Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
david 1016
davids 151
dden 1
de 33382
debir 14
debora 10
dedagen 1
Frequency    [«  »]
-----
-----
46573 en
33382 de
19256 van
18165 het
13263 zijn

Bijbel

IntraText - Concordances

de

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33382

      Book Chapter: Verse
6501 Joz 3:8 | de Jordaan, staat stil in de Jordaan. ~ 6502 Joz 3:9 | 9 Toen zeide Jozua tot de kinderen Israels: Nadert 6503 Joz 3:9 | Nadert herwaarts, en hoort de woorden des HEEREN, uws 6504 Joz 3:10 | gijlieden bekennen, dat de levende God in het midden 6505 Joz 3:10 | aangezicht uitdrijven zal de Kanaanieten, en de Hethieten, 6506 Joz 3:10 | uitdrijven zal de Kanaanieten, en de Hethieten, en de Hevieten, 6507 Joz 3:10 | Kanaanieten, en de Hethieten, en de Hevieten, en de Ferezieten, 6508 Joz 3:10 | Hethieten, en de Hevieten, en de Ferezieten, en de Girgazieten, 6509 Joz 3:10 | Hevieten, en de Ferezieten, en de Girgazieten, en de Amorieten 6510 Joz 3:10 | Ferezieten, en de Girgazieten, en de Amorieten en de Jebusieten. ~ 6511 Joz 3:10 | Girgazieten, en de Amorieten en de Jebusieten. ~ 6512 Joz 3:11 | 11 Ziet, de ark des verbonds van den 6513 Joz 3:11 | voor ulieder aangezicht in de Jordaan. ~ 6514 Joz 3:12 | gijlieden u twaalf mannen uit de stammen Israels, uit iederen 6515 Joz 3:13 | zal geschieden, met dat de voetzolen der priesteren, 6516 Joz 3:13 | voetzolen der priesteren, die de ark van den HEERE, den Heere 6517 Joz 3:13 | dragen, in het water van de Jordaan zullen rusten, zo 6518 Joz 3:13 | zullen rusten, zo zullen de wateren van de Jordaan afgesneden 6519 Joz 3:13 | zo zullen de wateren van de Jordaan afgesneden worden, 6520 Joz 3:13 | afgesneden worden, te weten de wateren, die van boven afvlieten, 6521 Joz 3:14 | uit zijn tenten, om over de Jordaan te gaan, zo droegen 6522 Joz 3:14 | Jordaan te gaan, zo droegen de priesters de ark des verbonds 6523 Joz 3:14 | zo droegen de priesters de ark des verbonds voor het 6524 Joz 3:15 | 15 En als zij, die de ark droegen, tot aan de 6525 Joz 3:15 | de ark droegen, tot aan de Jordaan gekomen waren, en 6526 Joz 3:15 | Jordaan gekomen waren, en de voeten der priesteren, dragende 6527 Joz 3:15 | der priesteren, dragende de ark, ingedoopt waren in 6528 Joz 3:15 | uiterste van het water (de Jordaan nu was vol al de 6529 Joz 3:15 | de Jordaan nu was vol al de dagen des oogstes aan al 6530 Joz 3:16 | 16 Zo stonden de wateren, die van boven afkwamen; 6531 Joz 3:16 | een hoop, zeer verre van de stad Adam af, die ter zijde 6532 Joz 3:16 | Sarthan ligt en die naar de zee des vlakken velds, te 6533 Joz 3:16 | vlakken velds, te weten de Zoutzee, afliepen, vergingen, 6534 Joz 3:17 | 17 Maar de priesters, die de ark des 6535 Joz 3:17 | 17 Maar de priesters, die de ark des verbonds des HEEREN 6536 Joz 3:17 | droge, in het midden van de Jordaan; en gans Israel 6537 Joz 3:17 | volk geeindigd had door de Jordaan te trekken. ~ 6538 Joz 4:1 | volk geeindigd had over de Jordaan te trekken, dat 6539 Joz 4:1 | Jordaan te trekken, dat de HEERE tot Jozua sprak, zeggende: ~ 6540 Joz 4:3 | hier uit het midden van de Jordaan, uit de standplaats 6541 Joz 4:3 | midden van de Jordaan, uit de standplaats van de voeten 6542 Joz 4:3 | uit de standplaats van de voeten der priesteren, en 6543 Joz 4:4 | hij had doen bestellen van de kinderen Israels, uit elken 6544 Joz 4:5 | tot hen: Gaat over voor de ark des HEEREN, uws Gods, 6545 Joz 4:5 | HEEREN, uws Gods, midden in de Jordaan; en heft u een ieder 6546 Joz 4:5 | het getal der stammen van de kinderen Israels; ~ 6547 Joz 4:7 | gij tot hen zeggen: Omdat de wateren van de Jordaan zijn 6548 Joz 4:7 | zeggen: Omdat de wateren van de Jordaan zijn afgesneden 6549 Joz 4:7 | afgesneden geweest voor de ark des verbonds des HEEREN; 6550 Joz 4:7 | HEEREN; als zij toog door de Jordaan, werden de wateren 6551 Joz 4:7 | door de Jordaan, werden de wateren van de Jordaan afgesneden; 6552 Joz 4:7 | Jordaan, werden de wateren van de Jordaan afgesneden; zo zullen 6553 Joz 4:8 | 8 De kinderen Israels nu deden 6554 Joz 4:8 | twaalf stenen op midden uit de Jordaan, gelijk als de HEERE 6555 Joz 4:8 | uit de Jordaan, gelijk als de HEERE tot Jozua gesproken 6556 Joz 4:8 | het getal der stammen van de kinderen Israels; en zij 6557 Joz 4:9 | twaalf stenen op, midden in de Jordaan, ter standplaats 6558 Joz 4:9 | Jordaan, ter standplaats van de voeten der priesteren, die 6559 Joz 4:9 | voeten der priesteren, die de ark des verbonds droegen; 6560 Joz 4:10 | 10 De priesters nu, die de ark 6561 Joz 4:10 | 10 De priesters nu, die de ark droegen, stonden midden 6562 Joz 4:10 | droegen, stonden midden in de Jordaan, totdat alle ding 6563 Joz 4:10 | ding volbracht was, hetwelk de HEERE Jozua geboden had 6564 Joz 4:11 | over te gaan, toen ging de ark des HEEREN over, en 6565 Joz 4:11 | ark des HEEREN over, en de priesters voor het aangezicht 6566 Joz 4:12 | 12 En de kinderen van Ruben, en de 6567 Joz 4:12 | de kinderen van Ruben, en de kinderen van Gad, mitsgaders 6568 Joz 4:12 | kinderen van Gad, mitsgaders de halve stam van Manasse, 6569 Joz 4:13 | HEEREN ten strijde, naar de vlakke velden van Jericho. ~ 6570 Joz 4:14 | Te dienzelven dage maakte de HEERE Jozua groot voor de 6571 Joz 4:14 | de HEERE Jozua groot voor de ogen van het ganse Israel; 6572 Joz 4:14 | Mozes gevreesd hadden, al de dagen zijns levens. ~ 6573 Joz 4:15 | 15 De HEERE dan sprak tot Jozua, 6574 Joz 4:16 | Gebied den priesteren, die de ark der getuigenis dragen, 6575 Joz 4:16 | getuigenis dragen, dat zij uit de Jordaan opklimmen. ~ 6576 Joz 4:17 | zeggende: Klimt op uit de Jordaan. ~ 6577 Joz 4:18 | En het geschiedde, toen de priesters, die de ark des 6578 Joz 4:18 | toen de priesters, die de ark des verbonds des HEEREN 6579 Joz 4:18 | droegen, uit het midden van de Jordaan opgeklommen waren, 6580 Joz 4:18 | Jordaan opgeklommen waren, en de voetzolen der priesteren 6581 Joz 4:18 | op het droge; zo keerden de wateren van de Jordaan weder 6582 Joz 4:18 | zo keerden de wateren van de Jordaan weder in hun plaats, 6583 Joz 4:19 | tiende der eerste maand uit de Jordaan opgeklommen; en 6584 Joz 4:20 | te Gilgal op, die zij uit de Jordaan genomen hadden. ~ 6585 Joz 4:21 | 21 En hij sprak tot de kinderen Israels, zeggende: 6586 Joz 4:23 | 23 Want de HEERE, uw God, heeft de 6587 Joz 4:23 | de HEERE, uw God, heeft de wateren van de Jordaan voor 6588 Joz 4:23 | God, heeft de wateren van de Jordaan voor uw aangezichten 6589 Joz 4:23 | waart doorgegaan; gelijk als de HEERE, uw God, aan de Schelfzee 6590 Joz 4:23 | als de HEERE, uw God, aan de Schelfzee gedaan heeft, 6591 Joz 4:24 | Opdat alle volken der aarde de hand des HEEREN kennen zouden, 6592 Joz 5:1 | het geschiedde, toen al de koningen der Amorieten, 6593 Joz 5:1 | die aan deze zijde van de Jordaan westwaarts, en al 6594 Joz 5:1 | Jordaan westwaarts, en al de koningen der Kanaanieten, 6595 Joz 5:1 | der Kanaanieten, die aan de zee waren, hoorden, dat 6596 Joz 5:1 | zee waren, hoorden, dat de HEERE de wateren van de 6597 Joz 5:1 | waren, hoorden, dat de HEERE de wateren van de Jordaan had 6598 Joz 5:1 | de HEERE de wateren van de Jordaan had uitgedroogd, 6599 Joz 5:2 | 2 Te dier tijd sprak de HEERE tot Jozua: Maak u 6600 Joz 5:2 | messen, en besnijd wederom de kinderen Israels ten tweeden 6601 Joz 5:3 | stenen messen, en besneed de kinderen Israels op den 6602 Joz 5:4 | 4 Dit nu was de oorzaak, waarom hen Jozua 6603 Joz 5:4 | uit Egypte getogen was, de manspersonen, alle krijgslieden, 6604 Joz 5:4 | krijgslieden, waren gestorven in de woestijn, op den weg, nadat 6605 Joz 5:5 | volk, dat geboren was in de woestijn op den weg, nadat 6606 Joz 5:6 | 6 Want de kinderen Israels wandelden 6607 Joz 5:6 | wandelden veertig jaren in de woestijn, totdat vergaan 6608 Joz 5:6 | Egypte gegaan waren; die de stem des HEEREN niet gehoorzaam 6609 Joz 5:6 | geweest waren, denwelken de HEERE gezworen had, dat 6610 Joz 5:6 | laten zien het land, hetwelk de HEERE hun vaderen gezworen 6611 Joz 5:7 | Jozua besneden, omdat zij de voorhuid hadden; want zij 6612 Joz 5:9 | 9 Verder sprak de HEERE tot Jozua: Heden heb 6613 Joz 5:10 | 10 Terwijl de kinderen Israels te Gilgal 6614 Joz 5:10 | maand, in den avond, op de vlakke velden van Jericho. ~ 6615 Joz 5:12 | koren gegeten hadden; en de kinderen Israels hadden 6616 Joz 5:12 | aten in hetzelve jaar van de inkomst des lands Kanaan. ~ 6617 Joz 5:14 | zeide: Neen, maar Ik ben de Vorst van het heir des HEEREN: 6618 Joz 5:15 | 15 Toen zeide de Vorst van het heir des HEEREN 6619 Joz 5:15 | schoenen af van uw voeten; want de plaats, waarop gij staat, 6620 Joz 6:1 | 1 (Jericho nu sloot de poorten toe, en was gesloten, 6621 Joz 6:1 | voor het aangezicht van de kinderen Israels; er ging 6622 Joz 6:2 | 2 Toen zeide de HEERE tot Jozua: Zie, Ik 6623 Joz 6:3 | krijgslieden zijt, zult rondom de stad gaan, de stad omringende 6624 Joz 6:3 | zult rondom de stad gaan, de stad omringende eenmaal; 6625 Joz 6:4 | ramsbazuinen dragen, voor de ark; en gijlieden zult op 6626 Joz 6:4 | zult op den zevenden dag de stad zevenmaal omgaan; en 6627 Joz 6:4 | stad zevenmaal omgaan; en de priesters zullen met de 6628 Joz 6:4 | de priesters zullen met de bazuinen blazen. ~ 6629 Joz 6:5 | een groot gejuich; dan zal de stadsmuur onder zich vallen, 6630 Joz 6:6 | 6 Toen riep Jozua, de zoon van Nun, de priesters, 6631 Joz 6:6 | Jozua, de zoon van Nun, de priesters, en zeide tot 6632 Joz 6:6 | en zeide tot hen: Draagt de ark des verbonds, en dat 6633 Joz 6:6 | ramsbazuinen dragen, voor de ark des HEEREN. ~ 6634 Joz 6:7 | toegerust is, die ga door voor de ark des HEEREN. ~ 6635 Joz 6:8 | gesproken had, zo gingen de zeven priesters, dragende 6636 Joz 6:8 | trokken door en bliezen met de bazuinen; en de ark des 6637 Joz 6:8 | bliezen met de bazuinen; en de ark des verbonds des HEEREN 6638 Joz 6:9 | aangezicht der priesteren, die de bazuinen bliezen; en de 6639 Joz 6:9 | de bazuinen bliezen; en de achtertocht volgde de ark 6640 Joz 6:9 | en de achtertocht volgde de ark na, terwijl men ging 6641 Joz 6:9 | terwijl men ging en blies met de bazuinen. ~ 6642 Joz 6:11 | 11 En hij deed de ark des HEEREN rondom de 6643 Joz 6:11 | de ark des HEEREN rondom de stad gaan, omringende dezelve 6644 Joz 6:12 | des morgens vroeg op, en de priesters droegen de ark 6645 Joz 6:12 | en de priesters droegen de ark des HEEREN. ~ 6646 Joz 6:13 | 13 En de zeven priesters, dragende 6647 Joz 6:13 | zeven priesters, dragende de zeven ramsbazuinen voor 6648 Joz 6:13 | zeven ramsbazuinen voor de ark des HEEREN, gingen voort, 6649 Joz 6:13 | gingen voort, en bliezen met de bazuinen; en de toegerusten 6650 Joz 6:13 | bliezen met de bazuinen; en de toegerusten gingen voor 6651 Joz 6:13 | voor hun aangezichten, en de achtertocht volgde de ark 6652 Joz 6:13 | en de achtertocht volgde de ark des HEEREN na, terwijl 6653 Joz 6:13 | terwijl men ging en blies met de bazuinen. ~ 6654 Joz 6:14 | gingen zij eenmaal rondom de stad op den tweeden dag; 6655 Joz 6:15 | dageraads, en zij gingen rondom de stad, naar dezelve wijze, 6656 Joz 6:15 | gingen zij zevenmaal rondom de stad. ~ 6657 Joz 6:16 | geschiedde ten zevenden male, als de priesters met de bazuinen 6658 Joz 6:16 | male, als de priesters met de bazuinen bliezen, dat Jozua 6659 Joz 6:16 | volk sprak: Juicht, want de HEERE heeft ulieden de stad 6660 Joz 6:16 | want de HEERE heeft ulieden de stad gegeven! ~ 6661 Joz 6:17 | daarin is; alleenlijk zal de hoer Rachab levend blijven, 6662 Joz 6:17 | het huis zijn, omdat zij de boden, die wij uitgezonden 6663 Joz 6:19 | al het zilver en goud, en de koperen en ijzeren vaten, 6664 Joz 6:20 | dan juichte, als zij met de bazuinen bliezen; en het 6665 Joz 6:20 | met een groot gejuich; en de muur viel onder zich, en 6666 Joz 6:20 | zich, en het volk klom in de stad, een ieder tegenover 6667 Joz 6:20 | tegenover zich, en zij namen de stad in. ~ 6668 Joz 6:21 | verbanden alles, wat in de stad was, van den man tot 6669 Joz 6:21 | stad was, van den man tot de vrouw toe, van het kind 6670 Joz 6:21 | klein vee, en den ezel, door de scherpte des zwaards. ~ 6671 Joz 6:22 | 22 Jozua nu zeide tot de twee mannen, de verspieders 6672 Joz 6:22 | zeide tot de twee mannen, de verspieders des lands: Gaat 6673 Joz 6:23 | 23 Toen gingen de jongelingen, de verspieders, 6674 Joz 6:23 | Toen gingen de jongelingen, de verspieders, daarin en brachten 6675 Joz 6:24 | 24 De stad nu verbrandden zij 6676 Joz 6:24 | zilver en goud, mitsgaders de koperen en ijzeren vaten, 6677 Joz 6:25 | 25 Dus liet Jozua de hoer Rachab leven, en het 6678 Joz 6:25 | op dezen dag, omdat zij de boden verborgen had, die 6679 Joz 6:27 | 27 Alzo was de HEERE met Jozua; en zijn 6680 Joz 7:1 | 1 Maar de kinderen Israels overtraden 6681 Joz 7:1 | verbannene; want Achan, de zoon van Charmi, den zoon 6682 Joz 7:1 | verbannene. Toen ontstak de toorn des HEEREN tegen de 6683 Joz 7:1 | de toorn des HEEREN tegen de kinderen Israels. ~ 6684 Joz 7:5 | 5 En de mannen van Ai sloegen van 6685 Joz 7:5 | vervolgden hen van voor de poort tot Schebarim toe, 6686 Joz 7:6 | aangezicht ter aarde, voor de ark des HEEREN, tot den 6687 Joz 7:6 | tot den avond toe, hij en de oudsten van Israel; en zij 6688 Joz 7:7 | waarom hebt Gij dit volk door de Jordaan ooit doen gaan, 6689 Joz 7:7 | gaan, om ons te geven in de hand der Amorieten, om ons 6690 Joz 7:7 | waren aan gene zijde van de Jordaan! ~ 6691 Joz 7:9 | 9 Als het de Kanaanieten, en alle inwoners 6692 Joz 7:9 | onzen naam uitroeien van de aarde; wat zult Gij dan 6693 Joz 7:10 | 10 Toen zeide de HEERE tot Jozua: Sta op; 6694 Joz 7:12 | 12 Daarom zullen de kinderen Israels niet kunnen 6695 Joz 7:13 | tegen morgen; want alzo zegt de HEERE, de God van Israel: 6696 Joz 7:13 | want alzo zegt de HEERE, de God van Israel: Er is een 6697 Joz 7:14 | en het zal geschieden, de stam, welken de HEERE geraakt 6698 Joz 7:14 | geschieden, de stam, welken de HEERE geraakt zal hebben, 6699 Joz 7:14 | hebben, die zal aankomen naar de geslachten, en welk geslacht 6700 Joz 7:14 | geslachten, en welk geslacht de HEERE geraakt zal hebben, 6701 Joz 7:14 | huisgezinnen, en welk huisgezin de HEERE geraakt zal hebben, 6702 Joz 7:16 | aankomen naar zijn stammen; en de stam van Juda werd geraakt. ~ 6703 Joz 7:18 | zo werd Achan geraakt, de zoon van Charmi, den zoon 6704 Joz 7:19 | HEERE, den God van Israel, de eer, en doe voor Hem belijdenis; 6705 Joz 7:21 | zie, zij zijn verborgen in de aarde, in het midden mijner 6706 Joz 7:22 | Jozua boden henen, die tot de tent liepen; en ziet, het 6707 Joz 7:23 | brachten ze tot Jozua en tot al de kinderen Israels; en zij 6708 Joz 7:24 | het sierlijk overkleed, en de gouden tong, en zijn zonen, 6709 Joz 7:25 | Hoe hebt gij ons beroerd? De HEERE zal u beroeren te 6710 Joz 7:26 | dezen dag. Alzo keerde Zich de HEERE van de hittigheid 6711 Joz 7:26 | keerde Zich de HEERE van de hittigheid Zijns toorns. 6712 Joz 8:1 | 1 Toen zeide de HEERE tot Jozua: Vrees niet, 6713 Joz 8:2 | stel u een achterlage tegen de stad, van achter dezelve. ~ 6714 Joz 8:4 | lagen leggen van achter de stad; houdt u niet zeer 6715 Joz 8:4 | houdt u niet zeer verre van de stad, en weest gij allen 6716 Joz 8:5 | dat bij mij is, zullen tot de stad naderen; en het zal 6717 Joz 8:6 | ons, totdat wij hen van de stad aftrekken; want zij 6718 Joz 8:7 | zult gijlieden opstaan uit de achterlage, en gij zult 6719 Joz 8:7 | achterlage, en gij zult de stad innemen; want de HEERE, 6720 Joz 8:7 | zult de stad innemen; want de HEERE, uw God, zal ze in 6721 Joz 8:8 | geschieden, wanneer gij de stad ingenomen hebt, zo 6722 Joz 8:8 | ingenomen hebt, zo zult gij de stad met vuur aansteken; 6723 Joz 8:9 | heen, en zij gingen naar de achterlage, en zij bleven 6724 Joz 8:10 | en hij trok op, hij en de oudsten van Israel, voor 6725 Joz 8:11 | naderden en kwamen tegenover de stad, en zij legerden zich 6726 Joz 8:14 | En het geschiedde, toen de koning van Ai dat zag, zo 6727 Joz 8:14 | maakten zich vroeg op, en de mannen der stad kwamen uit, 6728 Joz 8:14 | achterlage legde van achter de stad. ~ 6729 Joz 8:16 | samengeroepen al het volk, dat in de stad was, om hen na te jagen; 6730 Joz 8:16 | Jozua na, en werden van de stad afgetrokken. ~ 6731 Joz 8:17 | Israel na; en zij lieten de stad openstaan, en joegen 6732 Joz 8:18 | 18 Toen sprak de HEERE tot Jozua: Strek de 6733 Joz 8:18 | de HEERE tot Jozua: Strek de spies uit, die in uw hand 6734 Joz 8:18 | geven. Toen strekte Jozua de spies, die in zijn hand 6735 Joz 8:18 | die in zijn hand was, naar de stad aan. ~ 6736 Joz 8:19 | 19 Toen rees de achterlage haastelijk op 6737 Joz 8:19 | uitgestrekt had, en kwamen aan de stad, en zij namen ze in, 6738 Joz 8:19 | haastten zich, en staken de stad aan met vuur. ~ 6739 Joz 8:20 | 20 Als de mannen van Ai zich achterom 6740 Joz 8:20 | zo zagen zij, en ziet, de rook der stad ging op naar 6741 Joz 8:20 | want het volk, dat naar de woestijn vluchtte, keerde 6742 Joz 8:21 | gans Israel, ziende, dat de achterlage de stad ingenomen 6743 Joz 8:21 | ziende, dat de achterlage de stad ingenomen had, en dat 6744 Joz 8:21 | stad ingenomen had, en dat de rook der stad opging, zo 6745 Joz 8:21 | zij zich om, en sloegen de mannen van Ai. ~ 6746 Joz 8:22 | 22 Ook kwamen die uit de stad hun tegemoet, zodat 6747 Joz 8:24 | En het geschiedde, toen de Israelieten een einde gemaakt 6748 Joz 8:24 | einde gemaakt hadden van al de inwoners van Ai te doden, 6749 Joz 8:24 | te doden, op het veld, in de woestijn, in dewelke zij 6750 Joz 8:24 | hadden, en dat zij allen door de scherpte des zwaards gevallen 6751 Joz 8:24 | Ai, en zij sloegen ze met de scherpte des zwaards. ~ 6752 Joz 8:26 | niet terug, die hij met de spies had uitgestrekt, totdat 6753 Joz 8:26 | uitgestrekt, totdat hij al de inwoners van Ai verbannen 6754 Joz 8:27 | 27 Alleenlijk roofden de Israelieten voor zichzelven 6755 Joz 8:29 | en zij wierpen het aan de deur der stadspoort, en 6756 Joz 8:31 | 31 Gelijk als Mozes, de knecht des HEEREN, den kinderen 6757 Joz 8:32 | op stenen een dubbel van de wet van Mozes, hetwelk hij 6758 Joz 8:33 | gene zijde der ark, voor de Levietische priesteren, 6759 Joz 8:33 | Levietische priesteren, die de ark des verbonds des HEEREN 6760 Joz 8:33 | Ebal, gelijk als Mozes, de knecht des HEEREN, bevolen 6761 Joz 8:34 | daarna las hij overluid al de woorden der wet, de zegening 6762 Joz 8:34 | overluid al de woorden der wet, de zegening en den vloek, naar 6763 Joz 8:35 | Jozua niet overluid las voor de gehele gemeente van Israel, 6764 Joz 8:35 | gemeente van Israel, en de vrouwen, en de kleine kinderen, 6765 Joz 8:35 | Israel, en de vrouwen, en de kleine kinderen, en de vreemdelingen, 6766 Joz 8:35 | en de kleine kinderen, en de vreemdelingen, die in het 6767 Joz 9:1 | geschiedde, toen dit hoorden al de koningen, die aan deze zijde 6768 Joz 9:1 | die aan deze zijde van de Jordaan waren, op het gebergte, 6769 Joz 9:1 | op het gebergte, en in de laagte, en aan alle havens 6770 Joz 9:1 | tegenover den Libanon: de Hethieten, en de Amorieten, 6771 Joz 9:1 | Libanon: de Hethieten, en de Amorieten, de Kanaanieten, 6772 Joz 9:1 | Hethieten, en de Amorieten, de Kanaanieten, de Ferezieten, 6773 Joz 9:1 | Amorieten, de Kanaanieten, de Ferezieten, de Hevieten, 6774 Joz 9:1 | Kanaanieten, de Ferezieten, de Hevieten, en de Jebusieten; ~ 6775 Joz 9:1 | Ferezieten, de Hevieten, en de Jebusieten; ~ 6776 Joz 9:3 | 3 Als de inwoners te Gibeon hoorden, 6777 Joz 9:6 | zij zeiden tot hem en tot de mannen van Israel: Wij zijn 6778 Joz 9:7 | 7 Toen zeiden de mannen van Israel tot de 6779 Joz 9:7 | de mannen van Israel tot de Hevieten: Misschien woont 6780 Joz 9:10 | wat Hij gedaan heeft aan de twee koningen der Amorieten 6781 Joz 9:10 | Amorieten die aan gene zijde van de Jordaan waren, Sihon, den 6782 Joz 9:11 | ons onze oudsten, en al de inwoners onzes lands, zeggende: 6783 Joz 9:11 | reiskost met u in uw handen op de reize, en gaat hun tegemoet, 6784 Joz 9:14 | 14 Toen namen de mannen van hun reiskost; 6785 Joz 9:15 | leven behouden zoude; en de oversten der vergadering 6786 Joz 9:17 | 17 Want toen de kinderen Israels voorttogen, 6787 Joz 9:18 | 18 En de kinderen Israels sloegen 6788 Joz 9:18 | Israels sloegen ze niet, omdat de oversten der vergadering 6789 Joz 9:18 | Israels; daarom murmureerde de ganse vergadering tegen 6790 Joz 9:18 | ganse vergadering tegen de oversten. ~ 6791 Joz 9:19 | 19 Toen zeiden al de oversten tot de ganse vergadering: 6792 Joz 9:19 | zeiden al de oversten tot de ganse vergadering: Wij hebben 6793 Joz 9:21 | 21 Verder zeiden de oversten tot hen: Laat hen 6794 Joz 9:21 | ganse vergadering, gelijk de oversten tot hen gezegd 6795 Joz 9:24 | was te kennen gegeven, dat de HEERE, uw God, Zijn knecht 6796 Joz 9:24 | al dit land geven, en al de inwoners des lands voor 6797 Joz 9:26 | en hij verloste hen van de hand der kinderen Israels, 6798 Joz 9:27 | tot dezen dag toe, aan de plaats, die Hij verkiezen 6799 Joz 10:1 | geschiedde nu, toen Adoni-Zedek, de koning van Jeruzalem, gehoord 6800 Joz 10:1 | koning gedaan had; en dat de inwoners van Gibeon vrede 6801 Joz 10:4 | gemaakt heeft met Jozua en met de kinderen Israels. ~ 6802 Joz 10:5 | koningen der Amorieten, de koning van Jeruzalem, de 6803 Joz 10:5 | de koning van Jeruzalem, de koning van Hebron, de koning 6804 Joz 10:5 | Jeruzalem, de koning van Hebron, de koning van Jarmuth, de koning 6805 Joz 10:5 | de koning van Jarmuth, de koning van Lachis, de koning 6806 Joz 10:5 | Jarmuth, de koning van Lachis, de koning van Eglon, zij en 6807 Joz 10:6 | 6 De mannen nu van Gibeon zonden 6808 Joz 10:6 | ons, en help ons; want al de koningen der Amorieten, 6809 Joz 10:8 | 8 Want de HEERE had tot Jozua gezegd: 6810 Joz 10:10 | 10 En de HEERE verschrikte hen voor 6811 Joz 10:11 | van Beth-horon, zo wierp de HEERE grote stenen op hen 6812 Joz 10:11 | daar waren er meer, die van de hagelstenen stierven, dan 6813 Joz 10:11 | hagelstenen stierven, dan die de kinderen Israels met het 6814 Joz 10:12 | den HEERE, ten dage als de HEERE de Amorieten voor 6815 Joz 10:12 | HEERE, ten dage als de HEERE de Amorieten voor het aangezicht 6816 Joz 10:12 | Amorieten voor het aangezicht de kinderen Israels overgaf, 6817 Joz 10:12 | Israels overgaf, en zeide voor de ogen der Israelieten: Zon, 6818 Joz 10:13 | 13 En de zon stond stil, en de maan 6819 Joz 10:13 | En de zon stond stil, en de maan bleef staan, totdat 6820 Joz 10:13 | het boek des oprechten? De zon nu stond stil in het 6821 Joz 10:14 | voor hem noch na hem, dat de HEERE de stem eens mans 6822 Joz 10:14 | noch na hem, dat de HEERE de stem eens mans alzo verhoorde; 6823 Joz 10:14 | mans alzo verhoorde; want de HEERE streed voor Israel. ~ 6824 Joz 10:16 | hadden zich verborgen in de spelonk bij Makkeda. ~ 6825 Joz 10:17 | zijn gevonden, verborgen in de spelonk bij Makkeda. ~ 6826 Joz 10:19 | steden niet komen; want de HEERE, uw God, heeft ze 6827 Joz 10:20 | geschiedde, toen Jozua en de kinderen Israels geeindigd 6828 Joz 10:20 | zij vernield waren, en dat de overgeblevenen, die van 6829 Joz 10:20 | hen overgebleven waren, in de vaste steden gekomen waren; ~ 6830 Joz 10:21 | niemand had zijn tong tegen de kinderen Israels geroerd. ~ 6831 Joz 10:23 | uit die vijf koningen, uit de spelonk: den koning van 6832 Joz 10:24 | Jozua, zo riep Jozua al de mannen van Israel, en hij 6833 Joz 10:24 | Israel, en hij zeide tot de oversten des krijgsvolks, 6834 Joz 10:24 | Treedt toe, zet uw voeten op de halzen dezer koningen. En 6835 Joz 10:25 | goeden moed; want alzo zal de HEERE aan al uw vijanden 6836 Joz 10:26 | houten; en zij hingen aan de houten tot den avond. ~ 6837 Joz 10:27 | geschiedde, ten tijde als de zon onderging, beval Jozua, 6838 Joz 10:27 | beval Jozua, dat men hen van de houten afname, en zij wierpen 6839 Joz 10:27 | afname, en zij wierpen hen in de spelonk, alwaar zij verborgen 6840 Joz 10:28 | Makkeda in, en sloeg haar met de scherpte des zwaards; daartoe 6841 Joz 10:30 | 30 En de HEERE gaf dezelve ook in 6842 Joz 10:30 | HEERE gaf dezelve ook in de hand van Israel, met haar 6843 Joz 10:30 | koning; en hij sloeg haar met de scherpte des zwaards, en 6844 Joz 10:32 | 32 En de HEERE gaf Lachis in de hand 6845 Joz 10:32 | En de HEERE gaf Lachis in de hand van Israel; en hij 6846 Joz 10:32 | dag, en hij sloeg haar met de scherpte des zwaards, en 6847 Joz 10:33 | 33 Toen trok Horam, de koning van Gezer, op, om 6848 Joz 10:35 | dage, en sloegen haar met de scherpte des zwaards, en 6849 Joz 10:37 | in, en sloegen haar met de scherpte des zwaards, zo 6850 Joz 10:39 | en zij sloegen haar met de scherpte des zwaards, en 6851 Joz 10:40 | gebergte, en het zuiden, en de laagte, en de aflopingen 6852 Joz 10:40 | zuiden, en de laagte, en de aflopingen der wateren, 6853 Joz 10:40 | wat adem had, gelijk als de HEERE, de God Israels, geboden 6854 Joz 10:40 | had, gelijk als de HEERE, de God Israels, geboden had. ~ 6855 Joz 10:42 | hun land op eenmaal; want de HEERE, de God Israels, streed 6856 Joz 10:42 | eenmaal; want de HEERE, de God Israels, streed voor 6857 Joz 11:1 | geschiedde daarna, als Jabin, de koning van Hazor, dit hoorde, 6858 Joz 11:2 | 2 En tot de koningen, die tegen het 6859 Joz 11:2 | zuiden van Cinneroth, en in de laagte, en in Nafoth-Dor, 6860 Joz 11:2 | laagte, en in Nafoth-Dor, aan de zee waren; ~ 6861 Joz 11:3 | 3 Tot de Kanaanieten tegen het oosten 6862 Joz 11:3 | en tegen het westen, en de Amorieten, en de Hethieten, 6863 Joz 11:3 | westen, en de Amorieten, en de Hethieten, en de Ferezieten; 6864 Joz 11:3 | Amorieten, en de Hethieten, en de Ferezieten; en de Jebusieten 6865 Joz 11:3 | Hethieten, en de Ferezieten; en de Jebusieten op het gebergte, 6866 Joz 11:3 | Jebusieten op het gebergte, en de Hevieten onder aan Hermon, 6867 Joz 11:5 | legerden zich samen aan de wateren van Merom, om tegen 6868 Joz 11:6 | 6 En de HEERE zeide tot Jozua: Vrees 6869 Joz 11:7 | kwam snellijk over hen aan de wateren van Merom, en zij 6870 Joz 11:8 | 8 En de HEERE gaf hen in de hand 6871 Joz 11:8 | 8 En de HEERE gaf hen in de hand van Israel, en zij 6872 Joz 11:9 | nu deed hun, gelijk hem de HEERE gezegd had; hun paarden 6873 Joz 11:11 | ziel, die daarin was, met de scherpte des zwaards, die 6874 Joz 11:12 | 12 En Jozua nam al de steden dezer koningen in, 6875 Joz 11:12 | koningen, en hij sloeg hen met de scherpte des zwaards, hen 6876 Joz 11:12 | verbannende, gelijk als Mozes, de knecht des HEEREN geboden 6877 Joz 11:13 | 13 Alleenlijk verbrandden de Israelieten geen steden, 6878 Joz 11:14 | steden, en het vee, roofden de kinderen Israels voor zich; 6879 Joz 11:14 | alleenlijk sloegen zij al de mensen met de scherpte des 6880 Joz 11:14 | sloegen zij al de mensen met de scherpte des zwaards, totdat 6881 Joz 11:15 | 15 Gelijk als de HEERE Mozes, Zijn knecht, 6882 Joz 11:15 | woord af van alles, wat de HEERE Mozes geboden had. ~ 6883 Joz 11:16 | al het land van Gosen, en de laagte, en het vlakke veld, 6884 Joz 11:19 | stad, die vrede maakte met de kinderen Israels, behalve 6885 Joz 11:19 | kinderen Israels, behalve de Hevieten, inwoners van Gibeon; 6886 Joz 11:20 | verdelgen zoude, gelijk als de HEERE Mozes geboden had. ~ 6887 Joz 11:21 | nu kwam Jozua, en roeide de Enakieten uit, van het gebergte, 6888 Joz 11:22 | 22 Er bleef niemand van de Enakieten over in het land 6889 Joz 11:23 | land in, naar alles, wat de HEERE tot Mozes gesproken 6890 Joz 12:1 | 1 Dit nu zijn de koningen des lands, die 6891 Joz 12:1 | koningen des lands, die de kinderen Israels geslagen 6892 Joz 12:1 | bezaten, aan gene zijde van de Jordaan, tegen den opgang 6893 Joz 12:1 | den opgang der zon; van de beek Arnon af tot den berg 6894 Joz 12:2 | 2 Sihon, de koning der Amorieten, die 6895 Joz 12:2 | over het midden der beek en de helft van Gilead, en tot 6896 Joz 12:2 | helft van Gilead, en tot aan de beek Jabbok, de landpale 6897 Joz 12:2 | tot aan de beek Jabbok, de landpale der kinderen Ammons; ~ 6898 Joz 12:3 | het vlakke veld tot aan de zee van Cinneroth tegen 6899 Joz 12:3 | tegen het oosten, en tot aan de zee des vlakken velds, de 6900 Joz 12:3 | de zee des vlakken velds, de Zoutzee, tegen het oosten, 6901 Joz 12:4 | 4 Daartoe de landpale van Og, den koning 6902 Joz 12:5 | over geheel Bazan, tot aan de landpale der Gezurieten, 6903 Joz 12:5 | en der Maachathieten; en de helft van Gilead, de landpale 6904 Joz 12:5 | en de helft van Gilead, de landpale van Sihon, den 6905 Joz 12:6 | 6 Mozes, de knecht des HEEREN, en de 6906 Joz 12:6 | de knecht des HEEREN, en de kinderen Israels sloegen 6907 Joz 12:6 | Israels sloegen hen, en Mozes, de knecht des HEEREN, gaf aan 6908 Joz 12:6 | knecht des HEEREN, gaf aan de Rubenieten en aan de Gadieten, 6909 Joz 12:6 | aan de Rubenieten en aan de Gadieten, en aan den halven 6910 Joz 12:7 | 7 Dit nu zijn de koningen des lands, die 6911 Joz 12:7 | lands, die Jozua sloeg, en de kinderen Israels, aan deze 6912 Joz 12:7 | Israels, aan deze zijde van de Jordaan tegen het westen, 6913 Joz 12:7 | opgaat; en Jozua gaf het aan de stammen Israels tot een 6914 Joz 12:8 | Wat op het gebergte, en in de laagte, en in het vlakke 6915 Joz 12:8 | in het vlakke veld, en in de aflopingen der wateren, 6916 Joz 12:8 | aflopingen der wateren, en in de woestijn, en tegen het zuiden 6917 Joz 12:8 | en tegen het zuiden was: de Hethieten, de Amorieten, 6918 Joz 12:8 | zuiden was: de Hethieten, de Amorieten, en Kanaanieten, 6919 Joz 12:8 | Amorieten, en Kanaanieten, de Ferezieten, de Hevieten, 6920 Joz 12:8 | Kanaanieten, de Ferezieten, de Hevieten, en de Jebusieten. ~ 6921 Joz 12:8 | Ferezieten, de Hevieten, en de Jebusieten. ~ 6922 Joz 12:9 | 9 De koning van Jericho, een; 6923 Joz 12:9 | koning van Jericho, een; de koning van Ai, die ter zijde 6924 Joz 12:10 | 10 De koning van Jeruzalem, een; 6925 Joz 12:10 | koning van Jeruzalem, een; de koning van Hebron, een; ~ 6926 Joz 12:11 | 11 De koning van Jarmuth, een; 6927 Joz 12:11 | koning van Jarmuth, een; de koning van Lachis, een; ~ 6928 Joz 12:12 | 12 De koning van Eglon, een; de 6929 Joz 12:12 | De koning van Eglon, een; de koning Gezer, een; ~ 6930 Joz 12:13 | 13 De koning van Debir, een; de 6931 Joz 12:13 | De koning van Debir, een; de koning van Geder, een; ~ 6932 Joz 12:14 | 14 De koning van Horma, een; de 6933 Joz 12:14 | De koning van Horma, een; de koning van Harad, een; ~ 6934 Joz 12:15 | 15 De koning van Libna, een; de 6935 Joz 12:15 | De koning van Libna, een; de koning van Adullam, een; ~ 6936 Joz 12:16 | 16 De koning van Makkeda, een; 6937 Joz 12:16 | koning van Makkeda, een; de koning van Beth-El, een; ~ 6938 Joz 12:17 | 17 De koning van Tappuah, een; 6939 Joz 12:17 | koning van Tappuah, een; de koning van Hefer, een; ~ 6940 Joz 12:18 | 18 De koning van Afek, een; de 6941 Joz 12:18 | De koning van Afek, een; de koning van Lassaron, een; ~ 6942 Joz 12:19 | 19 De koning van Madon, een; de 6943 Joz 12:19 | De koning van Madon, een; de koning van Hazor, een; ~ 6944 Joz 12:20 | 20 De koning van Simron-Meron, 6945 Joz 12:20 | koning van Simron-Meron, een; de koning van Achsaf, een; 6946 Joz 12:21 | 21 De koning van Taanach, een; 6947 Joz 12:21 | koning van Taanach, een; de koning van Megiddo, een; ~ 6948 Joz 12:22 | 22 De koning van Kedes, een; de 6949 Joz 12:22 | De koning van Kedes, een; de koning van Jokneam, aan 6950 Joz 12:23 | 23 De koning van Dor, tot Nafath-Dor, 6951 Joz 12:23 | Dor, tot Nafath-Dor, een; de koning der heidenen te Gilgal, 6952 Joz 12:24 | 24 De koning van Thirza, een. 6953 Joz 13:1 | was oud, wel bedaagd; en de HEERE zeide tot hem: Gij 6954 Joz 13:2 | dat overgebleven is; al de grenzen der Filistijnen 6955 Joz 13:3 | 3 Van de Sichor, die voor aan Egypte 6956 Joz 13:3 | voor aan Egypte is, tot aan de landpale van Ekron tegen 6957 Joz 13:3 | vorsten der Filistijnen, de Gazatiet en Asdodiet, de 6958 Joz 13:3 | de Gazatiet en Asdodiet, de Askeloniet, de Gathiet en 6959 Joz 13:3 | Asdodiet, de Askeloniet, de Gathiet en Ekroniet, en 6960 Joz 13:3 | Gathiet en Ekroniet, en de Avvieten. ~ 6961 Joz 13:4 | Kanaanieten, en Meara, die van de Sidoniers is, tot Afek toe, 6962 Joz 13:4 | is, tot Afek toe, tot aan de landpale der Amorieten. ~ 6963 Joz 13:5 | het land der Giblieten, en de ganse Libanon tegen den 6964 Joz 13:6 | tot Misrefoth-maim toe, al de Sidoniers; Ik zal hen verdrijven 6965 Joz 13:7 | land tot een erfdeel aan de negen stammen, en aan den 6966 Joz 13:8 | 8 Met denwelken de Rubenieten en Gadieten hun 6967 Joz 13:8 | hunlieden gaf aan gene zijde van de Jordaan tegen het oosten, 6968 Joz 13:8 | oosten, gelijk als Mozes, de knecht des HEEREN, hun gegeven 6969 Joz 13:9 | oever der beek Arnon is, en de stad, die in het midden 6970 Joz 13:10 | 10 En al de steden van Sihon, de koning 6971 Joz 13:10 | al de steden van Sihon, de koning der Amorieten, die 6972 Joz 13:10 | geregeerd heeft, tot aan de landpale der kinderen Ammons; ~ 6973 Joz 13:11 | 11 En Gilead, en de landpale der Gezurieten, 6974 Joz 13:13 | 13 Doch de kinderen Israels verdreven 6975 Joz 13:13 | kinderen Israels verdreven de Gezurieten en de Maachathieten 6976 Joz 13:13 | verdreven de Gezurieten en de Maachathieten niet; maar 6977 Joz 13:14 | stam Levi geen erfenis. De vuurofferen Gods, des HEEREN 6978 Joz 13:16 | oever der beek Arnon is, en de stad, die in het midden 6979 Joz 13:21 | geslagen heeft, mitsgaders de vorsten van Midian, Evi, 6980 Joz 13:22 | 22 Daartoe hebben de kinderen Israels met het 6981 Joz 13:23 | 23 De landpale nu der kinderen 6982 Joz 13:23 | der kinderen van Ruben was de Jordaan, en derzelver landpale; 6983 Joz 13:23 | naar hun huisgezinnen, de steden en haar dorpen. ~ 6984 Joz 13:24 | aan den stam van Gad, aan de kinderen van Gad, naar hun 6985 Joz 13:25 | landpale was Jaezer, en al de steden van Gilead, en het 6986 Joz 13:26 | en van Mahanaim tot aan de landpale van Debir; ~ 6987 Joz 13:27 | Sihon, den koning te Hesbon, de Jordaan en haar landpale, 6988 Joz 13:27 | zee van Cinnereth, over de Jordaan, tegen het oosten. ~ 6989 Joz 13:28 | naar hun huisgezinnen: de steden en haar dorpen. ~ 6990 Joz 13:30 | koning van Bazan, en al de vlekken van Jair, die in 6991 Joz 13:31 | van Og in Bazan, waren van de kinderen van Machir, den 6992 Joz 13:31 | zoon van Manasse, namelijk de helft der kinderen van Machir, 6993 Joz 13:32 | ten erve uitgedeeld had in de velden van Moab, op gene 6994 Joz 13:33 | gaf Mozes geen erfdeel; de HEERE, de God Israels, is 6995 Joz 13:33 | geen erfdeel; de HEERE, de God Israels, is Zelf hunlieder 6996 Joz 14:1 | 1 Dit is nu hetgeen de kinderen Israels geerfd 6997 Joz 14:1 | het land Kanaan; hetwelk de priester Eleazar, en Jozua, 6998 Joz 14:1 | priester Eleazar, en Jozua, de zoon van Nun, en de hoofden 6999 Joz 14:1 | Jozua, de zoon van Nun, en de hoofden der vaderen van 7000 Joz 14:1 | hoofden der vaderen van de stammen der kinderen Israels,


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33382

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License