Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
david 1016
davids 151
dden 1
de 33382
debir 14
debora 10
dedagen 1
Frequency    [«  »]
-----
-----
46573 en
33382 de
19256 van
18165 het
13263 zijn

Bijbel

IntraText - Concordances

de

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33382

      Book Chapter: Verse
4501 Num 16:48 | tussen de doden en tussen de levenden; alzo werd de plaag 4502 Num 16:48 | tussen de levenden; alzo werd de plaag opgehouden. ~ 4503 Num 16:49 | behalve die gestorven waren om de zaak van Korach. ~ 4504 Num 16:50 | keerde weder tot Mozes aan de deur van de tent der samenkomst; 4505 Num 16:50 | tot Mozes aan de deur van de tent der samenkomst; en 4506 Num 16:50 | tent der samenkomst; en de plaag was opgehouden. ~ 4507 Num 17:1 | 1 Toen sprak de HEERE tot Mozes, zeggende: ~ 4508 Num 17:2 | 2 Spreek tot de kinderen Israels, en neem 4509 Num 17:4 | gij zult ze wegleggen in de tent der samenkomst, voor 4510 Num 17:4 | tent der samenkomst, voor de getuigenis, waarheen Ik 4511 Num 17:5 | het zal geschieden, dat de staf des mans, welke Ik 4512 Num 17:5 | bloeien; en Ik zal stillen de murmureringen van de kinderen 4513 Num 17:5 | stillen de murmureringen van de kinderen Israels tegen Mij, 4514 Num 17:6 | 6 Mozes dan sprak tot de kinderen Israels, en al 4515 Num 17:7 | aangezicht des HEEREN, in de tent der getuigenis. ~ 4516 Num 17:8 | anderen daags, dat Mozes in de tent der getuigenis inging; 4517 Num 17:9 | aangezicht des HEEREN, tot al de kinderen Israels; en zij 4518 Num 17:10 | 10 Toen zeide de HEERE tot Mozes: Breng de 4519 Num 17:10 | de HEERE tot Mozes: Breng de staf van Aaron weder voor 4520 Num 17:10 | staf van Aaron weder voor de getuigenis, in bewaring, 4521 Num 17:10 | bewaring, tot een teken voor de wederspannige kinderen; 4522 Num 17:11 | Mozes deed het; gelijk als de HEERE hem geboden had, alzo 4523 Num 17:12 | 12 Toen spraken de kinderen Israels tot Mozes, 4524 Num 18:1 | 1 Toen sprak de HEERE tot Mozes, zeggende: ~ 4525 Num 18:2 | 2 Spreek tot de kinderen Israels, en neem 4526 Num 18:4 | gij zult ze wegleggen in de tent der samenkomst, voor 4527 Num 18:4 | tent der samenkomst, voor de getuigenis, waarheen Ik 4528 Num 18:5 | het zal geschieden, dat de staf des mans, welke Ik 4529 Num 18:5 | bloeien; en Ik zal stillen de murmureringen van de kinderen 4530 Num 18:5 | stillen de murmureringen van de kinderen Israels tegen Mij, 4531 Num 18:6 | 6 Mozes dan sprak tot de kinderen Israels, en al 4532 Num 18:7 | aangezicht des HEEREN, in de tent der getuigenis. ~ 4533 Num 18:8 | anderen daags, dat Mozes in de tent der getuigenis inging; 4534 Num 18:9 | aangezicht des HEEREN, tot al de kinderen Israels; en zij 4535 Num 18:10 | 10 Toen zeide de HEERE tot Mozes: Breng de 4536 Num 18:10 | de HEERE tot Mozes: Breng de staf van Aaron weder voor 4537 Num 18:10 | staf van Aaron weder voor de getuigenis, in bewaring, 4538 Num 18:10 | bewaring, tot een teken voor de wederspannige kinderen; 4539 Num 18:11 | Mozes deed het; gelijk als de HEERE hem geboden had, alzo 4540 Num 18:12 | 12 Toen spraken de kinderen Israels tot Mozes, 4541 Num 18:14 | 1 Zo zeide de HEERE tot Aaron: Gij, en 4542 Num 18:14 | vaders met u, zult dragen de ongerechtigheid des heiligdoms; 4543 Num 18:14 | zonen met u, zult dragen de ongerechtigheid van uw priesterambt. ~ 4544 Num 18:15 | zonen met u, zult zijn voor de tent der getuigenis. ~ 4545 Num 18:16 | zullen uw wacht waarnemen, en de wacht der ganse tent; doch 4546 Num 18:17 | u bijgevoegd worden, en de wacht van de tent der samenkomst 4547 Num 18:17 | worden, en de wacht van de tent der samenkomst waarnemen, 4548 Num 18:18 | Gijlieden nu zult waarnemen de wacht des heiligdoms, en 4549 Num 18:18 | wacht des heiligdoms, en de wacht des altaars; opdat 4550 Num 18:18 | verbolgenheid meer zij over de kinderen Israels. ~ 4551 Num 18:19 | zie, Ik heb uw broederen, de Levieten, uit het midden 4552 Num 18:19 | HEERE, om den dienst van de tent der samenkomst te bedienen. ~ 4553 Num 18:20 | dienst van een geschenk; en de vreemde, die nadert, zal 4554 Num 18:21 | 8 Voorts sprak de HEERE tot Aaron: En Ik, 4555 Num 18:21 | Ik, zie, Ik heb u gegeven de wacht Mijner hefofferen, 4556 Num 18:21 | alle heilige dingen van de kinderen Israels heb Ik 4557 Num 18:22 | Dit zult gij hebben van de heiligheid der heiligheden, 4558 Num 18:25 | 12 Al het beste van de olie, en al het beste van 4559 Num 18:25 | olie, en al het beste van de most, en van koren, hun 4560 Num 18:26 | 13 De eerste vruchten van alles, 4561 Num 18:28 | 15 Al wat de baarmoeder opent, van alle 4562 Num 18:28 | HEERE zullen brengen, onder de mensen, en onder de beesten, 4563 Num 18:28 | onder de mensen, en onder de beesten, zal het uwe zijn; 4564 Num 18:28 | zal het uwe zijn; doch de eerstgeborenen der mensen 4565 Num 18:31 | zal het uwe zijn; gelijk de beweegborst, en gelijk de 4566 Num 18:31 | de beweegborst, en gelijk de rechterschouder, zal het 4567 Num 18:32 | der heilige dingen, die de kinderen Israels den HEERE 4568 Num 18:33 | 20 Ook zeide de HEERE tot Aaron: Gij zult 4569 Num 18:33 | erfenis, in het midden van de kinderen Israels. ~ 4570 Num 18:34 | 21 En zie, aan de kinderen van Levi heb Ik 4571 Num 18:34 | bedienen, den dienst van de tent der samenkomst. ~ 4572 Num 18:35 | 22 En de kinderen Israels zullen 4573 Num 18:35 | zullen niet meer naderen tot de tent der samenkomst, om 4574 Num 18:36 | 23 Maar de Levieten, die zullen bedienen 4575 Num 18:36 | bedienen den dienst van de tent der samenkomst, en 4576 Num 18:36 | geslachten; en in het midden van de kinderen Israels zullen 4577 Num 18:37 | 24 Want de tienden der kinderen Israels, 4578 Num 18:37 | zullen offeren, heb Ik aan de Levieten tot een erfenis 4579 Num 18:37 | zullen in het midden van de kinderen Israels geen erfenis 4580 Num 18:38 | 25 En de HEERE sprak tot Mozes, zeggende: ~ 4581 Num 18:39 | 26 Gij zult ook tot de Levieten spreken, en tot 4582 Num 18:39 | zeggen: Wanneer gij van de kinderen Israels de tienden 4583 Num 18:39 | van de kinderen Israels de tienden zult ontvangen hebben, 4584 Num 18:39 | hefoffer des HEEREN offeren, de tienden van die tienden; ~ 4585 Num 18:40 | van den dorsvloer, en als de volheid van de perskuip. ~ 4586 Num 18:40 | dorsvloer, en als de volheid van de perskuip. ~ 4587 Num 18:41 | uw tienden, die gij van de kinderen Israels zult hebben 4588 Num 18:44 | een loon voor uw dienst in de tent der samenkomst. ~ 4589 Num 18:45 | daarvan offert; en gij zult de heilige dingen van de kinderen 4590 Num 18:45 | zult de heilige dingen van de kinderen Israels niet ontheiligen, 4591 Num 19:1 | 1 Zo zeide de HEERE tot Aaron: Gij, en 4592 Num 19:1 | vaders met u, zult dragen de ongerechtigheid des heiligdoms; 4593 Num 19:1 | zonen met u, zult dragen de ongerechtigheid van uw priesterambt. ~ 4594 Num 19:2 | zonen met u, zult zijn voor de tent der getuigenis. ~ 4595 Num 19:3 | zullen uw wacht waarnemen, en de wacht der ganse tent; doch 4596 Num 19:4 | u bijgevoegd worden, en de wacht van de tent der samenkomst 4597 Num 19:4 | worden, en de wacht van de tent der samenkomst waarnemen, 4598 Num 19:5 | Gijlieden nu zult waarnemen de wacht des heiligdoms, en 4599 Num 19:5 | wacht des heiligdoms, en de wacht des altaars; opdat 4600 Num 19:5 | verbolgenheid meer zij over de kinderen Israels. ~ 4601 Num 19:6 | zie, Ik heb uw broederen, de Levieten, uit het midden 4602 Num 19:6 | HEERE, om den dienst van de tent der samenkomst te bedienen. ~ 4603 Num 19:7 | dienst van een geschenk; en de vreemde, die nadert, zal 4604 Num 19:8 | 8 Voorts sprak de HEERE tot Aaron: En Ik, 4605 Num 19:8 | Ik, zie, Ik heb u gegeven de wacht Mijner hefofferen, 4606 Num 19:8 | alle heilige dingen van de kinderen Israels heb Ik 4607 Num 19:9 | Dit zult gij hebben van de heiligheid der heiligheden, 4608 Num 19:12 | 12 Al het beste van de olie, en al het beste van 4609 Num 19:12 | olie, en al het beste van de most, en van koren, hun 4610 Num 19:13 | 13 De eerste vruchten van alles, 4611 Num 19:15 | 15 Al wat de baarmoeder opent, van alle 4612 Num 19:15 | HEERE zullen brengen, onder de mensen, en onder de beesten, 4613 Num 19:15 | onder de mensen, en onder de beesten, zal het uwe zijn; 4614 Num 19:15 | zal het uwe zijn; doch de eerstgeborenen der mensen 4615 Num 19:18 | zal het uwe zijn; gelijk de beweegborst, en gelijk de 4616 Num 19:18 | de beweegborst, en gelijk de rechterschouder, zal het 4617 Num 19:19 | der heilige dingen, die de kinderen Israels den HEERE 4618 Num 19:20 | 20 Ook zeide de HEERE tot Aaron: Gij zult 4619 Num 19:20 | erfenis, in het midden van de kinderen Israels. ~ 4620 Num 19:21 | 21 En zie, aan de kinderen van Levi heb Ik 4621 Num 19:21 | bedienen, den dienst van de tent der samenkomst. ~ 4622 Num 19:22 | 22 En de kinderen Israels zullen 4623 Num 19:22 | zullen niet meer naderen tot de tent der samenkomst, om 4624 Num 19:23 | 23 Maar de Levieten, die zullen bedienen 4625 Num 19:23 | bedienen den dienst van de tent der samenkomst, en 4626 Num 19:23 | geslachten; en in het midden van de kinderen Israels zullen 4627 Num 19:24 | 24 Want de tienden der kinderen Israels, 4628 Num 19:24 | zullen offeren, heb Ik aan de Levieten tot een erfenis 4629 Num 19:24 | zullen in het midden van de kinderen Israels geen erfenis 4630 Num 19:25 | 25 En de HEERE sprak tot Mozes, zeggende: ~ 4631 Num 19:26 | 26 Gij zult ook tot de Levieten spreken, en tot 4632 Num 19:26 | zeggen: Wanneer gij van de kinderen Israels de tienden 4633 Num 19:26 | van de kinderen Israels de tienden zult ontvangen hebben, 4634 Num 19:26 | hefoffer des HEEREN offeren, de tienden van die tienden; ~ 4635 Num 19:27 | van den dorsvloer, en als de volheid van de perskuip. ~ 4636 Num 19:27 | dorsvloer, en als de volheid van de perskuip. ~ 4637 Num 19:28 | uw tienden, die gij van de kinderen Israels zult hebben 4638 Num 19:31 | een loon voor uw dienst in de tent der samenkomst. ~ 4639 Num 19:32 | daarvan offert; en gij zult de heilige dingen van de kinderen 4640 Num 19:32 | zult de heilige dingen van de kinderen Israels niet ontheiligen, 4641 Num 20:1 | 1 Als de kinderen Israels, de ganse 4642 Num 20:1 | Als de kinderen Israels, de ganse vergadering, in de 4643 Num 20:1 | de ganse vergadering, in de woestijn Zin gekomen waren, 4644 Num 20:1 | woestijn Zin gekomen waren, in de eerste maand, zo bleef het 4645 Num 20:2 | En er was geen water voor de vergadering; toen vergaderden 4646 Num 20:4 | Waarom toch hebt gijlieden de gemeente des HEEREN in deze 4647 Num 20:6 | aangezicht der gemeente tot de deur van de tent der samenkomst, 4648 Num 20:6 | gemeente tot de deur van de tent der samenkomst, en 4649 Num 20:6 | op hun aangezichten; en de heerlijkheid des HEEREN 4650 Num 20:7 | 7 En de HEERE sprak tot Mozes, zeggende: ~ 4651 Num 20:8 | Neem dien staf, en verzamel de vergadering, gij en Aaron, 4652 Num 20:8 | den steenrots, en gij zult de vergadering en haar beesten 4653 Num 20:10 | Mozes en Aaron vergaderden de gemeente voor de steenrots, 4654 Num 20:10 | vergaderden de gemeente voor de steenrots, en hij zeide 4655 Num 20:11 | zijn hand op, en hij sloeg de steenrots tweemaal met zijn 4656 Num 20:11 | kwam veel waters uit, zodat de vergadering dronk, en haar 4657 Num 20:12 | 12 Derhalve zeide de HEERE tot Mozes en tot Aaron: 4658 Num 20:12 | dat gij Mij heiligdet voor de ogen der kinderen van Israel, 4659 Num 20:13 | 13 Dit zijn de wateren van Meriba, daar 4660 Num 20:13 | wateren van Meriba, daar de kinderen Israels met den 4661 Num 20:14 | broeder Israel: Gij weet al de moeite, die ons ontmoet 4662 Num 20:15 | dagen gewoond hebben; en dat de Egyptenaars aan ons en onze 4663 Num 20:17 | door den akker, noch door de wijngaarden, noch zullen 4664 Num 20:19 | 19 Toen zeiden de kinderen Israels tot hem: 4665 Num 20:22 | reisden zij van Kades; en de kinderen Israels kwamen, 4666 Num 20:22 | kinderen Israels kwamen, de ganse vergadering, aan den 4667 Num 20:23 | 23 De HEERE nu sprak tot Mozes, 4668 Num 20:23 | Aaron, aan den berg Hor, aan de pale van het land van Edom, 4669 Num 20:24 | het land, hetwelk Ik aan de kinderen Israels gegeven 4670 Num 20:24 | wederspannig geweest zijt bij de wateren van Meriba. ~ 4671 Num 20:27 | Mozes nu deed, gelijk als de HEERE geboden had; want 4672 Num 20:27 | op tot den berg Hor, voor de ogen der ganse vergadering. ~ 4673 Num 20:28 | Aaron stierf aldaar, op de hoogte diens bergs. Toen 4674 Num 20:29 | 29 Toen de ganse vergadering zag, dat 4675 Num 21:1 | 1 Als de Kanaaniet, de koning van 4676 Num 21:1 | 1 Als de Kanaaniet, de koning van Harad, wonende 4677 Num 21:3 | 3 De HEERE dan verhoorde de stem 4678 Num 21:3 | 3 De HEERE dan verhoorde de stem van Israel, en gaf 4679 Num 21:3 | stem van Israel, en gaf de Kanaanieten over; en hij 4680 Num 21:4 | Edomieten heentogen; doch de ziel des volks werd verdrietig 4681 Num 21:5 | opdat wij sterven zouden in de woestijn? Want hier is geen 4682 Num 21:6 | 6 Toen zond de HEERE vurige slangen onder 4683 Num 21:8 | 8 En de HEERE zeide tot Mozes: Maak 4684 Num 21:9 | iemand beet, zo zag hij de koperen slang aan, en hij 4685 Num 21:10 | 10 Toen verreisden de kinderen Israels, en zij 4686 Num 21:11 | Oboth, en legerden zich aan de heuvelen van Abarim in de 4687 Num 21:11 | de heuvelen van Abarim in de woestijn, die tegenover 4688 Num 21:12 | zij, en legerden zich bij de beek Zered. ~ 4689 Num 21:13 | zich aan deze zijde van de Arnon, welke in de woestijn 4690 Num 21:13 | zijde van de Arnon, welke in de woestijn is, uitgaande uit 4691 Num 21:13 | woestijn is, uitgaande uit de landpalen der Amorieten; 4692 Num 21:13 | landpalen der Amorieten; want de Arnon is de landpale van 4693 Num 21:13 | Amorieten; want de Arnon is de landpale van Moab, tussen 4694 Num 21:13 | Moab, tussen Moab en tussen de Amorieten. ~ 4695 Num 21:14 | wordt gezegd in het boek van de oorlogen des HEEREN: Tegen 4696 Num 21:14 | een wervelwind, en tegen de beken Arnon, ~ 4697 Num 21:15 | der beken, die zich naar de gelegenheid van Ar wendt, 4698 Num 21:15 | van Ar wendt, en leent aan de landpale van Moab.) ~ 4699 Num 21:16 | reisden zij naar Beer. Dit is de put, van welken de HEERE 4700 Num 21:16 | Dit is de put, van welken de HEERE tot Mozes zeide: Verzamel 4701 Num 21:18 | 18 Gij put, dien de vorsten gegraven hebben, 4702 Num 21:18 | vorsten gegraven hebben, dien de edelen des volks gedolven 4703 Num 21:18 | met hun staven.) En van de woestijn reisden zij naar 4704 Num 21:20 | het veld van Moab is, aan de hoogte van Pisga, en dat 4705 Num 21:20 | van Pisga, en dat tegen de wildernis ziet. ~ 4706 Num 21:22 | zullen niet afwijken in de akkers, noch in de wijngaarden; 4707 Num 21:22 | afwijken in de akkers, noch in de wijngaarden; wij zullen 4708 Num 21:23 | uit, Israel tegemoet, naar de woestijn, en hij kwam te 4709 Num 21:24 | Maar Israel sloeg hem met de scherpte des zwaards, en 4710 Num 21:24 | erfelijke bezitting, van de Arnon af tot de Jabbok toe, 4711 Num 21:24 | bezitting, van de Arnon af tot de Jabbok toe, tot aan de kinderen 4712 Num 21:24 | tot de Jabbok toe, tot aan de kinderen Ammons; want de 4713 Num 21:24 | de kinderen Ammons; want de landpale der kinderen Ammons 4714 Num 21:25 | en Israel woonde in al de steden der Amorieten, te 4715 Num 21:26 | 26 Want Hesbon was de stad van Sihon, den koning 4716 Num 21:26 | zijn hand genomen, tot aan de Arnon. ~ 4717 Num 21:27 | men bouwe en bevestige de stad van Sihon! ~ 4718 Num 21:28 | uit Hesbon; een vlam uit de stad van Sihon; zij heeft 4719 Num 21:28 | verteerd Ar der Moabieten, en de heren der hoogten van de 4720 Num 21:28 | de heren der hoogten van de Arnon. ~ 4721 Num 21:29 | ontliepen, en zijn dochters in de gevangenis geleverd aan 4722 Num 21:32 | plaatsen in; en hij dreef de Amorieten, die er waren, 4723 Num 21:32 | Amorieten, die er waren, uit de bezitting. ~ 4724 Num 21:33 | den weg van Basan; en Og, de koning van Basan, ging uit 4725 Num 21:34 | 34 De HEERE nu zeide tot Mozes: 4726 Num 22:1 | 1 Daarna reisden de kinderen van Israel, en 4727 Num 22:1 | Israel, en legerden zich in de vlakken velden van Moab, 4728 Num 22:1 | Moab, aan deze zijde van de Jordaan van Jericho. ~ 4729 Num 22:2 | 2 Toen Balak, de zoon van Zippor, zag al 4730 Num 22:2 | Zippor, zag al wat Israel aan de Amorieten gedaan had; ~ 4731 Num 22:3 | voor het aangezicht van de kinderen Israels. 4732 Num 22:4 | Derhalve zeide Moab tot de oudsten der Midianieten: 4733 Num 22:4 | wat rondom ons is, gelijk de os de groente des velds 4734 Num 22:4 | rondom ons is, gelijk de os de groente des velds oplikt. 4735 Num 22:4 | dier tijd nu was Balak, de zoon van Zippor, koning 4736 Num 22:5 | te Pethor, hetwelk aan de rivier is, in het land der 4737 Num 22:7 | 7 Toen gingen de oudsten der Moabieten, en 4738 Num 22:7 | oudsten der Moabieten, en de oudsten der Midianieten, 4739 Num 22:7 | Bileam, en spraken tot hem de woorden van Balak. ~ 4740 Num 22:8 | wederbrengen, gelijk als de HEERE tot mij zal gesproken 4741 Num 22:8 | gesproken hebben. Toen bleven de vorsten der Moabieten bij 4742 Num 22:10 | zeide Bileam tot God: Balak, de zoon van Zippor, de koning 4743 Num 22:10 | Balak, de zoon van Zippor, de koning der Moabieten, heeft 4744 Num 22:13 | morgens op, en zeide tot de vorsten van Balak: Gaat 4745 Num 22:13 | Gaat naar uw land; want de HEERE weigert mij toe te 4746 Num 22:14 | 14 Zo stonden dan de vorsten der Moabieten op, 4747 Num 22:16 | zeiden: Alzo zegt Balak, de zoon van Zippor: Laat u 4748 Num 22:18 | antwoordde Bileam, en zeide tot de dienaren van Balak: Wanneer 4749 Num 22:19 | nacht, opdat ik wete, wat de HEERE tot mij verder spreken 4750 Num 22:21 | ezelin, en hij trok heen met de vorsten van Moab. ~ 4751 Num 22:22 | 22 Doch de toorn des HEEREN werd ontstoken, 4752 Num 22:22 | omdat hij heentoog; en de Engel des HEEREN stelde 4753 Num 22:23 | 23 De ezelin nu zag den Engel 4754 Num 22:23 | in Zijn hand; daarom week de ezelin uit den weg, en ging 4755 Num 22:23 | veld. Toen sloeg Bileam de ezelin, om dezelve naar 4756 Num 22:24 | 24 Maar de Engel des HEEREN stond in 4757 Num 22:25 | 25 Toen de ezelin den Engel des HEEREN 4758 Num 22:26 | 26 Toen ging de Engel des HEEREN noch verder, 4759 Num 22:27 | 27 Als de ezelin den Engel des HEEREN 4760 Num 22:27 | zich neder onder Bileam; en de toorn van Bileam ontstak, 4761 Num 22:27 | Bileam ontstak, en hij sloeg de ezelin met een stok. ~ 4762 Num 22:28 | 28 De HEERE nu opende den mond 4763 Num 22:29 | 29 Toen zeide Bileam tot de ezelin: Omdat gij mij bespot 4764 Num 22:30 | 30 De ezelin nu zeide tot Bileam: 4765 Num 22:31 | 31 Toen ontdekte de HEERE de ogen van Bileam, 4766 Num 22:31 | 31 Toen ontdekte de HEERE de ogen van Bileam, zodat hij 4767 Num 22:32 | 32 Toen zeide de Engel des HEEREN tot hem: 4768 Num 22:33 | 33 Maar de ezelin heeft Mij gezien, 4769 Num 22:35 | 35 De Engel des HEEREN nu zeide 4770 Num 22:35 | spreken. Alzo toog Bileam met de vorsten van Balak. ~ 4771 Num 22:36 | hij uit, hem tegemoet, tot de stad der Moabieten, welke 4772 Num 22:36 | der Moabieten, welke aan de landpale van de Arnon ligt, 4773 Num 22:36 | welke aan de landpale van de Arnon ligt, die aan het 4774 Num 22:40 | zond aan Bileam, en aan de vorsten, die bij hem waren. ~ 4775 Num 22:41 | Bileam nam, en voerde hem op de hoogten van Baal, dat hij 4776 Num 23:3 | heengaan; misschien zal de HEERE mij tegemoet komen; 4777 Num 23:3 | maken. Toen ging hij op de hoogte. ~ 4778 Num 23:5 | 5 Toen legde de HEERE het woord in den mond 4779 Num 23:6 | zijn brandoffer, hij en al de vorsten der Moabieten. ~ 4780 Num 23:7 | Uit Syrie heeft mij Balak, de koning der Moabieten, laten 4781 Num 23:8 | wat zal ik schelden, waar de HEERE niet scheldt? ~ 4782 Num 23:9 | 9 Want van de hoogte der steenrotsen zie 4783 Num 23:9 | steenrotsen zie ik hem, en van de heuvelen aanschouw ik hem; 4784 Num 23:9 | wonen, en het zal onder de heidenen niet gerekend worden. ~ 4785 Num 23:12 | waarnemen te spreken, wat de HEERE in mijn mond gelegd 4786 Num 23:14 | mede tot het veld Zofim, op de hoogte van Pisga; en hij 4787 Num 23:16 | 16 Als de HEERE Bileam ontmoet was, 4788 Num 23:17 | bij zijn brandoffer, en de vorsten der Moabieten bij 4789 Num 23:17 | zeide tot hem: Wat heeft de HEERE gesproken? ~ 4790 Num 23:21 | 21 Hij schouwt niet aan de ongerechtigheid in Jakob; 4791 Num 23:21 | Jakob; ook ziet Hij niet aan de boosheid in Israel. De HEERE, 4792 Num 23:21 | aan de boosheid in Israel. De HEERE, zijn God, is met 4793 Num 23:26 | gesproken, zeggende: Al wat de HEERE spreken zal, dat zal 4794 Num 23:27 | misschien zal het recht zijn in de ogen van dien God, dat gij 4795 Num 23:28 | nam Balak Bileam mede tot de hoogte van Peor, die tegen 4796 Num 23:28 | hoogte van Peor, die tegen de woestijn ziet. ~ 4797 Num 24:1 | zag, dat het goed was in de ogen des HEEREN, dat hij 4798 Num 24:1 | heen, gelijk meermalen, tot de toverijen; maar hij stelde 4799 Num 24:1 | stelde zijn aangezicht naar de woestijn. ~ 4800 Num 24:2 | naar zijn stammen, zo was de Geest van God op hem. ~ 4801 Num 24:3 | spreuk op, en zeide: Bileam, de zoon van Beor, spreekt, 4802 Num 24:3 | zoon van Beor, spreekt, en de man, wien de ogen geopend 4803 Num 24:3 | spreekt, en de man, wien de ogen geopend zijn, spreekt! ~ 4804 Num 24:4 | 4 De hoorder der redenen Gods 4805 Num 24:4 | die verrukt wordt, en wien de ogen ontdekt worden! ~ 4806 Num 24:6 | 6 Gelijk de beken breiden zij zich uit, 4807 Num 24:6 | breiden zij zich uit, als de hoven aan de rivieren; de 4808 Num 24:6 | zich uit, als de hoven aan de rivieren; de HEERE heeft 4809 Num 24:6 | de hoven aan de rivieren; de HEERE heeft ze geplant, 4810 Num 24:6 | HEERE heeft ze geplant, als de sandelbomen, als de cederbomen 4811 Num 24:6 | als de sandelbomen, als de cederbomen aan het water. ~ 4812 Num 24:8 | van een eenhoorn; hij zal de heidenen, zijn vijanden, 4813 Num 24:10 | 10 Toen ontstak de toorn van Balak tegen Bileam, 4814 Num 24:11 | hoog vereren zou; maar zie, de HEERE heeft u die eer van 4815 Num 24:13 | uit mijn eigen hart; wat de HEERE spreken zal, dat zal 4816 Num 24:14 | volk uw volk doen zal in de laatste dagen. ~ 4817 Num 24:15 | spreuk op, en zeide: Bileam, de zoon van Beor, spreekt, 4818 Num 24:15 | spreekt, en die man, wien de ogen geopend zijn, spreekt! ~ 4819 Num 24:16 | 16 De hoorder der redenen Gods 4820 Num 24:16 | redenen Gods spreekt, en die de wetenschap des Allerhoogsten 4821 Num 24:16 | die verrukt wordt, en wien de ogen ontdekt worden. ~ 4822 Num 24:17 | Israel opkomen; die zal de palen der Moabieten verslaan, 4823 Num 24:17 | Moabieten verslaan, en zal al de kinderen van Seth verstoren. ~ 4824 Num 24:19 | Jakob heersen, en hij zal de overigen uit de steden ombrengen. ~ 4825 Num 24:19 | hij zal de overigen uit de steden ombrengen. ~ 4826 Num 24:20 | 20 Toen hij de Amalekieten zag, zo hief 4827 Num 24:20 | op, en zeide: Amalek is de eersteling der heidenen; 4828 Num 24:21 | 21 Toen hij de Kenieten zag, zo hief hij 4829 Num 24:24 | 24 En de schepen van den oever der 4830 Num 25:1 | volk begon te hoereren met de dochteren der Moabieten. ~ 4831 Num 25:2 | zij nodigden het volk tot de slachtofferen harer goden; 4832 Num 25:3 | koppelde aan Baal-Peor, ontstak de toorn des HEEREN tegen Israel. ~ 4833 Num 25:4 | 4 En de HEERE zeide tot Mozes: Neem 4834 Num 25:4 | hang ze den HEERE tegen de zon, zo zal de hittigheid 4835 Num 25:4 | HEERE tegen de zon, zo zal de hittigheid van des HEEREN 4836 Num 25:5 | 5 Toen zeide Mozes tot de rechters van Israel: Een 4837 Num 25:6 | 6 En ziet, een man uit de kinderen Israels kwam, en 4838 Num 25:6 | tot zijn broederen voor de ogen van Mozes, en voor 4839 Num 25:6 | ogen van Mozes, en voor de ogen van de ganse vergadering 4840 Num 25:6 | Mozes, en voor de ogen van de ganse vergadering der kinderen 4841 Num 25:6 | Israels, toen zij weenden voor de deur van de tent der samenkomst. ~ 4842 Num 25:6 | weenden voor de deur van de tent der samenkomst. ~ 4843 Num 25:7 | 7 Toen Pinehas, de zoon van Eleazar, den zoon 4844 Num 25:8 | Israelietischen man na in de hoerenwinkel, en doorstak 4845 Num 25:8 | den Israelietischen man en de vrouw, door hun buik. Toen 4846 Num 25:8 | door hun buik. Toen werd de plaag van over de kinderen 4847 Num 25:8 | Toen werd de plaag van over de kinderen Israels opgehouden. ~ 4848 Num 25:9 | 9 Degenen nu, die aan de plaag stierven, waren vier 4849 Num 25:10 | 10 Toen sprak de HEERE tot Mozes, zeggende: ~ 4850 Num 25:11 | 11 Pinehas, de zoon van Eleazar, den zoon 4851 Num 25:11 | Mijn grimmigheid van over de kinderen Israels afgewend, 4852 Num 25:11 | midden derzelve, zodat Ik de kinderen Israels in Mijn 4853 Num 25:13 | verzoening gedaan heeft voor de kinderen Israels. ~ 4854 Num 25:14 | 14 De naam nu des verslagenen 4855 Num 25:14 | mans, die verslagen was met de Midianietin, was Zimri, 4856 Num 25:14 | Midianietin, was Zimri, de zoon van Salu, een overste 4857 Num 25:15 | 15 En de naam der verslagene Midianietische 4858 Num 25:15 | een vaderlijk huis onder de Midianieten. ~ 4859 Num 25:16 | 16 Verder sprak de HEERE tot Mozes, zeggende: ~ 4860 Num 25:17 | 17 Handel vijandelijk met de Midianieten, en versla hen; ~ 4861 Num 25:18 | tegen u bedacht hebben in de zaak van Peor, en in de 4862 Num 25:18 | de zaak van Peor, en in de zaak van Kozbi, de dochter 4863 Num 25:18 | en in de zaak van Kozbi, de dochter van den overste 4864 Num 25:18 | ten dage der plaag, om de zaak van Peor. ~  ~  ~ 4865 Num 26:1 | geschiedde nu na die plaag, dat de HEERE sprak tot Mozes, en 4866 Num 26:2 | 2 Neem de som van de gehele vergadering 4867 Num 26:2 | 2 Neem de som van de gehele vergadering der kinderen 4868 Num 26:3 | 3 Mozes dan en Eleazar, de priester, spraken hen aan, 4869 Num 26:3 | priester, spraken hen aan, in de vlakke velden van Moab, 4870 Num 26:3 | vlakke velden van Moab, aan de Jordaan van Jericho, zeggende: ~ 4871 Num 26:4 | en daarboven; gelijk als de HEERE Mozes geboden had, 4872 Num 26:5 | 5 Ruben was de eerstgeborene van Israel. 4873 Num 26:5 | eerstgeborene van Israel. De zonen van Ruben waren: Hanoch, 4874 Num 26:7 | 7 Dit zijn de geslachten der Rubenieten; 4875 Num 26:8 | 8 En de zonen van Pallu waren Eliab. ~ 4876 Num 26:9 | 9 En de zonen van Eliab waren Nemuel, 4877 Num 26:9 | deze Dathan en Abiram waren de geroepenen der vergadering, 4878 Num 26:9 | Mozes en tegen Aaron, in de vergadering van Korach, 4879 Num 26:10 | 10 En de aarde haar mond opendeed, 4880 Num 26:11 | 11 Maar de kinderen van Korach stierven 4881 Num 26:12 | 12 De zonen van Simeon, naar hun 4882 Num 26:14 | 14 Dat zijn de geslachten der Simeonieten: 4883 Num 26:15 | 15 De zonen van Gad, naar hun 4884 Num 26:18 | 18 Dat zijn de geslachten der zonen van 4885 Num 26:19 | 19 De zonen van Juda waren Er 4886 Num 26:20 | 20 Alzo waren de zonen van Juda naar hun 4887 Num 26:21 | 21 En de zonen van Perez waren: van 4888 Num 26:22 | 22 Dat zijn de geslachten van Juda, naar 4889 Num 26:23 | 23 De zonen van Issaschar, naar 4890 Num 26:25 | 25 Dat zijn de geslachten van Issaschar, 4891 Num 26:26 | 26 De zonen van Zebulon, naar 4892 Num 26:27 | 27 Dat zijn de geslachten der Zebulonieten, 4893 Num 26:28 | 28 De zonen van Jozef, naar hun 4894 Num 26:29 | 29 De zonen van Manasse waren: 4895 Num 26:30 | 30 Dit zijn de zonen van Gilead: van Jezer 4896 Num 26:33 | 33 Doch Zelafead, de zoon van Hefer, had geen 4897 Num 26:33 | zonen, maar dochters; en de namen der dochteren van 4898 Num 26:34 | 34 Dat zijn de geslachten van Manasse: 4899 Num 26:35 | 35 Dit zijn de zonen van Efraim, naar hun 4900 Num 26:36 | 36 En dit zijn de zonen van Sutelah; van Eran 4901 Num 26:37 | 37 Dat zijn de geslachten der zonen van 4902 Num 26:37 | en vijfhonderd. Dat zijn de zonen van Jozef, naar hun 4903 Num 26:38 | 38 De zonen van Benjamin, naar 4904 Num 26:40 | 40 En de zonen van Bela waren Ard 4905 Num 26:41 | 41 Dat zijn de zonen van Benjamin, naar 4906 Num 26:42 | 42 Dit zijn de zonen van Dan, naar hun 4907 Num 26:42 | der Suhamieten; dat zijn de geslachten van Dan, naar 4908 Num 26:43 | 43 Al de geslachten der Suhamieten, 4909 Num 26:44 | 44 De zonen van Aser, naar hun 4910 Num 26:45 | 45 Van de zonen van Beria waren: van 4911 Num 26:46 | 46 En de naam der dochter van Aser 4912 Num 26:47 | 47 Dat zijn de geslachten der zonen van 4913 Num 26:48 | 48 De zonen van Nafthali, naar 4914 Num 26:50 | 50 Dat zijn de geslachten van Nafthali, 4915 Num 26:51 | 51 Dat zijn de getelden van de zonen Israels: 4916 Num 26:51 | Dat zijn de getelden van de zonen Israels: zeshonderd 4917 Num 26:52 | 52 En de HEERE sprak tot Mozes, zeggende: ~ 4918 Num 26:55 | lot gedeeld worden; naar de namen der stammen hunner 4919 Num 26:56 | erfenis gedeeld worden tussen de velen, en de weinigen. ~ 4920 Num 26:56 | worden tussen de velen, en de weinigen. ~ 4921 Num 26:57 | 57 Dit zijn nu de getelden van Levi, naar 4922 Num 26:58 | 58 Dit zijn de geslachten van Levi: het 4923 Num 26:59 | 59 En de naam der huisvrouw van Amram 4924 Num 26:59 | van Amram was Jochebed, de dochter van Levi, welke 4925 Num 26:59 | dochter van Levi, welke de huisvrouw van Levi baarde 4926 Num 26:62 | werden niet geteld onder de kinderen Israels, omdat 4927 Num 26:62 | erfenis gegeven werd onder de kinderen Israels. ~ 4928 Num 26:63 | 63 Dat zijn de getelden van Mozes en Eleazar, 4929 Num 26:63 | Eleazar, den priester, die de kinderen Israels telden 4930 Num 26:63 | kinderen Israels telden in de vlakke velden van Moab, 4931 Num 26:63 | vlakke velden van Moab, aan de Jordaan van Jericho. ~ 4932 Num 26:64 | onder dezen was niemand uit de getelden van Mozes en Aaron, 4933 Num 26:64 | Aaron, den priester, als zij de kinderen Israels telden 4934 Num 26:64 | kinderen Israels telden in de woestijn van Sinai. ~ 4935 Num 26:65 | 65 Want de HEERE had van die gezegd, 4936 Num 26:65 | van die gezegd, dat zij in de woestijn gewisselijk zouden 4937 Num 26:65 | overgebleven, dan Kaleb, de zoon van Jefunne, en Jozua, 4938 Num 26:65 | zoon van Jefunne, en Jozua, de zoon van Nun. ~  ~  ~  ~ 4939 Num 27:1 | 1 Toen naderden de dochteren van Zelafead, 4940 Num 27:1 | zoon van Manasse, onder de geslachten van Manasse, 4941 Num 27:1 | zoon van Jozef (en dit zijn de namen zijner dochteren: 4942 Num 27:2 | voor het aangezicht van de oversten, en van de ganse 4943 Num 27:2 | van de oversten, en van de ganse vergadering, aan de 4944 Num 27:2 | de ganse vergadering, aan de deur van de tent der samenkomst, 4945 Num 27:2 | vergadering, aan de deur van de tent der samenkomst, zeggende: ~ 4946 Num 27:3 | Onze vader is gestorven in de woestijn, en hij is niet 4947 Num 27:3 | HEERE vergaderd hebben in de vergadering van Korach; 4948 Num 27:4 | 4 Waarom zou de naam onzes vaders uit het 4949 Num 27:6 | 6 En de HEERE sprak tot Mozes, zeggende: ~ 4950 Num 27:7 | 7 De dochteren van Zelafead spreken 4951 Num 27:7 | zult haar ganselijk geven de bezitting ener erfenis, 4952 Num 27:7 | erfenis, in het midden van de broederen haars vaders; 4953 Num 27:7 | haars vaders; en gij zult de erfenis haars vaders op 4954 Num 27:8 | 8 En tot de kinderen Israels zult gij 4955 Num 27:10 | zult gij zijn erfenis aan de broederen zijns vaders geven. ~ 4956 Num 27:11 | naastbestaande, die hem de naaste van zijn geslacht 4957 Num 27:11 | rechts zijn, gelijk als de HEERE Mozes geboden heeft. ~ 4958 Num 27:12 | 12 Daarna zeide de HEERE tot Mozes: Klim op 4959 Num 27:14 | wederspannig zijt geweest in de woestijn Zin, in de twisting 4960 Num 27:14 | geweest in de woestijn Zin, in de twisting der vergadering, 4961 Num 27:14 | vergadering, om Mij aan de wateren voor hun ogen te 4962 Num 27:14 | ogen te heiligen. Dat zijn de wateren van Meriba, van 4963 Num 27:14 | van Meriba, van Kades, in de woestijn Zin. ~ 4964 Num 27:16 | 16 Dat de HEERE, de God der geesten 4965 Num 27:16 | 16 Dat de HEERE, de God der geesten van alle 4966 Num 27:17 | en die hen inleide; opdat de vergadering des HEEREN niet 4967 Num 27:18 | 18 Toen zeide de HEERE tot Mozes: Neem tot 4968 Num 27:18 | van Nun, een man, in wien de Geest is; en leg uw hand 4969 Num 27:20 | opdat zij horen, te weten de ganse vergadering der kinderen 4970 Num 27:21 | hem raad vragen zal, naar de wijze van Urim, voor het 4971 Num 27:21 | zullen zij ingaan, hij, en al de kinderen Israels met hem, 4972 Num 27:21 | kinderen Israels met hem, en de ganse vergadering. ~ 4973 Num 27:22 | En Mozes deed, gelijk als de HEERE hem geboden had; want 4974 Num 27:23 | gaf hem bevel; gelijk als de HEERE door den dienst van 4975 Num 28:1 | 1 Verder sprak de HEERE tot Mozes, zeggende: ~ 4976 Num 28:4 | zult gij bereiden tussen de twee avonden. ~ 4977 Num 28:8 | zult gij bereiden tussen de twee avonden; gelijk het 4978 Num 28:11 | 11 En in de beginselen uwer maanden 4979 Num 28:14 | drankofferen zullen zijn de helft van een hin tot een 4980 Num 28:14 | maan in elke maand, naar de maanden des jaars. ~ 4981 Num 28:16 | 16 En in de eerste maand, op den veertienden 4982 Num 28:24 | daags, zeven dagen lang, de spijze des vuuroffers bereiden 4983 Num 29:1 | 1 Desgelijks in de zevende maand, op den eersten 4984 Num 29:18 | en hun drankofferen tot de varren, tot de rammen, en 4985 Num 29:18 | drankofferen tot de varren, tot de rammen, en tot de lammeren, 4986 Num 29:18 | varren, tot de rammen, en tot de lammeren, in hun getal, 4987 Num 29:18 | lammeren, in hun getal, naar de wijze; ~ 4988 Num 29:21 | en hun drankofferen tot de varren, tot de rammen, en 4989 Num 29:21 | drankofferen tot de varren, tot de rammen, en tot de lammeren, 4990 Num 29:21 | varren, tot de rammen, en tot de lammeren, in hun getal, 4991 Num 29:21 | lammeren, in hun getal, naar de wijze; ~ 4992 Num 29:24 | en hun drankofferen tot de varren, tot de rammen, en 4993 Num 29:24 | drankofferen tot de varren, tot de rammen, en tot de lammeren, 4994 Num 29:24 | varren, tot de rammen, en tot de lammeren, in hun getal, 4995 Num 29:24 | lammeren, in hun getal, naar de wijze; ~ 4996 Num 29:27 | en hun drankofferen tot de varren, tot de rammen, en 4997 Num 29:27 | drankofferen tot de varren, tot de rammen, en tot de lammeren, 4998 Num 29:27 | varren, tot de rammen, en tot de lammeren, in hun getal, 4999 Num 29:27 | lammeren, in hun getal, naar de wijze; ~ 5000 Num 29:30 | en hun drankofferen tot de varren, tot de rammen, en


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33382

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License