorzegd! ~
918 Matt 24:26| dan tot u zullen zeggen: Ziet, hij is in de woestijn;
919 Matt 24:26| woestijn; gaat niet uit; Ziet, hij is in de binnenkameren;
920 Matt 25:6 | middernacht geschiedde een geroep: Ziet, de bruidegom komt, gaat
921 Matt 26:45| Slaapt nu voort, en rust; ziet, de ure is nabij gekomen,
922 Matt 26:46| Staat op, laat ons gaan; ziet, hij is nabij, die Mij verraadt. ~
923 Matt 26:47| 47 En als Hij nog sprak, ziet, Judas, een van de twaalven,
924 Matt 26:51| 51 En ziet, een van degenen, die met
925 Matt 26:65| wij nog getuigen van node? Ziet, nu hebt gij Zijn gods lastering
926 Matt 27:51| 51 En ziet, het voorhangsel des tempels
927 Matt 28:2 | 2 En ziet, er geschiedde een grote
928 Matt 28:6 | gezegd heeft. Komt herwaarts, ziet de plaats, waar de Heere
929 Matt 28:7 | opgestaan is van de doden; en ziet, Hij gaat u voor naar Galilea,
930 Matt 28:7 | daar zult gij Hem zien. Ziet, ik heb het ulieden gezegd. ~
931 Matt 28:9 | discipelen te boodschappen, ziet, Jezus is haar ontmoet,
932 Matt 28:11| 11 En als zij heengingen, ziet, enigen van de wacht kwamen
933 Matt 28:20| 20 En ziet, Ik ben met ulieden al de
934 Mark 1:2 | geschreven is in de profeten: Ziet, Ik zend Mijn engel voor
935 Mark 3:34| om Hem zaten, zeide Hij: Ziet, Mijn moeder en Mijn broeders. ~
936 Mark 4:3 | 3 Hoort toe: ziet, een zaaier ging uit om
937 Mark 4:24| 24 En Hij zeide tot hen: Ziet, wat gij hoort. Met wat
938 Mark 5:22| 22 En ziet, er kwam een van de oversten
939 Mark 5:31| discipelen zeiden tot Hem: Gij ziet, dat de schare U verdringt,
940 Mark 8:15| Hij gebood hun, zeggende: Ziet toe, wacht u van den zuurdesem
941 Mark 8:18| 18 Ogen hebbende, ziet gij niet? En oren hebbende,
942 Mark 10:33| 33 Zeggende: Ziet, wij gaan op naar Jeruzalem,
943 Mark 12:14| niemand vraagt; want Gij ziet den persoon der mensen niet
944 Mark 13:2 | antwoordende, zeide tot hem: Ziet gij deze grote gebouwen?
945 Mark 13:5 | antwoordende, begon te zeggen: Ziet toe, dat u niemand verleide. ~
946 Mark 13:9 | 9 Maar ziet gij voor uzelven toe; want
947 Mark 13:21| tot ulieden zal zeggen: Ziet, hier is de Christus; of
948 Mark 13:21| hier is de Christus; of ziet, Hij is daar; gelooft het
949 Mark 13:23| 23 Maar gijlieden ziet toe; ziet, Ik heb u alles
950 Mark 13:23| Maar gijlieden ziet toe; ziet, Ik heb u alles voorzegd! ~
951 Mark 13:33| 33 Ziet toe, waakt en bidt; want
952 Mark 14:41| genoeg, de ure is gekomen; ziet, de Zoon des mensen wordt
953 Mark 14:42| Staat op, laat ons gaan; ziet, die Mij verraadt, is nabij. ~
954 Mark 15:35| stonden, dit horende, zeiden: Ziet, Hij roept Elias. ~
955 Mark 16:6 | opgestaan; Hij is hier niet; ziet de plaats, waar zij Hem
956 Luk 2:9 | 9 En ziet, een engel des Heeren stond
957 Luk 2:10 | hen: Vreest niet, want, ziet, ik verkondig u grote blijdschap,
958 Luk 2:25 | 25 En ziet, er was een mens te Jeruzalem,
959 Luk 5:12 | in een dier steden was, ziet, er was een man vol melaatsheid;
960 Luk 5:18 | 18 En ziet, enige mannen brachten op
961 Luk 6:23 | en zijt vrolijk; want, ziet, uw loon is groot in den
962 Luk 6:41 | 41 En wat ziet gij den splinter, die in
963 Luk 6:42 | die in uw oog is, niet ziet? Gij geveinsde! doe eerst
964 Luk 7:25 | zachte klederen bekleed? Ziet, die in heerlijke kleding
965 Luk 7:27 | van welken geschreven is: Ziet, Ik zende Mijn engel voor
966 Luk 7:34 | drinkende, en gij zegt: Ziet daar, een Mens, Die een
967 Luk 7:37 | 37 En ziet, een vrouw in de stad, welke
968 Luk 7:44 | vrouw, zeide tot Simon: Ziet gij deze vrouw? Ik ben in
969 Luk 8:18 | 18 Ziet dan, hoe gij hoort; want
970 Luk 8:41 | 41 En ziet, er kwam een man, wiens
971 Luk 9:30 | 30 En ziet, twee mannen spraken met
972 Luk 9:38 | 38 En ziet, een man van de schare riep
973 Luk 9:62 | aan den ploeg slaat, en ziet naar hetgeen achter is,
974 Luk 10:3 | 3 Gaat henen; ziet, Ik zend u als lammeren
975 Luk 10:19 | 19 Ziet, Ik geve u de macht, om
976 Luk 10:23 | ogen, die zien, hetgeen gij ziet. ~
977 Luk 10:24 | begeerd te zien, hetgeen gij ziet, en hebben het niet gezien;
978 Luk 10:25 | 25 En ziet, een zeker wetgeleerde stond
979 Luk 11:31 | wijsheid van Salomo; en ziet, meer dan Salomo is hier. ~
980 Luk 11:32 | prediking van Jonas; en ziet, meer dan Jonas is hier! ~
981 Luk 11:41 | aalmoes, hetgeen daarin is; en ziet, alles is u rein. ~
982 Luk 12:15 | 15 En Hij zeide tot hen: Ziet toe en wacht u van de gierigheid;
983 Luk 12:54 | scharen: Wanneer gij een wolk ziet opgaan van het westen, terstond
984 Luk 12:55 | wanneer gij den zuidenwind ziet waaien, zo zegt gij: Er
985 Luk 13:11 | 11 En ziet, er was een vrouw, die een
986 Luk 13:16 | Abrahams is, welke de satan, ziet, nu achttien jaren gebonden
987 Luk 13:30 | 30 En ziet, er zijn laatsten, die de
988 Luk 13:35 | 35 Ziet, uw huis wordt ulieden woest
989 Luk 14:2 | 2 En ziet, er was een zeker waterzuchtig
990 Luk 17:21 | En men zal niet zeggen: Ziet hier, of ziet daar, want,
991 Luk 17:21 | niet zeggen: Ziet hier, of ziet daar, want, ziet, het Koninkrijk
992 Luk 17:21 | hier, of ziet daar, want, ziet, het Koninkrijk Gods is
993 Luk 17:23 | zij zullen tot u zeggen: Ziet hier, of ziet daar is Hij;
994 Luk 17:23 | u zeggen: Ziet hier, of ziet daar is Hij; gaat niet heen,
995 Luk 18:31 | Zich, en zeide tot hen: Ziet, wij gaan op naar Jeruzalem,
996 Luk 21:8 | 8 En Hij zeide: Ziet, dat gij niet verleid wordt;
997 Luk 21:28 | beginnen te geschieden, zo ziet omhoog, en heft uw hoofden
998 Luk 21:29 | tot hen een gelijkenis: Ziet den vijgeboom, en al de
999 Luk 21:30 | uitspruiten, en gij dat ziet, zo weet gij uit uzelven,
1000 Luk 22:10 | 10 En Hij zeide tot hen: Ziet, als gij in de stad zult
1-500 | 501-1000 | 1001-1125 |