Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
ziener 22
zieners 7
zienlijk 1
ziet 1125
zif 10
zifa 1
zifieten 3
Frequency    [«  »]
1157 onder
1149 gods
1137 11
1125 ziet
1116 12
1095 israels
1091 zijt

Bijbel

IntraText - Concordances

ziet

1-500 | 501-1000 | 1001-1125

     Book Chapter: Verse
501 Jes 48:7 | misschien zeggen zoudt: Ziet, ik heb ze geweten. ~ 502 Jes 48:10 | 10      Ziet, Ik heb u gelouterd, doch 503 Jes 49:21 | heeft mij dan deze opgevoed? Ziet, ik was alleen overgelaten, 504 Jes 49:22 | Alzo zegt de Heere HEERE: Ziet, Ik zal Mijn hand opheffen 505 Jes 50:1 | wien Ik u verkocht heb? Ziet, om      uw ongerechtigheden 506 Jes 50:2 | kracht om uit      te redden? Ziet, door Mijn schelding maak 507 Jes 50:9 | 9      Ziet, de Heere HEERE helpt Mij, 508 Jes 50:9 | die Mij zal verdoemen? Ziet, zij zullen altemaal als 509 Jes 50:11 | 11      Ziet, gij allen, die een vuur 510 Jes 52:13 | 13      Ziet, Mijn Knecht zal verstandelijk 511 Jes 54:15 | 15      Ziet, zij zullen zich zekerlijk 512 Jes 55:4 | 4      Ziet, Ik heb hem tot een getuige 513 Jes 55:5 | 5      Ziet, gij zult een volk roepen, 514 Jes 56:4 | 4      Ziet, Ik heb hem tot een getuige 515 Jes 56:5 | 5      Ziet, gij zult een volk roepen, 516 Jes 57:3 | de gesnedene zegge niet: Ziet, ik      ben een dorre boom. ~ 517 Jes 58:8 | in elke plaats, die gij ziet. ~ 518 Jes 59:3 | Waarom vasten wij, en Gij ziet het niet aan, waarom kwellen 519 Jes 59:3 | ziel, en Gij weet het niet? Ziet, ten dage, wanneer gijlieden 520 Jes 59:4 | 4      Ziet, tot twist en gekijf vast 521 Jes 59:7 | brengt? Als gij een naakte ziet, dat gij hem dekt, en dat 522 Jes 59:9 | schreeuwen, en Hij zal zeggen: Ziet, hier ben Ik. Zo gij uit 523 Jes 60:1 | 1      Ziet, de hand des HEEREN is niet 524 Jes 60:9 | wachten op het licht, maar ziet, er is duisternis, op een 525 Jes 63:11 | 11      Ziet, de HEERE heeft doen horen, 526 Jes 66:1 | genoemd was, heb Ik gezegd: Ziet,      hier ben Ik, ziet, 527 Jes 66:1 | Ziet,      hier ben Ik, ziet, hier ben Ik. ~ 528 Jes 66:6 | 6      Ziet, het is voor Mijn aangezicht 529 Jes 66:13 | zegt de Heere HEERE alzo: Ziet, Mijn knechten zullen eten, 530 Jes 66:13 | gijlieden zult hongeren; ziet, Mijn knechten zullen drinken, 531 Jes 66:13 | gijlieden zult dorsten; ziet, Mijn      knechten zullen 532 Jes 66:14 | 14      Ziet, Mijn knechten zullen juichen 533 Jes 66:17 | 17      Want ziet, Ik schep nieuwe hemelen 534 Jes 66:18 | in hetgeen Ik schep; want ziet, Ik schep Jeruzalem een 535 Jes 67:12 | Want alzo zegt de HEERE: Ziet, Ik zal den vrede over haar 536 Jes 67:15 | 15      Want ziet, de HEERE zal met vuur komen, 537 Jer 1:11 | woord tot mij, zeggende: Wat ziet gij, Jeremia? En ik zeide: 538 Jer 1:13 | male tot mij, zeggende: Wat ziet gij? En ik zeide: Ik zie 539 Jer 2:10 | eilanden der Chitteers, en ziet toe, en zendt naar Kedar, 540 Jer 2:10 | en merkt er wel op; en ziet, of diesgelijks geschied 541 Jer 2:19 | u straffen; weet dan en ziet, dat het kwaad en bitter 542 Jer 2:35 | immers van mij afgekeerd. Ziet, Ik zal met u rechten, omdat 543 Jer 4:13 | 13      Ziet, hij komt op als wolken, 544 Jer 4:16 | Vermeldt den volke, ziet, doet het horen tegen Jeruzalem; 545 Jer 4:23 | Ik zag het land aan, en ziet, het was woest en ledig; 546 Jer 4:24 | Ik zag de bergen aan, en ziet, zij beefden; en al de heuvelen 547 Jer 4:25 | 25      Ik zag, en ziet, er was geen mens; en alle 548 Jer 4:26 | 26      Ik zag, en ziet, het vruchtbare land was 549 Jer 5:1 | wijken van Jeruzalem, en ziet nu toe, en verneemt, en 550 Jer 5:14 | gijlieden dit woord spreekt: Ziet, Ik zal Mijn woorden in 551 Jer 5:15 | 15      Ziet, Ik zal over ulieden een 552 Jer 6:10 | betuigen, dat zij het horen? Ziet, hun oor is onbesneden, 553 Jer 6:10 | niet kunnen toeluisteren; ziet, het woord des HEEREN is 554 Jer 6:16 | HEERE: Staat op de wegen, en ziet toe, en vraagt naar de oude 555 Jer 6:21 | Daarom zegt de HEERE alzo: Ziet, Ik zal dit volk allerlei 556 Jer 6:22 | 22      Zo zegt de HEERE: Ziet, er komt een volk uit het 557 Jer 7:8 | 8      Ziet, gij vertrouwt u op valse 558 Jer 7:11 | spelonk der moordenaren? Ziet, Ik heb het ook gezien, 559 Jer 7:12 | eerst had doen wonen; en ziet, wat Ik daaraan gedaan heb 560 Jer 7:17 | 17      Ziet gij niet, wat zij doen in 561 Jer 7:20 | zegt de Heere HEERE alzo: Ziet, Mijn toorn en Mijn grimmigheid 562 Jer 7:32 | 32      Daarom ziet, de dagen komen, spreekt 563 Jer 8:8 | wet des HEEREN is bij ons! Ziet, waarlijk tevergeefs werkt 564 Jer 8:9 | verschrikt en gevangen; ziet, zij hebben des HEEREN woord 565 Jer 8:15 | tijd van genezing, maar ziet, er is verschrikking. ~ 566 Jer 8:17 | 17      Want ziet, Ik zend slangen, basilisken 567 Jer 8:19 | 19      Ziet, de stem van het geschrei 568 Jer 9:7 | HEERE der heirscharen alzo: Ziet, Ik zal hen smelten en zal 569 Jer 9:15 | heirscharen, de God Israels, alzo: Ziet, Ik zal dit volk spijzen 570 Jer 9:25 | 25      Ziet, de dagen komen, spreekt 571 Jer 10:18 | Want zo zegt de HEERE: Ziet, Ik zal de inwoners des 572 Jer 10:22 | 22      Ziet, er komt een stem des geruchts, 573 Jer 11:11 | Daarom zegt de HEERE alzo: Ziet, Ik zal een kwaad over hen 574 Jer 11:22 | de HEERE der heirscharen: Ziet, Ik zal bezoeking over hen 575 Jer 12:3 | o HEERE! kent mij, Gij ziet mij, en proeft mijn hart, 576 Jer 12:4 | dewijl zij      zeggen: Hij ziet ons einde niet. ~ 577 Jer 12:14 | Israel erfelijk gegeven heb; ziet, Ik zal hen uit hun land 578 Jer 13:7 | ik dien verstoken had; en ziet, de gordel was verdorven 579 Jer 13:13 | zeggen: Zo zegt de HEERE: Ziet, Ik zal alle inwoners deze 580 Jer 14:18 | Zo ik uitga in het veld, ziet daar de verslagenen van 581 Jer 14:18 | zo ik in de stad komen, ziet daar de kranken van honger! 582 Jer 14:19 | tijd van genezing, maar ziet, daar is verschrikking. ~ 583 Jer 16:9 | heirscharen, de God Israels: Ziet, Ik zal van deze plaats, 584 Jer 16:12 | hebt dan uw vaderen; want ziet, gijlieden wandelt, een 585 Jer 16:14 | 14      Daarom, ziet, de dagen komen, spreekt 586 Jer 16:16 | 16      Ziet, Ik zal zenden tot veel 587 Jer 16:21 | 21      Daarom, ziet, Ik zal hun bekend maken 588 Jer 17:15 | 15      Ziet, zij zeggen tot mij: Waar 589 Jer 18:3 | huis des pottenbakkers; en ziet, hij maakte een werk op 590 Jer 18:6 | Israels? spreekt de HEERE; ziet, gelijk leem in de hand 591 Jer 18:11 | zeggende: Zo zegt de HEERE: Ziet, Ik formeer een kwaad tegen 592 Jer 19:3 | heirscharen, de God Israels: Ziet, Ik zal een kwaad brengen 593 Jer 19:6 | 6      Daarom, ziet, de dagen komen, spreekt 594 Jer 19:15 | heirscharen, de God Israels: Ziet, Ik zal over deze stad, 595 Jer 20:12 | Die de nieren en het hart ziet, laat mij Uw wraak van hen 596 Jer 21:4 | de HEERE, de God Israels: Ziet, Ik zal de krijgswapenen 597 Jer 21:8 | zeggen: Zo zegt de HEERE: Ziet, Ik stel voor ulieder aangezicht 598 Jer 21:13 | 13      Ziet, Ik wil aan u, gij inwoneres 599 Jer 23:2 | en hebt ze niet bezocht; ziet, Ik      zal over u bezoeken 600 Jer 23:5 | 5      Ziet, de dagen komen, spreekt 601 Jer 23:7 | 7      Daarom, ziet, de dagen komen, spreekt 602 Jer 23:15 | van deze profeten alzo: Ziet, Ik zal hen met alsem spijzigen, 603 Jer 23:19 | 19      Ziet, een onweder des HEEREN, 604 Jer 23:30 | 30      Daarom, ziet, Ik wil aan de profeten, 605 Jer 23:31 | 31      Ziet, Ik wil aan de profeten, 606 Jer 23:32 | 32      Ziet, Ik wil aan degenen, die 607 Jer 23:39 | 39      Daarom, ziet, Ik zal u ook ganselijk 608 Jer 24:1 | HEERE deed mij zien, en ziet, er waren twee vijgenkorven, 609 Jer 24:3 | HEERE zeide tot mij: Wat ziet gij, Jeremia? En ik zeide: 610 Jer 25:9 | 9      Ziet, Ik zal zenden, en nemen 611 Jer 25:29 | 29      Want ziet, in de stad, die naar Mijn 612 Jer 25:32 | de HEERE der heirscharen: Ziet, een kwaad gaat er uit van 613 Jer 26:14 | 14      Doch ik, ziet, ik ben in uw handen; doet 614 Jer 27:16 | u profeteren, zeggende: Ziet, de vaten van des      HEEREN 615 Jer 29:17 | de HEERE der heirscharen: Ziet, Ik zal het zwaard, den 616 Jer 29:21 | Naam valselijk profeteren: Ziet, Ik zal hen      geven in 617 Jer 29:32 | Daarom zegt de HEERE alzo: Ziet, Ik zal bezoeking doen over 618 Jer 30:6 | 6      Vraagt toch en ziet, of een manspersoon baart? 619 Jer 30:18 | 18      Zo zegt de HEERE: Ziet, Ik zal de gevangenis der 620 Jer 30:23 | 23      Ziet, een onweder des HEEREN, 621 Jer 31:8 | 8      Ziet, Ik zal ze aanbrengen uit 622 Jer 31:27 | 27      Ziet, de dagen komen, spreekt 623 Jer 31:31 | 31      Ziet, de dagen komen, spreekt 624 Jer 31:38 | 38      Ziet, de dagen komen, spreekt 625 Jer 32:3 | zeggende: Zo zegt de HEERE: Ziet, Ik geef deze stad in de 626 Jer 32:24 | is geschied, en zie, Gij ziet het. ~ 627 Jer 32:37 | 37      Ziet, Ik zal hen vergaderen uit 628 Jer 33:14 | 14      Ziet, de dagen komen, spreekt 629 Jer 34:17 | iegelijk voor zijn naaste; ziet, zo roep Ik uit      tegen 630 Jer 34:22 | 22      Ziet, Ik zal bevel geven, spreekt 631 Jer 35:17 | heirscharen, de God Israels: Ziet, Ik zal over Juda en over 632 Jer 36:12 | kamer des schrijvers; en ziet, aldaar zaten al de vorsten: 633 Jer 37:7 | heeft, om Mij te vragen: Ziet, Farao's heir, dat u ter 634 Jer 38:5 | de koning Zedekia zeide: Ziet, hij is in uw hand; want 635 Jer 40:10 | 10      En ziet, ik woon te Mizpa, om te 636 Jer 42:4 | hen: Ik heb het gehoord; ziet, ik zal tot den HEERE, uw 637 Jer 43:10 | heirscharen, de God Israels: Ziet, Ik zal henenzenden, en 638 Jer 44:2 | alle steden van Juda; en ziet, zij zijn een      woestheid 639 Jer 44:11 | heirscharen, de God Israels: Ziet, Ik zal Mijn aangezicht 640 Jer 44:26 | die in Egypteland woont! Ziet, Ik zweer bij Mijn groten 641 Jer 44:27 | 27      Ziet, Ik zal over hen waken ten 642 Jer 44:30 | Alzo zegt de HEERE: Ziet, Ik zal Farao Hofra, den 643 Jer 46:25 | heirscharen, de God Israels, zegt: Ziet, Ik zal bezoeking doen over 644 Jer 47:2 | 2   Zo zegt de HEERE: Ziet, wateren komen op van het 645 Jer 48:12 | 12      Daarom, ziet, de dagen komen, spreekt 646 Jer 48:40 | Want zo zegt de HEERE: Ziet, hij zal snel vliegen als 647 Jer 49:2 | 2      Daarom ziet, de dagen komen, spreekt 648 Jer 49:5 | 5      Ziet, Ik zal vreze over u brengen, 649 Jer 49:12 | Want zo zegt de HEERE: Ziet, degenen, welker oordeel 650 Jer 49:19 | 19      Ziet, gelijk een leeuw van de 651 Jer 49:22 | 22      Ziet, hij zal opkomen en snel 652 Jer 49:35 | de HEERE der heirscharen: Ziet, Ik zal verbreken Elams 653 Jer 50:9 | 9      Want ziet, Ik zal een verzameling 654 Jer 50:12 | is schaamrood geworden; ziet, zij is geworden de achterste 655 Jer 50:18 | heirscharen, de God Israels: Ziet, Ik zal bezoeking doen over 656 Jer 50:31 | 31      Ziet, Ik wil aan u, gij trotse! 657 Jer 50:41 | 41      Ziet, daar komt een volk uit 658 Jer 50:44 | 44      Ziet, gelijk een leeuw van de 659 Jer 51:1 | 1      Zo zegt de HEERE: Ziet, Ik zal een verdervenden 660 Jer 51:25 | 25      Ziet, Ik wil aan u, gij verdervende 661 Jer 51:36 | Daarom, zo zegt de HEERE: Ziet, Ik zal uw twist twisten, 662 Jer 51:47 | 47      Daarom ziet, de dagen komen, dat Ik 663 Jer 51:52 | 52      Daarom ziet, de dagen komen, spreekt 664 Klaa 1:12| gaat? Schouwt het aan en ziet, of er een smart zij gelijk 665 Klaa 1:18| toch, alle gij volken, en ziet mijn smart; mijn jonkvrouwen 666 Eze 1:4 | 4      Toen zag ik, en ziet, een stormwind kwam van 667 Eze 1:15 | Als ik die dieren zag, ziet, zo was er een rad op de 668 Eze 2:9 | 9      Toen zag ik, en ziet, er was een hand tot mij 669 Eze 2:9 | tot mij uitgestoken; en ziet, daarin was de rol eens 670 Eze 3:8 | 8      Ziet, Ik heb uw aangezicht stijf 671 Eze 3:23 | ging uit in de vallei, en ziet, de heerlijkheid des HEEREN 672 Eze 3:25 | u aangaande, mensenkind, ziet, zij zouden dikke touwen 673 Eze 4:8 | 8      En ziet, Ik zal dikke touwen aan 674 Eze 5:8 | zegt de Heere HEERE alzo: Ziet, Ik wil aan u, ja Ik, want 675 Eze 6:3 | de beken en tot de dalen: Ziet, Ik, Ik breng over u      676 Eze 7:5 | Een kwaad, een enig kwaad, ziet, is gekomen; ~ 677 Eze 7:6 | het is opgewaakt tegen u; ziet, het kwaad is gekomen! ~ 678 Eze 7:10 | 10      Ziet, de dag, ziet, de morgenstond 679 Eze 7:10 | 10      Ziet, de dag, ziet, de morgenstond is gekomen, 680 Eze 8:2 | 2      Toen zag ik, en ziet, een gelijkenis, als de 681 Eze 8:3 | binnenste voorhof, dewelke ziet naar het noorden, alwaar 682 Eze 8:4 | 4      En ziet, de heerlijkheid des Gods 683 Eze 8:5 | weg van het noorden, en ziet, tegen het noorden aan de      684 Eze 8:6 | zeide tot mij: Mensenkind, ziet gij wel, wat zij doen, de 685 Eze 8:7 | voorhof. Toen zag ik, en ziet, er was een hol in den wand. ~ 686 Eze 8:8 | ik groef in dien wand, en ziet, daar was een deur. ~ 687 Eze 8:10 | ging ik in, en ik zag, en ziet, er was alle beeltenis van 688 Eze 8:12 | zij zeggen: De      HEERE ziet ons niet, de HEERE heeft 689 Eze 8:14 | naar het noorden is, en ziet, daar zaten vrouwen, bewenende 690 Eze 8:16 | het huis des HEEREN; en ziet, aan de deur van den tempel 691 Eze 9:2 | 2      En ziet, zes mannen kwamen van den 692 Eze 9:9 | land verlaten, en de HEERE ziet niet. ~ 693 Eze 9:11 | 11      En ziet, de man, die met linnen 694 Eze 10:1 | 1      Daarna zag ik, en ziet, boven het uitspansel, hetwelk 695 Eze 10:9 | 9      Toen zag ik, en ziet, vier raderen waren bij 696 Eze 11:1 | huis des HEEREN, dewelke ziet oostwaarts; en ziet, aan 697 Eze 11:1 | dewelke ziet oostwaarts; en ziet, aan de deur der poort waren 698 Eze 12:6 | bedekken, dat gij het land niet ziet; want Ik heb u den huize 699 Eze 12:27 | zeggen: Het gezicht dat hij ziet, is voor vele dagen, en 700 Eze 13:7 | 7      Ziet gij niet een ijdel gezicht, 701 Eze 13:8 | ijdelheid spreekt, en leugen ziet; daarom, ziet, Ik wil aan 702 Eze 13:8 | en leugen ziet; daarom, ziet, Ik wil aan u, spreekt de 703 Eze 13:10 | een lemen wand bouwt, en ziet, de anderen denzelven pleisteren 704 Eze 13:12 | 12      Ziet, als die wand zal gevallen 705 Eze 13:20 | zo zegt de Heere HEERE: Ziet, Ik wil aan uw kussens, 706 Eze 14:22 | 22      Doch ziet, daarin zullen ontkomenen 707 Eze 14:22 | worden, zonen en dochteren; ziet, zij zullen tot ulieden 708 Eze 15:4 | 4   Ziet, het wordt aan het vuur 709 Eze 15:5 | 5   Ziet, toen het geheel was, werd 710 Eze 16:8 | voorbijging, zag Ik u, en ziet, uw tijd was de tijd der 711 Eze 16:27 | 27      Ziet, daarom strekte Ik Mijn 712 Eze 16:49 | 49      Ziet, dit was de ongerechtigheid 713 Eze 17:7 | overvloedig van vederen; en ziet, deze wijnstok voegde zijn 714 Eze 17:10 | 10      Ja, ziet, zal hij geplant zijnde 715 Eze 17:12 | wat deze dingen zijn? Zeg: Ziet, de koning van Babel is 716 Eze 17:18 | brekende het verbond, daar hij, ziet, zijn hand gegeven had; 717 Eze 18:4 | 4      Ziet, alle zielen zijn Mijne; 718 Eze 18:14 | 14      Ziet nu, heeft hij een zoon gewonnen, 719 Eze 18:18 | het midden zijner volken; ziet daar, hij zal      sterven 720 Eze 20:47 | Alzo zegt de Heere HEERE: Ziet, Ik zal een vuur in u aansteken, 721 Eze 21:3 | Israel: Alzo zegt de HEERE: Ziet, Ik wil aan u, en Ik zal 722 Eze 21:7 | als water henenvlieten; ziet, het komt, en het zal geschieden, 723 Eze 22:6 | 6      Ziet, de vorsten Israels zijn 724 Eze 22:13 | 13      Ziet dan, Ik heb Mijn hand geslagen, 725 Eze 22:19 | schuim geworden zijt, daarom ziet, Ik zal u in het midden 726 Eze 23:39 | om dat te ontheiligen; en ziet, alzo hebben zij gedaan 727 Eze 23:40 | als een bode gezonden was, ziet, zo kwamen zij, voor dewelken 728 Eze 24:21 | Alzo zegt de Heere HEERE: Ziet, Ik zal Mijn heiligdom ontheiligen, 729 Eze 25:4 | 4      Daarom, ziet, Ik zal u aan die van het 730 Eze 25:7 | 7      Daarom, ziet, Ik zal Mijn hand tegen 731 Eze 25:8 | Omdat Moab en Seir zeggen: Ziet, het huis van Juda is gelijk 732 Eze 25:9 | 9      Daarom, ziet, Ik zal de zijde van Moab 733 Eze 25:16 | alzo zegt de Heere HEERE: Ziet, Ik strek Mijn hand uit 734 Eze 26:3 | alzo zegt de Heere HEERE: Ziet, Ik wil aan u, o Tyrus! 735 Eze 26:7 | alzo zegt de Heere HEERE: Ziet, Ik zal Nebukadrezar, den 736 Eze 30:9 | dag van      Egypte; want ziet, het komt aan! ~ 737 Eze 30:21 | van Egypte, verbroken; en ziet, hij zal niet verbonden 738 Eze 30:22 | zegt de Heere HEERE alzo: Ziet, Ik wil aan Farao, den koning 739 Eze 33:3 | 3      En hij het zwaard ziet komen over het land, en 740 Eze 33:6 | daarentegen de wachter het zwaard ziet komen, en blaast niet met 741 Eze 33:32 | 32      En ziet, gij zijt hun als een lied 742 Eze 34:10 | Alzo zegt de Heere HEERE: Ziet, Ik wil aan de herders, 743 Eze 34:11 | zo zegt de Heere HEERE: Ziet, Ik, ja, Ik zal naar Mijn 744 Eze 34:17 | de Heere HEERE zegt alzo: Ziet, Ik zal richten tussen klein 745 Eze 34:20 | Heere HEERE alzo tot hen: Ziet Ik, ja, Ik zal richten tussen 746 Eze 36:6 | Zo zegt de Heere HEERE: Ziet, Ik heb in Mijn ijver en 747 Eze 36:9 | 9      Want ziet, Ik ben bij u, en Ik zal 748 Eze 37:2 | voorbijgaan geheel rondom; en ziet, er waren zeer vele op den 749 Eze 37:2 | den grond der vallei; en ziet, zij waren zeer dor. ~ 750 Eze 37:5 | HEERE tot deze beenderen: Ziet, Ik zal den geest in u brengen, 751 Eze 37:7 | als ik profeteerde, en ziet een beroering! en de beenderen 752 Eze 37:8 | 8      En ik zag, en ziet, en er werden zenuwen op 753 Eze 37:11 | het ganse huis Israels; ziet, zij zeggen: Onze beenderen 754 Eze 37:12 | Zo zegt de Heere HEERE: Ziet, Ik zal uw graven openen, 755 Eze 37:19 | Alzo zegt de Heere HEERE: Ziet, Ik zal het hout van Jozef, 756 Eze 37:21 | Zo zegt de Heere HEERE: Ziet, Ik zal de kinderen Israels 757 Eze 39:8 | 8      Ziet, het komt en zal geschieden, 758 Eze 39:15 | als iemand een mensenbeen ziet, zo zal hij een merkteken 759 Eze 40:3 | daarhenen gebracht had, ziet, zo was er een man, wiens 760 Eze 40:4 | huize Israels alles, wat gij ziet. ~ 761 Eze 40:5 | 5      En ziet, er was een muur buiten 762 Eze 40:17 | het buitenste voorhof, en ziet, er waren kameren, en een 763 Eze 40:24 | weg naar het zuiden; en ziet, er was een poort den weg 764 Eze 42:8 | had, was vijftig ellen; en ziet, voor aan den tempel waren 765 Eze 43:2 | 2      En ziet, de heerlijkheid des Gods 766 Eze 43:5 | het binnenste voorhof; en ziet, de heerlijkheid des HEEREN 767 Eze 43:12 | heiligheid der heiligheden zijn; ziet, dit is de wet van het huis. ~ 768 Eze 44:4 | het huis; en ik zag, en ziet, de heerlijkheid des HEEREN 769 Eze 46:1 | voorhof, die naar het oosten ziet; zal de zes werkdagen gesloten 770 Eze 46:12 | openen, die naar het oosten ziet; en hij zal      zijn brandoffer 771 Eze 46:19 | naar het noorden zagen, en ziet, aldaar was een      plaats 772 Eze 46:21 | hoeken des voorhofs; en ziet, in elken hoek des voorhofs 773 Eze 47:1 | de deur van het huis, en ziet, er vloten wateren uit, 774 Eze 47:2 | weg, die naar het oosten ziet; en ziet, de wateren      775 Eze 47:2 | naar het oosten ziet; en ziet, de wateren      sprongen 776 Eze 47:7 | Als ik wederkeerde, ziet, zo was er aan den oever 777 Dan 2:8 | tijd uitkoopt, dewijl gij ziet, dat de zaak mij ontgaan 778 Dan 2:31 | Gij, o koning! zaagt, en ziet, er was een groot beeld ( 779 Dan 3:25 | Hij antwoordde en zeide: Ziet, ik zie vier mannen, los 780 Dan 4:10 | leger waren deze: Ik zag, en ziet, er was een boom in het 781 Dan 4:13 | hoofds, op mijn leger; en ziet, een wachter, namelijk een 782 Dan 7:2 | mijn gezicht bij nacht, en ziet, de vier winden des hemels 783 Dan 7:5 | 5      Daarna, ziet, het andere dier, het tweede, 784 Dan 7:6 | 6      Daarna zag ik, en ziet, er was een ander dier, 785 Dan 7:7 | in de nachtgezichten, en ziet, het vierde dier was schrikkelijk 786 Dan 7:8 | nam acht op de hoornen, en ziet, een andere kleine hoorn 787 Dan 7:8 | uitgerukt voor denzelven; en ziet, in dienzelven hoorn      788 Dan 7:13 | in de nachtgezichten, en ziet, er kwam Een met de wolken 789 Dan 8:3 | mijn ogen op, en ik zag, en ziet, een ram stond voor dien 790 Dan 8:5 | Toen ik dit overlegde, ziet, er kwam een geitenbok van 791 Dan 8:15 | het verstand deszelven, en ziet, er stond voor mij als de 792 Dan 10:5 | mijn ogen op, en zag, en ziet, er was een Man met linnen 793 Dan 10:10 | 10      En ziet, een hand roerde mij aan, 794 Dan 10:13 | een en twintig dagen; en ziet, Michael, een van de eerste 795 Dan 10:16 | 16      En ziet, Een, den mensenkinderen 796 Dan 10:20 | als Ik zal uitgegaan zijn, ziet, zo zal de vorst      van 797 Dan 11:2 | waarheid te kennen geven; ziet, er zullen nog drie koningen 798 Dan 12:5 | En ik, Daniel, zag, en ziet, er stonden twee anderen, 799 Hos 2:5 | 5      Daarom, ziet, Ik zal uw weg met doornen 800 Hos 2:13 | 13      Daarom, ziet, Ik zal haar lokken, en 801 Hos 9:6 | 6      Want ziet, zij gaan daarhenen vanwege 802 Joe 2:19 | en tot Zijn volk zeggen: Ziet, Ik zend ulieden het koren, 803 Joe 3:1 | 1      Want ziet, in die dagen en te dier 804 Joe 3:7 | 7      Ziet, Ik zal ze opwekken uit 805 Amos 2:13| 13      Ziet, Ik zal uw plaatsen drukken, 806 Amos 3:9 | de bergen van Samaria, en ziet de grote beroerten in het 807 Amos 4:2 | Zijn heiligheid, dat er, ziet, dagen over ulieden zullen 808 Amos 6:2 | Gaat over naar Kalne, en ziet toe; en gaat van daar naar 809 Amos 6:11| 11      Want ziet, de HEERE geeft bevel, en 810 Amos 6:14| 14      Want ziet, Ik zal over ulieden, o 811 Amos 7:1 | deed mij aldus zien; en ziet, Hij formeerde sprinkhanen, 812 Amos 7:1 | opkomens van het nagras; en ziet, het was het nagras, na 813 Amos 7:4 | Heere HEERE aldus zien; en ziet, de Heere HEERE riep uit, 814 Amos 7:7 | deed Hij mij aldus zien; en ziet, de Heere stond op een muur, 815 Amos 7:8 | HEERE zeide tot mij: Wat ziet gij, Amos? En ik zeide: 816 Amos 8:1 | deed mij aldus zien; en ziet, een korf met zomervruchten. ~ 817 Amos 8:2 | 2      En Hij zeide: Wat ziet gij Amos? En ik zeide: Een 818 Amos 8:11| 11      Ziet, de dagen komen, spreekt 819 Amos 9:8 | 8      Ziet, de ogen des Heeren HEEREN 820 Amos 9:9 | 9      Want ziet, Ik geef bevel, en Ik zal 821 Amos 9:13| 13      Ziet, de dagen komen, spreekt 822 Oba 1:2 | 2      Ziet, Ik heb u klein gemaakt 823 Mic 1:3 | 3      Want ziet, de HEERE gaat uit van Zijn 824 Mic 2:3 | Daarom, alzo zegt de HEERE: Ziet, Ik denk een kwaad over 825 Mic 6:9 | tot de stad (want Uw Naam ziet het wezen): Hoort de roede, 826 Nah 1:15 | 15      Ziet op de bergen de voeten desgenen, 827 Nah 2:13 | 13      Ziet, Ik wil aan u, spreekt de 828 Nah 3:5 | 5      Ziet, Ik wil aan u, spreekt de 829 Nah 3:13 | 13      Ziet, uw volk zal in het midden 830 Zep 3:19 | 19      Ziet, Ik zal te dien tijde al 831 Zac 1:8 | Ik zag des nachts, en ziet, een Man rijdende op een 832 Zac 1:11 | het land doorwandeld, en ziet, het ganse land zit en het 833 Zac 1:18 | mijn ogen op, en zag; en ziet, er waren vier hoornen. ~ 834 Zac 2:1 | mijn ogen op, en ik zag; en ziet, er was een man, en in zijn 835 Zac 2:3 | 3      En ziet, de Engel, Die met mij sprak, 836 Zac 2:9 | 9      Want ziet, Ik zal Mijn hand over henlieden 837 Zac 3:8 | zijn een wonderteken; want ziet, Ik zal Mijn Knecht, de 838 Zac 3:9 | 9      Want ziet, aangaande dien steen, welken 839 Zac 3:9 | zullen zeven ogen wezen; ziet, Ik zal zijn graveersel 840 Zac 4:2 | En Hij zeide tot mij: Wat ziet gij? En ik zeide: Ik zie, 841 Zac 4:2 | En ik zeide: Ik zie, en ziet, een geheel gouden kandelaar, 842 Zac 5:1 | weder op, en ik zag; en ziet, een vliegende rol. ~ 843 Zac 5:2 | En Hij zeide tot mij: Wat ziet gij? En ik zeide: Ik zie 844 Zac 5:7 | 7      En ziet, een plaat van lood werd 845 Zac 5:9 | mijn ogen op, en ik zag; en ziet, twee vrouwen kwamen voort, 846 Zac 6:1 | weder op, en ik zag; en ziet, vier wangens gingen er 847 Zac 6:12 | der heirscharen, zeggende: Ziet, een Man, Wiens naam is 848 Zac 8:7 | de HEERE der heirscharen: Ziet, Ik zal Mijn volk verlossen 849 Zac 9:4 | 4      Ziet, de HEERE zal haar uit het 850 Zac 9:9 | gij dochter Jeruzalems! Ziet, uw Koning zal u komen, 851 Zac 11:6 | spreekt de HEERE; maar ziet, Ik zal de mensen overleveren, 852 Zac 11:16 | 16      Want ziet, Ik zal een herder verwekken 853 Zac 12:2 | 2      Ziet, Ik zal Jeruzalem stellen 854 Zac 14:1 | 1      Ziet, de dag komt den HEERE, 855 Mal 1:13 | 13      Nog zegt gij: Ziet, wat een vermoeidheid! maar 856 Mal 2:3 | 3      Ziet, Ik zal u het zaad verderven; 857 Mal 3:1 | 1      Ziet, Ik zende Mijn engel, die 858 Mal 3:1 | Denwelken gij lust hebt; ziet, Hij komt, zegt de HEERE 859 Mal 4:1 | 1   Want ziet, die dag komt, brandende 860 Mal 4:5 | 5   Ziet, Ik zende ulieden den profeet 861 Matt 1:20| deze dingen in den zin had, ziet, de engel des Heeren verscheen 862 Matt 1:23| 23 Ziet, de maagd zal zwanger worden, 863 Matt 2:1 | van den koning Herodes, ziet, enige wijzen van het Oosten 864 Matt 2:9 | hebbende, zijn heengereisd; en ziet, de ster, die zij in het 865 Matt 2:13| zij nu vertrokken waren, ziet, de engel des Heeren verschijnt 866 Matt 2:19| Herodes nu gestorven was, ziet, de engel des Heeren verschijnt 867 Matt 2:39| opgeklommen uit het water; en ziet, de hemelen werden Hem geopend, 868 Matt 2:40| 17 En ziet, een stem uit de hemelen, 869 Matt 4:11| de duivel van Hem af; en ziet, de engelen zijn toegekomen, 870 Matt 5:28| dat zo wie een vrouw aan ziet, om dezelve te begeren, 871 Matt 6:4 | Vader, Die in het verborgen ziet, Die zal het u in het openbaar 872 Matt 6:6 | Vader, Die in het verborgen ziet, zal het u in het openbaar 873 Matt 6:18| Vader, Die in het verborgen ziet, zal het u in het openbaar 874 Matt 7:3 | 3 En wat ziet gij den splinter, die in 875 Matt 8:2 | 2 En ziet, een melaatse kwam, en aanbad 876 Matt 8:24| 24 En ziet, er ontstond een grote onstuimigheid 877 Matt 8:29| 29 En ziet, zij riepen, zeggende: Jezus, 878 Matt 8:32| in de kudde zwijnen; en ziet, de gehele kudde zwijnen 879 Matt 8:34| 34 En ziet, de gehele stad ging uit, 880 Matt 9:1 | en kwam in Zijn stad. En ziet, zij brachten tot Hem een 881 Matt 9:3 | 3 En ziet, sommigen der Schriftgeleerden 882 Matt 9:10| huis van Mattheus aanzat, ziet, vele tollenaars en zondaars 883 Matt 9:18| deze dingen tot hen sprak, ziet, een overste kwam en aanbad 884 Matt 9:20| 20 (En ziet, een vrouw die twaalf jaren 885 Matt 9:30| gestrengelijk verboden, zeggende: Ziet, dat het niemand wete. ~ 886 Matt 9:32| Als dezen nu uitgingen, ziet, zo brachten zij tot Hem 887 Matt 10:16| 16 Ziet, Ik zend u als schapen in 888 Matt 11:4 | weder, hetgeen gij hoort en ziet: ~ 889 Matt 11:8 | zachte klederen bekleed? Ziet, die zachte klederen dragen, 890 Matt 11:10| denwelken geschreven staat: Ziet, Ik zend Mijn engel voor 891 Matt 11:19| drinkende, en zij zeggen: Ziet daar, een Mens, Die een 892 Matt 12:10| 10 En ziet, er was een mens, die een 893 Matt 12:18| 18 Ziet, Mijn Knecht, Welken Ik 894 Matt 12:41| prediking van Jonas; en ziet, meer dan Jonas is hier! ~ 895 Matt 12:42| wijsheid van Salomo; en ziet, meer dan Salomo is hier! ~ 896 Matt 12:46| nog tot de scharen sprak, ziet, Zijn moeder en broeders 897 Matt 12:49| Zijn discipelen, zeide Hij: Ziet, Mijn moeder en Mijn broeders. ~ 898 Matt 13:3 | gelijkenissen, zeggende: Ziet, een zaaier ging uit om 899 Matt 13:17| zien de dingen, die gij ziet, en hebben ze niet gezien; 900 Matt 15:22| 22 En ziet, een Kananese vrouw, uit 901 Matt 16:6 | En Jezus zeide tot hen: Ziet toe, en wacht u van den 902 Matt 17:3 | 3 En ziet, van hen werden gezien Mozes 903 Matt 17:5 | 5 Terwijl hij nog sprak, ziet, een luchtige wolk heeft 904 Matt 17:5 | heeft hen overschaduwd; en ziet, een stem uit de wolk, zeggende: 905 Matt 18:10| 10 Ziet toe, dat gij niet een van 906 Matt 19:16| 16 En ziet, er kwam een tot Hem, en 907 Matt 20:18| 18 Ziet, wij gaan op naar Jeruzalem, 908 Matt 20:30| 30 En ziet, twee blinden, zittende 909 Matt 22:4 | zeggende: Zegt den genoden: Ziet, ik heb mijn middagmaal 910 Matt 22:16| niemand vraagt; want Gij ziet den persoon der mensen niet 911 Matt 23:34| 34 Daarom ziet, Ik zend tot u profeten, 912 Matt 23:38| 38 Ziet, uw huis wordt u woest gelaten. ~ 913 Matt 24:2 | En Jezus zeide tot hen: Ziet gij niet al deze dingen? 914 Matt 24:4 | antwoordende, zeide tot hen: Ziet toe, dat u niemand verleide. ~ 915 Matt 24:6 | geruchten van oorlogen; ziet toe, wordt niet verschrikt; 916 Matt 24:23| tot ulieden zal zeggen: Ziet, hier is de Christus, of 917 Matt 24:25| 25 Ziet, Ik heb het u voorzegd! ~ 918 Matt 24:26| dan tot u zullen zeggen: Ziet, hij is in de woestijn; 919 Matt 24:26| woestijn; gaat niet uit; Ziet, hij is in de binnenkameren; 920 Matt 25:6 | middernacht geschiedde een geroep: Ziet, de bruidegom komt, gaat 921 Matt 26:45| Slaapt nu voort, en rust; ziet, de ure is nabij gekomen, 922 Matt 26:46| Staat op, laat ons gaan; ziet, hij is nabij, die Mij verraadt. ~ 923 Matt 26:47| 47 En als Hij nog sprak, ziet, Judas, een van de twaalven, 924 Matt 26:51| 51 En ziet, een van degenen, die met 925 Matt 26:65| wij nog getuigen van node? Ziet, nu hebt gij Zijn gods lastering 926 Matt 27:51| 51 En ziet, het voorhangsel des tempels 927 Matt 28:2 | 2 En ziet, er geschiedde een grote 928 Matt 28:6 | gezegd heeft. Komt herwaarts, ziet de plaats, waar de Heere 929 Matt 28:7 | opgestaan is van de doden; en ziet, Hij gaat u voor naar Galilea, 930 Matt 28:7 | daar zult gij Hem zien. Ziet, ik heb het ulieden gezegd. ~ 931 Matt 28:9 | discipelen te boodschappen, ziet, Jezus is haar ontmoet, 932 Matt 28:11| 11 En als zij heengingen, ziet, enigen van de wacht kwamen 933 Matt 28:20| 20 En ziet, Ik ben met ulieden al de 934 Mark 1:2 | geschreven is in de profeten: Ziet, Ik zend Mijn engel voor 935 Mark 3:34| om Hem zaten, zeide Hij: Ziet, Mijn moeder en Mijn broeders. ~ 936 Mark 4:3 | 3 Hoort toe: ziet, een zaaier ging uit om 937 Mark 4:24| 24 En Hij zeide tot hen: Ziet, wat gij hoort. Met wat 938 Mark 5:22| 22 En ziet, er kwam een van de oversten 939 Mark 5:31| discipelen zeiden tot Hem: Gij ziet, dat de schare U verdringt, 940 Mark 8:15| Hij gebood hun, zeggende: Ziet toe, wacht u van den zuurdesem 941 Mark 8:18| 18 Ogen hebbende, ziet gij niet? En oren hebbende, 942 Mark 10:33| 33 Zeggende: Ziet, wij gaan op naar Jeruzalem, 943 Mark 12:14| niemand vraagt; want Gij ziet den persoon der mensen niet 944 Mark 13:2 | antwoordende, zeide tot hem: Ziet gij deze grote gebouwen? 945 Mark 13:5 | antwoordende, begon te zeggen: Ziet toe, dat u niemand verleide. ~ 946 Mark 13:9 | 9 Maar ziet gij voor uzelven toe; want 947 Mark 13:21| tot ulieden zal zeggen: Ziet, hier is de Christus; of 948 Mark 13:21| hier is de Christus; of ziet, Hij is daar; gelooft het 949 Mark 13:23| 23 Maar gijlieden ziet toe; ziet, Ik heb u alles 950 Mark 13:23| Maar gijlieden ziet toe; ziet, Ik heb u alles voorzegd! ~ 951 Mark 13:33| 33 Ziet toe, waakt en bidt; want 952 Mark 14:41| genoeg, de ure is gekomen; ziet, de Zoon des mensen wordt 953 Mark 14:42| Staat op, laat ons gaan; ziet, die Mij verraadt, is nabij. ~ 954 Mark 15:35| stonden, dit horende, zeiden: Ziet, Hij roept Elias. ~ 955 Mark 16:6 | opgestaan; Hij is hier niet; ziet de plaats, waar zij Hem 956 Luk 2:9 | 9 En ziet, een engel des Heeren stond 957 Luk 2:10 | hen: Vreest niet, want, ziet, ik verkondig u grote blijdschap, 958 Luk 2:25 | 25 En ziet, er was een mens te Jeruzalem, 959 Luk 5:12 | in een dier steden was, ziet, er was een man vol melaatsheid; 960 Luk 5:18 | 18 En ziet, enige mannen brachten op 961 Luk 6:23 | en zijt vrolijk; want, ziet, uw loon is groot in den 962 Luk 6:41 | 41 En wat ziet gij den splinter, die in 963 Luk 6:42 | die in uw oog is, niet ziet? Gij geveinsde! doe eerst 964 Luk 7:25 | zachte klederen bekleed? Ziet, die in heerlijke kleding 965 Luk 7:27 | van welken geschreven is: Ziet, Ik zende Mijn engel voor 966 Luk 7:34 | drinkende, en gij zegt: Ziet daar, een Mens, Die een 967 Luk 7:37 | 37 En ziet, een vrouw in de stad, welke 968 Luk 7:44 | vrouw, zeide tot Simon: Ziet gij deze vrouw? Ik ben in 969 Luk 8:18 | 18 Ziet dan, hoe gij hoort; want 970 Luk 8:41 | 41 En ziet, er kwam een man, wiens 971 Luk 9:30 | 30 En ziet, twee mannen spraken met 972 Luk 9:38 | 38 En ziet, een man van de schare riep 973 Luk 9:62 | aan den ploeg slaat, en ziet naar hetgeen achter is, 974 Luk 10:3 | 3 Gaat henen; ziet, Ik zend u als lammeren 975 Luk 10:19 | 19 Ziet, Ik geve u de macht, om 976 Luk 10:23 | ogen, die zien, hetgeen gij ziet. ~ 977 Luk 10:24 | begeerd te zien, hetgeen gij ziet, en hebben het niet gezien; 978 Luk 10:25 | 25 En ziet, een zeker wetgeleerde stond 979 Luk 11:31 | wijsheid van Salomo; en ziet, meer dan Salomo is hier. ~ 980 Luk 11:32 | prediking van Jonas; en ziet, meer dan Jonas is hier! ~ 981 Luk 11:41 | aalmoes, hetgeen daarin is; en ziet, alles is u rein. ~ 982 Luk 12:15 | 15 En Hij zeide tot hen: Ziet toe en wacht u van de gierigheid; 983 Luk 12:54 | scharen: Wanneer gij een wolk ziet opgaan van het westen, terstond 984 Luk 12:55 | wanneer gij den zuidenwind ziet waaien, zo zegt gij: Er 985 Luk 13:11 | 11 En ziet, er was een vrouw, die een 986 Luk 13:16 | Abrahams is, welke de satan, ziet, nu achttien jaren gebonden 987 Luk 13:30 | 30 En ziet, er zijn laatsten, die de 988 Luk 13:35 | 35 Ziet, uw huis wordt ulieden woest 989 Luk 14:2 | 2 En ziet, er was een zeker waterzuchtig 990 Luk 17:21 | En men zal niet zeggen: Ziet hier, of ziet daar, want, 991 Luk 17:21 | niet zeggen: Ziet hier, of ziet daar, want, ziet, het Koninkrijk 992 Luk 17:21 | hier, of ziet daar, want, ziet, het Koninkrijk Gods is 993 Luk 17:23 | zij zullen tot u zeggen: Ziet hier, of ziet daar is Hij; 994 Luk 17:23 | u zeggen: Ziet hier, of ziet daar is Hij; gaat niet heen, 995 Luk 18:31 | Zich, en zeide tot hen: Ziet, wij gaan op naar Jeruzalem, 996 Luk 21:8 | 8 En Hij zeide: Ziet, dat gij niet verleid wordt; 997 Luk 21:28 | beginnen te geschieden, zo ziet omhoog, en heft uw hoofden 998 Luk 21:29 | tot hen een gelijkenis: Ziet den vijgeboom, en al de 999 Luk 21:30 | uitspruiten, en gij dat ziet, zo weet gij uit uzelven, 1000 Luk 22:10 | 10 En Hij zeide tot hen: Ziet, als gij in de stad zult


1-500 | 501-1000 | 1001-1125

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License