1-500 | 501-1000 | 1001-1095
Book Chapter: Verse
501 Ric 9:10 | Toen riepen de kinderen Israels tot den HEERE, zeggende:
502 Ric 9:11 | HEERE zeide tot de kinderen Israels: Heb Ik u niet van de Egyptenaren,
503 Ric 9:15 | 15 Maar de kinderen Israels zeiden tot den HEERE: Wij
504 Ric 9:17 | daarentegen werden de kinderen Israels vergaderd, en legerden zich
505 Ric 10:21 | 21 En de HEERE, de God Israels, gaf Sihon met al zijn volk
506 Ric 10:23 | heeft nu de HEERE, de God Israels, de Amorieten voor het aangezicht
507 Ric 10:27 | heden tussen de kinderen Israels en tussen de kinderen Ammons! ~
508 Ric 10:33 | aangezicht der kinderen Israels. ~
509 Ric 10:40 | 40 Dat de dochteren Israels van jaar tot jaar heengingen,
510 Ric 12:1 | 1 En de kinderen Israels voeren voort te doen, dat
511 Ric 18:12 | niet is van de kinderen Israels; maar wij zullen voorttrekken
512 Ric 18:30 | dag af, dat de kinderen Israels uit Egypteland zijn opgetogen,
513 Ric 19:1 | Toen togen al de kinderen Israels uit, en de vergadering verzamelde
514 Ric 19:3 | hoorden, dat de kinderen Israels opgetogen naar Mizpa.) En
515 Ric 19:3 | naar Mizpa.) En de kinderen Israels zeiden: Spreekt, hoe is
516 Ric 19:7 | gij allen zijt kinderen Israels, geeft hier voor ulieden
517 Ric 19:10 | honderd, van alle stammen Israels, en honderd van duizend,
518 Ric 19:13 | hun broederen, de kinderen Israels.
519 Ric 19:14 | strijde tegen de kinderen Israels. ~
520 Ric 19:18 | 18 En de kinderen Israels maakten zich op, en togen
521 Ric 19:19 | maakten zich de kinderen Israels in den morgenstond op, en
522 Ric 19:20 | voorts schikten de mannen Israels den strijd tegen hen bij
523 Ric 19:23 | 23 En de kinderen Israels togen op, en weenden voor
524 Ric 19:24 | Zo naderden de kinderen Israels tot de kinderen van Benjamin,
525 Ric 19:25 | en velden van de kinderen Israels nog achttien duizend man
526 Ric 19:26 | Toen togen alle kinderen Israels en al het volk op, en kwamen
527 Ric 19:27 | 27 En de kinderen Israels vraagden den HEERE, want
528 Ric 19:30 | 30 En de kinderen Israels togen op, aan den derden
529 Ric 19:32 | voren; maar de kinderen Israels zeiden: Laat ons vlieden,
530 Ric 19:33 | te Baal-Thamar; ook brak Israels achterlage op uit haar plaats,
531 Ric 19:35 | sloeg de HEERE Benjamin voor Israels aangezicht; dat de kinderen
532 Ric 19:35 | aangezicht; dat de kinderen Israels op dien dag van Benjamin
533 Ric 20:5 | 5 En de kinderen Israels zeiden: Wie is er, die niet
534 Ric 20:6 | het berouwde den kinderen Israels over Benjamin, hun broeder;
535 Ric 20:18 | geven; want de kinderen Israels hebben gezworen, zeggende:
536 Ric 20:24 | 24 Ook togen de kinderen Israels te dier tijd van daar, een
537 Rut 2:12 | van den HEERE, den God Israels, onder wiens vleugelen gij
538 1Sa 1:17 | heen in vrede, en de God Israels zal uw bede geven, die gij
539 1Sa 2:28 | vuurofferen van de kinderen Israels. ~
540 1Sa 2:30 | spreekt de HEERE, de God Israels: Ik had wel klaarlijk gezegd:
541 1Sa 7:4 | 4 De kinderen Israels nu deden de Baals en de
542 1Sa 7:6 | richtte Samuel de kinderen Israels te Mizpa. ~
543 1Sa 7:7 | hoorden, dat de kinderen Israels zich vergaderd hadden te
544 1Sa 7:7 | Israel. Als de kinderen Israels dat hoorden, zo vreesden
545 1Sa 7:8 | 8 En de kinderen Israels zeiden tot Samuel: Zwijg
546 1Sa 9:2 | dan hij onder de kinderen Israels; van zijn schouderen en
547 1Sa 10:18 | hij zeide tot de kinderen Israels: Alzo heeft de HEERE, de
548 1Sa 11:8 | Bezek; en van de kinderen Israels waren driehonderd duizend,
549 1Sa 14:18 | dien dage bij de kinderen Israels. ~
550 1Sa 14:41 | sprak tot den HEERE, den God Israels: Toon den onschuldige. Toen
551 1Sa 15:6 | gedaan aan al de kinderen Israels, toen zij uit Egypte opkwamen.
552 1Sa 17:25 | 25 En de mannen Israels zeiden: Hebt gijlieden dien
553 1Sa 17:53 | Daarna keerden de kinderen Israels om, van het hittig najagen
554 1Sa 20:12 | David: De HEERE, de God Israels, indien ik mijn vader onderzocht
555 1Sa 25:32 | Gezegend zij de HEERE, de God Israels, Die u te dezen dage mij
556 1Sa 25:34 | voorzeker, de HEERE, de God Israels, leeft, Die mij verhinderd
557 1Sa 31:1 | tegen Israel; en de mannen Israels vloden voor het aangezicht
558 2Sa 1:12 | HEEREN, en over het huis Israels, omdat zij door het zwaard
559 2Sa 1:24 | 24 Gij, dochteren Israels, weent over Saul; die u
560 2Sa 5:12 | verheven had, om Zijns volks Israels wil. ~
561 2Sa 6:5 | David en het ganse huis Israels speelden voor het aangezicht
562 2Sa 6:15 | David en het ganse huis Israels de ark des HEEREN op, met
563 2Sa 7:6 | dag af, dat Ik de kinderen Israels uit Egypte opvoerde, tot
564 2Sa 7:7 | waar Ik met al de kinderen Israels heb gewandeld, heb Ik wel
565 2Sa 7:7 | gesproken met een der stammen Israels, dien Ik bevolen heb Mijn
566 2Sa 7:27 | der heirscharen, Gij, God Israels! Gij hebt voor het oor Uws
567 2Sa 10:15 | Syriers zagen, dat zij voor Israels aangezicht geslagen waren,
568 2Sa 10:18 | Maar de Syriers vloden voor Israels aangezicht, en David versloeg
569 2Sa 10:19 | waren, zagen, dat zij voor Israels aangezicht geslagen waren,
570 2Sa 12:7 | Zo zegt de HEERE, de God Israels: Ik heb u ten koning gezalfd
571 2Sa 15:2 | knecht is uit een der stammen Israels; ~
572 2Sa 16:3 | Heden zal mij het huis Israels mijns vaders koninkrijk
573 2Sa 17:4 | de ogen van alle oudsten Israels. ~
574 2Sa 19:40 | een gedeelte van het volk Israels. ~
575 2Sa 21:2 | waren niet van de kinderen Israels, maar van het overblijfsel
576 2Sa 21:2 | Amorieten; en de kinderen Israels hadden hun gezworen, maar
577 2Sa 23:3 | 3 De God Israels heeft gezegd, de Rotssteen
578 2Sa 23:3 | heeft gezegd, de Rotssteen Israels heeft tot mij gesproken:
579 1Kon 1:30| heb bij den HEERE, den God Israels, zeggende: Voorzeker zal
580 1Kon 1:48| Geloofd zij de HEERE, de God Israels, Die heden gegeven heeft
581 1Kon 2:4 | afgesneden worden van den troon Israels. ~
582 1Kon 6:1 | den uitgang der kinderen Israels uit Egypte, in het vierde
583 1Kon 6:13| in het midden der zonen Israels wonen; en Ik zal Mijn volk
584 1Kon 8:1 | vaderen, onder de kinderen Israels, tot den koning Salomo te
585 1Kon 8:9 | verbond maakte met de kinderen Israels, toen zij uit Egypteland
586 1Kon 8:15| Geloofd zij de HEERE, de God Israels, Die met Zijn mond tot mijn
587 1Kon 8:17| Naam van den HEERE, den God Israels, te bouwen. ~
588 1Kon 8:63| koning en al de kinderen Israels. ~
589 1Kon 9:20| niet waren van de kinderen Israels; ~
590 1Kon 9:21| overgebleven waren, die de kinderen Israels niet hadden kunnen verbannen,
591 1Kon 9:22| 22 Doch van de kinderen Israels maakte Salomo geen slaaf;
592 1Kon 11:2 | gezegd had tot de kinderen Israels: Gijlieden zult tot hen
593 1Kon 11:9 | had van den HEERE, den God Israels, Die hem tweemaal verschenen
594 1Kon 11:25| 25 En hij was Israels tegenpartijder al de dagen
595 1Kon 11:31| alzo zegt de HEERE, de God Israels: Zie, Ik zal het koninkrijk
596 1Kon 12:21| oorlog, om tegen het huis Israels te strijden, opdat hij het
597 1Kon 12:24| uw broederen, de kinderen Israels; een ieder kere weder tot
598 1Kon 12:33| maakte hij den kinderen Israels een feest, en offerde op
599 1Kon 14:7 | Zo zegt de HEERE, de God Israels: Daarom, dat Ik u verheven
600 1Kon 14:13| voor den HEERE, den God Israels, in het huis van Jerobeam
601 1Kon 14:24| aangezicht der kinderen Israels uit de bezitting verdreven
602 1Kon 15:30| waarmede hij den HEERE, den God Israels, getergd had. ~
603 1Kon 16:13| verwekkende den HEERE, den God Israels, door hun ijdelheden. ~
604 1Kon 16:26| verwekkende den HEERE, den God Israels, tot toorn, door hun ijdelheden. ~
605 1Kon 16:33| deed, om den HEERE, den God Israels, tot toorn te verwekken,
606 1Kon 17:1 | waarachtig als de HEERE, de God Israels, leeft, voor Wiens aangezicht
607 1Kon 17:14| zo zegt de HEERE, de God Israels: Het meel van de kruik zal
608 1Kon 18:20| Achab onder alle kinderen Israels, en verzamelde de profeten
609 1Kon 19:10| heirscharen; want de kinderen Israels hebben Uw verbond verlaten,
610 1Kon 19:14| heirscharen; want de kinderen Israels hebben Uw verbond verlaten,
611 1Kon 20:15| het volk, al de kinderen Israels, zeven duizend. ~
612 1Kon 20:27| 27 De kinderen Israels werden ook gemonsterd, en
613 1Kon 20:27| tegemoet; en de kinderen Israels legerden zich tegenover
614 1Kon 20:29| aanging; en de kinderen Israels sloegen van de Syriers honderd
615 1Kon 20:31| de koningen van het huis Israels goedertierene koningen zijn;
616 1Kon 21:26| aangezicht van de kinderen Israels uit de bezitting verdreven
617 1Kon 22:54| vertoornde den HEERE, den God Israels, naar alles, wat zijn vader
618 2Kon 2:12| vader, mijn vader, wagen Israels en zijn ruiteren! En hij
619 2Kon 8:12| wat kwaad gij den kinderen Israels doen zult; gij zult hun
620 2Kon 9:6 | Zo zegt de HEERE, de God Israels: Ik heb u gezalfd tot koning
621 2Kon 14:5 | uitkwamen; en de kinderen Israels woonden in hun tenten, als
622 2Kon 14:14| vader, mijn vader, wagen Israels en zijn ruiteren! ~
623 2Kon 17:3 | de HEERE voor de kinderen Israels verdreven had. ~
624 2Kon 18:3 | de HEERE voor de kinderen Israels verdreven had. ~
625 2Kon 19:7 | geschied, dat de kinderen Israels gezondigd hadden tegen den
626 2Kon 19:8 | aangezicht der kinderen Israels verdreven had, en der koningen
627 2Kon 19:9 | 9 En de kinderen Israels hadden de zaken, die niet
628 2Kon 19:22| Alzo wandelden de kinderen Israels in alle zonden van Jerobeam
629 2Kon 19:24| in de plaats der kinderen Israels; en zij namen Samaria erfelijk
630 2Kon 20:4 | gemaakt had, omdat de kinderen Israels tot die dagen toe haar gerookt
631 2Kon 20:5 | betrouwde op den HEERE, den God Israels, zodat na hem zijns gelijke
632 2Kon 21:15| en zeide: O HEERE, God Israels, Die tussen de cherubim
633 2Kon 21:20| spreekt de HEERE, de God Israels: Dat gij tot Mij gebeden
634 2Kon 21:22| opgeheven? Tegen den Heilige Israels! ~
635 2Kon 23:2 | aangezicht der kinderen Israels uit de bezitting verdreven
636 2Kon 23:9 | aangezicht der kinderen Israels verdelgd had. ~
637 2Kon 23:12| alzo zegt de HEERE, de God Israels: Ziet, Ik zal een kwaad
638 2Kon 24:15| Zo zegt de HEERE, de God Israels: Zegt tot den man, die u
639 2Kon 24:18| Zo zegt de HEERE, de God Israels: Aangaande de woorden, die
640 1Kro 1:43| regeerde over de kinderen Israels: Bela, de zoon van Beor;
641 1Kro 4:10| Want Jabez riep den God Israels aan, zeggende: Indien Gij
642 1Kro 5:26| 26 Zo verwekte de God Israels den geest van Pul, den koning
643 1Kro 6:64| 64 Alzo gaven de kinderen Israels aan de Levieten deze steden
644 1Kro 14:2 | verheven, om Zijns volks Israels wil. ~
645 1Kro 16:4 | dat, om den HEERE, den God Israels, te vermelden, en te loven,
646 1Kro 16:36| Geloofd zij de HEERE, de God Israels, van eeuwigheid tot eeuwigheid!
647 1Kro 17:24| heirscharen, de God van Israel, is Israels God; en het huis van David,
648 1Kro 23:2 | vreemdelingen, die in het land Israels waren; en hij bestelde steenhouwers,
649 1Kro 23:6 | gebood hem den HEERE, den God Israels, een huis te bouwen. ~
650 1Kro 24:25| gezegd: De HEERE, de God Israels, heeft Zijn volk rust gegeven,
651 1Kro 25:19| als hem de HEERE, de God Israels, geboden had. ~
652 1Kro 28:1 | Dit nu zijn de kinderen Israels naar hun getal, de hoofden
653 1Kro 29:4 | heeft mij de HEERE, de God Israels, verkoren uit mijns vaders
654 2Kro 2:12| Geloofd zij de HEERE, de God Israels, Die den hemel en de aarde
655 2Kro 5:2 | vaderen onder de kinderen Israels, te Jeruzalem, om de ark
656 2Kro 5:10| verbond maakte met de kinderen Israels, toen zij uit Egypte uitgetogen
657 2Kro 6:2 | vaderen onder de kinderen Israels, te Jeruzalem, om de ark
658 2Kro 6:10| verbond maakte met de kinderen Israels, toen zij uit Egypte uitgetogen
659 2Kro 7:11| Hij maakte met de kinderen Israels. ~
660 2Kro 8:3 | 3 En als al de kinderen Israels dat vuur zagen afdalen,
661 2Kro 9:2 | bouwde, en de kinderen Israels aldaar deed wonen. ~
662 2Kro 9:8 | waren, welke de kinderen Israels niet verdaan hadden, die
663 2Kro 9:9 | 9 Doch uit de kinderen Israels, die Salomo niet maakte
664 2Kro 11:18| schatting was; en de kinderen Israels stenigden hem met stenen,
665 2Kro 12:16| begaven, om den HEERE, den God Israels, te zoeken, dat zij den
666 2Kro 14:5 | weten, dat de HEERE, de God Israels, het koninkrijk over Israel
667 2Kro 14:12| alarmgeklank te maken; o kinderen Israels, strijdt niet tegen den
668 2Kro 14:16| 16 En de kinderen Israels vloden voor het aangezicht
669 2Kro 14:18| Alzo werden de kinderen Israels vernederd te dier tijd;
670 2Kro 16:4 | bekeerden tot den HEERE, den God Israels, en Hem zochten, zo werd
671 2Kro 16:13| al wie den HEERE, den God Israels, niet zou zoeken, zou gedood
672 2Kro 21:19| op, om den HEERE, den God Israels, met luider stem ten hoogste
673 2Kro 28:3 | aangezicht der kinderen Israels uit de bezitting verdreven
674 2Kro 28:8 | 8 En de kinderen Israels voerden van hun broederen
675 2Kro 28:19| wille van Achaz, den koning Israels; want hij had Juda afgetrokken,
676 2Kro 29:7 | het heiligdom aan de God Israels niet geofferd. ~
677 2Kro 29:10| maken met den HEERE, den God Israels, opdat de hitte Zijns toorns
678 2Kro 30:1 | Jeruzalem, om den HEERE, den God Israels, pascha te houden. ~
679 2Kro 30:5 | pascha den HEERE, den God Israels, te houden in Jeruzalem;
680 2Kro 30:6 | zeggende: Gij, kinderen Israels, bekeert u tot den HEERE,
681 2Kro 30:21| 21 Zo hielden de kinderen Israels, die te Jeruzalem gevonden
682 2Kro 31:1 | daarna keerden al de kinderen Israels weder, een ieder tot zijn
683 2Kro 31:5 | uitbrak, brachten de kinderen Israels vele eerstelingen van koren,
684 2Kro 32:17| brieven, om den HEERE, den God Israels, te honen en om tegen Hem
685 2Kro 33:2 | aangezicht der kinderen Israels uit de bezitting verdreven
686 2Kro 33:9 | aangezicht der kinderen Israels verdelgd had. ~
687 2Kro 33:16| dat zij den HEERE, den God Israels, dienen zouden. ~
688 2Kro 33:18| Naam van den HEERE, den God Israels, ziet, die zijn in de geschiedenissen
689 2Kro 34:23| Zo zegt de HEERE, de God Israels: Zegt den man, die ulieden
690 2Kro 34:26| Zo zegt de HEERE, de God Israels: Aangaande de woorden, die
691 2Kro 34:33| landen, die der kinderen Israels waren, en maakte allen,
692 2Kro 35:17| 17 En de kinderen Israels, die er gevonden werden,
693 2Kro 36:17| 17 En de kinderen Israels, die er gevonden werden,
694 2Kro 37:13| bekeerde tot den HEERE, den God Israels. ~
695 Ezra 3:1 | aankwam, en de kinderen Israels in de steden waren, verzamelde
696 Ezra 4:1 | gevangenis den HEERE, den God Israels, den tempel bouwden; ~
697 Ezra 4:3 | zullen het den HEERE, den God Israels, bouwen, gelijk als de koning
698 Ezra 6:14| naar het bevel van den God Israels, en naar het bevel van Kores,
699 Ezra 6:16| 16 En de kinderen Israels, de priesteren en Levieten,
700 Ezra 6:17| naar het getal der stammen Israels. ~
701 Ezra 6:21| 21 Alzo aten de kinderen Israels, die uit de gevangenis wedergekomen
702 Ezra 6:21| had, om den HEERE, den God Israels, te zoeken. ~
703 Ezra 7:6 | Mozes, die de HEERE, de God Israels, gegeven heeft; en de koning
704 Ezra 7:7 | sommigen van de kinderen Israels, en van de priesteren en
705 Ezra 7:15| gegeven hebben aan den God Israels, Wiens woning te Jeruzalem
706 Ezra 8:35| waren, offerden den God Israels brandofferen; twaalf varren
707 Ezra 9:1 | toe, zeggende: Het volk Israels, en de priesters, en de
708 Ezra 9:4 | voor de woorden van den God Israels beefden, om de overtreding
709 Ezra 10:10| vrouwen bij u doen wonen, om Israels schuld te vermeerderen. ~
710 Neh 1:6 | nacht, voor de kinderen Israels, Uw knechten; en ik doe
711 Neh 1:6 | over de zonden der kinderen Israels, die wij tegen U gezondigd
712 Neh 2:10 | zoeken voor de kinderen Israels. ~
713 Neh 8:1 | aankwam, en de kinderen Israels in hun steden waren, ~
714 Neh 8:15 | geboden had, dat de kinderen Israels in loofhutten zouden wonen,
715 Neh 8:18 | loofhutten; want de kinderen Israels hadden alzo niet gedaan
716 Neh 9:1 | verzamelden zich de kinderen Israels met vasten en met zakken,
717 Neh 9:2 | 2 En het zaad Israels scheidde zich af van alle
718 Neh 10:39 | 39 Want de kinderen Israels en de kinderen van Levi
719 Neh 13:2 | 2 Omdat zij den kinderen Israels niet waren tegengekomen
720 Psa 14:7 | 7Och, dat Israels verlossing uit Sion kwam!
721 Psa 22:4 | wonende onder de lofzangen Israels. ~
722 Psa 42:14 | Geloofd zij de HEERE, de God Israels, van eeuwigheid en tot in
723 Psa 53:7 | 7Och, dat Israels verlossingen uit Sion kwamen!
724 Psa 59:6 | God der heirscharen, God Israels! ontwaak, om al deze heidenen
725 Psa 68:36 | Uw heiligdommen; de God Israels, Die geeft den volke sterkte
726 Psa 69:7 | worden, die U zoeken, o God Israels! ~
727 Psa 71:22 | psalmzingen met de harp, o Heilige Israels! ~
728 Psa 72:18 | zij de HEERE God, de God Israels, Die alleen wonderen doet. ~
729 Psa 78:41 | en stelden den Heilige Israels een perk. ~
730 Psa 78:55 | erfenis, en deed de stammen Israels in hun tenten wonen. ~
731 Psa 80:2 | 2 O Herder Israels! neem ter ore, Die Jozef
732 Psa 83:5 | meer zijn; dat aan den naam Israels niet meer gedacht worde. ~
733 Psa 89:19 | koning is van den Heilige Israels. ~
734 Psa 98:3 | Zijner waarheid aan het huis Israels; en al de einden der aarde
735 Psa 103:7 | bekend gemaakt, den kinderen Israels Zijn daden. ~
736 Psa 106:48 | Geloofd zij de HEERE, de God Israels, van eeuwigheid en tot in
737 Psa 121:4 | 4Ziet, de Bewaarder Israels zal niet sluimeren, noch
738 Psa 122:4 | HEEREN, tot de getuigenis Israels, om den Naam des HEEREN
739 Psa 135:19 | 19 Gij huis Israels! looft den HEERE; gij huis
740 Psa 147:2 | Jeruzalem; Hij vergadert Israels verdrevenen.
741 Psa 148:14 | gunstgenoten, der kinderen Israels, des volks, dat nabij Hem
742 Jes 1:4 | zij hebben den Heilige Israels gelasterd, zij hebben
743 Jes 1:24 | heirscharen, de Machtige Israels: O wee! Ik zal Mij troosten
744 Jes 10:20 | op den HEERE, den Heilige Israels, oprechtelijk. ~
745 Jes 12:6 | van Sion! want de Heilige Israels is groot in het midden van
746 Jes 14:2 | plaats brengen; en het huis Israels zal hen erfelijk bezitten
747 Jes 17:3 | heerlijkheid der kinderen Israels, spreekt de HEERE der
748 Jes 17:6 | spreekt de HEERE, de God Israels. ~
749 Jes 17:7 | ogen zullen op den Heilige Israels zien. ~
750 Jes 17:9 | hebben, om der kinderen Israels wil, hoewel daar verwoesting
751 Jes 21:10 | der heirscharen, den God Israels, dat heb ik ulieden aangezegd. ~
752 Jes 21:17 | worden, want de HEERE, de God Israels, heeft het gesproken. ~ ~
753 Jes 27:12 | een, o gij kinderen Israels! ~
754 Jes 29:19 | zullen zich in de Heilige Israels verheugen. ~
755 Jes 30:11 | de baan; laat den Heilige Israels van ons ophouden! ~
756 Jes 30:12 | Daarom, zo zegt de Heilige Israels: Omdat gijlieden dit woord
757 Jes 30:15 | Heere HEERE, de Heilige Israels: Door wederkering en rust
758 Jes 31:1 | zien niet op den Heilige Israels, en zoeken den HEERE niet. ~
759 Jes 31:6 | van Denwelken de kinderen Israels diep afgeweken zijn. ~
760 Jes 37:21 | Alzo zegt de HEERE, de God Israels: Dat gij tot Mij gebeden
761 Jes 37:23 | opgeheven? Tegen den Heilige Israels! ~
762 Jes 41:14 | wormpje Jakobs, gij volkje Israels! Ik help u, spreekt de HEERE,
763 Jes 41:14 | Verlosser is de Heilige Israels! ~
764 Jes 41:16 | den HEERE; in den Heilige Israels zult gij u roemen. ~
765 Jes 41:17 | hen verhoren, Ik, de God Israels, zal hen niet verlaten. ~
766 Jes 41:20 | gedaan, en dat de Heilige Israels zulks geschapen heeft. ~
767 Jes 43:3 | HEERE, uw God, de Heilige Israels, uw Heiland; Ik heb Egypte,
768 Jes 43:14 | uw Verlosser, de Heilige Israels: Om ulieder wil heb Ik naar
769 Jes 45:4 | Jakobs, Mijns knechts wil, en Israels, Mijns uitverkorenen; ja,
770 Jes 45:11 | zegt de HEERE, de Heilige Israels, en deszelfs Formeerder:
771 Jes 45:15 | verborgen houdt, de God Israels, de Heiland. ~
772 Jes 46:3 | overblijfsel van het huis Israels! die van Mij gedragen zijt
773 Jes 47:4 | heirscharen, de Heilige Israels. ~
774 Jes 48:1 | en vermeldt den God Israels, maar niet in waarheid,
775 Jes 48:2 | en zij steunen op den God Israels; HEERE der heirscharen is
776 Jes 48:17 | uw Verlosser, de Heilige Israels: Ik ben de HEERE, uw God,
777 Jes 49:7 | getrouw is, om den Heilige Israels, Die U verkoren heeft. ~
778 Jes 54:5 | Zijn Naam; en de Heilige Israels is uw Verlosser; Hij zal
779 Jes 55:5 | wil, en om des Heiligen Israels wil, want Hij heeft u
780 Jes 56:5 | wil, en om des Heiligen Israels wil, want Hij heeft u
781 Jes 61:9 | Gods, en tot den Heilige Israels, dewijl Hij u heerlijk gemaakt
782 Jes 61:14 | het Sion van den Heilige Israels. ~
783 Jes 67:20 | gelijk als de kinderen Israels het spijsoffer in een rein
784 Jer 2:4 | geslachten van het huis Israels! ~
785 Jer 2:26 | alzo zijn die van het huis Israels beschaamd; zij, hun koningen,
786 Jer 3:20 | Mij gehandeld, gij huis Israels! spreekt de HEERE. ~
787 Jer 3:21 | en smekingen der kinderen Israels, omdat zij hun weg verkeerd,
788 Jer 3:23 | den HEERE, onzen God, is Israels heil! ~
789 Jer 5:15 | van verre brengen, o huis Israels! spreekt de HEERE; het is
790 Jer 6:9 | heirscharen: Zij zullen Israels overblijfsel vlijtiglijk
791 Jer 7:3 | der heirscharen, de God Israels: Maakt uw wegen en uw handelingen
792 Jer 7:21 | der heirscharen, de God Israels: Doet uw brandofferen tot
793 Jer 9:15 | der heirscharen, de God Israels, alzo: Ziet, Ik zal dit
794 Jer 9:26 | voorhuid, maar het ganse huis Israels heeft de voorhuid des harten. ~ ~ ~ ~ ~
795 Jer 10:1 | ulieden spreekt, o huis Israels! ~
796 Jer 11:3 | Zo zegt de HEERE, de God Israels: Vervloekt zij de man, die
797 Jer 11:10 | te dienen; het huis Israels en het huis van Juda hebben
798 Jer 11:17 | boosheid wil van het huis Israels en van het huis van Juda,
799 Jer 13:11 | alzo heb Ik het ganse huis Israels en het ganse huis van Juda
800 Jer 13:12 | Zo zegt de HEERE, de God Israels: Alle flessen zullen met
801 Jer 14:8 | 8 O Israels Verwachting, Zijn Verlosser
802 Jer 16:9 | der heirscharen, de God Israels: Ziet, Ik zal van deze plaats,
803 Jer 16:14 | HEERE leeft, Die de kinderen Israels uit Egypteland heeft
804 Jer 16:15 | HEERE leeft, Die de kinderen Israels heeft opgevoerd uit het
805 Jer 17:13 | 13 O HEERE, Israels Verwachting! allen, die
806 Jer 18:6 | deze pottenbakker, o huis Israels? spreekt de HEERE; ziet,
807 Jer 18:6 | in Mijn hand, o huis Israels! ~
808 Jer 18:13 | alzulks gehoord? De jonkvrouw Israels doet een zeer afschuwelijke
809 Jer 19:3 | der heirscharen, de God Israels: Ziet, Ik zal een kwaad
810 Jer 19:15 | der heirscharen, de God Israels: Ziet, Ik zal over deze
811 Jer 21:4 | Zo zegt de HEERE, de God Israels: Ziet, Ik zal de krijgswapenen
812 Jer 23:2 | Daarom zegt de HEERE, de God Israels, alzo van de herderen, die
813 Jer 23:7 | HEERE leeft, Die de kinderen Israels uit Egypteland heeft opgevoerd. ~
814 Jer 23:8 | Die het zaad van het huis Israels heeft opgevoerd, en Die
815 Jer 24:5 | Zo zegt de HEERE, de God Israels: Gelijk die goede vijgen,
816 Jer 25:15 | alzo heeft de HEERE, de God Israels, tot mij gezegd: Neem dezen
817 Jer 25:27 | der heirscharen, de God Israels: Drinkt, en wordt dronken,
818 Jer 27:4 | der heirscharen, de God Israels: Zo zult gij tot uw heren
819 Jer 27:21 | der heirscharen, de God Israels, van de vaten, die in het
820 Jer 28:2 | der heirscharen, de God Israels, zeggende: Ik heb het juk
821 Jer 28:14 | der heirscharen, de God Israels: Ik heb een ijzeren juk
822 Jer 29:4 | der heirscharen, de God Israels, tot allen, die gevankelijk
823 Jer 29:8 | der heirscharen, de God Israels: Laat uw profeten en uw
824 Jer 29:21 | der heirscharen, de God Israels, van Achab, zoon van Kolaja,
825 Jer 29:25 | der heirscharen, de God Israels, zeggende: Omdat gij brieven
826 Jer 30:2 | spreekt de HEERE, de God Israels, zeggende: Schrijf u al
827 Jer 31:1 | zal Ik allen geslachten Israels tot een God zijn; en zij
828 Jer 31:4 | gebouwd worden, o jonkvrouw Israels! gij zult weder versierd
829 Jer 31:21 | keer weder, o jonkvrouw Israels, keer weder tot deze uw
830 Jer 31:23 | der heirscharen, de God Israels: Dit woord zullen zij nog
831 Jer 31:36 | HEERE, zo zal ook het zaad Israels ophouden, dat het geen volk
832 Jer 31:37 | zal Ik ook het ganse zaad Israels verwerpen, om alles,
833 Jer 32:14 | der heirscharen, de God Israels: Neem deze brieven, dezen
834 Jer 32:15 | der heirscharen, de God Israels: Er zullen nog huizen, en
835 Jer 32:30 | 30 Want de kinderen Israels en de kinderen van Juda
836 Jer 32:30 | Mijn ogen; want de kinderen Israels hebben Mij door het werk
837 Jer 32:32 | de boosheid der kinderen Israels en der kinderen van Juda,
838 Jer 32:36 | daarom zegt de HEERE, de God Israels, alzo van deze stad, waar
839 Jer 33:4 | zo zegt de HEERE, de God Israels, van de huizen dezer stad,
840 Jer 33:17 | op den troon van het huis Israels zitte. ~
841 Jer 34:2 | Zo zegt de HEERE, de God Israels: Ga henen en spreek tot
842 Jer 34:13 | Zo zegt de HEERE, de God Israels: Ik heb een verbond gemaakt
843 Jer 35:13 | der heirscharen, de God Israels: Ga henen en zeg tot de
844 Jer 35:17 | der heirscharen, de God Israels: Ziet, Ik zal over Juda
845 Jer 35:18 | der heirscharen, de God Israels: Omdat gijlieden het gebod
846 Jer 35:19 | der heirscharen, de God Israels: Er zal Jonadab, den zoon
847 Jer 37:7 | Zo zegt de HEERE, de God Israels: Zo zult gijlieden zeggen
848 Jer 38:17 | der heirscharen, de God Israels: Indien gij gewilliglijk
849 Jer 39:16 | der heirscharen, de God Israels: Zie, Ik zal Mijn woorden
850 Jer 41:9 | vanwege Baesa, den koning Israels; dezen vulde Ismael, de
851 Jer 42:9 | Zo zegt de HEERE, de God Israels, tot Welken gij mij gezonden
852 Jer 42:15 | der heirscharen, de God Israels: Indien gij ganselijk uw
853 Jer 42:18 | der heirscharen, de God Israels: Gelijk als Mijn toorn,
854 Jer 43:10 | der heirscharen, de God Israels: Ziet, Ik zal henenzenden,
855 Jer 44:2 | der heirscharen, de God Israels: Gij hebt gezien al het
856 Jer 44:7 | der heirscharen, de God Israels: Waarom doet gij zulk een
857 Jer 44:11 | der heirscharen, de God Israels: Ziet, Ik zal Mijn aangezicht
858 Jer 44:25 | der heirscharen, de God Israels, zeggende: Aangaande u en
859 Jer 45:2 | Alzo zegt de HEERE, de God Israels, van u, o Baruch! ~
860 Jer 46:25 | der heirscharen, de God Israels, zegt: Ziet, Ik zal bezoeking
861 Jer 48:1 | der heirscharen, de God Israels, alzo: Wee over Nebo, want
862 Jer 48:13 | Kamos, gelijk als het huis Israels beschaamd is geworden vanwege
863 Jer 50:4 | HEERE, zullen de kinderen Israels komen, zij en de kinderen
864 Jer 50:18 | der heirscharen, de God Israels: Ziet, Ik zal bezoeking
865 Jer 50:20 | tijd, spreekt de HEERE, zal Israels ongerechtigheid gezocht
866 Jer 50:29 | HEERE, tegen den Heilige Israels. ~
867 Jer 50:33 | heirscharen: De kinderen Israels en de kinderen van Juda
868 Jer 51:5 | schuld is), van den Heilige Israels. ~
869 Jer 51:33 | der heirscharen, de God Israels: De dochter van Babel is
870 Klaa 1:25| toorns, den gehelen hoorn Israels afgehouwen; Hij heeft Zijn
871 Eze 2:3 | Ik zend u tot de kinderen Israels, tot de rebellerende volken,
872 Eze 3:1 | ga, spreek tot het huis Israels. ~
873 Eze 3:4 | henen, kom tot het huis Israels, en spreek tot hen met Mijn
874 Eze 3:5 | tong, maar tot het huis Israels; ~
875 Eze 3:7 | 7 Maar het huis Israels wil naar u niet horen, omdat
876 Eze 3:7 | horen; want het ganse huis Israels is stijf van voorhoofd,
877 Eze 3:17 | wachter gesteld over het huis Israels; zo zult gij het woord uit
878 Eze 4:3 | belegeren. Dit zij den huize Israels een teken. ~
879 Eze 4:4 | ongerechtigheid van het huis Israels, naar het getal der dagen,
880 Eze 4:5 | ongerechtigheid van het huis Israels dragen zult. ~
881 Eze 4:13 | Alzo zullen de kinderen Israels hun brood onrein eten onder
882 Eze 6:2 | aangezicht tegen de bergen Israels, en profeteer tegen dezelve; ~
883 Eze 6:3 | En zeg: Gij bergen Israels, hoort het woord des Heeren
884 Eze 6:5 | dode lichamen der kinderen Israels voor het aangezicht hunner
885 Eze 6:11 | der boosheden van het huis Israels; want zij zullen door het
886 Eze 7:2 | Heere HEERE, van het land Israels: Het einde is er, het einde
887 Eze 8:6 | grote gruwelen, die het huis Israels hier doet, opdat Ik van
888 Eze 8:10 | alle drekgoden van het huis Israels, geheel rondom aan den wand
889 Eze 8:11 | de oudsten van het huis Israels, met Jaazanja, den zoon
890 Eze 8:12 | de oudsten van het huis Israels doen in de duisternis, een
891 Eze 10:19 | de heerlijkheid des Gods Israels was van boven over hen. ~
892 Eze 10:20 | dat ik zag onder den Gods Israels bij de rivier Chebar; en
893 Eze 11:5 | Alzo zegt gijlieden o huis Israels! want Ik weet elkeen der
894 Eze 11:10 | zwaard vallen; in de landpale Israels zal Ik u richten, en gij
895 Eze 11:11 | vlees zijn; in de landpale Israels zal Ik u richten. ~
896 Eze 11:15 | maagschap, en het ganse huis Israels, ja, dat ganse, tot welke
897 Eze 11:17 | zijt, en Ik zal u het land Israels geven. ~
898 Eze 12:6 | want Ik heb u den huize Israels tot een wonderteken
899 Eze 12:9 | Mensenkind, heeft niet het huis Israels, het wederspannig huis,
900 Eze 12:10 | Jeruzalem, en het ganse huis Israels, dat in het midden van hen
901 Eze 12:19 | van Jeruzalem, in het land Israels: Zij zullen hun brood met
902 Eze 12:22 | gijlieden hebt in het land Israels, zeggende: de dagen zullen
903 Eze 12:24 | het midden van het huis Israels. ~
904 Eze 12:27 | Mensenkind, zie, die van het huis Israels zeggen: Het gezicht dat
905 Eze 13:2 | profeteer tegen de profeten Israels, die profeteren, en zeg
906 Eze 13:5 | toegemuurd voor het huis Israels, om in den strijd te staan,
907 Eze 13:9 | het schrift van het huis Israels niet geschreven worden,
908 Eze 13:9 | geschreven worden, en in het land Israels niet komen; en gij zult
909 Eze 13:16 | Te weten de profeten Israels, die van Jeruzalem profeteren,
910 Eze 14:4 | Een ieder man uit het huis Israels, die de drekgoden in zijn
911 Eze 14:5 | 5 Opdat Ik het huis Israels in hun hart grijpe, dewijl
912 Eze 14:6 | Daarom zeg tot het huis Israels: Alzo zegt de Heere HEERE:
913 Eze 14:7 | Want ieder man uit het huis Israels, en uit den vreemdeling,
914 Eze 14:11 | 11 Opdat het huis Israels niet meer van achter Mij
915 Eze 17:2 | gelijkenis tot het huis Israels, ~
916 Eze 18:2 | spreekwoord gebruikt van het land Israels, zeggende: De vaders hebben
917 Eze 18:6 | de drekgoden van het huis Israels; noch de huisvrouw zijns
918 Eze 18:15 | de drekgoden van het huis Israels, de huisvrouw zijns naasten
919 Eze 18:25 | recht; hoort nu, o huis Israels! is Mijn weg niet recht?
920 Eze 18:29 | Evenwel zegt het huis Israels: De weg des Heeren is niet
921 Eze 18:29 | Zouden Mijn wegen, o huis Israels, niet recht zijn? Zijn niet
922 Eze 18:30 | zal Ik u richten, o huis Israels! een ieder naar zijn wegen,
923 Eze 18:31 | zoudt gij sterven, o huis Israels? ~
924 Eze 19:9 | wierde op de bergen Israels. ~
925 Eze 20:13 | 13 Maar het huis Israels werd wederspannig tegen
926 Eze 20:27 | mensenkind, spreek tot het huis Israels, en zeg tot hen: Alzo zegt
927 Eze 20:30 | Daarom zeg tot het huis Israels: Alzo zegt de Heere HEERE:
928 Eze 20:31 | gevraagd worden, o huis Israels? Zo waarachtig als Ik leef,
929 Eze 20:38 | zullen in het landschap Israels niet weder komen, en gij
930 Eze 20:39 | En gijlieden, o huis Israels, alzo zegt de Heere HEERE:
931 Eze 20:40 | berg, op den hogen berg Israels, spreekt de Heere HEERE,
932 Eze 20:40 | daar zal Mij het ganse huis Israels in het land dienen, zij
933 Eze 20:42 | als Ik u in het landschap Israels gebracht zal hebben, in
934 Eze 20:44 | verdorven handelingen, o huis Israels, spreekt de Heere HEERE. ~
935 Eze 22:6 | 6 Ziet, de vorsten Israels zijn in u geweest, een ieder
936 Eze 22:18 | Mensenkind, die van het huis Israels zijn Mij tot schuim geworden;
937 Eze 24:21 | 21 Zeg tot het huis Israels: Alzo zegt de Heere HEERE:
938 Eze 25:3 | werd, en over het land Israels, als het verwoest werd,
939 Eze 25:6 | plundering, over het land Israels; ~
940 Eze 27:17 | 17 Juda en het land Israels waren uw kooplieden; met
941 Eze 28:24 | 24 En het huis Israels zal geen smartenden doorn
942 Eze 28:25 | Heere HEERE: Als Ik het huis Israels zal vergaderd hebben uit
943 Eze 29:6 | ben, omdat zij den huize Israels een rietstaf geweest zijn. ~
944 Eze 29:16 | En het zal den huize Israels niet meer zijn tot een vertrouwen,
945 Eze 29:21 | Ik den hoorn van het huis Israels doen uitspruiten, en u opening
946 Eze 33:7 | wachter gesteld over het huis Israels; zo zult gij het woord uit
947 Eze 33:10 | mensenkind! zeg tot het huis Israels: Gijlieden spreekt aldus,
948 Eze 33:11 | zoudt gij sterven, o huis Israels? ~
949 Eze 33:20 | naar zijn wegen, o huis Israels! ~
950 Eze 33:24 | woeste plaatsen in het land Israels spreken, zeggende: Abraham
951 Eze 33:28 | zal ophouden; en de bergen Israels zullen woest zijn, dat er
952 Eze 34:2 | HEERE: Wee den herderen Israels, die zichzelven weiden!
953 Eze 34:13 | zal ze weiden op de bergen Israels, bij de stromen en in alle
954 Eze 34:14 | weiden, en op de hoge bergen Israels zal hun kooi zijn; aldaar
955 Eze 34:14 | weide, op de bergen Israels. ~
956 Eze 34:30 | Mijn volk zijn, het huis Israels, spreekt de Heere HEERE. ~
957 Eze 35:5 | hebt, en hebt de kinderen Israels doen wegvloeien door het
958 Eze 35:12 | die gij tegen de bergen Israels gesproken hebt, zeggende:
959 Eze 35:15 | de erfenis van het huis Israels, omdat zij verwoest is,
960 Eze 36:1 | profeteer tot de bergen Israels, en zeg: Gij bergen Israels!
961 Eze 36:1 | Israels, en zeg: Gij bergen Israels! hoort des HEEREN woord. ~
962 Eze 36:4 | Daarom, gij bergen Israels! hoort het woord des Heeren
963 Eze 36:6 | Daarom profeteer van het land Israels, en zeg tot de bergen en
964 Eze 36:8 | Maar gij, o bergen Israels! gij zult weder uw takken
965 Eze 36:10 | vermenigvuldigen, het ganse huis Israels, ja, dat geheel; en de steden
966 Eze 36:17 | Mensenkind! het huis Israels, als zij in hun land woonden,
967 Eze 36:21 | heiligen Naam, dien het huis Israels ontheiligde onder de heidenen,
968 Eze 36:22 | Daarom zeg tot het huis Israels: Zo zegt de Heere HEERE:
969 Eze 36:22 | niet om uwentwil, gij huis Israels! maar om Mijn heiligen Naam,
970 Eze 36:32 | schaamrood van uw wegen, gij huis Israels! ~
971 Eze 36:37 | zal Ik hierom van het huis Israels verzocht worden, dat Ik
972 Eze 37:11 | beenderen zijn het ganse huis Israels; ziet, zij zeggen: Onze
973 Eze 37:12 | brengen in het land Israels. ~
974 Eze 37:16 | Juda, en voor de kinderen Israels, zijn metgezellen; en neem
975 Eze 37:16 | Efraim, en van het ganse huis Israels, zijn metgezellen. ~
976 Eze 37:19 | geweest is, en van de stammen Israels, zijn metgezellen, nemen,
977 Eze 37:21 | Ziet, Ik zal de kinderen Israels halen uit het midden der
978 Eze 37:22 | in het land, op de bergen Israels; en zij zullen allen te
979 Eze 38:8 | volken, op de bergen Israels, die steeds tot verwoesting
980 Eze 38:17 | Mijner knechten, de profeten Israels, die in die dagen geprofeteerd
981 Eze 38:18 | dage als Gog tegen het land Israels zal aankomen, spreekt de
982 Eze 38:19 | beven zal zijn in het land Israels! ~
983 Eze 39:2 | zal u brengen op de bergen Israels. ~
984 Eze 39:4 | 4 Op de bergen Israels zult gij vallen, gij en
985 Eze 39:9 | En de inwoners der steden Israels zullen uitgaan, en vuur
986 Eze 39:12 | 12 Het huis Israels nu zal hen begraven, om
987 Eze 39:17 | slachtoffer, op de bergen Israels, en eet vlees, en drink
988 Eze 39:22 | En die van het huis Israels zullen weten, dat Ik, de
989 Eze 39:23 | weten, dat die van het huis Israels gevankelijk zijn weggevoerd
990 Eze 39:25 | ontfermen over het ganse huis Israels, en Ik zal ijveren over
991 Eze 39:29 | Mijn Geest over het huis Israels zal hebben uitgegoten, spreekt
992 Eze 40:2 | bracht Hij mij in het land Israels, en Hij zette mij op een
993 Eze 40:4 | verkondig daarna den huize Israels alles, wat gij ziet. ~
994 Eze 43:7 | het midden der kinderen Israels, in eeuwigheid; en die
995 Eze 43:7 | en die van het huis Israels zullen Mijn heiligen Naam
996 Eze 43:10 | mensenkind; wijs den huize Israels dit huis, opdat zij schaamrood
997 Eze 44:2 | omdat de HEERE, de God Israels, door dezelve is ingegaan;
998 Eze 44:6 | wederspannigen, tot het huis Israels: Zo zegt de Heere HEERE:
999 Eze 44:6 | vanwege al uw gruwelen, o huis Israels. ~
1000 Eze 44:9 | midden der kinderen Israels is. ~
1-500 | 501-1000 | 1001-1095 |