1-500 | 501-1000 | 1001-1091
Book Chapter: Verse
501 Jes 50:1 | uw ongerechtigheden zijt gij verkocht, en om uw overtredingen
502 Jes 51:1 | waaruit gijlieden gehouwen zijt, en de holligheid des bornputs,
503 Jes 51:1 | waaruit gij gegraven zijt. ~
504 Jes 51:9 | de geslachten van ouds; zijt Gij het niet, Die Rahab
505 Jes 51:10 | 10 Zijt Gij het niet, Die de zee,
506 Jes 51:12 | ben het, Die u troost; wie zijt gij, dat gij vreest voor
507 Jes 51:16 | te zeggen tot Sion: Gij zijt Mijn volk. ~
508 Jes 52:3 | zegt de HEERE; Gijlieden zijt om niet verkocht, gij zult
509 Jes 54:6 | bedroefde van geest; nochtans zijt gij de huisvrouw der jeugd,
510 Jes 54:6 | jeugd, hoewel gij versmaad zijt geweest, zegt uw God. ~
511 Jes 58:4 | steekt de tong lang uit? Zijt gij niet kinderen der overtreding,
512 Jes 58:5 | 5 Die hittig zijt in de eikenbossen, onder
513 Jes 58:10 | 10 Gij zijt vermoeid door uw grote reis,
514 Jes 58:11 | Want gij hebt gelogen, en zijt Mijner niet gedachtig geweest,
515 Jes 61:15 | dat gij verlaten en gehaat zijt geweest, zodat niemand door
516 Jes 64:2 | 2 Waarom zijt Gij rood aan Uw gewaad,
517 Jes 64:16 | 16 Gij zijt toch onze Vader, want Abraham
518 Jes 64:16 | ons niet; Gij, o HEERE! zijt onze Vader, onze Verlosser
519 Jes 65:8 | Doch nu, HEERE! Gij zijt onze Vader; wij zijn leem,
520 Jes 65:8 | Vader; wij zijn leem, en Gij zijt onze pottenbakker, en wij
521 Jes 67:10 | gij allen, die over haar zijt treurig geweest! ~
522 Jer 2:12 | hierover, gij hemelen, en zijt verschrikt, wordt zeer woest,
523 Jer 2:21 | geheel getrouw zaad; hoe zijt gij Mij dan veranderd in
524 Jer 2:27 | tot een hout zeggen: Gij zijt mijn vader; en tot een steen:
525 Jer 2:36 | gij van Assur beschaamd zijt. ~
526 Jer 3:2 | plaatsen, en zie toe, waar zijt gij niet beslapen? Gij hebt
527 Jer 3:4 | roepen: Mijn Vader! Gij zijt de leidsman mijner jeugd! ~
528 Jer 3:13 | allen groenen boom, maar gij zijt Mijner stem niet gehoorzaam
529 Jer 3:22 | wij komen tot U, want Gij zijt de HEERE, onze God! ~
530 Jer 10:6 | U gelijk is, o HEERE! zo zijt Gij groot, en groot is Uw
531 Jer 11:4 | ijzeroven, uitvoerde, zeggende: Zijt Mijner stem gehoorzaam,
532 Jer 12:2 | ook dragen zij vrucht; Gij zijt wel nabij in hun mond, maar
533 Jer 13:23 | kunnen goed doen, die geleerd zijt kwaad te doen. ~
534 Jer 14:9 | niet kan verlossen? Gij zijt toch in het midden van ons,
535 Jer 14:22 | de hemel druppelen geven? Zijt Gij die niet, o HEERE, onze
536 Jer 15:6 | verlaten, spreekt de HEERE; gij zijt achterwaarts gegaan; daarom
537 Jer 16:19 | 19 O HEERE! Gij zijt mijn Sterkte, en mijn Sterkheid,
538 Jer 17:14 | behouden worden; want Gij zijt mijn Lof. ~
539 Jer 17:17 | tot een verschrikking; Gij zijt mijn Toevlucht ten dage
540 Jer 18:6 | des pottenbakkers, alzo zijt gijlieden in Mijn hand,
541 Jer 20:7 | ben overreed geworden; Gij zijt mij te sterk geweest, en
542 Jer 22:6 | des konings van Juda: Gij zijt Mij een Gilead, een hoogte
543 Jer 22:26 | waarin gijlieden niet geboren zijt, en daar zult gij sterven. ~
544 Jer 29:20 | gij allen, die gevankelijk zijt weggevoerd, die Ik van Jeruzalem
545 Jer 31:18 | bekeerd zijn, want Gij zijt de HEERE, mijn God! ~
546 Jer 34:16 | 16 Maar gij zijt weder omgekeerd, en hebt
547 Jer 35:18 | gebod van uw vader Jonadab zijt gehoorzaam geweest,
548 Jer 36:19 | niemand wete, waar gijlieden zijt. ~
549 Jer 42:13 | uws Gods, niet gehoorzaam zijt, ~
550 Jer 44:8 | Egypte, alwaar gij gekomen zijt, om daar als vreemdeling
551 Jer 44:23 | HEEREN stem niet gehoorzaam zijt geweest, en in Zijn wet
552 Jer 44:24 | Juda, die in Egypteland zijt! ~
553 Jer 48:17 | gij allen, die rondom hem zijt, en allen, die zijn naam
554 Jer 50:11 | omdat gij geil geworden zijt als een grazige vaars, en
555 Jer 50:24 | een strik gesteld, dies zijt gij ook gevangen, o Babel!
556 Jer 50:24 | dat gij het niet wist; gij zijt gevonden, en ook gegrepen,
557 Jer 51:13 | wateren woont, die machtig zijt van schatten! uw einde is
558 Jer 51:20 | 20 Gij zijt Mij een voorhamer, en krijgswapenen;
559 Eze 3:5 | 5 Want gij zijt niet gezonden tot een volk,
560 Eze 11:17 | landen, waarin gij verstrooid zijt, en Ik zal u het land Israels
561 Eze 13:5 | 5 Gij zijt in de bressen niet opgetreden,
562 Eze 16:5 | u te erbarmen; maar gij zijt geworpen geweest op het
563 Eze 16:7 | des velds, gemaakt; en gij zijt gegroeid, en groot geworden,
564 Eze 16:7 | gegroeid, en groot geworden, en zijt gekomen tot grote sierlijkheid;
565 Eze 16:28 | met hen gehoereerd hebt, zijt gij ook niet verzadigd geworden. ~
566 Eze 16:29 | Chaldea; en daarmede ook zijt gij niet verzadigd geworden. ~
567 Eze 16:31 | in elke straat, en niet zijt geweest als een hoer, het
568 Eze 16:34 | niet gegeven wordt; zo zijt gij tot een tegendeel geworden. ~
569 Eze 16:37 | met dewelke gij vermengd zijt geweest, en allen, die gij
570 Eze 16:43 | Mij tot beroering geweest zijt met dit alles, zie, zo zal
571 Eze 16:45 | 45 Gij zijt de dochter uwer moeder,
572 Eze 16:45 | van haar kinderen; en gij zijt de zuster uwer zusteren,
573 Eze 16:63 | Opdat gij het gedachtig zijt, en u schaamt, en niet meer
574 Eze 20:30 | Alzo zegt de Heere HEERE: Zijt gij verontreinigd geworden
575 Eze 20:31 | het vuur te doen doorgaan, zijt gij verontreinigd aan al
576 Eze 20:34 | landen, waarin gij verstrooid zijt, door een sterke hand, en
577 Eze 21:30 | plaats, waar gij geschapen zijt, in het land uwer woningen
578 Eze 22:4 | dat gij vergoten hebt, zijt gij schuldig geworden, en
579 Eze 22:4 | uw dagen doen naderen, en zijt tot uw jaren gekomen;
580 Eze 22:19 | allen tot schuim geworden zijt, daarom ziet, Ik zal u in
581 Eze 22:24 | Mensenkind, zeg tot haar; Gij zijt een land, dat niet gereinigd
582 Eze 24:13 | heb, en gij niet gereinigd zijt, zo zult gij van uw onreinigheid
583 Eze 25:6 | hebt, en van harte verblijd zijt geweest in al uw plundering,
584 Eze 26:17 | opheffen, en tot u zeggen: Hoe zijt gij uit de zeeen vergaan,
585 Eze 27:34 | gij uit de zeeen verbroken zijt in de diepte der wateren,
586 Eze 27:36 | volken fluiten u aan; gij zijt een grote schrik geworden,
587 Eze 28:2 | een mens en geen God zijt, stelt gij nochtans uw hart,
588 Eze 28:3 | 3 Zie, gij zijt wijzer dan Daniel; zij hebben
589 Eze 28:9 | ben God? daar gij een mens zijt en geen God, in de hand
590 Eze 28:15 | dag af, dat gij geschapen zijt, totdat er ongerechtigheid
591 Eze 28:19 | zijn over u ontzet; gij zijt een grote schrik geworden,
592 Eze 31:2 | en tot zijn menigte: Wien zijt gij gelijk in uw grootheid? ~
593 Eze 31:18 | 18 Wien zijt gij alzo gelijk in heerlijkheid
594 Eze 32:19 | 19 Boven wien zijt gij liefelijk! Daal neder,
595 Eze 33:32 | 32 En ziet, gij zijt hun als een lied der minnen,
596 Eze 34:31 | schapen Mijner weide! gij zijt mensen; maar Ik ben uw God,
597 Eze 36:3 | zijn, en gij gebracht zijt op de klapachtige lip en
598 Eze 36:13 | Omdat zij tot u zeggen: Gij zijt een land, dat mensen opeet,
599 Eze 36:13 | dat mensen opeet, en gij zijt een land, dat uw volken
600 Eze 36:22 | heidenen, waarhenen gij gekomen zijt. ~
601 Eze 38:7 | 7 Zijt bereid en maakt u gereed,
602 Eze 38:17 | Zo zegt de Heere HEERE: Zijt gij die, van welken Ik in
603 Eze 40:4 | opdat ik u zou doen zien, zijt gij herwaarts gebracht;
604 Dan 2:26 | wiens naam Beltsazar was: Zijt gij machtig mij bekend te
605 Dan 2:37 | 37 Gij, o koning! zijt een koning der koningen;
606 Dan 2:38 | over al dezelve; gij zijt dat gouden hoofd. ~
607 Dan 3:15 | dan, zo gijlieden gereed zijt, dat gij ten tijde, als
608 Dan 4:22 | 22 Dat zijt gij, o koning! die groot
609 Dan 4:22 | koning! die groot en sterk zijt geworden; want uw grootheid
610 Dan 5:13 | antwoordde en zeide tot Daniel: Zijt gij die Daniel, een uit
611 Dan 5:27 | 27 TEKEL; gij zijt in weegschalen gewogen;
612 Dan 5:27 | weegschalen gewogen; en gij zijt te licht gevonden. ~
613 Dan 9:23 | kennen te geven; want gij zijt een zeer gewenst man; versta
614 Hos 1:9 | Lo-Ammi; want gijlieden zijt Mijn volk niet, zo zal Ik
615 Hos 1:10 | zal zijn: Gijlieden zijt Mijn volk niet; tot hen
616 Hos 1:10 | hen gezegd zal worden: Gij zijt kinderen des levenden Gods. ~
617 Hos 2:22 | zeggen tot Lo-Ammi: Gij zijt Mijn volk; en dat zal zeggen:
618 Hos 5:1 | aan, omdat gij een strik zijt geworden te Mizpa, en een
619 Hos 14:2 | HEERE, uw God, toe; want gij zijt gevallen om uw ongerechtigheid. ~
620 Hos 14:4 | handen niet meer zeggen: Gij zijt onze God. Immers zal een
621 Joe 2:23 | van Sion! verheugt u en zijt blijde in den HEERE, uw
622 Amos 4:1 | op den berg van Samaria zijt, die de armen verdrukt,
623 Amos 6:13| 13 Gij, die blijde zijt over een nietig ding; gij,
624 Amos 9:7 | 7 Zijt gijlieden Mij niet als de
625 Oba 1:2 | gemaakt onder de heidenen, gij zijt zeer veracht. ~
626 Oba 1:5 | tot u gekomen waren (hoe zijt gij uitgeroeid!), zouden
627 Jona 1:8 | uw land en van welk volk zijt gij? ~
628 Jona 4:2 | genadig en barmhartig God zijt, lankmoedig en groot van
629 Mic 2:7 | die Jakobs huis geheten zijt! Is dan de Geest des HEEREN
630 Mic 5:1 | gij, Bethlehem Efratha! zijt gij klein om te wezen onder
631 Nah 3:8 | 8 Zijt gij beter dan No, de volkrijke,
632 Zac 1:12 | welke Gij gram geweest zijt, deze zeventig jaren? ~
633 Zac 4:7 | 7 Wie zijt gij, o grote berg? Voor
634 Zac 8:13 | o huis Israels, geweest zijt een vloek onder de heidenen,
635 Mal 2:8 | 8 Maar gij zijt van den weg afgeweken, gij
636 Mal 3:6 | word niet veranderd; daarom zijt gij, o kinderen Jakobs!
637 Mal 3:7 | Van uwer vaderen dag af, zijt gij afgeweken van Mijn inzettingen,
638 Mal 3:9 | 9 Met een vloek zijt gij vervloekt, omdat gij
639 Matt 2:6 | Bethlehem, gij land Juda! zijt geenszins de minste onder
640 Matt 4:3 | zeide: Indien Gij Gods Zoon zijt, zeg, dat deze stenen broden
641 Matt 4:6 | Hem: Indien Gij Gods Zoon zijt, werp Uzelven nederwaarts;
642 Matt 5:11| 11 Zalig zijt gij, als u de mensen smaden,
643 Matt 5:13| 13 Gij zijt het zout der aarde; indien
644 Matt 5:14| 14 Gij zijt het licht der wereld; een
645 Matt 5:25| gij nog met hem op den weg zijt; opdat de wederpartij niet
646 Matt 6:9 | Vader, Die in de hemelen zijt! Uw Naam worde geheiligd. ~
647 Matt 6:25| 25 Daarom zeg Ik u: Zijt niet bezorgd voor uw leven,
648 Matt 6:28| 28 En wat zijt gij bezorgd voor de kleding?
649 Matt 6:31| 31 Daarom zijt niet bezorgd, zeggende:
650 Matt 6:34| 34 Zijt dan niet bezorgd tegen den
651 Matt 7:11| Indien dan gij, die boos zijt, weet uw kinderen goede
652 Matt 8:26| En Hij zeide tot hen: Wat zijt gij vreesachtig, gij kleingelovigen?
653 Matt 8:29| hebben wij met U te doen? Zijt Gij hier gekomen om ons
654 Matt 10:16| in het midden der wolven; zijt dan voorzichtig gelijk de
655 Matt 10:20| 20 Want gij zijt het niet, die spreekt, maar
656 Matt 11:3 | 3 En zeide tot hem: Zijt Gij Degene, Die komen zou,
657 Matt 11:7 | zeggen van Johannes: Wat zijt gij uitgegaan in de woestijn
658 Matt 11:8 | 8 Maar wat zijt gij uitgegaan te zien? Een
659 Matt 11:9 | 9 Maar wat zijt gij uitgegaan te zien? Een
660 Matt 11:23| Kapernaum! die tot den hemel toe zijt verhoogd, gij zult tot de
661 Matt 11:28| allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven. ~
662 Matt 12:34| dingen spreken, daar gij boos zijt? want uit den overvloed
663 Matt 14:27| Jezus hen aan, zeggende: Zijt goedsmoeds, Ik ben het,
664 Matt 14:28| zeide: Heere! indien Gij het zijt, zo gebied mij tot U te
665 Matt 14:33| zeggende: Waarlijk, Gij zijt Gods Zoon! ~
666 Matt 15:16| 16 Maar Jezus zeide: Zijt ook gijlieden alsnog onwetende? ~
667 Matt 16:16| antwoordende, zeide: Gij zijt de Christus, de Zoon des
668 Matt 16:17| antwoordende, zeide tot hem: Zalig zijt gij, Simon, Bar-Jona! want
669 Matt 16:18| En Ik zeg u ook, dat gij zijt Petrus, en op deze petra
670 Matt 16:23| achter Mij, satanas! gij zijt Mij een aanstoot, want gij
671 Matt 18:28| Betaal mij, wat gij schuldig zijt. ~
672 Matt 19:28| dat gij, die Mij gevolgd zijt, in de wedergeboorte, wanneer
673 Matt 20:13| ik doe u geen onrecht; zijt gij niet met mij eens geworden
674 Matt 22:12| zeide tot hem: Vriend! hoe zijt gij hier ingekomen, geen
675 Matt 22:16| weten, dat Gij waarachtig zijt, en de weg Gods in der waarheid
676 Matt 23:8 | namelijk Christus; en gij zijt allen broeders. ~
677 Matt 23:15| helle, tweemaal meer dan gij zijt. ~
678 Matt 23:27| gij geveinsden, want gij zijt den witgepleisterden graven
679 Matt 23:28| rechtvaardig, maar van binnen zijt gij vol geveinsdheid en
680 Matt 23:31| uzelven, dat gij kinderen zijt dergenen, die de profeten
681 Matt 24:44| 44 Daarom, zijt ook gij bereid; want in
682 Matt 25:21| dienstknecht! over weinig zijt gij getrouw geweest; over
683 Matt 25:23| dienstknecht, over weinig zijt gij getrouw geweest; over
684 Matt 25:24| u, dat gij een hard mens zijt, maaiende, waar gij niet
685 Matt 25:36| in de gevangenis, en gij zijt tot Mij gekomen. ~
686 Matt 26:50| tot hem: Vriend! waartoe zijt gij hier! Toen kwamen zij
687 Matt 26:55| Jezus tot de scharen: Gij zijt uitgegaan als tegen een
688 Matt 26:63| dat Gij ons zegt, of Gij zijt de Christus, de Zoon van
689 Matt 26:73| tot Petrus: Waarlijk, gij zijt ook van die, want ook uw
690 Matt 27:11| stadhouder vraagde Hem, zeggende: Zijt Gij de Koning der Joden?
691 Matt 27:40| Indien Gij de Zone Gods zijt, zo kom af van het kruis.
692 Matt 28:14| maken, dat gij zonder zorg zijt. ~
693 Mark 1:11| stem uit de hemelen: Gij zijt Mijn geliefde Zoon, in Denwelken
694 Mark 1:24| doen, Gij Jezus Nazarener, zijt Gij gekomen om ons te verderven?
695 Mark 1:24| verderven? Ik ken U, wie Gij zijt, namelijk de Heilige Gods. ~
696 Mark 3:11| en riepen, zeggende: Gij zijt de Zone Gods. ~
697 Mark 4:40| En Hij zeide tot hen: Wat zijt gij zo vreesachtig? Hoe
698 Mark 5:34| behouden; ga heen in vrede, en zijt genezen van deze uw kwaal. ~
699 Mark 5:35| dochter is gestorven; wat zijt gij den Meester nog moeilijk? ~
700 Mark 6:50| met hen, en zeide tot hen: Zijt welgemoed, Ik ben het; vreest
701 Mark 7:18| 18 En Hij zeide tot hen: Zijt ook gij alzo onwetende?
702 Mark 8:29| antwoordende, zeide tot Hem: Gij zijt de Christus. ~
703 Mark 9:41| discipelen van Christus zijt, voorwaar zeg Ik u, hij
704 Mark 12:14| weten, dat Gij waarachtig zijt, en naar niemand vraagt;
705 Mark 12:34| had, zeide tot hem: Gij zijt niet verre van het Koninkrijk
706 Mark 13:11| om u over te leveren, zo zijt te voren niet bezorgd, wat
707 Mark 13:11| worden, spreekt dat; want gij zijt het niet, die spreekt, maar
708 Mark 14:48| antwoordende, zeide tot hen: Zijt gij uitgegaan, met zwaarden
709 Mark 14:61| hogepriester, en zeide tot Hem: Zijt Gij de Christus, de Zoon
710 Mark 14:70| tot Petrus: Waarlijk, gij zijt een van die; want gij zijt
711 Mark 14:70| zijt een van die; want gij zijt ook een Galileer, en uw
712 Mark 15:2 | En Pilatus vraagde Hem: Zijt Gij de Koning der Joden?
713 Mark 16:6 | Maar hij zeide tot haar: Zijt niet verbaasd; gij zoekt
714 Luk 1:4 | waarvan gij onderwezen zijt. ~
715 Luk 1:28 | de Heere is met u; gij zijt gezegend onder de vrouwen. ~
716 Luk 1:42 | stem, en zeide: Gezegend zijt gij onder de vrouwen, en
717 Luk 3:22 | den hemel, zeggende: Gij zijt Mijn geliefde Zoon, in U
718 Luk 4:3 | Hem: Indien Gij Gods Zoon zijt, zeg tot dezen steen, dat
719 Luk 4:9 | Indien Gij de Zoon Gods zijt, werp Uzelven van hier nederwaarts; ~
720 Luk 4:34 | doen, Gij Jezus Nazarener? Zijt Gij gekomen, om ons te verderven?
721 Luk 4:34 | verderven? Ik ken U, wie Gij zijt, namelijk de Heilige Gods. ~
722 Luk 4:41 | roepende en zeggende: Gij zijt de Christus, de Zone Gods!
723 Luk 6:20 | discipelen, zeide: Zalig zijt gij, armen, want uwer is
724 Luk 6:21 | 21 Zalig zijt gij, die nu hongert; want
725 Luk 6:21 | verzadigd worden. Zalig zijt gij, die nu weent; want
726 Luk 6:22 | 22 Zalig zijt gij, wanneer u de mensen
727 Luk 6:23 | Verblijdt u in dien dag, en zijt vrolijk; want, ziet, uw
728 Luk 6:25 | 25 Wee u, die verzadigd zijt, want gij zult hongeren.
729 Luk 7:19 | hen tot Jezus, zeggende: Zijt Gij Degene, Die komen zou,
730 Luk 7:20 | U afgezonden, zeggende: Zijt Gij, Die komen zou, of verwachten
731 Luk 7:24 | Johannes te zeggen: Wat zijt gij uitgegaan in de woestijn
732 Luk 7:25 | 25 Maar wat zijt gij uitgegaan te zien? Een
733 Luk 7:26 | 26 Maar wat zijt gij uitgegaan te zien? Een
734 Luk 8:49 | Uw dochter is gestorven; zijt den Meester niet moeilijk. ~
735 Luk 9:55 | van hoedanigen geest gij zijt. ~
736 Luk 10:15 | tot den hemel toe verhoogd zijt, gij zult tot de hel toe
737 Luk 11:2 | Vader, Die in de hemelen zijt! Uw Naam worde geheiligd.
738 Luk 11:13 | Indien dan gij, die boos zijt, weet uw kinderen goede
739 Luk 11:44 | gij geveinsden, want gij zijt gelijk de graven, die niet
740 Luk 11:52 | kennis weggenomen; gijzelven zijt niet ingegaan, en die ingingen,
741 Luk 12:11 | overheden en de machten, zo zijt niet bezorgd, hoe of wat
742 Luk 12:22 | discipelen: Daarom zeg Ik u: Zijt niet bezorgd voor uw leven,
743 Luk 12:26 | het minste niet kunt, wat zijt gij voor de andere dingen
744 Luk 12:36 | 36 En zijt gij den mensen gelijk, die
745 Luk 12:40 | 40 Gij dan, zijt ook bereid; want in welke
746 Luk 13:12 | zeide tot haar: Vrouw, gij zijt verlost van uw krankheid. ~
747 Luk 13:25 | ken u niet, van waar gij zijt. ~
748 Luk 13:27 | ken u niet, van waar gij zijt; wijkt van Mij af, alle
749 Luk 15:31 | zeide tot hem: Kind, gij zijt altijd bij mij, en al het
750 Luk 16:5 | tot den eersten: Hoeveel zijt gij mijn heer schuldig? ~
751 Luk 16:7 | anderen: En gij, hoeveel zijt gij schuldig? En hij zeide:
752 Luk 16:11 | onrechtvaardigen Mammon niet getrouw zijt geweest, wie zal u het ware
753 Luk 16:12 | anders goed niet getrouw zijt geweest, wie zal u het uwe
754 Luk 16:15 | En Hij zeide tot hen: Gij zijt het, die uzelven rechtvaardigt
755 Luk 19:17 | gij in het minste getrouw zijt geweest, zo heb macht over
756 Luk 19:21 | omdat gij een straf mens zijt; gij neemt weg, wat gij
757 Luk 22:28 | 28 En gij zijt degenen, die met Mij steeds
758 Luk 22:28 | met Mij steeds gebleven zijt in Mijn verzoekingen. ~
759 Luk 22:52 | tegen Hem gekomen waren: Zijt gij uitgegaan met zwaarden
760 Luk 22:58 | hem ziende, zeide: Ook gij zijt van die. Maar Petrus zeide:
761 Luk 22:67 | 67 Zeggende: Zijt Gij de Christus, zeg het
762 Luk 22:70 | 70 En zij zeiden allen: Zijt Gij dan de Zoon Gods? En
763 Luk 23:3 | Pilatus vraagde Hem, zeggende: Zijt Gij de Koning der Joden?
764 Luk 23:37 | gij de Koning der Joden zijt, zo verlos Uzelven. ~
765 Luk 23:39 | Indien Gij de Christus zijt, verlos Uzelven en ons. ~
766 Luk 23:40 | gij in hetzelfde oordeel zijt? ~
767 Luk 24:18 | antwoordende, zeide tot Hem: Zijt Gij alleen een vreemdeling
768 Luk 24:38 | En Hij zeide tot hen: Wat zijt gij ontroerd, en waarom
769 Luk 24:48 | 48 En gij zijt getuigen van deze dingen. ~
770 Joha 1:19| zij hem zouden vragen: Wie zijt gij? ~
771 Joha 1:21| zij vraagden hem: Wat dan? Zijt gij Elias? En hij zeide:
772 Joha 1:21| zeide: Ik ben die niet. Zijt gij de profeet? En hij antwoordde:
773 Joha 1:22| zeiden dan tot hem: Wie zijt gij? opdat wij antwoord
774 Joha 1:25| zo gij de Christus niet zijt, noch Elias, noch de profeet? ~
775 Joha 1:43| hem aanziende, zeide: Gij zijt Simon, de zoon van Jonas;
776 Joha 1:50| zeide tot Hem: Rabbi! Gij zijt de Zone Gods, Gij zijt de
777 Joha 1:50| Gij zijt de Zone Gods, Gij zijt de Koning Israels. ~
778 Joha 3:2 | Rabbi, wij weten, dat Gij zijt een Leraar van God gekomen;
779 Joha 3:10| antwoordde en zeide tot hem: Zijt gij een leraar van Israel,
780 Joha 3:28| 28 Gijzelven zijt mijn getuigen, dat ik gezegd
781 Joha 4:9 | begeert Gij, Die een Jood zijt, van mij te drinken, die
782 Joha 4:12| 12 Zijt Gij meerder dan onze vader
783 Joha 4:19| zie, dat Gij een profeet zijt. ~
784 Joha 4:38| hebben het bearbeid, en gij zijt tot hun arbeid ingegaan. ~
785 Joha 5:14| zeide tot hem: Zie, gij zijt gezond geworden; zondig
786 Joha 6:20| zeide tot hen: Ik ben het; zijt niet bevreesd. ~
787 Joha 6:25| tot Hem: Rabbi, wanneer zijt Gij hier gekomen? ~
788 Joha 6:26| gegeten hebt, en verzadigd zijt. ~
789 Joha 6:69| geloofd en bekend, dat Gij zijt de Christus, de Zoon des
790 Joha 7:23| Mozes niet gebroken worde; zijt gij toornig op Mij, dat
791 Joha 7:47| Farizeen dan antwoordden hun: Zijt ook gijlieden verleid? ~
792 Joha 7:52| antwoordden en zeiden tot hem: Zijt gij ook uit Galilea? Onderzoek
793 Joha 8:23| zeide tot hen: Gijlieden zijt van beneden, Ik ben van
794 Joha 8:23| beneden, Ik ben van boven; gij zijt uit deze wereld, Ik ben
795 Joha 8:25| zeiden dan tot Hem: Wie zijt Gij? En Jezus zeide tot
796 Joha 8:31| in Mijn woord blijft, zo zijt gij waarlijk Mijn discipelen; ~
797 Joha 8:37| weet, dat gij Abrahams zaad zijt; maar gij zoekt Mij te doden;
798 Joha 8:44| 44 Gij zijt uit den vader den duivel,
799 Joha 8:47| omdat gij uit God niet zijt. ~
800 Joha 8:48| dat Gij een Samaritaan zijt, en den duivel hebt? ~
801 Joha 8:53| 53 Zijt Gij meerder, dan onze vader
802 Joha 9:28| scheldwoorden, en zeiden: Gij zijt Zijn discipel; maar wij
803 Joha 9:34| en zeiden tot hem: Gij zijt geheel in zonden geboren,
804 Joha 10:24| Indien Gij de Christus zijt, zeg het ons vrijuit. ~
805 Joha 10:26| gijlieden gelooft niet; want gij zijt niet van Mijn schapen, gelijk
806 Joha 10:34| wet: Ik heb gezegd, gij zijt goden? ~
807 Joha 11:27| ik heb geloofd, dat Gij zijt de Christus, de Zone Gods,
808 Joha 13:10| geheel rein. En gijlieden zijt rein, doch niet allen. ~
809 Joha 13:11| zou; daarom zeide Hij: Gij zijt niet allen rein. ~
810 Joha 13:14| voeten gewassen heb, zo zijt gij ook schuldig, elkanders
811 Joha 13:17| deze dingen weet, zalig zijt gij, zo gij dezelve doet. ~
812 Joha 13:35| dat gij Mijn discipelen zijt, zo gij liefde hebt onder
813 Joha 15:3 | 3 Gijlieden zijt nu rein om het woord, dat
814 Joha 15:14| 14 Gij zijt Mijn vrienden, zo gij doet
815 Joha 15:19| omdat gij van de wereld niet zijt, maar Ik u uit de wereld
816 Joha 15:27| zult ook getuigen, want gij zijt van den beginne met Mij
817 Joha 16:30| dat Gij van God uitgegaan zijt. ~
818 Joha 18:17| deurwaarster was, zeide tot Petrus: Zijt ook gij niet uit de discipelen
819 Joha 18:25| Zij zeiden dan tot hem: Zijt gij ook niet uit Zijn discipelen?
820 Joha 18:33| Jezus, en zeide tot Hem: Zijt Gij de Koning der Joden? ~
821 Joha 18:37| Pilatus dan zeide tot Hem: Zijt Gij dan een Koning? Jezus
822 Joha 19:9 | zeide tot Jezus: Van waar zijt Gij? Maar Jezus gaf hem
823 Joha 19:12| Indien gij Dezen loslaat, zo zijt gij des keizers vriend niet;
824 Joha 20:27| steek ze in Mijn zijde; en zijt niet ongelovig, maar gelovig. ~
825 Joha 21:12| discipelen durfde Hem vragen: Wie zijt Gij? wetende, dat het de
826 Hand 3:25| 25 Gijlieden zijt kinderen der profeten, en
827 Hand 4:24| God, en zeiden: Heere! Gij zijt de God, Die gemaakt hebt
828 Hand 5:21| oorzaak, waarom gij hier zijt? ~
829 Hand 5:33| welgedaan, dat gij hier gekomen zijt. Wij zijn dan allen nu hier
830 Hand 6:3 | 3 Zeggende: Gij zijt ingegaan tot mannen, die
831 Hand 7:33| psalm geschreven staat: Gij zijt Mijn Zoon, heden heb Ik
832 Hand 11:22| gelijk als godsdienstiger zijt. ~
833 Hand 12:9 | een gezicht in den nacht: Zijt niet bevreesd, maar spreek
834 Hand 13:3 | hij zeide tot hen: Waarin zijt gij dan gedoopt? En zij
835 Hand 13:15| ik; maar gijlieden, wie zijt gij? ~
836 Hand 13:36| behoorlijk dat gij stil zijt, en niets onbedachts doet. ~
837 Hand 15:22| zullen horen, dat gij gekomen zijt. ~
838 Hand 15:38| 38 Zijt gij dan niet de Egyptenaar,
839 Hand 16:3 | gelijkerwijs gij allen heden zijt; ~
840 Hand 16:8 | 8 En ik antwoordde: Wie zijt Gij, Heere? En Hij zeide
841 Hand 16:27| zeide tot hem: Zeg mij, zijt gij een Romein? En hij zeide:
842 Hand 18:10| jaren over dit volk rechter zijt geweest, zo verantwoord
843 Hand 19:24| met ons hier tegenwoordig zijt, gij ziet dezen, van welken
844 Hand 20:15| 15 En ik zeide: Wie zijt Gij, Heere? En Hij zeide:
845 Hand 21:25| 25 Daarom zijt goedsmoeds, mannen, want
846 Rom 1:6 | 6 Onder welken gij ook zijt, geroepenen van Jezus Christus!) ~
847 Rom 1:7 | 7 Allen, die te Rome zijt, geliefden Gods, en geroepen
848 Rom 1:15 | volvaardig, om u ook, die te Rome zijt, het Evangelie te verkondigen. ~
849 Rom 2:1 | 1 Daarom zijt gij niet te verontschuldigen,
850 Rom 2:1 | verontschuldigen, o mens, wie gij zijt, die anderen oordeelt; want
851 Rom 2:25 | gij een overtreder der wet zijt, zo is uw besnijdenis voorhuid
852 Rom 2:27 | besnijdenis een overtreder der wet zijt? ~
853 Rom 6:11 | dat gij wel der zonde dood zijt, maar Gode levende zijt
854 Rom 6:11 | zijt, maar Gode levende zijt in Christus Jezus, onzen
855 Rom 6:14 | u niet heersen; want gij zijt niet onder de wet, maar
856 Rom 6:16 | gehoorzaamheid, gij dienstknechten zijt desgenen, dien gij gehoorzaamt,
857 Rom 6:17 | harte gehoorzaam geworden zijt aan het voorbeeld der leer,
858 Rom 6:17 | hetwelk gij overgegeven zijt; ~
859 Rom 6:18 | vrijgemaakt zijnde van de zonde, zijt gemaakt dienstknechten der
860 Rom 7:4 | dan, mijn broeders, gij zijt ook der wet gedood door
861 Rom 8:9 | 9 Doch gijlieden zijt niet in het vlees, maar
862 Rom 9:20 | 20 Maar toch, o mens, wie zijt gij, die tegen God antwoordt?
863 Rom 9:26 | hen gezegd was: Gijlieden zijt Mijn volk niet, aldaar zullen
864 Rom 11:17 | zijnde, in derzelver plaats zijt ingeent, en des wortels
865 Rom 11:17 | olijfbooms mede deelachtig zijt geworden, ~
866 Rom 11:20 | gij staat door het geloof. Zijt niet hooggevoelende, maar
867 Rom 11:24 | Want indien gij afgehouwen zijt uit den olijfboom, die van
868 Rom 11:25 | zij (opdat gij niet wijs zijt, bij uzelven), dat de verharding
869 Rom 11:30 | Gode ongehoorzaam geweest zijt, maar nu barmhartigheid
870 Rom 12:11 | 11 Zijt niet traag in het benaarstigen.
871 Rom 12:11 | traag in het benaarstigen. Zijt vurig van geest. Dient den
872 Rom 12:12 | Verblijdt u in de hoop. Zijt geduldig in de verdrukking.
873 Rom 12:16 | voegt u tot de nederige. Zijt niet wijs bij uzelven. ~
874 Rom 13:7 | iegelijk, wat gij schuldig zijt; schatting, dien gij de
875 Rom 13:7 | die gij de eer schuldig zijt. ~
876 Rom 13:8 | 8 Zijt niemand iets schuldig, dan
877 Rom 14:4 | 4 Wie zijt gij, die eens anderen huisknecht
878 Rom 15:5 | geve u, dat gij eensgezind zijt onder elkander naar Christus
879 Rom 15:14 | dat gij ook zelven vol zijt van goedheid, vervuld met
880 Rom 16:19 | en ik wil, dat gij wijs zijt in het goede, doch onnozel
881 1Kor 1:5 | 5 Dat gij in alles rijk zijt geworden in Hem, in alle
882 1Kor 1:9 | door Welken gij geroepen zijt tot de gemeenschap van Zijn
883 1Kor 1:10| maar dat gij samengevoegd zijt in een zelfden zin, en in
884 1Kor 1:13| Paulus voor u gekruist? Of zijt gij in Paulus' naam gedoopt? ~
885 1Kor 1:26| dat gij niet vele wijzen zijt naar het vlees, niet vele
886 1Kor 1:30| 30 Maar uit Hem zijt gij in Christus Jezus, Die
887 1Kor 3:3 | 3 Want gij zijt nog vleselijk; want dewijl
888 1Kor 3:3 | en twist, en tweedracht, zijt gij niet vleselijk, en wandelt
889 1Kor 3:4 | ander: Ik ben van Apollos; zijt gij niet vleselijk? ~
890 1Kor 3:9 | Gods akkerwerk, Gods gebouw zijt gij. ~
891 1Kor 3:16| niet, dat gij Gods tempel zijt, en de Geest Gods in ulieden
892 1Kor 3:17| Gods is heilig, welke gij zijt. ~
893 1Kor 3:23| 23 Doch gij zijt van Christus, en Christus
894 1Kor 4:8 | 8 Alrede zijt gij verzadigd, alrede zijt
895 1Kor 4:8 | zijt gij verzadigd, alrede zijt gij rijk geworden, zonder
896 1Kor 4:10| Christus' wil, maar gij zijt wijzen in Christus; wij
897 1Kor 4:10| zwakken, maar gij sterken; gij zijt heerlijken, maar wij verachten. ~
898 1Kor 4:16| 16 Zo vermaan ik u dan: zijt mijn navolgers. ~
899 1Kor 5:2 | 2 En zijt gij nog opgeblazen, en hebt
900 1Kor 5:7 | moogt, gelijk gij ongezuurd zijt. Want ook ons Pascha is
901 1Kor 6:2 | wereld geoordeeld wordt, zijt gij onwaardig de minste
902 1Kor 6:11| waart gij sommigen; maar gij zijt afgewassen, maar gij zijt
903 1Kor 6:11| zijt afgewassen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt
904 1Kor 6:11| zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd, in den
905 1Kor 6:19| en dat gij uws zelfs niet zijt? ~
906 1Kor 6:20| 20 Want gij zijt duur gekocht: zo verheerlijkt
907 1Kor 7:21| 21 Zijt gij, een dienstknecht zijnde,
908 1Kor 7:23| 23 Gij zijt duur gekocht, wordt geen
909 1Kor 7:27| 27 Zijt gij aan een vrouw verbonden,
910 1Kor 7:27| verbonden, zoek geen ontbinding; zijt gij ongebonden van een vrouw,
911 1Kor 7:32| dat gij zonder bekommernis zijt. De ongetrouwde bekommert
912 1Kor 9:1 | Christus, onzen Heere, gezien? Zijt gijlieden niet mijn werk
913 1Kor 9:2 | zegel mijns apostelschaps zijt gijlieden in den Heere. ~
914 1Kor 10:1 | broeders, dat gij onwetende zijt, dat onze vaders allen onder
915 1Kor 11:2 | in alles mijner gedachtig zijt, en de inzettingen behoudt,
916 1Kor 12:1 | niet, dat gij onwetende zijt. ~
917 1Kor 12:27| 27 En gijlieden zijt het lichaam van Christus,
918 1Kor 14:12| gij, dewijl gij ijverig zijt naar geestelijke gaven,
919 1Kor 14:20| kinderen in het verstand, maar zijt kinderen in de boosheid,
920 1Kor 15:17| uw geloof tevergeefs, zo zijt gij nog in uw zonden. ~
921 1Kor 15:58| mijn geliefde broeders! Zijt standvastig, onbewegelijk,
922 1Kor 16:13| geloof, houdt u mannelijk, zijt sterk. ~
923 2Kor 1:8 | broeders, dat gij onwetende zijt van onze verdrukking, die
924 2Kor 1:14| gelijk gij ook de onze zijt, in den dag van den Heere
925 2Kor 2:9 | gij in alles gehoorzaam zijt. ~
926 2Kor 3:2 | 2 Gijlieden zijt onze brief, geschreven in
927 2Kor 3:3 | 3 Als die openbaar zijt geworden, dat gij een brief
928 2Kor 3:3 | gij een brief van Christus zijt, en door onzen dienst bereid,
929 2Kor 6:12| 12 Gij zijt niet nauw in ons, maar gij
930 2Kor 6:12| niet nauw in ons, maar gij zijt nauw in uw ingewanden. ~
931 2Kor 6:16| met de afgoden? Want gij zijt de tempel des levenden Gods;
932 2Kor 7:3 | dat gij in onze harten zijt, om samen te sterven en
933 2Kor 7:9 | niet omdat gij bedroefd zijt geweest, maar omdat gij
934 2Kor 7:9 | maar omdat gij bedroefd zijt geweest tot bekering; want
935 2Kor 7:9 | geweest tot bekering; want gij zijt bedroefd geweest naar God,
936 2Kor 7:11| ditzelfde dat gij naar God zijt bedroefd geworden, hoe grote
937 2Kor 8:7 | gij in alles overvloedig zijt, in geloof, en in woord,
938 2Kor 8:7 | in deze gave overvloedig zijt. ~
939 2Kor 11:19| onwijzen, dewijl gij wijs zijt. ~
940 2Kor 12:13| waarin gij minder geweest zijt dan de andere Gemeenten,
941 2Kor 13:5 | uzelven, of gij in het geloof zijt, beproeft uzelven. Of kent
942 2Kor 13:5 | gij enigszins verwerpelijk zijt. ~
943 2Kor 13:9 | zwak zijn, en gij sterk zijt. En wij wensen ook dit,
944 2Kor 13:11| 11 Voorts, broeders, zijt blijde, wordt volmaakt,
945 2Kor 13:11| blijde, wordt volmaakt, zijt getroost, zijt eensgezind,
946 2Kor 13:11| volmaakt, zijt getroost, zijt eensgezind, leeft in vrede;
947 Gal 2:14 | Indien gij, die een Jood zijt, naar heidense wijze leeft,
948 Gal 3:3 | 3 Zijt gij zo uitzinnig? Daar gij
949 Gal 3:3 | gij met den Geest begonnen zijt, voleindigt gij nu met het
950 Gal 3:26 | 26 Want gij zijt allen kinderen Gods door
951 Gal 3:27 | gij in Christus gedoopt zijt, hebt gij Christus aangedaan. ~
952 Gal 3:28 | en vrouw; want gij allen zijt een in Christus Jezus. ~
953 Gal 3:29 | indien gij van Christus zijt, zo zijt gij dan Abrahams
954 Gal 3:29 | gij van Christus zijt, zo zijt gij dan Abrahams zaad, en
955 Gal 4:6 | En overmits gij kinderen zijt, zo heeft God den Geest
956 Gal 4:7 | 7 Zo dan, gij zijt niet meer een dienstknecht,
957 Gal 4:7 | en indien gij een zoon zijt, zo zijt gij ook een erfgenaam
958 Gal 4:7 | indien gij een zoon zijt, zo zijt gij ook een erfgenaam van
959 Gal 4:9 | veelmeer van God gekend zijt, hoe keert gij u wederom
960 Gal 5:4 | gerechtvaardigd wilt worden; gij zijt van de genade vervallen. ~
961 Gal 5:13 | 13 Want gij zijt tot vrijheid geroepen, broeders,
962 Gal 5:18 | den Geest geleid wordt, zo zijt gij niet onder de wet. ~
963 Gal 6:1 | misdaad, gij, die geestelijk zijt, brengt den zodanige te
964 Efez 1:13| 13 In Welken ook gij zijt, nadat gij het woord der
965 Efez 1:13| nadat gij geloofd hebt, zijt verzegeld geworden met den
966 Efez 2:5 | met Christus; (uit genade zijt gij zalig geworden) ~
967 Efez 2:8 | 8 Want uit genade zijt gij zalig geworden door
968 Efez 2:13| Maar nu in Christus Jezus, zijt gij, die eertijds verre
969 Efez 2:19| 19 Zo zijt gij dan niet meer vreemdelingen
970 Efez 3:1 | Jezus, voor u, die heidenen zijt. ~
971 Efez 3:17| liefde geworteld en gegrond zijt; ~
972 Efez 4:1 | met welke gij geroepen zijt; ~
973 Efez 4:4 | gelijkerwijs gij ook geroepen zijt tot een hoop uwer roeping; ~
974 Efez 4:21| hebt, en door Hem geleerd zijt, gelijk de waarheid in Jezus
975 Efez 4:30| door Welken gij verzegeld zijt tot den dag der verlossing. ~
976 Efez 4:32| 32 Maar zijt jegens elkander goedertieren,
977 Efez 5:1 | 1 Zijt dan navolgers Gods, als
978 Efez 5:7 | 7 Zo zijt dan hun medegenoten niet. ~
979 Efez 5:8 | eertijds duisternis, maar nu zijt gij licht in den Heere;
980 Efez 5:17| 17 Daarom zijt niet onverstandig, maar
981 Efez 6:1 | 1 Gij kinderen, zijt uw ouderen gehoorzaam in
982 Efez 6:5 | 5 Gij dienstknechten, zijt gehoorzaam uw heren naar
983 Fili 1:7 | mijner genade mede deelachtig zijt. ~
984 Fili 1:10| verschillen, opdat gij oprecht zijt, en zonder aanstoot te geven,
985 Fili 2:12| tijd gehoorzaam geweest zijt, niet als in mijn tegenwoordigheid
986 Fili 4:10| eenmaal wederom verwakkerd zijt om aan mij te gedenken;
987 Kol 2:7 | gelijkerwijs gij geleerd zijt, overvloedig zijnde in hetzelve,
988 Kol 2:10 | 10 En gij zijt in Hem volmaakt, Die het
989 Kol 2:11 | Welken gij ook besneden zijt met een besnijdenis, die
990 Kol 2:12 | gij ook met Hem opgewekt zijt door het geloof der werking
991 Kol 2:20 | eerste beginselen der wereld zijt afgestorven, wat wordt gij,
992 Kol 3:1 | dan met Christus opgewekt zijt, zo zoekt de dingen, die
993 Kol 3:3 | 3 Want gij zijt gestorven, en uw leven is
994 Kol 3:15 | welken gij ook geroepen zijt in een lichaam; en weest
995 Kol 3:18 | 18 Gij vrouwen, zijt uw eigen mannen onderdanig,
996 Kol 3:20 | 20 Gij kinderen, zijt uw ouderen gehoorzaam in
997 Kol 3:22 | 22 Gij dienstknechten, zijt in alles gehoorzaam uw heren
998 1The 1:6 | 6 En gij zijt onze navolgers geworden,
999 1The 1:7 | gij voorbeelden geworden zijt al den gelovigen in Macedonie
1000 1The 1:9 | hoe gij tot God bekeerd zijt van de afgoden, om den levenden
1-500 | 501-1000 | 1001-1091 |