1-500 | 501-1000 | 1001-1095
Book Chapter: Verse
1 Gen 29:32 | Daarom eten de kinderen Israels de verrukte zenuw niet,
2 Gen 30:20 | op, en noemde het: De God Israels is God! ~ ~
3 Gen 33:31 | regeerde over de kinderen Israels. ~
4 Gen 38:5 | 5 Alzo kwamen Israels zonen om te kopen onder
5 Gen 44:13 | zijn rechterhand, tegenover Israels linkerhand, en Manasse met
6 Gen 44:13 | zijn linkerhand, tegenover Israels rechterhand, en hij deed
7 Gen 45:16 | richten, als een der stammen Israels. ~
8 Gen 45:24 | hij een herder, een steen Israels; ~
9 Exo 1:7 | 7 Zo werden de kinderen Israels vruchtbaar en wiesen overvloedig,
10 Exo 1:9 | Ziet, het volk der kinderen Israels is veel, ja, machtiger dan
11 Exo 1:12 | waren vanwege de kinderen Israels. ~
12 Exo 1:13 | Egyptenaars deden de kinderen Israels dienen met hardigheid. ~
13 Exo 2:23 | gestorven was, dat de kinderen Israels zuchtten en schreeuwden
14 Exo 2:25 | 25 En God zag de kinderen Israels aan, en God kende hen. ~ ~
15 Exo 3:9 | het geschrei der kinderen Israels is tot Mij gekomen; en ook
16 Exo 3:10 | gij Mijn volk (de kinderen Israels) uit Egypte voert. ~
17 Exo 3:11 | gaan; en dat ik de kinderen Israels uit Egypte zou voeren? ~
18 Exo 3:13 | wanneer ik kom tot de kinderen Israels, en zeg tot hen: De God
19 Exo 3:14 | zult gij tot de kinderen Israels zeggen: Ik ZAL ZIJN heeft
20 Exo 3:15 | zult gij tot de kinderen Israels zeggen: De HEERE, de God
21 Exo 4:29 | de oudsten der kinderen Israels. ~
22 Exo 4:31 | dat de HEERE de kinderen Israels bezocht, en dat Hij hun
23 Exo 5:14 | ambtlieden der kinderen Israels, die Farao's aandrijvers
24 Exo 5:15 | ambtlieden der kinderen Israels, en schreeuwden tot Farao,
25 Exo 5:19 | ambtlieden der kinderen Israels, dat het kwalijk met hen
26 Exo 6:4 | het gekerm der kinderen Israels, die de Egyptenaars in dienstbaarheid
27 Exo 6:5 | Derhalve zeg tot de kinderen Israels: Ik ben de HEERE! en Ik
28 Exo 6:8 | sprak alzo tot de kinderen Israels; doch zij hoorden naar Mozes
29 Exo 6:10 | Egypte, dat hij de kinderen Israels uit zijn land trekken late. ~
30 Exo 6:11 | zeggende: Zie, de kinderen Israels hebben naar mij niet gehoord;
31 Exo 6:12 | hun bevel aan de kinderen Israels, en aan Farao, den koning
32 Exo 6:12 | van Egypte, om de kinderen Israels uit Egypteland te leiden. ~
33 Exo 6:25 | zeide: Leidt de kinderen Israels uit Egypteland, naar hun
34 Exo 6:26 | spraken, opdat zij de kinderen Israels uit Egypte leidden; dit
35 Exo 7:2 | spreken, dat hij de kinderen Israels uit zijn land trekken laat. ~
36 Exo 7:4 | Mijn volk, de kinderen Israels, uit Egypteland, door grote
37 Exo 7:5 | uitstrekke, en de kinderen Israels uit het midden van hen uitleide. ~
38 Exo 9:4 | van al wat van de kinderen Israels is. ~
39 Exo 9:6 | van het vee der kinderen Israels stierf niet een. ~
40 Exo 9:26 | Gosen, waar de kinderen Israels waren, daar was geen hagel. ~
41 Exo 9:35 | verstokt, dat hij de kinderen Israels niet trekken liet, gelijk
42 Exo 10:20 | hart, dat hij de kinderen Israels niet liet trekken. ~
43 Exo 10:23 | maar bij al de kinderen Israels was het licht in hun woningen. ~
44 Exo 11:7 | 7 Maar bij alle kinderen Israels zal niet een hond zijn tong
45 Exo 11:10 | hart, dat hij de kinderen Israels uit zijn land niet trekken
46 Exo 12:27 | voor de huizen der kinderen Israels voorbijging in Egypte, toen
47 Exo 12:28 | 28 En de kinderen Israels gingen en deden het, gelijk
48 Exo 12:35 | 35 De kinderen Israels nu hadden gedaan naar het
49 Exo 12:37 | Alzo reisden de kinderen Israels uit van Rameses naar Sukkoth,
50 Exo 12:40 | woning, die de kinderen Israels in Egypte gewoond hebben,
51 Exo 12:42 | worden, van al de kinderen Israels, onder hun geslachten. ~
52 Exo 12:50 | 50 En alle kinderen Israels deden het; gelijk als de
53 Exo 12:51 | dat de HEERE de kinderen Israels uit Egypteland leidde, naar
54 Exo 13:2 | opent onder de kinderen Israels, van mensen en van beesten,
55 Exo 13:18 | der Schelfzee. De kinderen Israels nu togen bij vijven uit
56 Exo 13:19 | een zwaren eed de kinderen Israels bezworen, zeggende: God
57 Exo 14:2 | 2 Spreek tot de kinderen Israels, dat zij wederkeren, en
58 Exo 14:3 | zal zeggen van de kinderen Israels: Zij zijn verward in het
59 Exo 14:8 | Egypte, dat hij de kinderen Israels najaagde; doch de kinderen
60 Exo 14:8 | najaagde; doch de kinderen Israels waren door een hoge hand
61 Exo 14:10 | was, zo hieven de kinderen Israels hun ogen op, en ziet, de
62 Exo 14:10 | toen riepen de kinderen Israels tot den HEERE. ~
63 Exo 14:15 | tot Mij? Zeg den kinderen Israels, dat zij voorttrekken. ~
64 Exo 14:16 | dezelve, dat de kinderen Israels door het midden der zee
65 Exo 14:22 | 22 En de kinderen Israels zijn ingegaan in het midden
66 Exo 14:29 | 29 Maar de kinderen Israels gingen op het droge, in
67 Exo 15:1 | zong Mozes en de kinderen Israels de HEERE dit lied, en spraken,
68 Exo 15:19 | wederkeren; maar de kinderen Israels zijn op het droge in het
69 Exo 16:1 | vergadering der kinderen Israels in de woestijn Sin, welke
70 Exo 16:2 | vergadering der kinderen Israels murmureerde tegen Mozes
71 Exo 16:3 | 3 En de kinderen Israels zeiden tot hen: Och, dat
72 Exo 16:6 | Aaron tot al de kinderen Israels: Aan den avond, dan zult
73 Exo 16:9 | vergadering der kinderen Israels: Nadert voor het aangezicht
74 Exo 16:10 | vergadering der kinderen Israels sprak, en zij zich naar
75 Exo 16:12 | murmureringen der kinderen Israels gehoord; spreek tot hen,
76 Exo 16:15 | 15 Toen het de kinderen Israels zagen, zo zeiden zij, de
77 Exo 16:17 | 17 En de kinderen Israels deden alzo, en verzamelden,
78 Exo 16:31 | 31 En het huis Israels noemde deszelfs naam Man;
79 Exo 16:35 | 35 En de kinderen Israels aten Man veertig jaren,
80 Exo 17:1 | vergadering van de kinderen Israels, naar hun dagreizen, uit
81 Exo 17:7 | om de twist der kinderen Israels, en omdat zij den HEERE
82 Exo 18:8 | Egyptenaren gedaan had, om Israels wil; al de moeite, die hun
83 Exo 19:1 | uittrekken der kinderen Israels uit Egypteland, ten zelfden
84 Exo 19:3 | spreken, en den kinderen Israels verkondigen: ~
85 Exo 19:6 | die gij tot de kinderen Israels spreken zult. ~
86 Exo 20:22 | zult gij tot de kinderen Israels zeggen: Gij hebt gezien,
87 Exo 24:5 | jongelingen van de kinderen Israels, die brandofferen offerden,
88 Exo 24:11 | afgezonderden van de kinderen Israels; maar zij aten en dronken,
89 Exo 24:17 | in de ogen der kinderen Israels. ~
90 Exo 25:2 | 2 Spreek tot de kinderen Israels, dat zij voor Mij een hefoffer
91 Exo 25:22 | gebieden zal aan de kinderen Israels. ~
92 Exo 27:20 | Gij nu zult de kinderen Israels gebieden, dat zij tot u
93 Exo 27:21 | geslachten, vanwege de kinderen Israels. ~ ~
94 Exo 28:1 | het midden der kinderen Israels, om Mij het priesterambt
95 Exo 28:12 | gedachtenis voor de kinderen Israels; en Aaron zal hun namen
96 Exo 28:30 | dat gericht der kinderen Israels geduriglijk op zijn hart
97 Exo 28:38 | dingen, welke de kinderen Israels zullen geheiligd hebben,
98 Exo 29:28 | inzetting vanwege de kinderen Israels; want het is een hefoffer;
99 Exo 29:28 | hefoffer vanwege de kinderen Israels zal zijn van hun dankofferen;
100 Exo 29:43 | Ik komen tot de kinderen Israels; opdat zij geheiligd worden
101 Exo 29:45 | het midden der kinderen Israels wonen, en Ik zal hun tot
102 Exo 30:12 | gij de som van de kinderen Israels opnemen zult, naar de getelden
103 Exo 30:16 | verzoeningen van de kinderen Israels nemen, en zult het leggen
104 Exo 30:16 | en het zal den kinderen Israels ter gedachtenis zijn, voor
105 Exo 30:31 | gij zult tot de kinderen Israels spreken, zeggende: Dit zal
106 Exo 31:13 | spreek tot de kinderen Israels, zeggende: Gij zult evenwel
107 Exo 31:16 | 16 Dat dan de kinderen Israels de sabbat houden, de sabbat
108 Exo 31:17 | Mij en tussen de kinderen Israels een teken in eeuwigheid
109 Exo 32:20 | en deed het den kinderen Israels drinken. ~
110 Exo 33:20 | en deed het den kinderen Israels drinken. ~
111 Exo 34:5 | gezegd: Zeg tot de kinderen Israels: Gij zijt een hardnekkig
112 Exo 34:6 | 6 De kinderen Israels dan beroofden zichzelven
113 Exo 34:53 | Aaron en al de kinderen Israels Mozes aanzagen, ziet, zo
114 Exo 34:55 | daarna traden al de kinderen Israels toe; en hij gebood hun al
115 Exo 34:57 | sprak hij tot de kinderen Israels, wat hem geboden was. ~
116 Exo 34:58 | Zo zagen dan de kinderen Israels het aangezicht van Mozes,
117 Exo 35:1 | vergadering der kinderen Israels verzamelen, en zeide tot
118 Exo 35:4 | vergadering der kinderen Israels, zeggende: Dit is het woord,
119 Exo 35:20 | vergadering der kinderen Israels uit van voor het aangezicht
120 Exo 35:29 | dat brachten de kinderen Israels tot een vrijwillig offer
121 Exo 35:30 | zeide Mozes tot de kinderen Israels: Ziet, de HEERE heeft met
122 Exo 36:3 | hefoffer, hetwelk de kinderen Israels gebracht hadden, tot het
123 Exo 39:7 | gedachtenis voor de kinderen Israels, gelijk de HEERE aan Mozes
124 Exo 39:32 | voleind; en de kinderen Israels hadden het gemaakt naar
125 Exo 39:42 | alzo hadden de kinderen Israels het ganse werk gemaakt. ~
126 Exo 40:36 | zo reisden de kinderen Israels voort in al hun reizen. ~
127 Exo 40:38 | ogen van het ganse huis Israels in al hun reizen. ~
128 Lev 1:2 | 2 Spreek tot de kinderen Israels, en zeg tot hen: Als een
129 Lev 4:2 | 2 Spreek tot de kinderen Israels, zeggende: Als een ziel
130 Lev 7:23 | 23 Spreek tot de kinderen Israels, zeggende: Geen vet van
131 Lev 7:29 | 29 Spreek tot de kinderen Israels, zeggende: Wie zijn dankoffer
132 Lev 7:34 | hefschouder heb Ik van de kinderen Israels uit hun dankofferen genomen,
133 Lev 7:34 | gegeven, van de kinderen Israels. ~
134 Lev 7:36 | HEERE hun van de kinderen Israels te geven geboden heeft,
135 Lev 7:38 | dage als Hij den kinderen Israels gebood, dat zij hun offeranden
136 Lev 9:3 | Daarna spreek tot de kinderen Israels, zeggende: Neemt een geitenbok
137 Lev 10:11 | 11 En om den kinderen Israels te leren al de inzettingen,
138 Lev 10:14 | dankofferen der kinderen Israels gegeven. ~
139 Lev 11:2 | Spreekt tot de kinderen Israels, zeggende: Dit is het gedierte,
140 Lev 12:2 | 2Spreek tot de kinderen Israels, zeggende: Wanneer een vrouw
141 Lev 15:2 | Spreekt tot de kinderen Israels, en zegt tot hen: Een ieder
142 Lev 15:31 | Alzo zult gij de kinderen Israels afzonderen van hun onreinigheid;
143 Lev 16:5 | vergadering der kinderen Israels zal hij nemen twee geitenbokken
144 Lev 16:16 | onreinigheden der kinderen Israels, en vanwege hun overtredingen,
145 Lev 16:19 | onreinigheden der kinderen Israels. ~
146 Lev 16:21 | ongerechtigheden der kinderen Israels, en al hun overtredingen,
147 Lev 16:34 | zijn, om voor de kinderen Israels van al hun zonden, eenmaal
148 Lev 17:2 | zonen, en tot al de kinderen Israels, en zeg tot hen: Dit is
149 Lev 17:3 | 3 Een ieder van het huis Israels, die een os, of lam, of
150 Lev 17:5 | Opdat, wanneer de kinderen Israels hun slachtofferen brengen,
151 Lev 17:8 | Een ieder van het huis Israels, en van de vreemdelingen,
152 Lev 17:10 | En een ieder uit het huis Israels, en uit de vreemdelingen,
153 Lev 17:12 | Daarom heb Ik tot de kinderen Israels gezegd: Geen ziel van u
154 Lev 17:13 | ieder ook van de kinderen Israels en van de vreemdelingen,
155 Lev 17:14 | daarom heb Ik tot de kinderen Israels gezegd: Gij zult geens vleses
156 Lev 18:2 | 2 Spreek tot de kinderen Israels en zeg tot hen: Ik ben de
157 Lev 19:2 | vergadering der kinderen Israels, en zeg tot hen: Gij zult
158 Lev 20:2 | zult ook tot de kinderen Israels zeggen: Een ieder uit de
159 Lev 20:2 | Een ieder uit de kinderen Israels, of uit de vreemdelingen,
160 Lev 21:24 | zonen, en tot al de kinderen Israels. ~
161 Lev 22:2 | heilige dingen der kinderen Israels, die zij Mij heiligen, afzonderen,
162 Lev 22:3 | dingen, die de kinderen Israels den HEERE heiligen, naderen
163 Lev 22:15 | heilige dingen der kinderen Israels, die zij den HEERE zullen
164 Lev 22:18 | zonen, en tot al de kinderen Israels, en zeg tot hen: Zo wie
165 Lev 22:32 | het midden der kinderen Israels geheiligd worde; Ik ben
166 Lev 22:41 | 10 Spreek tot de kinderen Israels, en zeg tot hen: Als gij
167 Lev 22:55 | 24 Spreek tot de kinderen Israels, zeggende: In de zevende
168 Lev 22:65 | 34 Spreek tot de kinderen Israels, zeggende: Op den vijftienden
169 Lev 22:74 | weten, dat Ik de kinderen Israels in loofhutten heb doen wonen,
170 Lev 22:75 | des HEEREN tot de kinderen Israels uitgesproken. ~
171 Lev 23:2 | 2 Gebied den kinderen Israels, dat zij tot u brengen zuivere
172 Lev 23:8 | toerichten, vanwege de kinderen Israels, tot een eeuwig verbond. ~
173 Lev 23:10 | het midden der kinderen Israels, de zoon van een Egyptische
174 Lev 23:15 | 15 En tot de kinderen Israels zult gij spreken, zeggende:
175 Lev 23:23 | Mozes zeide tot de kinderen Israels, dat zij den vloeker tot
176 Lev 23:23 | stenigen zouden. En de kinderen Israels deden, gelijk als de HEERE
177 Lev 24:2 | 2 Spreek tot de kinderen Israels, en zeg tot hen: Wanneer
178 Lev 24:33 | het midden van de kinderen Israels. ~
179 Lev 24:46 | uw broeders, de kinderen Israels, een iegelijk over zijn
180 Lev 24:55 | 55 Want de kinderen Israels zijn Mij tot dienstknechten;
181 Lev 25:46 | Zich en tussen de kinderen Israels, op den berg Sinai, door
182 Lev 26:2 | 2 Spreek tot de kinderen Israels, en zeg tot hen: Wanneer
183 Lev 26:34 | geboden heeft, aan de kinderen Israels, op den berg Sinai. ~
184 Num 1:2 | vergadering der kinderen Israels, naar hun geslachten, naar
185 Num 1:52 | 52 En de kinderen Israels zullen zich legeren, een
186 Num 1:53 | vergadering van de kinderen Israels zij; daarom zullen de Levieten
187 Num 1:54 | 54 Zo deden de kinderen Israels; naar alles, wat de HEERE
188 Num 2:2 | 2 De kinderen Israels zullen zich legeren, een
189 Num 2:32 | getelden van de kinderen Israels, naar het huis hunner vaderen;
190 Num 2:34 | 34 En de kinderen Israels deden naar alles, wat de
191 Num 3:8 | en de wacht der kinderen Israels waarnemen, om den dienst
192 Num 3:9 | gegeven uit de kinderen Israels. ~
193 Num 3:12 | het midden van de kinderen Israels genomen, in plaats van allen
194 Num 3:12 | baarmoeder opent, uit de kinderen Israels; en de Levieten zullen Mijne
195 Num 3:38 | voor de wacht der kinderen Israels; en de vreemde die nadert,
196 Num 3:40 | mannelijk is onder de kinderen Israels, van een maand oud en daarboven;
197 Num 3:41 | eerstgeborenen onder de kinderen Israels, en de beesten der Levieten,
198 Num 3:41 | de beesten der kinderen Israels. ~
199 Num 3:42 | eerstgeborenen onder de kinderen Israels. ~
200 Num 3:45 | eerstgeboorte onder de kinderen Israels, en de beesten der Levieten,
201 Num 3:46 | eerstgeborenen van de kinderen Israels; ~
202 Num 3:50 | eerstgeborenen van de kinderen Israels nam hij dat geld, duizend
203 Num 5:2 | 2 Gebied den kinderen Israels, dat zij uit het leger wegzenden
204 Num 5:4 | 4 En de kinderen Israels deden alzo, en zonden hen
205 Num 5:4 | alzo deden de kinderen Israels. ~
206 Num 5:6 | 6 Spreek tot de kinderen Israels: wanneer een man of een
207 Num 5:9 | geheiligde dingen der kinderen Israels, welke zij tot den priester
208 Num 5:12 | 12 Spreek tot de kinderen Israels, en zeg tot hen: Wanneer
209 Num 6:2 | 2 Spreek tot de kinderen Israels, en zeg tot hen: Wanneer
210 Num 6:23 | zult gijlieden de kinderen Israels zegenen, zeggende tot hen: ~
211 Num 6:27 | Mijn Naam op de kinderen Israels leggen; en Ik zal hen zegenen. ~ ~
212 Num 8:6 | het midden van de kinderen Israels, en reinig hen. ~
213 Num 8:9 | vergadering der kinderen Israels doen verzamelen. ~
214 Num 8:10 | naderen; en de kinderen Israels zullen hun handen op de
215 Num 8:11 | HEEREN, vanwege de kinderen Israels; opdat zij zijn, om den
216 Num 8:14 | het midden van de kinderen Israels uitscheiden, opdat de Levieten
217 Num 8:16 | het midden van de kinderen Israels; voor de opening van alle
218 Num 8:16 | een ieder uit de kinderen Israels, heb Ik ze Mij genomen. ~
219 Num 8:17 | eerstgeborene onder de kinderen Israels is Mijn, onder de mensen
220 Num 8:18 | eerstgeborenen onder de kinderen Israels. ~
221 Num 8:19 | het midden van de kinderen Israels, om den dienst van de kinderen
222 Num 8:19 | den dienst van de kinderen Israels in de tent der samenkomst
223 Num 8:19 | en om voor de kinderen Israels verzoening te doen, dat
224 Num 8:19 | plage zij onder de kinderen Israels, als de kinderen Israels
225 Num 8:19 | Israels, als de kinderen Israels tot het heiligdom naderen
226 Num 8:20 | vergadering der kinderen Israels, aan de Levieten, naar alles,
227 Num 8:20 | Levieten, zo deden de kinderen Israels aan hen. ~
228 Num 9:2 | 2 Dat de kinderen Israels het pascha houden zouden,
229 Num 9:4 | dan sprak tot de kinderen Israels, dat zij het pascha zouden
230 Num 9:5 | alzo deden de kinderen Israels. ~
231 Num 9:7 | het midden van de kinderen Israels? ~
232 Num 9:10 | 10 Spreek tot de kinderen Israels, zeggende: Wanneer iemand
233 Num 9:17 | verreisden ook daarna de kinderen Israels; en in de plaats, waar de
234 Num 9:17 | legerden zich de kinderen Israels. ~
235 Num 9:18 | verreisden de kinderen Israels, en naar des HEEREN mond
236 Num 9:19 | verbleef, zo namen de kinderen Israels de wacht des HEEREN waar,
237 Num 9:22 | legerden zich de kinderen Israels, en verreisden niet; en
238 Num 10:12 | 12 En de kinderen Israels togen op, naar hun tochten,
239 Num 10:28 | de tochten der kinderen Israels, naar hun heiren, als zij
240 Num 11:4 | weenden ook de kinderen Israels wederom, en zeiden: Wie
241 Num 13:2 | hetwelk Ik den kinderen Israels geven zal; van elken stam
242 Num 13:3 | waren hoofden der kinderen Israels. ~
243 Num 13:24 | den tros, dien de kinderen Israels van daar afgesneden hadden. ~
244 Num 13:26 | vergadering der kinderen Israels, in de woestijn Paran, naar
245 Num 13:32 | hadden, aan de kinderen Israels, zeggende: Dat land, door
246 Num 14:2 | 2 En al de kinderen Israels murmureerden tegen Mozes
247 Num 14:5 | vergadering van de kinderen Israels. ~
248 Num 14:7 | vergadering der kinderen Israels, zeggende: Het land, door
249 Num 14:10 | samenkomst, voor al de kinderen Israels. ~
250 Num 14:27 | murmureringen van de kinderen Israels, waarmede zij tegen Mij
251 Num 14:39 | woorden tot al de kinderen Israels. Toen treurde het volk zeer. ~
252 Num 15:2 | 2 Spreek tot de kinderen Israels, en zeg tot hen: Wanneer
253 Num 15:18 | 18 Spreek tot de kinderen Israels, en zeg tot hen: Als gij
254 Num 15:25 | vergadering van de kinderen Israels, en het zal hun vergeven
255 Num 15:26 | vergadering der kinderen Israels vergeven worden, ook den
256 Num 15:29 | inboorling der kinderen Israels, en den vreemdeling, die
257 Num 15:32 | 32 Als nu de kinderen Israels in de woestijn waren, zo
258 Num 15:38 | 38 Spreek tot de kinderen Israels, en zeg tot hen: Dat zij
259 Num 16:2 | vijftig mannen uit de kinderen Israels, oversten der vergadering,
260 Num 16:38 | zij zullen den kinderen Israels tot een teken zijn. ~
261 Num 16:40 | nagedachtenis voor de kinderen Israels, opdat niemand vreemds,
262 Num 16:41 | vergadering der kinderen Israels tegen Mozes en tegen Aaron,
263 Num 17:2 | 2 Spreek tot de kinderen Israels, en neem van hen voor elk
264 Num 17:5 | murmureringen van de kinderen Israels tegen Mij, welke zij tegen
265 Num 17:6 | dan sprak tot de kinderen Israels, en al hun oversten gaven
266 Num 17:9 | HEEREN, tot al de kinderen Israels; en zij zagen het, en namen
267 Num 17:12 | Toen spraken de kinderen Israels tot Mozes, zeggende: Zie,
268 Num 18:2 | 2 Spreek tot de kinderen Israels, en neem van hen voor elk
269 Num 18:5 | murmureringen van de kinderen Israels tegen Mij, welke zij tegen
270 Num 18:6 | dan sprak tot de kinderen Israels, en al hun oversten gaven
271 Num 18:9 | HEEREN, tot al de kinderen Israels; en zij zagen het, en namen
272 Num 18:12 | Toen spraken de kinderen Israels tot Mozes, zeggende: Zie,
273 Num 18:18 | meer zij over de kinderen Israels. ~
274 Num 18:19 | het midden der kinderen Israels genomen; zij zijn ulieden
275 Num 18:21 | heilige dingen van de kinderen Israels heb Ik ze u gegeven, om
276 Num 18:24 | beweegofferen der kinderen Israels; Ik heb ze aan u gegeven,
277 Num 18:32 | dingen, die de kinderen Israels den HEERE zullen offeren,
278 Num 18:33 | het midden van de kinderen Israels. ~
279 Num 18:35 | 22 En de kinderen Israels zullen niet meer naderen
280 Num 18:36 | het midden van de kinderen Israels zullen zij geen erfenis
281 Num 18:37 | de tienden der kinderen Israels, die zij den HEERE tot een
282 Num 18:37 | het midden van de kinderen Israels geen erfenis erven. ~
283 Num 18:39 | Wanneer gij van de kinderen Israels de tienden zult ontvangen
284 Num 18:41 | die gij van de kinderen Israels zult hebben ontvangen; en
285 Num 18:45 | heilige dingen van de kinderen Israels niet ontheiligen, opdat
286 Num 19:5 | meer zij over de kinderen Israels. ~
287 Num 19:6 | het midden der kinderen Israels genomen; zij zijn ulieden
288 Num 19:8 | heilige dingen van de kinderen Israels heb Ik ze u gegeven, om
289 Num 19:11 | beweegofferen der kinderen Israels; Ik heb ze aan u gegeven,
290 Num 19:19 | dingen, die de kinderen Israels den HEERE zullen offeren,
291 Num 19:20 | het midden van de kinderen Israels. ~
292 Num 19:22 | 22 En de kinderen Israels zullen niet meer naderen
293 Num 19:23 | het midden van de kinderen Israels zullen zij geen erfenis
294 Num 19:24 | de tienden der kinderen Israels, die zij den HEERE tot een
295 Num 19:24 | het midden van de kinderen Israels geen erfenis erven. ~
296 Num 19:26 | Wanneer gij van de kinderen Israels de tienden zult ontvangen
297 Num 19:28 | die gij van de kinderen Israels zult hebben ontvangen; en
298 Num 19:32 | heilige dingen van de kinderen Israels niet ontheiligen, opdat
299 Num 20:1 | 1 Als de kinderen Israels, de ganse vergadering, in
300 Num 20:13 | Meriba, daar de kinderen Israels met den HEERE om getwist
301 Num 20:19 | Toen zeiden de kinderen Israels tot hem: Wij zullen door
302 Num 20:22 | van Kades; en de kinderen Israels kwamen, de ganse vergadering,
303 Num 20:24 | hetwelk Ik aan de kinderen Israels gegeven heb, omdat gijlieden
304 Num 21:10 | Toen verreisden de kinderen Israels, en zij legerden zich te
305 Num 22:3 | aangezicht van de kinderen Israels.
306 Num 25:6 | een man uit de kinderen Israels kwam, en bracht een Midianietin
307 Num 25:6 | vergadering der kinderen Israels, toen zij weenden voor de
308 Num 25:8 | plaag van over de kinderen Israels opgehouden. ~
309 Num 25:11 | grimmigheid van over de kinderen Israels afgewend, dewijl hij Mijn
310 Num 25:11 | derzelve, zodat Ik de kinderen Israels in Mijn ijver niet vernield
311 Num 25:13 | gedaan heeft voor de kinderen Israels. ~
312 Num 26:2 | vergadering der kinderen Israels op, van twintig jaren oud
313 Num 26:4 | geboden had, en den kinderen Israels, die uit Egypteland uitgetogen
314 Num 26:51 | de getelden van de zonen Israels: zeshonderd een duizend
315 Num 26:62 | geteld onder de kinderen Israels, omdat hun geen erfenis
316 Num 26:62 | gegeven werd onder de kinderen Israels. ~
317 Num 26:63 | priester, die de kinderen Israels telden in de vlakke velden
318 Num 26:64 | priester, als zij de kinderen Israels telden in de woestijn van
319 Num 27:8 | 8 En tot de kinderen Israels zult gij spreken, zeggende:
320 Num 27:11 | bezitte. Dit zal den kinderen Israels tot een inzetting des rechts
321 Num 27:12 | hetwelk Ik den kinderen Israels gegeven heb. ~
322 Num 27:20 | vergadering der kinderen Israels. ~
323 Num 27:21 | hij, en al de kinderen Israels met hem, en de ganse vergadering. ~
324 Num 28:2 | 2 Gebied den kinderen Israels, en zeg tot hen: Mijn offerande,
325 Num 29:40 | Mozes sprak tot de kinderen Israels naar al wat de HEERE Mozes
326 Num 30:1 | stammen van de kinderen Israels, zeggende: Dit is de zaak,
327 Num 31:2 | Neem de wraak der kinderen Israels van de Midianieten; daarna
328 Num 31:4 | stam onder alle stammen Israels zult gij een duizend ten
329 Num 31:9 | 9 Maar de kinderen Israels namen de vrouwen der Midianieten,
330 Num 31:12 | vergadering der kinderen Israels, in het leger, in de vlakke
331 Num 31:16 | van Bileam, den kinderen Israels, om oorzake der overtreding
332 Num 31:30 | van de helft der kinderen Israels zult gij een gevangene van
333 Num 31:42 | van de helft der kinderen Israels, welke Mozes afgedeeld had,
334 Num 31:47 | Van die helft der kinderen Israels nam Mozes een gevangene
335 Num 31:54 | gedachtenis voor de kinderen Israels, voor het aangezicht des
336 Num 31:60 | gij het hart der kinderen Israels breken, dat zij niet overtrekken
337 Num 31:62 | zij het hart der kinderen Israels, dat zij niet gingen naar
338 Num 31:70 | aangezicht der kinderen Israels, totdat wij hen aan hun
339 Num 31:71 | totdat zich de kinderen Israels tot erfelijke bezitters
340 Num 31:81 | de stammen der kinderen Israels; ~
341 Num 32:1 | zijn de reizen der kinderen Israels, die uit Egypteland uitgetogen
342 Num 32:3 | pascha, togen de kinderen Israels uit door een hoge hand,
343 Num 32:5 | 5 Als de kinderen Israels van Rameses verreisd waren,
344 Num 32:38 | uittocht van de kinderen Israels uit Egypteland, in de vijfde
345 Num 32:40 | hoorde, dat de kinderen Israels aankwamen. ~
346 Num 32:51 | 51 Spreek tot de kinderen Israels, en zeg tot hen: Wanneer
347 Num 33:2 | 2 Gebied den kinderen Israels, en zeg tot hen: Wanneer
348 Num 33:13 | Mozes gebood den kinderen Israels, zeggende: Dit is het land,
349 Num 33:29 | geboden heeft, den kinderen Israels de erfenissen uit te delen,
350 Num 34:2 | 2 Gebied den kinderen Israels, dat zij van de erfenis
351 Num 34:8 | de bezitting der kinderen Israels geven zult, zult gij van
352 Num 34:10 | 10 Spreek tot de kinderen Israels, en zeg tot hen: Wanneer
353 Num 34:15 | zullen voor de kinderen Israels, en voor den vreemdeling,
354 Num 34:34 | het midden der kinderen Israels. ~ ~
355 Num 35:1 | de vaderen der kinderen Israels. ~
356 Num 35:2 | het lot aan de kinderen Israels in erfenis te geven; en
357 Num 35:3 | stammen van de kinderen Israels tot vrouwen zouden worden,
358 Num 35:4 | 4 Als ook de kinderen Israels een jubeljaar zullen hebben,
359 Num 35:5 | gebood Mozes den kinderen Israels, naar des HEEREN mond, zeggende:
360 Num 35:7 | erfenis van de kinderen Israels niet omgewend worden van
361 Num 35:7 | tot stam; want de kinderen Israels zullen aanhangen, een ieder
362 Num 35:8 | de stammen der kinderen Israels, ter vrouw worden aan een
363 Num 35:8 | vaders; opdat de kinderen Israels erfelijk bezitten, een ieder
364 Num 35:9 | de stammen der kinderen Israels zullen aanhangen, een ieder
365 Num 35:13 | van Mozes aan de kinderen Israels geboden heeft, in de vlakke
366 Deu 1:3 | Mozes sprak tot de kinderen Israels, naar alles wat hem de HEERE
367 Deu 3:18 | uw broederen, de kinderen Israels. ~
368 Deu 4:44 | wet, die Mozes de kinderen Israels voorstelde:
369 Deu 4:45 | Mozes sprak tot de kinderen Israels, als zij uit Egypte waren
370 Deu 4:46 | Mozes sloeg, en de kinderen Israels, als zij uit Egypte waren
371 Deu 10:6 | 6 (En de kinderen Israels reisden van Beeroth-Bene-jaakan
372 Deu 24:7 | broederen, uit de kinderen Israels, en drijft gewin met hem,
373 Deu 29:1 | te maken met de kinderen Israels, in het land van Moab, boven
374 Deu 29:21 | afscheiden van al de stammen Israels, naar alle vloeken des verbonds,
375 Deu 31:19 | en leert het den kinderen Israels; legt het in hun mond; opdat
376 Deu 31:19 | getuige zij tegen de kinderen Israels. ~
377 Deu 31:22 | leerde het den kinderen Israels. ~
378 Deu 31:23 | want gij zult de kinderen Israels inbrengen in het land, dat
379 Deu 32:8 | naar het getal der kinderen Israels. ~
380 Deu 32:49 | Kanaan, dat Ik den kinderen Israels tot een bezitting geven
381 Deu 32:51 | het midden der kinderen Israels, aan het twistwater te Kades,
382 Deu 32:51 | het midden der kinderen Israels. ~
383 Deu 32:52 | land, dat Ik den kinderen Israels geven zal. ~ ~ ~
384 Deu 33:1 | de man Gods, de kinderen Israels gezegend heeft, voor zijn
385 Deu 33:5 | vergaderden, samen met de stammen Israels. ~
386 Deu 34:8 | 8 En de kinderen Israels beweenden Mozes, in de vlakke
387 Deu 34:9 | zo hoorden de kinderen Israels naar hem, en deden gelijk
388 Joz 1:2 | dat Ik hun, den kinderen Israels, geve. ~
389 Joz 2:2 | gekomen van de kinderen Israels, om dit land te doorzoeken. ~
390 Joz 3:1 | Jordaan, hij en al de kinderen Israels; en zij vernachtten aldaar,
391 Joz 3:9 | zeide Jozua tot de kinderen Israels: Nadert herwaarts, en hoort
392 Joz 3:12 | twaalf mannen uit de stammen Israels, uit iederen stam een man; ~
393 Joz 4:4 | bestellen van de kinderen Israels, uit elken stam een man. ~
394 Joz 4:5 | stammen van de kinderen Israels; ~
395 Joz 4:7 | deze stenen den kinderen Israels ter gedachtenis zijn tot
396 Joz 4:8 | 8 De kinderen Israels nu deden alzo, gelijk als
397 Joz 4:8 | stammen van de kinderen Israels; en zij brachten ze met
398 Joz 4:12 | aangezicht der kinderen Israels, gelijk als Mozes tot hen
399 Joz 4:21 | hij sprak tot de kinderen Israels, zeggende: Wanneer uw kinderen
400 Joz 5:1 | aangezicht der kinderen Israels, totdat wij daardoor gegaan
401 Joz 5:1 | aangezicht der kinderen Israels. ~
402 Joz 5:2 | besnijd wederom de kinderen Israels ten tweeden maal. ~
403 Joz 5:3 | en besneed de kinderen Israels op den heuvel der voorhuiden. ~
404 Joz 5:6 | 6 Want de kinderen Israels wandelden veertig jaren
405 Joz 5:10 | 10 Terwijl de kinderen Israels te Gilgal gelegerd lagen,
406 Joz 5:12 | gegeten hadden; en de kinderen Israels hadden geen Manna meer,
407 Joz 6:1 | aangezicht van de kinderen Israels; er ging niemand uit, en
408 Joz 7:1 | 1 Maar de kinderen Israels overtraden door overtreding
409 Joz 7:1 | HEEREN tegen de kinderen Israels. ~
410 Joz 7:12 | Daarom zullen de kinderen Israels niet kunnen bestaan voor
411 Joz 7:20 | tegen den HEERE, den God Israels, gezondigd, en heb alzo
412 Joz 7:23 | Jozua en tot al de kinderen Israels; en zij stortten ze uit
413 Joz 8:31 | des HEEREN, den kinderen Israels geboden had, achtereenvolgens
414 Joz 8:32 | aangezicht der kinderen Israels. ~
415 Joz 9:17 | 17 Want toen de kinderen Israels voorttogen, zo kwamen zij
416 Joz 9:18 | 18 En de kinderen Israels sloegen ze niet, omdat de
417 Joz 9:18 | hadden bij den HEERE, den God Israels; daarom murmureerde de ganse
418 Joz 9:19 | gezworen bij den HEERE, den God Israels; daarom kunnen wij hen niet
419 Joz 9:26 | van de hand der kinderen Israels, dat zij hen niet doodsloegen. ~
420 Joz 10:4 | Jozua en met de kinderen Israels. ~
421 Joz 10:11 | stierven, dan die de kinderen Israels met het zwaard doodden. ~
422 Joz 10:12 | het aangezicht de kinderen Israels overgaf, en zeide voor de
423 Joz 10:20 | toen Jozua en de kinderen Israels geeindigd hadden hen met
424 Joz 10:21 | zijn tong tegen de kinderen Israels geroerd. ~
425 Joz 10:40 | gelijk als de HEERE, de God Israels, geboden had. ~
426 Joz 10:42 | eenmaal; want de HEERE, de God Israels, streed voor Israel. ~
427 Joz 11:14 | vee, roofden de kinderen Israels voor zich; alleenlijk sloegen
428 Joz 11:16 | vlakke veld, en het gebergte Israels, en zijn laagte. ~
429 Joz 11:19 | vrede maakte met de kinderen Israels, behalve de Hevieten, inwoners
430 Joz 11:22 | in het land der kinderen Israels; alleenlijk bleven zij over
431 Joz 12:1 | des lands, die de kinderen Israels geslagen hebben, en hun
432 Joz 12:6 | des HEEREN, en de kinderen Israels sloegen hen, en Mozes, de
433 Joz 12:7 | Jozua sloeg, en de kinderen Israels, aan deze zijde van de Jordaan
434 Joz 12:7 | Jozua gaf het aan de stammen Israels tot een erfelijke bezitting,
435 Joz 13:6 | aangezicht der kinderen Israels; alleenlijk maak, dat het
436 Joz 13:13 | 13 Doch de kinderen Israels verdreven de Gezurieten
437 Joz 13:22 | Daartoe hebben de kinderen Israels met het zwaard gedood Bileam,
438 Joz 13:33 | erfdeel; de HEERE, de God Israels, is Zelf hunlieder Erfdeel,
439 Joz 14:1 | is nu hetgeen de kinderen Israels geerfd hebben in het land
440 Joz 14:1 | de stammen der kinderen Israels, hun hebben doen erven;
441 Joz 14:5 | alzo deden de kinderen Israels, en zij deelden het land. ~
442 Joz 14:14 | volhard had den HEERE, den God Israels, na te volgen. ~
443 Joz 17:13 | geschiedde, als de kinderen Israels sterk werden, zo maakten
444 Joz 18:1 | vergadering van de kinderen Israels verzamelde zich te Silo,
445 Joz 18:2 | bleven over onder de kinderen Israels, aan dewelken zij hun erfdeel
446 Joz 18:3 | Jozua zeide tot de kinderen Israels: Hoe lang houdt gij u zo
447 Joz 18:10 | deelde aldaar den kinderen Israels het land, naar hun afdelingen. ~
448 Joz 19:49 | landpale, zo gaven de kinderen Israels aan Jozua, den zoon van
449 Joz 19:51 | het lot aan de kinderen Israels erfelijk uitdeelden te Silo,
450 Joz 20:2 | 2Spreek tot de kinderen Israels, zeggende: Geeft voor ulieden
451 Joz 20:9 | waren voor al de kinderen Israels, en voor den vreemdeling,
452 Joz 21:1 | de stammen der kinderen Israels; ~
453 Joz 21:3 | Daarom gaven de kinderen Israels aan de Levieten van hun
454 Joz 21:8 | 8 Alzo gaven de kinderen Israels aan de Levieten deze steden
455 Joz 22:14 | de erfenis der kinderen Israels, waren acht en veertig steden
456 Joz 23:9 | en togen van de kinderen Israels, van Silo, dat in het land
457 Joz 23:11 | 11 En de kinderen Israels hoorden zeggen: Ziet, de
458 Joz 23:11 | aan de zijde der kinderen Israels. ~
459 Joz 23:12 | 12 Als de kinderen Israels dit hoorden, zo verzamelde
460 Joz 23:12 | vergadering der kinderen Israels te Silo, dat zij tegen hen
461 Joz 23:13 | 13 En de kinderen Israels zonden aan de kinderen van
462 Joz 23:33 | de ogen van de kinderen Israels, en de kinderen Israels
463 Joz 23:33 | Israels, en de kinderen Israels loofden God, en zeiden niet
464 Joz 25:2 | Alzo zegt de HEERE, de God Israels: Over gene zijde der rivier
465 Ric 1:1 | van Jozua, dat de kinderen Israels den HEERE vraagden, zeggende:
466 Ric 2:4 | woorden tot alle kinderen Israels gesproken had, zo hief het
467 Ric 2:6 | gaan, zo waren de kinderen Israels heengegaan, een ieder tot
468 Ric 2:11 | 11 Toen deden de kinderen Israels, dat kwaad was in de ogen
469 Ric 3:2 | geslachten der kinderen Israels die wisten, opdat Hij hun
470 Ric 3:5 | 5 Als nu de kinderen Israels woonden in het midden der
471 Ric 3:7 | 7 En de kinderen Israels deden, dat kwaad was in
472 Ric 3:8 | Mesopotamie; en de kinderen Israels dienden Cuschan Rischataim
473 Ric 3:9 | 9 Zo riepen de kinderen Israels tot den HEERE; en de HEERE
474 Ric 3:9 | HEERE verwekte de kinderen Israels een verlosser, die hen verloste,
475 Ric 3:12 | 12 Maar de kinderen Israels voeren voort te doen, dat
476 Ric 3:14 | 14 En de kinderen Israels dienden Eglon, koning der
477 Ric 3:15 | Toen riepen de kinderen Israels tot den HEERE, en de HEERE
478 Ric 3:15 | links was. En de kinderen Israels zonden door zijn hand een
479 Ric 3:27 | van Efraim; en de kinderen Israels togen met hem af van het
480 Ric 3:30 | Moab te dien dage onder Israels hand ten ondergebracht;
481 Ric 4:1 | 1 Maar de kinderen Israels voeren voort te doen, dat
482 Ric 4:3 | Toen riepen de kinderen Israels tot den HEERE; want hij
483 Ric 4:3 | en hij had de kinderen Israels met geweld onderdrukt, twintig
484 Ric 4:5 | van Efraim; en de kinderen Israels gingen op tot haar ten gerichte. ~
485 Ric 4:6 | Heeft de HEERE, de God Israels, niet geboden: Ga heen en
486 Ric 4:23 | aangezicht der kinderen Israels. ~
487 Ric 4:24 | En de hand der kinderen Israels ging steeds voort, en werd
488 Ric 4:27 | ik zal den HEERE, den God Israels, psalmzingen. ~
489 Ric 5:1 | 1 Maar de kinderen Israels deden, dat kwaad was in
490 Ric 5:2 | maakten zich de kinderen Israels, vanwege de Midianieten,
491 Ric 5:6 | Toen riepen de kinderen Israels tot den HEERE. ~
492 Ric 5:7 | geschiedde, als de kinderen Israels tot den HEERE riepen, ter
493 Ric 5:8 | profeet was, tot de kinderen Israels; die zeide tot hen: Alzo
494 Ric 5:8 | Alzo zegt de HEERE, de God Israels: Ik heb u uit Egypte doen
495 Ric 7:28 | aangezicht der kinderen Israels, en hieven hun hoofd niet
496 Ric 7:33 | gestorven was, dat de kinderen Israels zich omkeerden, en de Baals
497 Ric 7:34 | 34 En de kinderen Israels dachten niet aan den HEERE,
498 Ric 9:6 | Toen voeren de kinderen Israels voort te doen, dat kwaad
499 Ric 9:8 | en vertraden de kinderen Israels in datzelve jaar; achttien
500 Ric 9:8 | onderdrukten zij al de kinderen Israels, die aan gene zijde van
1-500 | 501-1000 | 1001-1095 |