1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33382
Book Chapter: Verse
7501 Ric 3:1 | die niet wisten van al de krijgen van Kanaan; ~
7502 Ric 3:2 | 2 Alleenlijk, opdat de geslachten der kinderen
7503 Ric 3:3 | vorsten der Filistijnen, en al de Kanaanieten, en de Sidoniers,
7504 Ric 3:3 | en al de Kanaanieten, en de Sidoniers, en de Hevieten,
7505 Ric 3:3 | Kanaanieten, en de Sidoniers, en de Hevieten, wonende in het
7506 Ric 3:4 | opdat men wiste, of zij de geboden des HEEREN zouden
7507 Ric 3:4 | die Hij hun vaderen door de hand van Mozes geboden had. ~
7508 Ric 3:5 | 5 Als nu de kinderen Israels woonden
7509 Ric 3:7 | 7 En de kinderen Israels deden,
7510 Ric 3:7 | deden, dat kwaad was in de ogen des HEEREN, en vergaten
7511 Ric 3:7 | hun God, en zij dienden de Baals en de bossen. ~
7512 Ric 3:7 | zij dienden de Baals en de bossen. ~
7513 Ric 3:8 | 8 Toen ontstak de toorn des HEEREN tegen Israel;
7514 Ric 3:8 | en Hij verkocht hen in de hand van Cuschan Rischataim,
7515 Ric 3:8 | koning van Mesopotamie; en de kinderen Israels dienden
7516 Ric 3:9 | 9 Zo riepen de kinderen Israels tot den
7517 Ric 3:9 | Israels tot den HEERE; en de HEERE verwekte de kinderen
7518 Ric 3:9 | HEERE; en de HEERE verwekte de kinderen Israels een verlosser,
7519 Ric 3:10 | 10 En de Geest des HEEREN was over
7520 Ric 3:10 | toog uit ten strijde; en de HEERE gaf Cuschan Rischataim,
7521 Ric 3:11 | jaren stil, en Othniel, de zoon van Kenaz, stierf. ~
7522 Ric 3:12 | 12 Maar de kinderen Israels voeren
7523 Ric 3:12 | te doen, dat kwaad was in de ogen des HEEREN; toen sterkte
7524 Ric 3:12 | des HEEREN; toen sterkte de HEERE Eglon, den koning
7525 Ric 3:12 | deden, wat kwaad was in de ogen des HEEREN. ~
7526 Ric 3:13 | hij vergaderde tot zich de kinderen Ammons en de Amalekieten
7527 Ric 3:13 | zich de kinderen Ammons en de Amalekieten en hij toog
7528 Ric 3:13 | sloeg Israel, en zij namen de Palmstad in bezit. ~
7529 Ric 3:14 | 14 En de kinderen Israels dienden
7530 Ric 3:15 | 15 Toen riepen de kinderen Israels tot den
7531 Ric 3:15 | Israels tot den HEERE, en de HEERE verwekte hun een verlosser,
7532 Ric 3:15 | een man, die links was. En de kinderen Israels zonden
7533 Ric 3:19 | hijzelf keerde wederom van de gesneden beelden, die bij
7534 Ric 3:22 | niet uit zijn buik), en de drek uitging. ~
7535 Ric 3:23 | 23 Toen ging Ehud uit van de voorzaal, en sloot de deuren
7536 Ric 3:23 | van de voorzaal, en sloot de deuren der opperzaal voor
7537 Ric 3:24 | en zagen toe, en ziet, de deuren der opperzaal waren
7538 Ric 3:24 | hij bedekt zijn voeten in de verkoelkamer. ~
7539 Ric 3:25 | hadden, ziet, zo opende hij de deuren der opperzaal niet.
7540 Ric 3:26 | vertoefden; want hij ging voorbij de gesneden beelden, en ontkwam
7541 Ric 3:27 | aankwam, zo blies hij met de bazuin op het gebergte van
7542 Ric 3:27 | gebergte van Efraim; en de kinderen Israels togen met
7543 Ric 3:28 | hen: Volgt mij na; want de HEERE heeft uw vijanden,
7544 Ric 3:28 | HEERE heeft uw vijanden, de Moabieten, in ulieder hand
7545 Ric 3:28 | togen af, hem na, en namen de veren van de Jordaan in
7546 Ric 3:28 | na, en namen de veren van de Jordaan in naar Moab, en
7547 Ric 3:29 | 29 En zij sloegen de Moabieten te dier tijd,
7548 Ric 3:31 | zoon van Anath, die sloeg de Filistijnen, zeshonderd
7549 Ric 4:1 | 1 Maar de kinderen Israels voeren
7550 Ric 4:1 | te doen, dat kwaad was in de ogen des HEEREN, als Ehud
7551 Ric 4:2 | 2 Zo verkocht hen de HEERE in de hand van Jabin,
7552 Ric 4:2 | verkocht hen de HEERE in de hand van Jabin, koning der
7553 Ric 4:3 | 3 Toen riepen de kinderen Israels tot den
7554 Ric 4:3 | ijzeren wagenen, en hij had de kinderen Israels met geweld
7555 Ric 4:4 | die een profetesse was, de huisvrouw van Lappidoth,
7556 Ric 4:5 | gebergte van Efraim; en de kinderen Israels gingen
7557 Ric 4:6 | zij zeide tot hem: Heeft de HEERE, de God Israels, niet
7558 Ric 4:6 | tot hem: Heeft de HEERE, de God Israels, niet geboden:
7559 Ric 4:6 | u tien duizend man, van de kinderen van Nafthali, en
7560 Ric 4:6 | kinderen van Nafthali, en van de kinderen van Zebulon? ~
7561 Ric 4:7 | 7 En Ik zal aan de beek Kison tot u trekken
7562 Ric 4:9 | met u trekken, behalve dat de eer de uwe niet zal zijn
7563 Ric 4:9 | trekken, behalve dat de eer de uwe niet zal zijn op dezen
7564 Ric 4:9 | dien gij wandelt; want de HEERE zal Sisera verkopen
7565 Ric 4:9 | HEERE zal Sisera verkopen in de hand ener vrouw. Alzo maakte
7566 Ric 4:11 | 11 Heber nu, de Keniet, had zich afgezonderd
7567 Ric 4:11 | afgezonderd van Kain, uit de kinderen van Hobab, Mozes
7568 Ric 4:12 | boodschapten zij Sisera, dat Barak, de zoon van Abinoam, op den
7569 Ric 4:13 | Haroseth der heidenen tot de beek Kison. ~
7570 Ric 4:14 | Maak u op; want dit is de dag, in welken de HEERE
7571 Ric 4:14 | dit is de dag, in welken de HEERE Sisera in uw hand
7572 Ric 4:14 | uw hand gegeven heeft; is de HEERE niet voor uw aangezicht
7573 Ric 4:15 | 15 En de HEERE versloeg Sisera, met
7574 Ric 4:15 | het ganse heirleger, door de scherpte de zwaards, voor
7575 Ric 4:15 | heirleger, door de scherpte de zwaards, voor het aangezicht
7576 Ric 4:16 | Barak jaagde ze na, achter de wagenen en achter het heirleger,
7577 Ric 4:16 | heirleger van Sisera viel door de scherpte des zwaards, dat
7578 Ric 4:17 | vluchtte op zijn voeten naar de tent van Jael, de huisvrouw
7579 Ric 4:17 | voeten naar de tent van Jael, de huisvrouw van Heber, den
7580 Ric 4:18 | En hij week tot haar in de tent, en zij bedekte hem
7581 Ric 4:20 | zeide hij tot haar: Sta in de deur der tent; en het zij,
7582 Ric 4:21 | 21 Daarna nam Jael, de huisvrouw van Heber, een
7583 Ric 4:21 | zijns hoofds, dat hij in de aarde vast werd; hij nu
7584 Ric 4:22 | ziet, Sisera lag dood, en de nagel was in den slaap zijns
7585 Ric 4:24 | 24 En de hand der kinderen Israels
7586 Ric 4:25 | Voorts zong Debora, en Barak, de zoon van Abinoam, ten zelven
7587 Ric 4:28 | het veld van Edom, beefde de aarde, ook droop de hemel,
7588 Ric 4:28 | beefde de aarde, ook droop de hemel, ook dropen de wolken
7589 Ric 4:28 | droop de hemel, ook dropen de wolken van water. ~
7590 Ric 4:29 | 5 De bergen vervloten van het
7591 Ric 4:30 | 6 In de dagen van Samgar, den zoon
7592 Ric 4:30 | den zoon van Anath, in de dagen van Jael, hielden
7593 Ric 4:30 | dagen van Jael, hielden de wegen op, en die op paden
7594 Ric 4:31 | 7 De dorpen hielden op in Israel,
7595 Ric 4:32 | goden, dan was er krijg in de poorten; werd er ook een
7596 Ric 4:35 | gedruis der schutters, tussen de plaatsen, waar men water
7597 Ric 4:35 | spreekt aldaar te zamen van de gerechtigheid des HEEREN,
7598 Ric 4:35 | gerechtigheid des HEEREN, van de gerechtigheden, bewezen
7599 Ric 4:35 | ging des HEEREN volk af tot de poorten. ~
7600 Ric 4:37 | 13 Toen deed Hij de overgeblevenen heersen over
7601 Ric 4:37 | overgeblevenen heersen over de heerlijken onder het volk;
7602 Ric 4:37 | heerlijken onder het volk; de HEERE doet mij heersen over
7603 Ric 4:37 | HEERE doet mij heersen over de geweldigen. ~
7604 Ric 4:38 | volken. Uit Machir zijn de wetgevers afgetogen, en
7605 Ric 4:39 | 15 Ook waren de vorsten in Issaschar met
7606 Ric 4:39 | In Rubens gedeelten waren de inbeeldingen des harten
7607 Ric 4:40 | bleeft gij zitten tussen de stallingen, om te horen
7608 Ric 4:40 | het geblaat der kudden? De gedeelten van Ruben hadden
7609 Ric 4:41 | in schepen! Aser zat aan de zeehaven, en bleef in zijn
7610 Ric 4:42 | insgelijks Nafthali, op de hoogten des velds. ~
7611 Ric 4:43 | 19 De koningen kwamen, zij streden;
7612 Ric 4:43 | zij streden; toen streden de koningen van Kanaan, te
7613 Ric 4:43 | Kanaan, te Thaanach aan de wateren van Megiddo; zij
7614 Ric 4:44 | Van den hemel streden zij, de sterren uit haar loopplaatsen
7615 Ric 4:45 | 21 De beek Kison wentelde hen
7616 Ric 4:45 | Kison wentelde hen weg, de beek Kedumin, de beek Kison;
7617 Ric 4:45 | hen weg, de beek Kedumin, de beek Kison; vertreed, o
7618 Ric 4:45 | vertreed, o mijn ziel! de sterken. ~
7619 Ric 4:46 | 22 Toen werden de paardenhoeven verpletterd,
7620 Ric 4:47 | 23 Vloekt Meroz, zegt de Engel des HEEREN, vloekt
7621 Ric 4:47 | zij niet gekomen zijn tot de hulp des HEEREN, tot de
7622 Ric 4:47 | de hulp des HEEREN, tot de hulp des HEEREN, met de
7623 Ric 4:47 | de hulp des HEEREN, met de helden. ~
7624 Ric 4:48 | 24 Gezegend zij boven de vrouwen Jael, de huisvrouw
7625 Ric 4:48 | zij boven de vrouwen Jael, de huisvrouw van Heber, den
7626 Ric 4:48 | Keniet; gezegend zij ze boven de vrouwen in de tent! ~
7627 Ric 4:48 | zij ze boven de vrouwen in de tent! ~
7628 Ric 4:52 | 28 De moeder van Sisera keek uit
7629 Ric 4:52 | venster, en schreeuwde door de tralien: Waarom vertoeft
7630 Ric 4:52 | te komen! Waarom blijven de gangen zijner wagenen achter? ~
7631 Ric 4:53 | 29 De wijsten harer staatsvrouwen
7632 Ric 4:54 | 30 Zouden zij dan de buit niet vinden en delen?
7633 Ric 4:54 | beide zijden gestikt, voor de buithalzen? ~
7634 Ric 4:55 | moeten zijn, als wanneer de zon opgaat in haar kracht.
7635 Ric 5:1 | 1 Maar de kinderen Israels deden,
7636 Ric 5:1 | deden, dat kwaad was in de ogen des HEEREN; zo gaf
7637 Ric 5:1 | ogen des HEEREN; zo gaf hen de HEERE in de hand der Midianieten,
7638 Ric 5:1 | zo gaf hen de HEERE in de hand der Midianieten, zeven
7639 Ric 5:2 | 2 Als nu de hand der Midianieten sterk
7640 Ric 5:2 | over Israel, maakten zich de kinderen Israels, vanwege
7641 Ric 5:2 | kinderen Israels, vanwege de Midianieten, de holen, die
7642 Ric 5:2 | vanwege de Midianieten, de holen, die in de bergen
7643 Ric 5:2 | Midianieten, de holen, die in de bergen zijn, en de spelonken,
7644 Ric 5:2 | die in de bergen zijn, en de spelonken, en de vestingen. ~
7645 Ric 5:2 | zijn, en de spelonken, en de vestingen. ~
7646 Ric 5:3 | Israel gezaaid had, zo kwamen de Midianieten op, en de Amalekieten,
7647 Ric 5:3 | kwamen de Midianieten op, en de Amalekieten, en die van
7648 Ric 5:4 | tegen hen, en verdierven de opkomst des lands, tot daar
7649 Ric 5:5 | tenten; zij kwamen gelijk de sprinkhanen in menigte,
7650 Ric 5:6 | Israel zeer verarmd, vanwege de Midianieten. Toen riepen
7651 Ric 5:6 | Midianieten. Toen riepen de kinderen Israels tot den
7652 Ric 5:7 | 7 En het geschiedde, als de kinderen Israels tot den
7653 Ric 5:7 | riepen, ter oorzake van de Midianieten; ~
7654 Ric 5:8 | 8 Zo zond de HEERE een man, die een profeet
7655 Ric 5:8 | die een profeet was, tot de kinderen Israels; die zeide
7656 Ric 5:8 | zeide tot hen: Alzo zegt de HEERE, de God Israels: Ik
7657 Ric 5:8 | hen: Alzo zegt de HEERE, de God Israels: Ik heb u uit
7658 Ric 5:9 | En Ik heb u verlost van de hand der Egyptenaren, en
7659 Ric 5:9 | der Egyptenaren, en van de hand van allen, die u drukten;
7660 Ric 5:10 | zeide tot ulieden: Ik ben de HEERE, uw God; vreest de
7661 Ric 5:10 | de HEERE, uw God; vreest de goden der Amorieten niet,
7662 Ric 5:11 | Gideon dorste tarwe bij de pers, om die te vluchten
7663 Ric 5:12 | 12 Toen verscheen hem de Engel des HEEREN, en zeide
7664 Ric 5:12 | HEEREN, en zeide tot hem: De HEERE is met u, gij strijdbare
7665 Ric 5:13 | Hem: Och, mijn Heer! zo de HEERE met ons is, waarom
7666 Ric 5:13 | hebben, zeggende: Heeft ons de HEERE niet uit Egypte opgevoerd?
7667 Ric 5:13 | opgevoerd? Doch nu heeft ons de HEERE verlaten, en heeft
7668 Ric 5:14 | 14 Toen keerde zich de HEERE tot hem, en zeide:
7669 Ric 5:15 | armste in Manasse, en ik ben de kleinste in mijns vaders
7670 Ric 5:16 | 16 En de HEERE zeide tot hem: Omdat
7671 Ric 5:16 | u zal zijn, zo zult gij de Midianieten slaan, als een
7672 Ric 5:20 | 20 Doch de Engel Gods zeide tot hem:
7673 Ric 5:20 | tot hem: Neem het vlees en de ongezuurde koeken, en leg
7674 Ric 5:21 | 21 En de Engel des HEEREN stak het
7675 Ric 5:21 | en roerde het vlees en de ongezuurde koeken aan; toen
7676 Ric 5:21 | toen ging er vuur op uit de rots, en verteerde het vlees
7677 Ric 5:21 | en verteerde het vlees en de ongezuurde koeken. En de
7678 Ric 5:21 | de ongezuurde koeken. En de Engel des HEEREN bekwam
7679 Ric 5:23 | 23 Doch de HEERE zeide tot hem: Vrede
7680 Ric 5:24 | een altaar, en noemde het: De HEERE is vrede! het is nog
7681 Ric 5:25 | in dienzelven nacht, dat de HEERE tot hem zeide: Neem
7682 Ric 5:25 | zeide: Neem een var van de ossen, die van uw vader
7683 Ric 5:26 | uw God, een altaar, op de hoogte dezer sterkte, in
7684 Ric 5:27 | knechten, en deed, gelijk als de HEERE tot hem gesproken
7685 Ric 5:27 | hij zijns vaders huis en de mannen van die stad vreesde,
7686 Ric 5:28 | 28 Als nu de mannen van die stad des
7687 Ric 5:28 | van Baal omgeworpen, en de haag, die daarbij was, afgehouwen,
7688 Ric 5:29 | 29 Zo zeiden zij, de een tot de ander: Wie heeft
7689 Ric 5:29 | Zo zeiden zij, de een tot de ander: Wie heeft dit stuk
7690 Ric 5:29 | navraagden, zo zeide men: Gideon, de zoon van Joas, heeft dit
7691 Ric 5:30 | 30 Toen zeiden de mannen van die stad tot
7692 Ric 5:30 | omgeworpen, en omdat hij de haag, die daarbij was, afgehouwen
7693 Ric 5:33 | Midianieten nu, en Amalekieten, en de kinderen van het oosten,
7694 Ric 5:34 | 34 Toen toog de Geest des HEEREN Gideon
7695 Ric 5:34 | Gideon aan, en hij blies met de bazuin, en de Abi-ezrieten
7696 Ric 5:34 | blies met de bazuin, en de Abi-ezrieten werden achter
7697 Ric 5:37 | zal zijn, en droogte op de ganse aarde, zo zal ik weten,
7698 Ric 5:39 | het vlies alleen, en op de ganse aarde zij dauw. ~
7699 Ric 5:40 | in denzelven nacht; want de droogte was op het vlies
7700 Ric 5:40 | het vlies alleen, en op de ganse aarde was dauw. ~ ~
7701 Ric 6:1 | en zij legerden zich aan de fontein van Harod; dat hij
7702 Ric 6:2 | 2 En de HEERE zeide tot Gideon:
7703 Ric 6:2 | dat met u is, dan dat Ik de Midianieten in hun hand
7704 Ric 6:3 | Nu dan, roep nu uit voor de oren des volks, zeggende:
7705 Ric 6:4 | 4 En de HEERE zeide tot Gideon:
7706 Ric 6:5 | naar het water. Toen zeide de HEERE tot Gideon: Al wie
7707 Ric 6:7 | 7 En de HEERE zeide tot Gideon:
7708 Ric 6:7 | Ik ulieden verlossen, en de Midianieten in uw hand geven;
7709 Ric 6:9 | in denzelven nacht, dat de HEERE tot hem zeide: Sta
7710 Ric 6:12 | 12 En de Midianieten, en Amalekieten,
7711 Ric 6:12 | Midianieten, en Amalekieten, en al de kinderen van het oosten,
7712 Ric 6:13 | Midianieten, en het kwam tot aan de tent, en sloeg haar, dat
7713 Ric 6:13 | het onderste boven, dat de tent er lag. ~
7714 Ric 6:14 | dan het zwaard van Gideon, de zoon van Joas, de Israelietischen
7715 Ric 6:14 | Gideon, de zoon van Joas, de Israelietischen man; God
7716 Ric 6:14 | Israelietischen man; God heeft de Midianieten en dit ganse
7717 Ric 6:15 | het geschiedde, als Gideon de vertelling dezes drooms,
7718 Ric 6:15 | zeide: Maakt u op, want de HEERE heeft het leger der
7719 Ric 6:16 | 16 En hij deelde de driehonderd man in drie
7720 Ric 6:18 | 18 Als ik met de bazuin zal blazen, ik en
7721 Ric 6:18 | dan zult gijlieden ook met de bazuin blazen, rondom het
7722 Ric 6:19 | legers, in het begin van de middelste nachtwaak, als
7723 Ric 6:19 | nachtwaak, als zij maar even de wachters gesteld hadden;
7724 Ric 6:19 | hadden; en zij bliezen met de bazuinen, ook sloegen zij
7725 Ric 6:19 | bazuinen, ook sloegen zij de kruiken, die in hun hand
7726 Ric 6:20 | 20 Alzo bliezen de drie hopen met de bazuinen,
7727 Ric 6:20 | bliezen de drie hopen met de bazuinen, en braken de kruiken;
7728 Ric 6:20 | met de bazuinen, en braken de kruiken; en zij hielden
7729 Ric 6:20 | kruiken; en zij hielden met de linkerhand de fakkelen,
7730 Ric 6:20 | hielden met de linkerhand de fakkelen, en met hun rechterhand
7731 Ric 6:20 | en met hun rechterhand de bazuinen om te blazen; en
7732 Ric 6:22 | 22 Als de driehonderd met de bazuinen
7733 Ric 6:22 | 22 Als de driehonderd met de bazuinen bliezen, zo zette
7734 Ric 6:22 | bazuinen bliezen, zo zette de HEERE het zwaard des een
7735 Ric 6:22 | naar Tseredath, tot aan de grens van Abel-Mehola, boven
7736 Ric 6:23 | 23 Toen werden de mannen van Israel bijeengeroepen,
7737 Ric 6:23 | Manasse; en zij jaagden de Midianieten achterna. ~
7738 Ric 6:24 | Efraim, zeggende: Komt af de Midianieten tegemoet, en
7739 Ric 6:24 | tegemoet, en beneemt hunlieden de wateren, tot aan Beth-bara,
7740 Ric 6:24 | aan Beth-bara, te weten de Jordaan; alzo werd alle
7741 Ric 6:24 | bijeengeroepen, en zij benamen hun de wateren tot aan Beth-bara,
7742 Ric 6:24 | wateren tot aan Beth-bara, en de Jordaan.
7743 Ric 6:25 | en Zeeb doodden zij in de perskuip van Zeeb, en vervolgden
7744 Ric 6:25 | van Zeeb, en vervolgden de Midianieten; en zij brachten
7745 Ric 6:25 | Midianieten; en zij brachten de hoofden van Oreb en Zeeb
7746 Ric 6:25 | en Zeeb tot Gideon, over de Jordaan. ~ ~ ~
7747 Ric 7:1 | 1 Toen zeiden de mannen van Efraim tot hem:
7748 Ric 7:1 | heentoogt om te strijden tegen de Midianieten? En zij twistten
7749 Ric 7:2 | gelijk gijlieden; zijn niet de nalezingen van Efraim beter
7750 Ric 7:2 | nalezingen van Efraim beter dan de wijnoogst van Abi-ezer? ~
7751 Ric 7:3 | 3 God heeft de vorsten der Midianieten,
7752 Ric 7:4 | nu Gideon gekomen was aan de Jordaan, ging hij over,
7753 Ric 7:4 | Jordaan, ging hij over, met de driehonderd mannen, die
7754 Ric 7:5 | 5 En hij zeide tot de lieden van Sukkoth: Geeft
7755 Ric 7:5 | jaag Zebah en Tsalmuna, de koningen der Midianieten,
7756 Ric 7:6 | 6 Maar de oversten van Sukkoth zeiden:
7757 Ric 7:6 | van Sukkoth zeiden: Is dan de handpalm van Zebah en Tsalmuna
7758 Ric 7:7 | zeide Gideon: Daarom, als de HEERE Zebah en Tsalmuna
7759 Ric 7:8 | sprak tot hen desgelijks. En de lieden van Pnuel antwoordden
7760 Ric 7:8 | antwoordden hem, gelijk als de lieden van Sukkoth geantwoord
7761 Ric 7:9 | Daarom sprak hij ook tot de lieden van Pnuel, zeggende:
7762 Ric 7:10 | omtrent vijftien duizend, al de overgeblevenen van het ganse
7763 Ric 7:10 | kinderen van het oosten; en de gevallenen waren honderd
7764 Ric 7:12 | jaagde hen na; en hij ving de beide koningen der Midianieten,
7765 Ric 7:13 | 13 Toen nu Gideon, de zoon van Joas, van den strijd
7766 Ric 7:14 | ving hij een jongen van de lieden te Sukkoth, en ondervraagde
7767 Ric 7:14 | hem; die schreef hem op de oversten van Sukkoth, en
7768 Ric 7:15 | 15 Toen kwam hij tot de lieden van Sukkoth, en zeide:
7769 Ric 7:15 | verweten hebt, zeggende: Is de handpalm van Zebah en Tsalmuna
7770 Ric 7:16 | 16 En hij nam de oudsten dier stad, en doornen
7771 Ric 7:17 | 17 En de toren van Pnuel wierp hij
7772 Ric 7:17 | wierp hij af, en doodde de lieden der stad. ~
7773 Ric 7:19 | moeder; zo waarlijk als de HEERE leeft, zo gij hen
7774 Ric 7:20 | Sta op, dood hen; maar de jongeling trok zijn zwaard
7775 Ric 7:21 | op ons aan, want naar dat de man is, zo is zijn macht.
7776 Ric 7:21 | Zebah en Tsalmuna, en nam de maantjes, die aan de halzen
7777 Ric 7:21 | nam de maantjes, die aan de halzen hunner kemelen waren. ~
7778 Ric 7:22 | 22 Toen zeiden de mannen van Israel tot Gideon:
7779 Ric 7:23 | zoon over u niet heersen; de HEERE zal over u heersen. ~
7780 Ric 7:26 | zevenhonderd sikkelen gouds, zonder de maantjes, en ketenen, en
7781 Ric 7:26 | en purperen klederen, die de koningen der Midianieten
7782 Ric 7:26 | aangehad hadden, en zonder de halsbanden, die aan de halzen
7783 Ric 7:26 | zonder de halsbanden, die aan de halzen hunner kemelen geweest
7784 Ric 7:28 | 28 Alzo werden de Midianieten ten onder gebracht
7785 Ric 7:28 | was stil veertig jaren, in de dagen van Gideon. ~
7786 Ric 7:29 | 29 En Jerubbaal, de zoon van Joas, ging henen
7787 Ric 7:32 | 32 En Gideon, de zoon van Joas, stierf in
7788 Ric 7:33 | Gideon gestorven was, dat de kinderen Israels zich omkeerden,
7789 Ric 7:33 | Israels zich omkeerden, en de Baals nahoereerden; en zij
7790 Ric 7:34 | 34 En de kinderen Israels dachten
7791 Ric 7:34 | God, Die hen gered had van de hand van al hun vijanden
7792 Ric 8:1 | 1 Abimelech nu, de zoon van Jerubbaal, ging
7793 Ric 8:1 | ging henen naar Sichem, tot de broeder zijner moeder; en
7794 Ric 8:2 | 2 Spreekt toch voor de oren van alle burgers van
7795 Ric 8:3 | 3 Toen spraken de broeders zijner moeder van
7796 Ric 8:3 | zijner moeder van hem, voor de oren van alle burgers van
7797 Ric 8:5 | en doodde zijn broederen, de zonen van Jerubbaal, zeventig
7798 Ric 8:5 | een steen; doch Jotham, de jongste zoon van Jerubbaal
7799 Ric 8:7 | ging hij heen, en stond op de hoogte des bergs Gerizim,
7800 Ric 8:8 | 8 De bomen gingen eens heen,
7801 Ric 8:9 | 9 Maar de olijfboom zeide tot hen:
7802 Ric 8:9 | vettigheid verlaten, die God en de mensen in mij prijzen? En
7803 Ric 8:9 | heengaan om te zweven over de bomen? ~
7804 Ric 8:10 | 10 Toen zeiden de bomen tot den vijgeboom:
7805 Ric 8:11 | 11 Maar de vijgeboom zeide tot hen:
7806 Ric 8:11 | heengaan om te zweven over de bomen? ~
7807 Ric 8:12 | 12 Toen zeiden de bomen tot den wijnstok:
7808 Ric 8:13 | 13 Maar de wijnstok zeide tot hen:
7809 Ric 8:13 | heengaan om te zweven over de bomen?
7810 Ric 8:14 | 14 Toen zeiden al de bomen tot den doornenbos:
7811 Ric 8:15 | 15 En de doornenbos zeide tot de
7812 Ric 8:15 | de doornenbos zeide tot de bomen: Indien gij mij in
7813 Ric 8:15 | indien niet, zo ga vuur uit de doornenbos, en vertere de
7814 Ric 8:15 | de doornenbos, en vertere de cederen van de Libanon. ~
7815 Ric 8:15 | en vertere de cederen van de Libanon. ~
7816 Ric 8:16 | en indien gij hem naar de verdienste zijner handen
7817 Ric 8:18 | dienstmaagd, koning gemaakt over de burgers van Sichem, omdat
7818 Ric 8:20 | van Abimelech, en vertere de burgers van Sichem, en het
7819 Ric 8:20 | Millo; en vuur ga uit van de burgers van Sichem, en van
7820 Ric 8:23 | tussen Abimelech en tussen de burgers van Sichem; en de
7821 Ric 8:23 | de burgers van Sichem; en de burgers van Sichem handelden
7822 Ric 8:24 | Opdat het geweld, gedaan aan de zeventig zonen van Jerubbaal,
7823 Ric 8:24 | die hen gedood had, en op de burgers van Sichem, die
7824 Ric 8:25 | 25 En de burgers van Sichem bestelden
7825 Ric 8:25 | bestelden tegen hem, die op de hoogten der bergen lagen
7826 Ric 8:26 | 26 Gaal, de zoon van Ebed, kwam ook
7827 Ric 8:26 | gingen over in Sichem; en de burgeren van Sichem verlieten
7828 Ric 8:27 | wijnbergen af, en traden de druiven, en maakten lofliederen;
7829 Ric 8:28 | 28 En Gaal, de zoon van Ebed, zeide: Wie
7830 Ric 8:28 | bevelhebber? dient liever de mannen van Hemor, den vader
7831 Ric 8:30 | 30 Als Zebul, de overste der stad, de woorden
7832 Ric 8:30 | Zebul, de overste der stad, de woorden van Gaal, den zoon
7833 Ric 8:31 | Abimelech, zeggende: Zie, Gaal, de zoon van Ebed, en zijn broeders
7834 Ric 8:33 | geschiede in den morgen, als de zon opgaat, zo maak u vroeg
7835 Ric 8:35 | 35 En Gaal, de zoon van Ebed, ging uit,
7836 Ric 8:35 | ging uit, en stond aan de deur van de stadspoort;
7837 Ric 8:35 | en stond aan de deur van de stadspoort; en Abimelech
7838 Ric 8:35 | volk, dat met hem was, uit de achterlage. ~
7839 Ric 8:36 | Zie, er komt volk af van de hoogten der bergen. Zebul
7840 Ric 8:36 | zeide tot hem: Gij ziet de schaduw der bergen voor
7841 Ric 8:40 | vele verslagenen tot aan de deur der stads poort. ~
7842 Ric 8:43 | ziet, het volk trok uit de stad, zo maakte hij zich
7843 Ric 8:44 | 44 Want Abimelech en de hopen, die bij hem waren,
7844 Ric 8:44 | hen, en bleven staan aan de deur der stadspoort; en
7845 Ric 8:44 | deur der stadspoort; en de twee andere hopen overvielen
7846 Ric 8:45 | Voorts streed Abimelech tegen de stad dienzelven gansen dag,
7847 Ric 8:45 | dienzelven gansen dag, en nam de stad in, en doodde het volk,
7848 Ric 8:45 | daarin was; en hij brak de stad af, en bezaaide haar
7849 Ric 8:46 | hoorden, zo gingen zij in de sterkte, in het huis van
7850 Ric 8:48 | hand, en hieuw een tak van de bomen, en nam hem op, en
7851 Ric 8:49 | Abimelech na, en legden ze aan de sterkte, en verbrandden
7852 Ric 8:49 | en verbrandden daardoor de sterkte met vuur; dat ook
7853 Ric 8:51 | stad; zo vloden daarheen al de mannen en de vrouwen, en
7854 Ric 8:51 | daarheen al de mannen en de vrouwen, en alle burgers
7855 Ric 8:51 | vrouwen, en alle burgers van de stad, en sloten voor zich
7856 Ric 8:52 | en hij genaakte tot aan de deur des torens, om dien
7857 Ric 8:55 | 55 Als nu de mannen van Israel zagen,
7858 Ric 8:57 | wederkeren op hun hoofd; en de vloek van Jotham, den zoon
7859 Ric 9:3 | En na hem stond op Jair, de Gileadiet; en hij richtte
7860 Ric 9:6 | 6 Toen voeren de kinderen Israels voort te
7861 Ric 9:6 | te doen, dat kwaad was in de ogen des HEEREN, en dienden
7862 Ric 9:6 | ogen des HEEREN, en dienden de Baals, en Astharoth, en
7863 Ric 9:6 | Baals, en Astharoth, en de goden van Syrie, en de goden
7864 Ric 9:6 | en de goden van Syrie, en de goden van Sidon, en de goden
7865 Ric 9:6 | en de goden van Sidon, en de goden van Moab, en de goden
7866 Ric 9:6 | en de goden van Moab, en de goden der kinderen Ammons,
7867 Ric 9:6 | kinderen Ammons, mitsgaders de goden der Filistijnen; en
7868 Ric 9:7 | 7 Zo ontstak de toorn des HEEREN tegen Israel;
7869 Ric 9:7 | en Hij verkocht hen in de hand der Filistijnen, en
7870 Ric 9:7 | hand der Filistijnen, en in de hand der kinderen Ammons. ~
7871 Ric 9:8 | onderdrukten en vertraden de kinderen Israels in datzelve
7872 Ric 9:8 | jaren, onderdrukten zij al de kinderen Israels, die aan
7873 Ric 9:8 | die aan gene zijde van de Jordaan waren, in het land
7874 Ric 9:9 | 9 Daartoe togen de kinderen Ammons over de
7875 Ric 9:9 | de kinderen Ammons over de Jordaan, om te krijgen,
7876 Ric 9:10 | 10 Toen riepen de kinderen Israels tot den
7877 Ric 9:10 | hebben verlaten, als dat wij de Baals gediend hebben. ~
7878 Ric 9:11 | 11 Maar de HEERE zeide tot de kinderen
7879 Ric 9:11 | Maar de HEERE zeide tot de kinderen Israels: Heb Ik
7880 Ric 9:11 | Israels: Heb Ik u niet van de Egyptenaren, en van de Amorieten,
7881 Ric 9:11 | van de Egyptenaren, en van de Amorieten, en van de kinderen
7882 Ric 9:11 | van de Amorieten, en van de kinderen Ammons, en van
7883 Ric 9:11 | kinderen Ammons, en van de Filistijnen, ~
7884 Ric 9:12 | 12 En de Sidoniers, en Amalekieten,
7885 Ric 9:14 | 14 Gaat henen, roept tot de goden, die gij verkoren
7886 Ric 9:15 | 15 Maar de kinderen Israels zeiden
7887 Ric 9:16 | 16 En zij deden de vreemde goden uit hun midden
7888 Ric 9:17 | 17 En de kinderen Ammons werden bijeengeroepen,
7889 Ric 9:17 | Gilead; daarentegen werden de kinderen Israels vergaderd,
7890 Ric 9:18 | 18 Toen zeide het volk, de oversten van Gilead, de
7891 Ric 9:18 | de oversten van Gilead, de een tot den ander: Wie is
7892 Ric 9:18 | een tot den ander: Wie is de man, die beginnen zal te
7893 Ric 9:18 | beginnen zal te strijden tegen de kinderen Ammons? die zal
7894 Ric 10:1 | 1 Jeftha nu, de Gileadiet, was een strijdbaar
7895 Ric 10:2 | baarde hem ook zonen; en de zonen dezer vrouw, groot
7896 Ric 10:4 | geschiedde, na enige dagen, dat de kinderen Ammons tegen Israel
7897 Ric 10:5 | 5 Zo geschiedde het, als de kinderen Ammons tegen Israel
7898 Ric 10:5 | tegen Israel krijgden, dat de oudsten van Gilead heengingen,
7899 Ric 10:6 | opdat wij strijden tegen de kinderen Ammons. ~
7900 Ric 10:7 | 7 Maar Jeftha zeide tot de oudsten van Gilead: Hebt
7901 Ric 10:8 | 8 En de oudsten van Gilead zeiden
7902 Ric 10:8 | met ons trekt, en tegen de kinderen Ammons strijdt;
7903 Ric 10:9 | 9 Toen zeide Jeftha tot de oudsten van Gilead: Zo gijlieden
7904 Ric 10:9 | wederhaalt, om te strijden tegen de kinderen Ammons, en de HEERE
7905 Ric 10:9 | tegen de kinderen Ammons, en de HEERE hen voor mijn aangezicht
7906 Ric 10:10 | 10 En de oudsten van Gilead zeiden
7907 Ric 10:10 | Gilead zeiden tot Jeftha: De HEERE zij toehoorder tussen
7908 Ric 10:11 | 11 Alzo ging Jeftha met de oudsten van Gilead, en het
7909 Ric 10:13 | 13 En de koning der kinderen Ammons
7910 Ric 10:13 | kinderen Ammons zeide tot de boden van Jeftha: Omdat
7911 Ric 10:13 | land genomen heeft, van de Arnon af tot aan de Jabbok,
7912 Ric 10:13 | van de Arnon af tot aan de Jabbok, en tot aan de Jordaan;
7913 Ric 10:13 | aan de Jabbok, en tot aan de Jordaan; zo geef mij dat
7914 Ric 10:16 | zo wandelde Israel door de woestijn tot aan de Schelfzee,
7915 Ric 10:16 | door de woestijn tot aan de Schelfzee, en kwam te Kades. ~
7916 Ric 10:17 | En Israel zond boden tot de koning der Edomieten, zeggende:
7917 Ric 10:17 | uw land doortrekken; maar de koning der Edomieten gaf
7918 Ric 10:17 | gehoor. En hij zond ook tot de koning der Moabieten, die
7919 Ric 10:18 | 18 Daarna wandelde hij in de woestijn, en toog om het
7920 Ric 10:18 | legerden zich op gene zijde van de Arnon; maar zij kwamen niet
7921 Ric 10:18 | maar zij kwamen niet binnen de landpale der Moabieten;
7922 Ric 10:18 | landpale der Moabieten; want de Arnon is de landpale der
7923 Ric 10:18 | Moabieten; want de Arnon is de landpale der Moabieten. ~
7924 Ric 10:21 | 21 En de HEERE, de God Israels, gaf
7925 Ric 10:21 | 21 En de HEERE, de God Israels, gaf Sihon met
7926 Ric 10:21 | Sihon met al zijn volk in de hand van Israel, dat zij
7927 Ric 10:22 | En zij namen erfelijk in de ganse landpale der Amorieten,
7928 Ric 10:22 | landpale der Amorieten, van de Arnon af tot aan de Jabbok,
7929 Ric 10:22 | van de Arnon af tot aan de Jabbok, en van de woestijn
7930 Ric 10:22 | tot aan de Jabbok, en van de woestijn tot aan de Jordaan. ~
7931 Ric 10:22 | van de woestijn tot aan de Jordaan. ~
7932 Ric 10:23 | 23 Zo heeft nu de HEERE, de God Israels, de
7933 Ric 10:23 | 23 Zo heeft nu de HEERE, de God Israels, de Amorieten
7934 Ric 10:23 | de HEERE, de God Israels, de Amorieten voor het aangezicht
7935 Ric 10:23 | van zijn volk Israel uit de bezitting verdreven; en
7936 Ric 10:24 | uw god Kamos voor u uit de bezitting verdreef? Alzo
7937 Ric 10:24 | wij al dengene erven, dien de HEERE, onze God, voor ons
7938 Ric 10:24 | voor ons aangezicht uit de bezitting verdrijft. ~
7939 Ric 10:25 | gij veel beter dan Balak, de zoon van Zippor, de koning
7940 Ric 10:25 | Balak, de zoon van Zippor, de koning der Moabieten? heeft
7941 Ric 10:26 | stedekens, en in Aroer, en in al de stedekens, en in al de steden,
7942 Ric 10:26 | al de stedekens, en in al de steden, die aan de zijde
7943 Ric 10:26 | in al de steden, die aan de zijde van de Arnon zijn;
7944 Ric 10:26 | steden, die aan de zijde van de Arnon zijn; waarom hebt
7945 Ric 10:27 | dat gij tegen mij krijgt; de HEERE, Die Rechter is, richte
7946 Ric 10:27 | is, richte heden tussen de kinderen Israels en tussen
7947 Ric 10:27 | kinderen Israels en tussen de kinderen Ammons! ~
7948 Ric 10:28 | 28 Maar de koning der kinderen Ammons
7949 Ric 10:28 | Ammons hoorde niet naar de woorden van Jeftha, die
7950 Ric 10:29 | 29 Toen kwam de Geest des HEEREN op Jeftha,
7951 Ric 10:29 | Gilead trok hij door tot de kinderen Ammons. ~
7952 Ric 10:30 | gelofte, en zeide: Indien Gij de kinderen Ammons ganselijk
7953 Ric 10:31 | zal het uitgaande, dat uit de deur van mijn huis mij tegemoet
7954 Ric 10:31 | uitgaan, als ik met vrede van de kinderen Ammons wederkom,
7955 Ric 10:32 | Alzo trok Jeftha door naar de kinderen Ammons, om tegen
7956 Ric 10:32 | tegen hen te strijden; en de HEERE gaf hen in zijn hand. ~
7957 Ric 10:33 | groten slag. Alzo werden de kinderen Ammons ten ondergebracht
7958 Ric 10:36 | mond gegaan is; naardien u de HEERE volkomene wraak gegeven
7959 Ric 10:36 | heeft van uw vijanden, van de kinderen Ammons.
7960 Ric 10:37 | dat ik heenga, en ga tot de bergen, en bewene mijn maagdom,
7961 Ric 10:38 | beweende haar maagdom op de bergen.
7962 Ric 10:40 | 40 Dat de dochteren Israels van jaar
7963 Ric 10:40 | tot jaar heengingen, om de dochter van Jeftha, de Gileadiet,
7964 Ric 10:40 | om de dochter van Jeftha, de Gileadiet, aan te spreken,
7965 Ric 11:1 | 1 Toen werden de mannen van Efraim bijeengeroepen,
7966 Ric 11:1 | doorgetogen om te strijden tegen de kinderen Ammons, en hebt
7967 Ric 11:2 | volk waren zeer twistig met de kinderen Ammons; en ik heb
7968 Ric 11:3 | mijn hand, en toog door tot de kinderen Ammons, en de HEERE
7969 Ric 11:3 | tot de kinderen Ammons, en de HEERE gaf hen in mijn hand;
7970 Ric 11:4 | en streed met Efraim; en de mannen van Gilead sloegen
7971 Ric 11:4 | Gilead sloegen Efraim, want de Gileadieten, zijnde tussen
7972 Ric 11:5 | 5 Want de Gileadieten namen de Efraimieten
7973 Ric 11:5 | Want de Gileadieten namen de Efraimieten de veren van
7974 Ric 11:5 | Gileadieten namen de Efraimieten de veren van de Jordaan af;
7975 Ric 11:5 | Efraimieten de veren van de Jordaan af; en het geschiedde,
7976 Ric 11:5 | en het geschiedde, als de vluchtelingen van Efraim
7977 Ric 11:5 | mij overgaan; zo zeiden de mannen van Gilead tot hem:
7978 Ric 11:6 | hem, en versloegen hem aan de veren van de Jordaan, dat
7979 Ric 11:6 | versloegen hem aan de veren van de Jordaan, dat te dier tijd
7980 Ric 11:7 | Israel zes jaren; en Jeftha, de Gileadiet, stierf, en werd
7981 Ric 11:7 | stierf, en werd begraven in de steden van Gilead. ~
7982 Ric 11:11 | hem richtte Israel Elon, de Zebuloniet, en hij richtte
7983 Ric 11:12 | 12 En Elon, de Zebuloniet, stierf, en werd
7984 Ric 11:13 | Abdon, een zoon van Hillel, de Pirhathoniet. ~
7985 Ric 11:15 | Abdon, een zoon van Hillel, de Pirhathoniet; en hij werd
7986 Ric 12:1 | 1 En de kinderen Israels voeren
7987 Ric 12:1 | te doen, dat kwaad was in de ogen des HEEREN; zo gaf
7988 Ric 12:1 | ogen des HEEREN; zo gaf de HEERE hen in de hand der
7989 Ric 12:1 | zo gaf de HEERE hen in de hand der Filistijnen veertig
7990 Ric 12:7 | van moeders buik af tot op de dag zijns doods. ~
7991 Ric 12:8 | zeide: Och, HEERE! dat toch de Man Gods, Dien Gij gezonden
7992 Ric 12:9 | 9 En God verhoorde de stem van Manoach; en de
7993 Ric 12:9 | de stem van Manoach; en de Engel Gods kwam wederom
7994 Ric 12:9 | Engel Gods kwam wederom tot de vrouw. Zij nu zat in het
7995 Ric 12:10 | 10 Zo haastte de vrouw, en liep, en gaf het
7996 Ric 12:13 | 13 En de Engel des HEEREN zeide tot
7997 Ric 12:13 | Manoach: Van alles, wat Ik tot de vrouw gezegd heb, zal zij
7998 Ric 12:14 | niet eten van iets, dat van de wijnstok des wijns voortkomt;
7999 Ric 12:16 | 16 Maar de Engel des HEEREN zeide tot
8000 Ric 12:18 | 18 En de Engel des HEEREN zeide tot
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33382 |