1-500 | 501-1000 | 1001-1083
Book Chapter: Verse
1 Gen 8:8 | van zich uit, om te zien, of de wateren gelicht waren
2 Gen 17:21 | Ik nu afgaan en bezien, of zij naar hun geroep, dat
3 Gen 18:12 | nog meer? een schoonzoon, of uw zonen, of uw dochteren,
4 Gen 18:12 | schoonzoon, of uw zonen, of uw dochteren, en allen,
5 Gen 20:23 | hier bij God: Zo gij mij, of mijn zoon, of mijn neef
6 Gen 20:23 | Zo gij mij, of mijn zoon, of mijn neef liegen zult! naar
7 Gen 23:21 | stilzwijgende, om te merken, of de HEERE zijn weg voorspoedig
8 Gen 23:21 | voorspoedig gemaakt had, of niet. ~
9 Gen 23:49 | opdat ik mij ter rechterhand of ter linkerhand wende. ~
10 Gen 23:55 | jonge dochter enige dagen, of tien, bij ons blijven; daarna
11 Gen 24:11 | zeggende: Zo wie deze man of zijn huisvrouw aanroert,
12 Gen 25:21 | ik u betaste, mijn zoon! of gij mijn zoon Ezau zelf
13 Gen 25:21 | mijn zoon Ezau zelf zijt, of niet. ~
14 Gen 27:36 | Jakob: Geef mij kinderen! of indien niet, zo ben ik dood. ~
15 Gen 28:14 | er nog voor ons een deel of erfenis, in het huis onzes
16 Gen 28:29 | van met Jakob te spreken, of goed, of kwaad. ~
17 Gen 28:29 | Jakob te spreken, of goed, of kwaad. ~
18 Gen 28:39 | ware des daags gestolen, of des nachts gestolen. ~
19 Gen 28:43 | mijn dochteren heden doen? of aan haar zonen, die zij
20 Gen 34:32 | wij gevonden; beken toch, of deze uws zoons rok zij,
21 Gen 34:32 | deze uws zoons rok zij, of niet. ~
22 Gen 37:44 | u zal niemand zijn hand of zijn voet opheffen in gans
23 Gen 38:16 | zullen beproefd worden, of de waarheid bij u zij; en
24 Gen 39:6 | dien man te kennen gaaft, of gij nog een broeder hadt? ~
25 Gen 40:8 | het huis uws heren zilver of goud stelen? ~
26 Gen 40:19 | Hebt gijlieden een vader, of broeder? ~
27 Exo 4:11 | den mens den mond gemaakt, of wie heeft den stomme, of
28 Exo 4:11 | of wie heeft den stomme, of dove, of ziende, of blinde
29 Exo 4:11 | heeft den stomme, of dove, of ziende, of blinde gemaakt?
30 Exo 4:11 | stomme, of dove, of ziende, of blinde gemaakt? Ben Ik het
31 Exo 4:18 | in Egypte zijn, en zie, of zij nog leven. Jethro dan
32 Exo 5:3 | overkome met pestilentie, of met het zwaard. ~
33 Exo 12:5 | jaar oud; van de schapen of van de geitenbokken zult
34 Exo 12:19 | hij zij een vreemdeling of een ingeborene des lands. ~
35 Exo 16:4 | opdat Ik het verzoeke, of het in Mijn wet ga, of niet. ~
36 Exo 16:4 | of het in Mijn wet ga, of niet. ~
37 Exo 17:4 | Er feilt niet veel aan, of zij zullen mij stenigen. ~
38 Exo 17:7 | HEERE in het midden van ons, of niet? ~
39 Exo 19:13 | zal zekerlijk gestenigd, of zekerlijk doorschoten worden;
40 Exo 21:4 | gegeven, en zij hem zonen of dochteren gebaard zal hebben,
41 Exo 21:6 | zal hij hem aan de deur, of aan den post brengen; en
42 Exo 21:15 | 15 Zo wie zijn vader of zijn moeder slaat, die zal
43 Exo 21:16 | hij dien verkocht heeft, of dat hij in zijn hand gevonden
44 Exo 21:17 | 17 Wie ook zijn vader of zijn moeder vloekt, die
45 Exo 21:18 | den ander met een steen, of met een vuist, en hij sterft
46 Exo 21:20 | iemand zijn dienstknecht of zijn dienstmaagd met een
47 Exo 21:21 | Zo hij nochtans een dag of twee dagen overeind blijft,
48 Exo 21:26 | oog van zijn dienstknecht, of het oog van zijn dienstmaagd
49 Exo 21:27 | tand van zijn dienstknecht, of een tand van zijn dienstmaagd
50 Exo 21:28 | En wanneer een os een man of een vrouw stoot, dat hij
51 Exo 21:29 | heeft, en hij doodt een man of een vrouw, zo zal die os
52 Exo 21:31 | een zoon gestoten heeft, of een dochter gestoten heeft,
53 Exo 21:32 | Indien de os een knecht of een dienstmaagd stoot, hij
54 Exo 21:33 | wanneer iemand een kuil opent, of wanneer iemand een kuil
55 Exo 21:33 | hem niet toe, en een os of ezel valt daarin; ~
56 Exo 21:36 | 36 Of is het kennelijk geweest,
57 Exo 22:1 | 1 Wanneer iemand een os, of klein vee steelt, en slacht
58 Exo 22:1 | vee steelt, en slacht het, of verkoopt het, die zal vijf
59 Exo 22:4 | gevonden wordt, hetzij os, of ezel, of klein vee, hij
60 Exo 22:4 | wordt, hetzij os, of ezel, of klein vee, hij zal het dubbel
61 Exo 22:5 | Wanneer iemand een veld, of een wijngaard laat afweiden,
62 Exo 22:6 | koornhoop verteerd wordt, of het staande koorn, of het
63 Exo 22:6 | wordt, of het staande koorn, of het veld; hij, die de brand
64 Exo 22:7 | iemand zijn naaste geld of vaten te bewaren geeft,
65 Exo 22:8 | de goden gebracht worden, of hij niet zijn hand aan zijns
66 Exo 22:10 | aan zijn naaste een ezel, of os, of klein vee, of enig
67 Exo 22:10 | naaste een ezel, of os, of klein vee, of enig beest
68 Exo 22:10 | ezel, of os, of klein vee, of enig beest te bewaren geeft,
69 Exo 22:10 | bewaren geeft, en het sterft, of het wordt verzeerd, of weggedreven,
70 Exo 22:10 | of het wordt verzeerd, of weggedreven, dat het niemand
71 Exo 22:11 | tussen hen beiden zijn, of hij niet zijn hand aan zijns
72 Exo 22:14 | en het wordt beschadigd, of het sterft; zijn heer daar
73 Exo 23:4 | Wanneer gij uw vijands os, of zijn dwalenden ezel, ontmoet,
74 Exo 28:43 | tent der samenkomst gaan, of als zij tot het altaar treden
75 Exo 29:34 | het vlees der vulofferen, of van dit brood, tot aan den
76 Exo 30:20 | opdat zij niet sterven; of wanneer zij tot het altaar
77 Exo 30:33 | zalf maken zal als deze, of die daarvan op wat vreemds
78 Exo 35:24 | een hefoffer van zilver of koper offerden, die brachten
79 Lev 1:10 | van klein vee, van schapen of van geiten, ten brandoffer,
80 Lev 1:14 | offerande van tortelduiven, of van jonge duiven, offeren. ~
81 Lev 3:1 | offert, hetzij mannetje of wijfje, volkomen zal hij
82 Lev 3:6 | dankoffer, hetzij mannetje of wijfje, volkomen zal hij
83 Lev 4:23 | 23 Of men zijn zonde, die hij
84 Lev 4:28 | 28 Of men zijn zonde, die hij
85 Lev 5:1 | hetzij dat hij het gezien of geweten heeft; indien hij
86 Lev 5:2 | 2 Of wanneer een mens enig onrein
87 Lev 5:2 | een wild onrein gedierte, of het dode aas van onrein
88 Lev 5:2 | dode aas van onrein vee, of het dode aas van onrein
89 Lev 5:3 | 3 Of als hij zal aangeroerd hebben
90 Lev 5:4 | 4 Of als een mens zal gezworen
91 Lev 5:4 | uitsprekende, om kwaad te doen, of om goed te doen; naar al
92 Lev 5:6 | wijfje van klein vee, een lam of een jonge geit, voor de
93 Lev 5:7 | brengen twee tortelduiven, of twee jonge duiven, een ten
94 Lev 5:11 | kan aan twee tortelduiven of twee jonge duiven, zo zal
95 Lev 6:2 | hem in bewaring gegeven, of ter hand gesteld was, of
96 Lev 6:2 | of ter hand gesteld was, of van roof, of dat hij met
97 Lev 6:2 | gesteld was, of van roof, of dat hij met geweld zijn
98 Lev 6:3 | 3 Of dat hij het verlorene gevonden,
99 Lev 6:4 | roof, dien hij geroofd, of het onthoudene, dat hij
100 Lev 6:4 | hij met geweld onthoudt, of het bewaarde, dat bij hem
101 Lev 6:4 | te bewaren gegeven was, of het verlorene, dat hij gevonden
102 Lev 6:5 | 5 Of van al, waarover hij valselijk
103 Lev 7:10 | spijsoffer met olie gemengd, of droog, zal voor alle zonen
104 Lev 7:16 | zijner offerande een gelofte, of vrijwillig offer is, dat
105 Lev 7:21 | onreinigheid des mensen, of het onreine vee, of enig
106 Lev 7:21 | mensen, of het onreine vee, of enig onrein verfoeisel,
107 Lev 7:23 | zeggende: Geen vet van een os, of schaap, of geit, zult gij
108 Lev 7:23 | vet van een os, of schaap, of geit, zult gij eten. ~
109 Lev 7:26 | hetzij van het gevogelte, of van het vee. ~
110 Lev 11:4 | degenen, die alleen herkauwen, of de klauwen alleen verdelen:
111 Lev 11:10 | wateren is, geen vinnen of schubben heeft, dat zal
112 Lev 11:32 | hetzij van alle houten vat, of kleed, of vel, of zak, of
113 Lev 11:32 | alle houten vat, of kleed, of vel, of zak, of alle vat,
114 Lev 11:32 | houten vat, of kleed, of vel, of zak, of alle vat, waarmede
115 Lev 11:32 | of kleed, of vel, of zak, of alle vat, waarmede werk
116 Lev 11:36 | 36 Doch een fontein, of put van vergadering der
117 Lev 11:42 | gaat op zijn vier voeten, of al wat vele voeten heeft,
118 Lev 12:6 | reiniging voor den zoon, of voor de dochter, vervuld
119 Lev 12:6 | brandoffer, en een jonge duif, of tortelduif, tenzondoffer
120 Lev 12:7 | dergene, die eenknechtje of meisje gebaard heeft. ~
121 Lev 12:8 | zal zij twee tortelduiven, of twee jonge duiven nemen,
122 Lev 13:2 | zijns vleses een gezwel, of gezweer, of witte blaar
123 Lev 13:2 | een gezwel, of gezweer, of witte blaar zal zijn, welke
124 Lev 13:2 | tot den priester Aaron, of tot een uit zijn zonen,
125 Lev 13:16 | 16 Of als dat levende vlees verkeert,
126 Lev 13:19 | die zweer een wit gezwel, of een witte roodachtige blaar
127 Lev 13:24 | 24 Of wanneer in het vel des vleses
128 Lev 13:24 | brand een witte roodachtige of witte blaar is; ~
129 Lev 13:29 | 29 Verder, als in een man of vrouw een plaag zal zijn
130 Lev 13:29 | plaag zal zijn in het hoofd, of in den baard; ~
131 Lev 13:30 | melaatsheid van het hoofd of van den baard. ~
132 Lev 13:38 | 38 Verder als een man, of vrouw, aan het vel van hun
133 Lev 13:42 | Maar zo in de kaalheid, of in de blesse, een witte
134 Lev 13:42 | uitbottende in zijn kaalheid, of in zijn blesse. ~
135 Lev 13:43 | plaag in zijn kaalheid, of blesse, wit roodachtig is,
136 Lev 13:47 | zijn, aan een wollen kleed, of aan een linnen kleed, ~
137 Lev 13:48 | 48 Of aan den scheerdraad, of
138 Lev 13:48 | Of aan den scheerdraad, of aan den inslag van linnen,
139 Lev 13:48 | aan den inslag van linnen, of van wol, of aan vel, of
140 Lev 13:48 | van linnen, of van wol, of aan vel, of aan enig vellenwerk; ~
141 Lev 13:48 | of van wol, of aan vel, of aan enig vellenwerk; ~
142 Lev 13:49 | die plaag aan het kleed, of aan het vel, of aan den
143 Lev 13:49 | het kleed, of aan het vel, of aan den scheerdraad, of
144 Lev 13:49 | of aan den scheerdraad, of aan den inslag, of aan enig
145 Lev 13:49 | scheerdraad, of aan den inslag, of aan enig vellentuig, groenachtig
146 Lev 13:49 | vellentuig, groenachtig of roodachtig is; het is de
147 Lev 13:51 | uitgespreid is aan het kleed, of aan den scheerdraad, of
148 Lev 13:51 | of aan den scheerdraad, of aan den inslag, of aan het
149 Lev 13:51 | scheerdraad, of aan den inslag, of aan het vel, tot wat werk
150 Lev 13:52 | Daarom zal hij dat kleed, of die werpte, of dien inslag
151 Lev 13:52 | dat kleed, of die werpte, of dien inslag van wol, of
152 Lev 13:52 | of dien inslag van wol, of van linnen, of alle vellentuig,
153 Lev 13:52 | van wol, of van linnen, of alle vellentuig, waarin
154 Lev 13:53 | de plaag aan het kleed, of aan den scheerdraad, of
155 Lev 13:53 | of aan den scheerdraad, of aan den inslag, of aan enig
156 Lev 13:53 | scheerdraad, of aan den inslag, of aan enig vellentuig niet
157 Lev 13:55 | ingraving aan zijn achterste of aan zijn voorste zijde. ~
158 Lev 13:56 | zal hij ze van het kleed, of van het vel, of van den
159 Lev 13:56 | het kleed, of van het vel, of van den scheerdraad, of
160 Lev 13:56 | of van den scheerdraad, of van den inslag afscheuren. ~
161 Lev 13:57 | zo zij nog aan het kleed, of aan den scheerdraad, of
162 Lev 13:57 | of aan den scheerdraad, of aan den inslag, of aan enig
163 Lev 13:57 | scheerdraad, of aan den inslag, of aan enig vellentuig, gezien
164 Lev 13:58 | 58 Maar het kleed, of de werpte, of de inslag,
165 Lev 13:58 | het kleed, of de werpte, of de inslag, of alle vellentuig,
166 Lev 13:58 | de werpte, of de inslag, of alle vellentuig, dat gij
167 Lev 13:59 | melaatsheid, van een wollen of linnen kleed, of een werpte,
168 Lev 13:59 | wollen of linnen kleed, of een werpte, of een inslag,
169 Lev 13:59 | linnen kleed, of een werpte, of een inslag, of alle vellentuig,
170 Lev 13:59 | een werpte, of een inslag, of alle vellentuig, om dat
171 Lev 13:59 | om dat rein te verklaren, of onrein te verklaren. ~
172 Lev 14:22 | Mitsgaders twee tortelduiven, of twee jonge duiven, die zijn
173 Lev 14:30 | ene van de tortelduiven, of van de jonge duiven bereiden,
174 Lev 14:37 | dat huis zijn groenachtige of roodachtige kuiltjes, en
175 Lev 15:3 | vlees zijn vloed uitzevert, of zijn vlees van zijn vloed
176 Lev 15:14 | voor zich twee tortelduiven of twee jonge duiven nemen;
177 Lev 15:23 | leger geweest zal zijn, of op het tuig, waarop zij
178 Lev 15:25 | haars bloeds vloeien zal, of wanneer zij vloeien zal
179 Lev 15:29 | zich twee tortelduiven, of twee jonge duiven nemen,
180 Lev 17:3 | huis Israels, die een os, of lam, of geit in het leger
181 Lev 17:3 | Israels, die een os, of lam, of geit in het leger slachten
182 Lev 17:3 | het leger slachten zal, of die ze slachten zal buiten
183 Lev 17:8 | verkeren, die een brandoffer of slachtoffer zal offeren, ~
184 Lev 17:13 | die enig wild gedierte, of gevogelte, dat gegeten wordt,
185 Lev 17:15 | ziel onder de inboorlingen of onder de vreemdelingen,
186 Lev 17:15 | vreemdelingen, die een dood aas of het verscheurde zal gegeten
187 Lev 18:9 | der dochter uws vaders, of der dochter uwer moeder,
188 Lev 18:9 | moeder, te huis geboren of buiten geboren, haar schaamte
189 Lev 18:10 | schaamte der dochter uws zoons, of der dochter uwer dochter,
190 Lev 19:35 | de el, met het gewicht, of met de maat. ~
191 Lev 20:2 | uit de kinderen Israels, of uit de vreemdelingen, die
192 Lev 20:9 | iemand is, die zijn vader of zijn moeder zal gevloekt
193 Lev 20:9 | worden; hij heeft zijn vader of zijn moeder gevloekt; zijn
194 Lev 20:17 | de dochter zijns vaders, of de dochter zijner moeder,
195 Lev 20:27 | waarzeggenden geest zal hebben, of een duivelskunstenaar zal
196 Lev 21:7 | vrouw nemen, die een hoer of ontheiligde is, noch een
197 Lev 21:14 | 14 Een weduwe, of verstotene, of ontheiligde
198 Lev 21:14 | Een weduwe, of verstotene, of ontheiligde hoer, dezulke
199 Lev 21:18 | hij zij een blind man, of kreupel, of te kort, of
200 Lev 21:18 | een blind man, of kreupel, of te kort, of te lang in leden; ~
201 Lev 21:18 | of kreupel, of te kort, of te lang in leden; ~
202 Lev 21:19 | 19 Of een man, in wien een breuk
203 Lev 21:19 | wien een breuk des voets, of een breuk der hand zal zijn; ~
204 Lev 21:20 | 20 Of die bultachtig, of dwergachtig
205 Lev 21:20 | 20 Of die bultachtig, of dwergachtig zal zijn, of
206 Lev 21:20 | of dwergachtig zal zijn, of een vel op zijn oog zal
207 Lev 21:20 | op zijn oog zal hebben, of droge schurftheid, of etterige
208 Lev 21:20 | hebben, of droge schurftheid, of etterige schurftheid, of
209 Lev 21:20 | of etterige schurftheid, of die gebroken zal zijn aan
210 Lev 22:4 | van Aaron, die melaats is, of een vloed heeft, zal van
211 Lev 22:4 | is van een dood lichaam, of iemand, wien het zaad der
212 Lev 22:5 | 5 Of zo wie aangeroerd zal hebben
213 Lev 22:5 | waarvan hij onrein is, of een mens, waarvan hij onrein
214 Lev 22:13 | priesters dochter een weduwe of een verstotene zal zijn,
215 Lev 22:19 | runderen, van de lammeren, of van de geiten. ~
216 Lev 22:21 | uitzonderende van de runderen of van de schapen een gelofte,
217 Lev 22:21 | de schapen een gelofte, of vrijwillig offer, het zal
218 Lev 22:22 | 22 Het blinde, of gebrokene, of verlamde,
219 Lev 22:22 | Het blinde, of gebrokene, of verlamde, of wratte, of
220 Lev 22:22 | gebrokene, of verlamde, of wratte, of droge schurftheid,
221 Lev 22:22 | of verlamde, of wratte, of droge schurftheid, of etterige
222 Lev 22:22 | wratte, of droge schurftheid, of etterige schurftheid hebbende,
223 Lev 22:23 | 23 Doch een os, of klein vee, te lang of te
224 Lev 22:23 | os, of klein vee, te lang of te verkrompen in leden,
225 Lev 22:24 | 24 Het gedrukte, of gestotene, of gescheurde,
226 Lev 22:24 | gedrukte, of gestotene, of gescheurde, of gesnedene,
227 Lev 22:24 | gestotene, of gescheurde, of gesnedene, zult gij den
228 Lev 22:27 | 27 Wanneer een os, of lam, of geit zal geboren
229 Lev 22:27 | Wanneer een os, of lam, of geit zal geboren zijn, zo
230 Lev 22:28 | 28 Gij zult ook een os, of klein vee, hem en zijn jong,
231 Lev 24:14 | wat veilbaars verkopen, of uit de hand uws naasten
232 Lev 24:44 | 44 Aangaande uw slaaf of uw slavin, die gij zult
233 Lev 24:44 | van die zult gij een slaaf of een slavin kopen. ~
234 Lev 24:47 | bijwoner, die bij u is, of aan den stam van het geslacht
235 Lev 24:49 | 49 Of zijn oom, of de zoon zijns
236 Lev 24:49 | 49 Of zijn oom, of de zoon zijns ooms, zal
237 Lev 24:49 | zijns ooms, zal hem lossen, of die uit de naasten zijns
238 Lev 24:49 | geslacht is, zal hem lossen; of heeft zijn hand wat bekomen,
239 Lev 26:10 | een goed voor een kwaad, of een kwaad voor een goed;
240 Lev 26:12 | schatten, naar dat het goed of kwaad is; naar uw schatting,
241 Lev 26:14 | schatten, naar dat het goed of kwaad is; gelijk als de
242 Lev 26:20 | dien akker niet zal lossen, of indien hij dien akker aan
243 Lev 26:26 | heiligen; hetzij een os, of klein vee, het is des HEEREN. ~
244 Lev 26:28 | hij heeft, van een mens, of van een beest, of van den
245 Lev 26:28 | mens, of van een beest, of van den akker zijner bezitting,
246 Num 5:6 | Israels: wanneer een man of een vrouw iets van enige
247 Num 5:14 | zij onrein geworden is; of dat over hem de ijvergeest
248 Num 5:30 | 30 Of als over en man die ijvergeest
249 Num 6:2 | tot hen: Wanneer een man of een vrouw zich afgescheiden
250 Num 6:3 | hij drinken, noch verse of gedroogde druiven eten. ~
251 Num 6:7 | 7 Om zijn vader of om zijn moeder, om zijn
252 Num 6:7 | moeder, om zijn broeder of om zijn zuster, om hen zal
253 Num 6:10 | zal hij twee tortelduiven, of twee jonge duiven brengen
254 Num 9:10 | Wanneer iemand onder u, of onder uw geslachten, over
255 Num 9:10 | een dood lichaam onrein, of op een verren weg zal zijn,
256 Num 9:21 | werd, zo verreisden zij; of des daags, of des nachts,
257 Num 9:21 | verreisden zij; of des daags, of des nachts, als de wolk
258 Num 9:22 | 22 Of als de wolk twee dagen,
259 Num 9:22 | als de wolk twee dagen, of een maand, of vele dagen
260 Num 9:22 | twee dagen, of een maand, of vele dagen vertoog op den
261 Num 11:8 | en maalde het met molens, of stiet het in mortieren,
262 Num 11:23 | zijn? Gij zult nu zien, of Mijn woord u wedervaren
263 Num 11:23 | woord u wedervaren zal, of niet. ~
264 Num 11:29 | voor mij ijverende? Och of al dat volk des HEEREN profeten
265 Num 13:18 | volk, dat daarin woont, of het sterk zij of zwak, of
266 Num 13:18 | woont, of het sterk zij of zwak, of het weinig zij
267 Num 13:18 | of het sterk zij of zwak, of het weinig zij of veel; ~
268 Num 13:18 | zwak, of het weinig zij of veel; ~
269 Num 13:19 | waarin hetzelve woont, of het goed zij of kwaad; en
270 Num 13:19 | hetzelve woont, of het goed zij of kwaad; en hoedanig de steden
271 Num 13:19 | dewelke hetzelve woont, of in legers, of in sterkten; ~
272 Num 13:19 | hetzelve woont, of in legers, of in sterkten; ~
273 Num 13:20 | Ook hoedanig het land zij, of het vet zij of mager, of
274 Num 13:20 | land zij, of het vet zij of mager, of er bomen in zijn
275 Num 13:20 | of het vet zij of mager, of er bomen in zijn of niet;
276 Num 13:20 | mager, of er bomen in zijn of niet; en versterkt u, en
277 Num 14:2 | vergadering zeide tot hen: Och, of wij in Egypteland gestorven
278 Num 14:2 | Egypteland gestorven waren! of, och, of wij in deze woestijn
279 Num 14:2 | gestorven waren! of, och, of wij in deze woestijn gestorven
280 Num 15:3 | zult doen, een brandoffer, of slachtoffer, om af te zonderen
281 Num 15:3 | te zonderen een gelofte, of in een vrijwillig offer,
282 Num 15:3 | in een vrijwillig offer, of in uw gezette hoogtijden,
283 Num 15:3 | reuk te maken, van runderen of van klein vee; ~
284 Num 15:5 | bereiden tot een brandoffer of tot een slachtoffer, voor
285 Num 15:6 | 6 Of voor een ram zult gij een
286 Num 15:8 | bereiden tot een brandoffer of een slachtoffer, om een
287 Num 15:8 | gelofte af te zonderen, of ten dankoffer den HEERE; ~
288 Num 15:11 | worden met den enen os, of met den enen ram, of met
289 Num 15:11 | os, of met den enen ram, of met het klein vee, van de
290 Num 15:11 | klein vee, van de lammeren, of van de geiten. ~
291 Num 15:14 | als vreemdeling verkeert, of die in het midden van u
292 Num 15:30 | hetzij van inboorlingen of van vreemdelingen, die smaadt
293 Num 18:30 | eerstgeborene van een koe, of het eerstgeborene van een
294 Num 18:30 | eerstgeborene van een schaap, of het eerstgeborene van een
295 Num 19:17 | eerstgeborene van een koe, of het eerstgeborene van een
296 Num 19:17 | eerstgeborene van een schaap, of het eerstgeborene van een
297 Num 20:3 | spraken, zeggende: Och, of wij den geest gegeven hadden,
298 Num 22:6 | zal ik het kunnen slaan, of het uit het land verdrijven;
299 Num 22:11 | hetzelve kunnen strijden, of het uitdrijven. ~
300 Num 22:18 | overtreden, om te doen klein of groot. ~
301 Num 22:29 | gij mij bespot hebt; och, of ik een zwaard in mijn hand
302 Num 23:19 | het zeggen, en niet doen, of spreken, en niet bestendig
303 Num 24:13 | overtreden, doende goed of kwaad uit mijn eigen hart;
304 Num 30:2 | een gelofte zal beloofd, of een eed zal gezworen hebben,
305 Num 30:6 | haar geloften op haar zijn, of de uitspraak harer lippen,
306 Num 30:9 | de gelofte ener weduwe, of ener verstotene: alles,
307 Num 30:10 | mans gelofte gedaan heeft, of met een eed door verbintenis
308 Num 30:13 | zal haar man bevestigen, of die zal haar man te niet
309 Num 30:14 | bevestigt hij al haar geloften, of al haar verbintenissen,
310 Num 31:50 | een gouden vat, een keten, of een armring, een vingerring,
311 Num 31:50 | vingerring, een oorring, of een afhangenden gordel,
312 Num 34:17 | 17 Of indien hij hem met een handsteen,
313 Num 34:18 | 18 Of indien hij hem met een houten
314 Num 34:20 | haat zal gestoten hebben, of met opzet op hem geworpen
315 Num 34:21 | 21 Of hem door vijandschap met
316 Num 34:22 | vijandschap gestoten heeft, of enig instrument zonder opzet
317 Num 34:23 | 23 Of onvoorziens met enigen steen,
318 Deu 4:16 | enig beeld, van mannelijk of vrouwelijk gedaante, ~
319 Deu 4:32 | andere einde des hemels, of zulk een groot ding geschied
320 Deu 4:32 | een groot ding geschied of gehoord zij, als dit: ~
321 Deu 4:33 | 33 Of een volk gehoord hebbe de
322 Deu 4:34 | 34 Of: of God verzocht heeft te
323 Deu 4:34 | 34 Of: of God verzocht heeft te gaan,
324 Deu 5:8 | hetgeen boven in den hemel, of onder op de aarde is; of
325 Deu 5:8 | of onder op de aarde is; of in het water onder de aarde
326 Deu 8:2 | weten, wat in uw hart was, of gij Zijn geboden zoudt houden,
327 Deu 8:2 | Zijn geboden zoudt houden, of niet. ~
328 Deu 13:1 | 1 Wanneer een profeet, of dromen-dromer, in het midden
329 Deu 13:1 | opstaan, en u geven een teken of wonder; ~
330 Deu 13:2 | 2 En dat teken of dat wonder komt, dat hij
331 Deu 13:3 | woorden van dien profeet, of naar dien dromen-dromer
332 Deu 13:3 | verzoekt ulieden, om te weten, of gij den HEERE, uw God, liefhebt
333 Deu 13:5 | 5 En diezelve profeet, of dromen-dromer, zal gedood
334 Deu 13:6 | broeder, de zoon uwer moeder, of uw zoon, of uw dochter,
335 Deu 13:6 | uwer moeder, of uw zoon, of uw dochter, of de vrouw
336 Deu 13:6 | uw zoon, of uw dochter, of de vrouw van uw schoot,
337 Deu 13:6 | de vrouw van uw schoot, of uw vriend, die als uw ziel
338 Deu 13:7 | rondom u zijn, nabij u, of verre van u, van het ene
339 Deu 14:7 | degenen, die alleen herkauwen, of van degenen, die den gekloofden
340 Deu 14:21 | geven, dat hij het ete, of verkoopt het den vreemde;
341 Deu 15:2 | vrijlate; hij zal zijn naaste of zijn broeder niet manen,
342 Deu 15:12 | uw broeder, een Hebreer of een Hebreinne, aan u verkocht
343 Deu 15:21 | daaraan zal zijn, hetzij mank of blind, of enig kwaad gebrek,
344 Deu 15:21 | zijn, hetzij mank of blind, of enig kwaad gebrek, zo zult
345 Deu 17:1 | den HEERE, uw God, geen os of klein vee offeren, waaraan
346 Deu 17:1 | waaraan een gebrek zij of enig kwaad; want dat is
347 Deu 17:2 | uw God, u geeft, een man of vrouw gevonden zal worden,
348 Deu 17:3 | en buigt zich voor die, of voor de zon, of voor de
349 Deu 17:3 | voor die, of voor de zon, of voor de maan, of voor het
350 Deu 17:3 | de zon, of voor de maan, of voor het ganse heir des
351 Deu 17:5 | 5 Zo zult gij dien man of die vrouw, die ditzelve
352 Deu 17:5 | uitbrengen, dien man zeg ik, of die vrouw; en gij zult hen
353 Deu 17:6 | mond van twee getuigen, of drie getuigen, zal hij gedood
354 Deu 17:11 | aanzeggen, ter rechterhand of ter linkerhand. ~
355 Deu 17:12 | HEERE, uw God, te dienen, of naar den rechter, dezelve
356 Deu 17:20 | het gebod, ter rechterhand of ter linkerhand; opdat hij
357 Deu 18:3 | offeren, hetzij een os, of klein vee: dat hij den priester
358 Deu 18:10 | gevonden worden, die zijn zoon of zijn dochter door het vuur
359 Deu 18:10 | omgaat, een guichelaar, of die op vogelgeschrei acht
360 Deu 18:10 | vogelgeschrei acht geeft, of tovenaar. ~
361 Deu 18:11 | 11 Of een bezweerder, die met
362 Deu 18:11 | die met bezwering omgaat, of die een waarzeggenden geest
363 Deu 18:11 | waarzeggenden geest vraagt, of een duivelskunstenaar, of
364 Deu 18:11 | of een duivelskunstenaar, of die de doden vraagt. ~
365 Deu 18:20 | geboden heb te spreken, of die spreken zal in den naam
366 Deu 19:15 | over enige ongerechtigheid of over enige zonde, van alle
367 Deu 19:15 | mond van twee getuigen, of op den mond van drie getuigen
368 Deu 22:1 | Gij zult uws broeders os of klein vee niet zien afgedreven,
369 Deu 22:2 | broeder niet nabij u is, of gij hem niet kent, zo zult
370 Deu 22:4 | Gij zult uws broeders ezel of zijn os niet zien, vallende
371 Deu 22:6 | voorkomt, in enigen boom, of op de aarde, met jongen
372 Deu 22:6 | op de aarde, met jongen of eieren, en de moeder zittende
373 Deu 22:6 | moeder zittende op de jongen of op de eieren, zo zult gij
374 Deu 22:26 | zonde des doods; want gelijk of een man tegen zijn naaste
375 Deu 23:1 | door plettering verwond of uitgesneden is aan de mannelijkheid,
376 Deu 24:3 | huis zal hebben laten gaan; of als deze laatste man, die
377 Deu 24:14 | die uit uw broederen is, of uit uw vreemdelingen, die
378 Deu 27:15 | de man, die een gesneden of gegoten beeld, een gruwel
379 Deu 27:16 | Vervloekt zij, die zijn vader of zijn moeder veracht! En
380 Deu 27:22 | de dochter zijns vaders of de dochter zijner moeder!
381 Deu 28:14 | gebiede, ter rechterhand of ter linkerhand, dat gij
382 Deu 29:18 | ulieden niet zij een man, of vrouw, of huisgezin, of
383 Deu 29:18 | niet zij een man, of vrouw, of huisgezin, of stam, die
384 Deu 29:18 | of vrouw, of huisgezin, of stam, die zijn hart heden
385 Deu 30:1 | gekomen zijn, deze zegen of deze vloek, die ik u voorgesteld
386 Joz 5:13 | tot Hem: Zijt Gij van ons, of van onze vijanden? ~
387 Joz 7:3 | omtrent twee duizend mannen, of omtrent drie duizend mannen
388 Joz 8:20 | geen ruimte, om herwaarts of derwaarts te vlieden; want
389 Joz 14:12 | grote vaste steden waren; of de HEERE met mij ware, dat
390 Joz 23:22 | het door wederspannigheid, of is het door overtreding
391 Joz 23:23 | achter den HEERE af te keren, of om brandoffer en spijsoffer
392 Joz 23:23 | spijsoffer daarop te offeren, of om dankoffer daarop te doen,
393 Joz 23:29 | wederspannig zijn tegen den HEERE, of dat wij te dezen dage ons
394 Joz 23:29 | brandoffer, ten spijsoffer, of ten slachtoffer, behalve
395 Joz 25:15 | rivier waren, gediend hebben, of de goden der Amorieten,
396 Ric 2:22 | Israel door hen verzoeke, of zij den weg des HEEREN zullen
397 Ric 2:22 | vaderen gehouden hebben, of niet. ~
398 Ric 3:4 | verzoeken, opdat men wiste, of zij de geboden des HEEREN
399 Ric 4:32 | er ook een schild gezien, of een spies, onder veertig
400 Ric 4:54 | vinden en delen? een liefje, of twee liefjes, voor iegelijken
401 Ric 8:2 | Jerubbaal, over u heersen, of dat een man over u heerse?
402 Ric 10:34 | uit zich anders geen zoon of dochter. ~
403 Ric 17:5 | God, dat wij mogen weten, of onze weg, op welken wij
404 Ric 17:19 | voor het huis van een man, of dat gij een priester zijt
405 Ric 18:13 | plaatsen naderen, en te Gibea of te Rama vernachten. ~
406 Ric 19:28 | Benjamin, mijn broeder, of zal ik ophouden? en de HEERE
407 Ric 20:22 | geschieden, wanneer haar vaders of haar broeders zullen komen,
408 Rut 1:12 | ik al zeide: Ik heb hoop, of ik ook in dezen nacht een
409 Rut 3:10 | zijt nagegaan, hetzij arm of rijk. ~
410 1Sa 2:14 | 14 En sloeg in de teile, of in den ketel, of in de pan,
411 1Sa 2:14 | teile, of in den ketel, of in de pan, of in den pot;
412 1Sa 2:14 | den ketel, of in de pan, of in den pot; al wat de krauwel
413 1Sa 3:14 | worden door slachtoffer of door spijsoffer! ~
414 1Sa 10:22 | vraagden zij verder den HEERE, of die man nog derwaarts komen
415 1Sa 13:20 | iegelijk zijn ploegijzer, of zijn spade, of zijn bijl,
416 1Sa 13:20 | ploegijzer, of zijn spade, of zijn bijl, of zijn houweel
417 1Sa 13:20 | zijn spade, of zijn bijl, of zijn houweel scherpen liet. ~
418 1Sa 14:6 | te verlossen door velen of door weinigen. ~
419 1Sa 17:18 | zult uw broederen bezoeken, of het hun welga, en gij zult
420 1Sa 20:12 | omtrent dezen tijd, morgen of overmorgen, en zie, het
421 1Sa 20:20 | ter zijde schieten, als of ik naar een teken schoot. ~
422 1Sa 21:3 | vijf broden in mijn hand, of wat er gevonden wordt. ~
423 1Sa 21:8 | onder uw hand geen spies of zwaard? Want ik heb noch
424 1Sa 26:10 | de HEERE zal hem slaan, of zijn dag zal komen, dat
425 1Sa 26:10 | komen, dat hij zal sterven, of hij zal in een strijd trekken,
426 1Sa 29:3 | van Israel, die deze dagen of deze jaren bij mij geweest
427 1Sa 29:8 | Maar wat heb ik gedaan? Of wat hebt gij in uw knecht
428 2Sa 2:19 | achter Abner ter rechterhand of ter linkerhand af te gaan. ~
429 2Sa 2:21 | Wijk tot uw rechterhand of tot uw linkerhand, en grijp
430 2Sa 3:35 | ondergaan der zon brood of iets smake! ~
431 2Sa 14:19 | indien iemand ter rechter- of ter linkerhand zou kunnen
432 2Sa 15:4 | mij kwame, die een geschil of rechtzaak heeft, dat ik
433 2Sa 16:23 | raad, dien hij raadde, als of men naar Gods woord gevraagd
434 2Sa 17:9 | verstoken in een der holen, of in een der plaatsen. En
435 2Sa 18:3 | zult niet uittrekken; want of wij te enen male vloden,
436 2Sa 18:3 | op ons niet stellen; ja, of de helft van ons stierf,
437 2Sa 18:12 | die man zeide tot Joab: En of ik al duizend zilverlingen
438 2Sa 18:13 | 13 Of ik al valselijk tegen mijn
439 2Sa 19:42 | gegeten van des konings kost, of heeft hij ons een geschenk
440 2Sa 24:13 | jaren in uw land komen? Of wilt gij drie maanden vlieden
441 2Sa 24:13 | vijanden, dat die u vervolgen? Of dat er drie dagen pestilentie
442 1Kon 2:36 | daar niet uit herwaarts of derwaarts. ~
443 1Kon 2:42 | als gij zult herwaarts of derwaarts gaan, weet voorzeker,
444 1Kon 6:7 | geen hameren, noch bijl of enig ijzeren gereedschap
445 1Kon 7:26 | van den rand eens bekers of ener leliebloem; zij hield
446 1Kon 8:37 | poorten hem belegeren zal, of enige plage, of enige krankheid
447 1Kon 8:37 | belegeren zal, of enige plage, of enige krankheid wezen zal; ~
448 1Kon 8:46 | vijands land, dat verre of nabij is. ~
449 1Kon 17:1 | indien deze jaren dauw of regen zijn zal, tenzij dan
450 1Kon 18:10 | God, leeft, zo er een volk of koninkrijk is, waar mijn
451 1Kon 18:27 | omdat hij in gepeins is, of omdat hij wat te doen heeft,
452 1Kon 18:27 | omdat hij wat te doen heeft, of omdat hij een reize heeft;
453 1Kon 20:33 | en vatten het haastelijk, of het van hem ware, en zeiden:
454 1Kon 20:39 | plaats zijner ziel zijn, of gij zult een talent zilvers
455 1Kon 21:2 | wijngaard, die beter is dan die; of, zo het goed in uw ogen
456 1Kon 21:6 | mij uw wijngaard om geld, of, zo het u behaagt, zal ik
457 1Kon 22:6 | Gilead ten strijde trekken, of zal ik het nalaten? En zij
458 1Kon 22:15 | Gilead ten strijde trekken, of zullen wij het nalaten?
459 2Kon 1:2 | Baal-Zebub, den god van Ekron, of ik van deze krankheid genezen
460 2Kon 2:16 | heengaan, en uw heer zoeken, of niet misschien de Geest
461 2Kon 2:16 | opgenomen, en op een der bergen, of in een der dalen hem geworpen
462 2Kon 4:13 | spreken tot den koning, of tot den krijgsoverste? En
463 2Kon 5:3 | zeide tot haar vrouw: Och, of mijn heer ware voor het
464 2Kon 5:17 | zal niet meer brandoffer of slachtoffer aan andere goden
465 2Kon 6:27 | helpen? Van den dorsvloer of van den wijnpers? ~
466 2Kon 12:13 | trompetten, noch enig gouden vat, of zilveren vat, van het geld,
467 2Kon 13:13 | trompetten, noch enig gouden vat, of zilveren vat, van het geld,
468 2Kon 14:19 | zeide: Gij zoudt vijfmaal of zesmaal geslagen hebben;
469 2Kon 22:9 | graden voorwaarts gaan, of tien graden achterwaarts
470 2Kon 25:10 | opdat niemand zijn zoon of zijn dochter voor den Molech
471 1Kro 22:12 | 12 Of drie jaren honger, of drie
472 1Kro 22:12 | 12 Of drie jaren honger, of drie maanden verteerd te
473 1Kro 22:12 | uwer vijanden u achterhale; of drie dagen het zwaard des
474 2Kro 4:5 | van den rand eens bekers of ener leliebloem, bevattende
475 2Kro 7:28 | wezen zal, als er brandkoren of honigdauw, sprinkhanen en
476 2Kro 7:28 | poorten hem belegeren zal, of enige plage, of enige krankheid
477 2Kro 7:28 | belegeren zal, of enige plage, of enige krankheid wezen zal; ~
478 2Kro 7:29 | smeking, die van enig mens, of van al Uw volk Israel geschieden
479 2Kro 7:36 | wegvoeren in een land, dat verre of nabij is; ~
480 2Kro 8:13 | dat er geen regen zij, of zo Ik den sprinkhaan gebiede,
481 2Kro 8:13 | gebiede, het land te verteren, of zo Ik pest onder Mijn volk
482 2Kro 19:5 | Gilead ten strijde trekken, of zal ik het nalaten? En zij
483 2Kro 19:14 | Gilead ten strijde trekken, of zal ik het nalaten? En hij
484 2Kro 21:9 | het zwaard des oordeels, of pestilentie, of honger,
485 2Kro 21:9 | oordeels, of pestilentie, of honger, wij zullen voor
486 Ezra 2:59 | hun zaad niet bewijzen, of zij uit Israel waren. ~
487 Ezra 5:17 | aldaar, dat te Babel is, of het zij, dat een bevel van
488 Ezra 7:26 | gedaan, hetzij ter dood, of tot uitbanning, of tot boete
489 Ezra 7:26 | dood, of tot uitbanning, of tot boete van goederen,
490 Ezra 7:26 | tot boete van goederen, of tot de banden. ~
491 Neh 5:8 | ook uw broederen verkopen, of zouden zij aan ons verkocht
492 Neh 7:61 | en hun zaad niet tonen, of zij uit Israel waren; ~
493 Neh 10:31 | dat wij op den sabbat, of op een anderen heiligen
494 Neh 13:20 | buiten voor Jeruzalem, eens of tweemaal. ~
495 Neh 13:25 | dochteren voor uw zonen of voor u zult nemen! ~
496 Est 16:4 | kennen, opdat zij zagen, of de woorden van Mordechai
497 Est 17:4 | kennen, opdat zij zagen, of de woorden van Mordechai
498 Est 23 | of wat is uw verzoek? Het zal
499 Est 51 | het zal u gegeven worden; of wat is verder uw verzoek?
500 Job 3:15 | 15 Of met de vorsten, die goud
1-500 | 501-1000 | 1001-1083 |