1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33382
Book Chapter: Verse
8501 1Sa 4:8 | wie zal ons redden uit de hand van deze heerlijke
8502 1Sa 4:8 | zijn dezelfde goden, die de Egyptenaars met alle plagen
8503 1Sa 4:8 | plagen geplaagd hebben, bij de woestijn. ~
8504 1Sa 4:9 | gij Filistijnen, opdat gij de Hebreen niet misschien dient,
8505 1Sa 4:10 | 10 Toen streden de Filistijnen, en Israel werd
8506 1Sa 4:11 | 11 En de ark Gods werd genomen, en
8507 1Sa 4:11 | ark Gods werd genomen, en de twee zonen van Eli, Hofni
8508 1Sa 4:12 | liep er een Benjaminiet uit de slagorden, en kwam te Silo
8509 1Sa 4:13 | zat Eli op een stoel aan de zijde van den weg, uitziende;
8510 1Sa 4:13 | hart was sidderende vanwege de ark Gods. Als die man kwam,
8511 1Sa 4:13 | zulks te verkondigen in de stad, toen schreeuwde de
8512 1Sa 4:13 | de stad, toen schreeuwde de ganse stad. ~
8513 1Sa 4:14 | 14 En als Eli de stem des geroeps hoorde,
8514 1Sa 4:14 | hoorde, zo zeide hij: Wat is de stem dezer beroerte? Toen
8515 1Sa 4:16 | Eli: Ik ben het, die uit de slagorden kom, en ik ben
8516 1Sa 4:16 | kom, en ik ben heden uit de slagorden gevloden. Hij
8517 1Sa 4:17 | Toen antwoordde hij, die de boodschap bracht, en zeide:
8518 1Sa 4:17 | en Pinehas, gestorven, en de ark Gods is genomen. ~
8519 1Sa 4:18 | geschiedde, als hij van de ark Gods vermeldde, zo viel
8520 1Sa 4:18 | achterwaarts van den stoel af, aan de zijde der poort, en brak
8521 1Sa 4:18 | den nek, en stierf; want de man was oud en zwaar; en
8522 1Sa 4:19 | 19 En zijn schoondochter, de huisvrouw van Pinehas, was
8523 1Sa 4:19 | zij zou baren; als deze de tijding hoorde, dat de ark
8524 1Sa 4:19 | deze de tijding hoorde, dat de ark Gods genomen was, en
8525 1Sa 4:20 | haar sterven, zo spraken de vrouwen, die bij haar stonden:
8526 1Sa 4:21 | jongsken Ikabod, zeggende: De eer is weggevoerd uit Israel!
8527 1Sa 4:21 | weggevoerd uit Israel! Omdat de ark Gods gevankelijk weggevoerd
8528 1Sa 4:22 | 22 En zij zeide: De eer is gevankelijk weggevoerd
8529 1Sa 4:22 | weggevoerd uit Israel, want de ark Gods is genomen. ~ ~ ~
8530 1Sa 5:1 | 1 De Filistijnen nu namen de
8531 1Sa 5:1 | De Filistijnen nu namen de ark Gods, en zij brachten
8532 1Sa 5:2 | 2 En de Filistijnen namen de ark
8533 1Sa 5:2 | En de Filistijnen namen de ark Gods, en zij brachten
8534 1Sa 5:3 | ter aarde gevallen voor de ark des HEEREN. En zij namen
8535 1Sa 5:4 | ter aarde gevallen voor de ark des HEEREN; maar het
8536 1Sa 5:4 | het hoofd van Dagon, en de beide palmen zijner handen
8537 1Sa 5:5 | 5 Daarom treden de priesters van Dagon, en
8538 1Sa 5:6 | 6 Doch de hand des HEEREN was zwaar
8539 1Sa 5:7 | 7 Toen nu de mannen te Asdod zagen, dat
8540 1Sa 5:7 | toeging, zo zeiden zij: Dat de ark des Gods van Israel
8541 1Sa 5:8 | verzamelden tot zich al de vorsten der Filistijnen,
8542 1Sa 5:8 | zeiden: Wat zullen wij met de ark des Gods van Israel
8543 1Sa 5:8 | doen? En die zeiden: Dat de ark des Gods van Israel
8544 1Sa 5:8 | Gath ga. Alzo droegen zij de ark des Gods van Israel
8545 1Sa 5:9 | rondom gedragen, zo was de hand des HEEREN tegen die
8546 1Sa 5:9 | kwelling; want Hij sloeg de lieden dier stad van den
8547 1Sa 5:9 | en zij hadden spenen in de verborgene plaatsen. ~
8548 1Sa 5:10 | 10 Toen zonden zij de ark Gods naar Ekron; maar
8549 1Sa 5:10 | maar het geschiedde, als de ark Gods te Ekron kwam,
8550 1Sa 5:10 | Ekron, zeggende: Zij hebben de ark des Gods van Israel
8551 1Sa 5:11 | heen, en vergaderden al de vorsten der Filistijnen,
8552 1Sa 5:11 | Filistijnen, en zeiden: Zendt de ark des Gods van Israel
8553 1Sa 5:11 | een dodelijke kwelling in de ganse stad, en de hand Gods
8554 1Sa 5:11 | kwelling in de ganse stad, en de hand Gods was er zeer zwaar. ~
8555 1Sa 5:12 | 12 En de mensen, die niet stierven,
8556 1Sa 6:1 | 1 Als nu de ark des HEEREN zeven maanden
8557 1Sa 6:2 | 2 Zo riepen de Filistijnen de priesters
8558 1Sa 6:2 | Zo riepen de Filistijnen de priesters en de waarzeggers,
8559 1Sa 6:2 | Filistijnen de priesters en de waarzeggers, zeggende: Wat
8560 1Sa 6:2 | zeggende: Wat zullen wij met de ark des HEEREN doen? Laat
8561 1Sa 6:3 | Zij dan zeiden: Indien gij de ark des Gods van Israel
8562 1Sa 6:4 | muizen, naar het getal van de vorsten der Filistijnen;
8563 1Sa 6:5 | geeft den God van Israel de eer; misschien zal Hij Zijn
8564 1Sa 6:6 | uw hart verzwaren, gelijk de Egyptenaars en Farao hun
8565 1Sa 6:7 | geen juk gekomen is; spant de koeien aan den wagen, en
8566 1Sa 6:8 | 8 Neemt dan de ark des HEEREN, en zet ze
8567 1Sa 6:8 | ze op den wagen, en legt de gouden kleinoden, die gij
8568 1Sa 6:11 | 11 En zij zetten de ark des HEEREN op den wagen,
8569 1Sa 6:11 | wagen, en het koffertje met de gouden muizen, en de beelden
8570 1Sa 6:11 | met de gouden muizen, en de beelden hunner spenen. ~
8571 1Sa 6:12 | 12 De koeien nu gingen recht in
8572 1Sa 6:12 | noch ter linkerhand; en de vorsten der Filistijnen
8573 1Sa 6:12 | gingen achter dezelve tot aan de landpale van Beth-Semes. ~
8574 1Sa 6:13 | ogen ophieven, zagen zij de ark en verblijdden zich,
8575 1Sa 6:14 | 14 En de wagen kwam op den akker
8576 1Sa 6:14 | van den wagen, en offerden de koeien den HEERE ten brandoffer. ~
8577 1Sa 6:15 | 15 En de Levieten namen de ark des
8578 1Sa 6:15 | 15 En de Levieten namen de ark des HEEREN af en het
8579 1Sa 6:15 | dat daarbij was, waarin de gouden kleinoden waren,
8580 1Sa 6:16 | 16 En als de vijf vorsten der Filistijnen
8581 1Sa 6:17 | 17 Dit nu zijn de gouden spenen, die de Filistijnen
8582 1Sa 6:17 | zijn de gouden spenen, die de Filistijnen aan den HEERE
8583 1Sa 6:18 | steden der Filistijnen, onder de vijf vorsten, van de vaste
8584 1Sa 6:18 | onder de vijf vorsten, van de vaste steden af tot aan
8585 1Sa 6:18 | vaste steden af tot aan de landvlekken; en tot aan
8586 1Sa 6:18 | steen, op denwelken zij de ark des HEEREN nedergesteld
8587 1Sa 6:19 | 19 En de Heere sloeg onder die lieden
8588 1Sa 6:19 | Beth-Semes, omdat zij in de ark des HEEREN gezien hadden;
8589 1Sa 6:19 | bedreef het volk rouw, omdat de HEERE een groten slag onder
8590 1Sa 6:20 | 20 Toen zeiden de lieden van Beth-Semes: Wie
8591 1Sa 6:20 | voor het aangezicht van de HEERE, dezen heiligen God?
8592 1Sa 6:21 | Zo zonden zij boden tot de inwoners van Kirjath-Jearim,
8593 1Sa 6:21 | Kirjath-Jearim, zeggende: De Filistijnen hebben de ark
8594 1Sa 6:21 | zeggende: De Filistijnen hebben de ark des HEEREN wedergebracht;
8595 1Sa 7:1 | 1 Toen kwamen de mannen van Kirjath-Jearim,
8596 1Sa 7:1 | Kirjath-Jearim, en haalden de ark des HEEREN op, en zij
8597 1Sa 7:1 | zijn zoon Eleazar, dat hij de ark des HEEREN bewaarde. ~
8598 1Sa 7:2 | geschiedde, van dien dag af, dat de ark des Heeren te Kirjath-Jearim
8599 1Sa 7:2 | Kirjath-Jearim bleef, en de dagen werden twintig jaren;
8600 1Sa 7:3 | den HEERE bekeert, zo doet de vreemde goden uit het midden
8601 1Sa 7:3 | het midden van u weg, ook de Astharoths; en richt uw
8602 1Sa 7:3 | alleen, zo zal Hij u uit de hand der Filistijnen rukken. ~
8603 1Sa 7:4 | 4 De kinderen Israels nu deden
8604 1Sa 7:4 | kinderen Israels nu deden de Baals en de Astharoths weg,
8605 1Sa 7:4 | Israels nu deden de Baals en de Astharoths weg, en zij dienden
8606 1Sa 7:6 | gezondigd. Alzo richtte Samuel de kinderen Israels te Mizpa. ~
8607 1Sa 7:7 | 7 Toen de Filistijnen hoorden, dat
8608 1Sa 7:7 | Filistijnen hoorden, dat de kinderen Israels zich vergaderd
8609 1Sa 7:7 | hadden te Mizpa, zo kwamen de oversten der Filistijnen
8610 1Sa 7:7 | Filistijnen op tegen Israel. Als de kinderen Israels dat hoorden,
8611 1Sa 7:8 | 8 En de kinderen Israels zeiden
8612 1Sa 7:8 | opdat Hij ons verlosse uit de hand der Filistijnen. ~
8613 1Sa 7:9 | den HEERE voor Israel; en de HEERE verhoorde hem. ~
8614 1Sa 7:10 | brandoffer offerde, zo kwamen de Filistijnen aan ten strijde
8615 1Sa 7:10 | strijde tegen Israel; en de HEERE donderde te dien dage
8616 1Sa 7:10 | met een groten donder over de Filistijnen, en Hij verschrikte
8617 1Sa 7:11 | 11 En de mannen van Israel togen
8618 1Sa 7:11 | van Mizpa, en vervolgden de Filistijnen, en zij sloegen
8619 1Sa 7:12 | zeide: Tot hiertoe heeft de HEERE ons geholpen. ~
8620 1Sa 7:13 | 13 Alzo werden de Filistijnen vernederd, en
8621 1Sa 7:13 | en kwamen niet meer in de landpalen van Israel; want
8622 1Sa 7:13 | landpalen van Israel; want de hand des HEEREN was tegen
8623 1Sa 7:13 | hand des HEEREN was tegen de Filistijnen al de dagen
8624 1Sa 7:13 | tegen de Filistijnen al de dagen van Samuel. ~
8625 1Sa 7:14 | 14 En de steden, welke de Filistijnen
8626 1Sa 7:14 | 14 En de steden, welke de Filistijnen van Israel genomen
8627 1Sa 7:14 | Israel derzelver landpale uit de hand der Filistijnen; en
8628 1Sa 7:14 | tussen Israel en tussen de Amorieten. ~
8629 1Sa 7:15 | Samuel nu richtte Israel al de dagen zijns levens. ~
8630 1Sa 8:2 | 2 De naam van zijn eerstgeborenen
8631 1Sa 8:2 | eerstgeborenen zoon nu was Joel, en de naam van zijn tweeden was
8632 1Sa 8:3 | maar zij neigden zich tot de gierigheid, en namen geschenken,
8633 1Sa 8:5 | ons te richten, gelijk al de volken hebben. ~
8634 1Sa 8:6 | Maar dit woord was kwaad in de ogen van Samuel, als zij
8635 1Sa 8:7 | 7 Doch de HEERE zeide tot Samuel:
8636 1Sa 8:7 | zeide tot Samuel: Hoor naar de stem des volks in alles,
8637 1Sa 8:8 | 8 Naar de werken, die zij gedaan hebben,
8638 1Sa 8:9 | gij hen te kennen geven de wijze des konings, die over
8639 1Sa 8:10 | 10 Samuel nu zeide al de woorden des HEEREN het volk
8640 1Sa 8:14 | en uw olijfgaarden, die de beste zijn, zal hij nemen,
8641 1Sa 8:18 | zult verkoren hebben, maar de HEERE zal u te dien dage
8642 1Sa 8:20 | zullen ook zijn gelijk al de volken; en onze koning zal
8643 1Sa 8:21 | 21 Als Samuel al de woorden des volks gehoord
8644 1Sa 8:21 | zo sprak hij dezelve voor de oren des HEEREN. ~
8645 1Sa 8:22 | 22 De HEERE nu zeide tot Samuel:
8646 1Sa 8:22 | koning. Toen zeide Samuel tot de mannen van Israel: Gaat
8647 1Sa 9:2 | schoner man dan hij onder de kinderen Israels; van zijn
8648 1Sa 9:3 | 3 De ezelinnen nu van Kis, den
8649 1Sa 9:3 | zoon Saul: Neem nu een van de jongens met u, en maak u
8650 1Sa 9:3 | maak u op, ga heen, zoek de ezelinnen. ~
8651 1Sa 9:5 | misschien mijn vader van de ezelinnen aflate, en voor
8652 1Sa 9:8 | 8 En de jongen antwoordde Saul verder
8653 1Sa 9:10 | gaan. En zij gingen naar de stad, waar de man Gods was. ~
8654 1Sa 9:10 | gingen naar de stad, waar de man Gods was. ~
8655 1Sa 9:11 | zij zeiden tot haar: Is de ziener hier? ~
8656 1Sa 9:12 | nu, want hij is heden in de stad gekomen, dewijl het
8657 1Sa 9:12 | heden een offerande heeft op de hoogte. ~
8658 1Sa 9:13 | 13 Wanneer gijlieden in de stad komt, zo zult gij hem
8659 1Sa 9:13 | vinden, eer hij opgaat op de hoogte om te eten; want
8660 1Sa 9:13 | zegent het offer, daarna eten de genodigden; daarom gaat
8661 1Sa 9:14 | 14 Alzo gingen zij op in de stad. Toen zij in het midden
8662 1Sa 9:14 | tegemoet, om op te gaan naar de hoogte. ~
8663 1Sa 9:15 | 15 Want de HEERE had het voor Samuels
8664 1Sa 9:17 | aanzag, zo antwoordde hem de HEERE: Zie, dit is de man,
8665 1Sa 9:17 | hem de HEERE: Zie, dit is de man, van welken Ik u gezegd
8666 1Sa 9:19 | antwoordde Saul en zeide: Ik ben de ziener; ga op voor mijn
8667 1Sa 9:19 | voor mijn aangezicht op de hoogte, dat gijlieden heden
8668 1Sa 9:20 | 20 Want de ezelinnen aangaande, die
8669 1Sa 9:21 | een zoon van Jemini, van de kleinsten der stammen van
8670 1Sa 9:21 | niet het kleinste van al de geslachten van den stam
8671 1Sa 9:22 | jongen, en hij bracht ze in de kamer; en hij gaf hun plaats
8672 1Sa 9:24 | 24 De kok nu bracht een schouder
8673 1Sa 9:25 | Daarna gingen zij af van de hoogte in de stad; en hij
8674 1Sa 9:25 | zij af van de hoogte in de stad; en hij sprak met Saul
8675 1Sa 10:1 | zeide: Is het niet alzo, dat de HEERE u tot een voorganger
8676 1Sa 10:2 | het graf van Rachel, aan de landpale van Benjamin, te
8677 1Sa 10:2 | die zullen tot u zeggen: De ezelinnen zijn gevonden,
8678 1Sa 10:2 | en zie, uw vader heeft de zaken der ezelinnen verlaten,
8679 1Sa 10:5 | geschieden, als gij aldaar in de stad komt, zo zult gij ontmoeten
8680 1Sa 10:5 | ontmoeten een hoop profeten, van de hoogte afkomende, en voor
8681 1Sa 10:6 | 6 En de Geest des HEEREN zal vaardig
8682 1Sa 10:10 | hoop profeten tegemoet; en de Geest des HEEREN werd vaardig
8683 1Sa 10:11 | hij, ziet, profeteerde met de profeten, zo zeide het volk,
8684 1Sa 10:11 | geschied is? Is Saul ook onder de profeten? ~
8685 1Sa 10:12 | geworden: Is Saul ook onder de profeten? ~
8686 1Sa 10:13 | profeteren, zo kwam hij op de hoogte. ~
8687 1Sa 10:14 | heengegaan? Hij nu zeide: Om de ezelinnen te zoeken; toen
8688 1Sa 10:16 | voorzeker te kennen gegeven, dat de ezelinnen gevonden waren;
8689 1Sa 10:16 | ezelinnen gevonden waren; maar de zaak des koninkrijks, waarvan
8690 1Sa 10:18 | 18 En hij zeide tot de kinderen Israels: Alzo heeft
8691 1Sa 10:18 | kinderen Israels: Alzo heeft de HEERE, de God Israel, gesproken:
8692 1Sa 10:18 | Israels: Alzo heeft de HEERE, de God Israel, gesproken: Ik
8693 1Sa 10:18 | opgebracht, en Ik heb ulieden van de hand der Egyptenaren gered,
8694 1Sa 10:18 | Egyptenaren gered, en van de hand van alle koninkrijken,
8695 1Sa 10:20 | 20 Toen nu Samuel al de stammen van Israel had doen
8696 1Sa 10:20 | had doen naderen, zo is de stam van Benjamin geraakt. ~
8697 1Sa 10:21 | Matri geraakt; en Saul, de zoon van Kis, werd geraakt.
8698 1Sa 10:22 | nog derwaarts komen zou? De HEERE dan zeide: Ziet, hij
8699 1Sa 10:22 | Ziet, hij heeft zich tussen de vaten verstoken. ~
8700 1Sa 10:24 | ganse volk: Ziet gij, dien de HEERE verkoren heeft? Want
8701 1Sa 10:24 | ganse volk, en zij zeiden: de koning leve! ~
8702 1Sa 10:27 | 27 Doch de kinderen Belials zeiden:
8703 1Sa 11:1 | 1 Toen toog Nahas, de Ammoniet, op, en belegerde
8704 1Sa 11:1 | belegerde Jabes in Gilead. En al de mannen van Jabes zeiden
8705 1Sa 11:2 | 2 Doch Nahas, de Ammoniet, zeide tot hen:
8706 1Sa 11:3 | 3 Toen zeiden tot hem de oudsten Jabes: Laat zeven
8707 1Sa 11:3 | dat wij boden zenden in al de landpalen van Israel; is
8708 1Sa 11:4 | 4 Als de boden te Gibea-Sauls kwamen,
8709 1Sa 11:4 | spraken zij deze woorden voor de oren van het volk. Toen
8710 1Sa 11:5 | En ziet, Saul kwam achter de runderen uit het veld, en
8711 1Sa 11:5 | Toen vertelden zij hem de woorden der mannen van Jabes. ~
8712 1Sa 11:6 | 6 Toen werd de Geest Gods vaardig over
8713 1Sa 11:7 | landpalen van Israel door de hand der boden, zeggende:
8714 1Sa 11:7 | runderen doen. Toen viel de vreze des HEEREN op het
8715 1Sa 11:8 | telde hen te Bezek; en van de kinderen Israels waren driehonderd
8716 1Sa 11:8 | driehonderd duizend, en van de mannen van Juda dertig duizend. ~
8717 1Sa 11:9 | 9 Toen zeiden zij tot de boden, die gekomen waren:
8718 1Sa 11:9 | verlossing geschieden, als de zon heet worden zal. Als
8719 1Sa 11:9 | zon heet worden zal. Als de boden kwamen, en verkondigden
8720 1Sa 11:9 | en verkondigden dat aan de mannen te Jabes, zo werden
8721 1Sa 11:10 | 10 En de mannen van Jabes zeiden:
8722 1Sa 11:11 | het midden des legers, in de morgenwake, en zij sloegen
8723 1Sa 11:11 | zij sloegen Ammon, totdat de dag heet werd; en het geschiedde,
8724 1Sa 11:11 | en het geschiedde, dat de overigen alzo verstrooid
8725 1Sa 11:13 | man gedood worden, want de HEERE heeft heden een verlossing
8726 1Sa 11:15 | aldaar gans zeer, met al de mannen van Israel. ~
8727 1Sa 12:2 | En nu, ziet, daar trekt de koning voor uw aangezicht
8728 1Sa 12:5 | Toen zeide hij tot hen: De HEERE zij een Getuige tegen
8729 1Sa 12:6 | Samuel tot het volk: Het is de HEERE, Die Mozes en Aaron
8730 1Sa 12:7 | aangezicht des HEEREN, over al de gerechtigheden des HEEREN,
8731 1Sa 12:8 | vaders tot den HEERE; en de HEERE zond Mozes en Aaron,
8732 1Sa 12:9 | zo verkocht Hij hen in de hand van Sisera, den krijgsoverste,
8733 1Sa 12:9 | krijgsoverste, te Hazor, en in de hand der Filistijnen, en
8734 1Sa 12:9 | hand der Filistijnen, en in de hand van den koning der
8735 1Sa 12:10 | wij den HEERE verlaten, en de Baals en Astharoths gediend
8736 1Sa 12:10 | hebben; en nu, ruk ons uit de hand onzer vijanden, en
8737 1Sa 12:11 | 11 En de HEERE zond Jerubbaal, en
8738 1Sa 12:11 | Samuel, en Hij rukte u uit de hand uwer vijanden rondom,
8739 1Sa 12:12 | gij nu zaagt, dat Nahas, de koning van de kinderen Ammons,
8740 1Sa 12:12 | dat Nahas, de koning van de kinderen Ammons, tegen u
8741 1Sa 12:12 | over ons regeren; zo toch de HEERE, uw God, uw Koning
8742 1Sa 12:13 | gij begeerd hebt; en ziet, de HEERE heeft een koning over
8743 1Sa 12:14 | gijlieden, zowel gij als de koning, die over u regeren
8744 1Sa 12:15 | 15 Doch zo gij naar de stem des HEEREN niet zult
8745 1Sa 12:15 | wederspannig zijn, zo zal de hand des HEEREN, tegen u
8746 1Sa 12:16 | ziet die grote zaak, die de HEERE voor uw ogen doen
8747 1Sa 12:17 | 17 Is het niet vandaag de tarweoogst? Ik zal tot den
8748 1Sa 12:17 | kwaad groot is, dat gij voor de ogen des HEEREN gedaan hebt,
8749 1Sa 12:18 | den HEERE aanriep, zo gaf de HEERE donder en regen te
8750 1Sa 12:21 | niet af; want gij zoudt de ijdelheden na volgen, die
8751 1Sa 12:22 | 22 Want de HEERE zal Zijn volk niet
8752 1Sa 13:3 | 3 Doch Jonathan sloeg de bezetting der Filistijnen,
8753 1Sa 13:3 | die te Geba was, hetwelk de Filistijnen hoorden. Daarom
8754 1Sa 13:3 | hoorden. Daarom blies Saul met de bazuin in het ganse land,
8755 1Sa 13:3 | land, zeggende: Laat het de Hebreen horen. ~
8756 1Sa 13:4 | Israel zeggen: Saul heeft de bezetting der Filistijnen
8757 1Sa 13:4 | Israel stinkende geworden bij de Filistijnen. Toen werd het
8758 1Sa 13:5 | 5 En de Filistijnen werden verzameld
8759 1Sa 13:6 | 6 Toen de mannen van Israel zagen,
8760 1Sa 13:6 | verborg zich het volk in de spelonken, en in de doornbossen,
8761 1Sa 13:6 | volk in de spelonken, en in de doornbossen, en in de steenklippen,
8762 1Sa 13:6 | in de doornbossen, en in de steenklippen, en in de vestingen,
8763 1Sa 13:6 | in de steenklippen, en in de vestingen, en in de putten. ~
8764 1Sa 13:6 | en in de vestingen, en in de putten. ~
8765 1Sa 13:7 | 7 De Hebreen nu gingen over de
8766 1Sa 13:7 | De Hebreen nu gingen over de Jordaan in het land van
8767 1Sa 13:11 | der dagen niet kwaamt, en de Filistijnen te Michmas vergaderd
8768 1Sa 13:12 | 12 Zo zeide ik: Nu zullen de Filistijnen tot mij afkomen
8769 1Sa 13:13 | Hij u geboden heeft; want de HEERE zou nu uw rijk over
8770 1Sa 13:14 | zal uw rijk niet bestaan. De HEERE heeft Zich een man
8771 1Sa 13:14 | gezocht naar Zijn hart, en de HEERE heeft hem geboden
8772 1Sa 13:14 | niet gehouden hebt, wat u de HEERE geboden had. ~
8773 1Sa 13:16 | te Gibea-Benjamins; maar de Filistijnen waren te Michmas
8774 1Sa 13:17 | 17 En de verdervers gingen uit het
8775 1Sa 13:17 | Filistijnen, in drie hopen; de ene hoop keerde zich op
8776 1Sa 13:18 | naar het dal Zeboim naar de woestijn uitziet. ~
8777 1Sa 13:19 | ganse land van Israel; want de Filistijnen hadden gezegd:
8778 1Sa 13:19 | Filistijnen hadden gezegd: Opdat de Hebreen geen zwaard noch
8779 1Sa 13:20 | Daarom moest gans Israel tot de Filistijnen aftrekken, opdat
8780 1Sa 13:21 | en tot hun spaden, en tot de drietandige vorken, en tot
8781 1Sa 13:21 | drietandige vorken, en tot de bijlen, en tot het stellen
8782 1Sa 13:22 | noch spies gevonden werd in de hand van het ganse volk,
8783 1Sa 14:1 | op een dag, dat Jonathan, de zoon van Saul, tot den jongen,
8784 1Sa 14:1 | zeide: Kom, en laat ons tot de bezetting der Filistijnen
8785 1Sa 14:3 | 3 En Ahia, de zoon van Ahitub, den broeder
8786 1Sa 14:4 | 4 Er was nu tussen de doortochten, waar Jonathan
8787 1Sa 14:4 | steenklip aan gene zijde; en de naam der ene was Bozes,
8788 1Sa 14:4 | naam der ene was Bozes, en de naam der andere Sene. ~
8789 1Sa 14:5 | 5 De ene tand was gelegen tegen
8790 1Sa 14:5 | noorden, tegenover Michmas, en de andere tegen het zuiden,
8791 1Sa 14:6 | droeg: Kom, en laat ons tot de bezetting dezer onbesnedenen
8792 1Sa 14:6 | overgaan; misschien zal de HEERE voor ons werken; want
8793 1Sa 14:10 | zullen wij opklimmen, want de HEERE heeft hen in onze
8794 1Sa 14:11 | bezetting ontdekten, zo zeiden de Filistijnen: Ziet, de Hebreen
8795 1Sa 14:11 | zeiden de Filistijnen: Ziet, de Hebreen zijn uit de holen
8796 1Sa 14:11 | Ziet, de Hebreen zijn uit de holen uitgegaan, waarin
8797 1Sa 14:12 | 12 Verder antwoordden de mannen der bezetting aan
8798 1Sa 14:12 | Klim op achter mij, want de HEERE heeft hen gegeven
8799 1Sa 14:12 | HEERE heeft hen gegeven in de hand van Israel. ~
8800 1Sa 14:14 | versloegen, geschiedde omtrent in de helft eens bunders, zijnde
8801 1Sa 14:15 | en onder het ganse volk; de bezetting en de verdervers
8802 1Sa 14:15 | ganse volk; de bezetting en de verdervers beefden ook zelven;
8803 1Sa 14:16 | 16 Als nu de wachters van Saul te Gibea-Benjamins
8804 1Sa 14:16 | Gibea-Benjamins zagen, dat, ziet, de menigte versmolt, en doorging,
8805 1Sa 14:18 | zeide Saul tot Ahia: Breng de ark Gods herwaarts. Want
8806 1Sa 14:18 | ark Gods herwaarts. Want de ark Gods was te dien dage
8807 1Sa 14:18 | Gods was te dien dage bij de kinderen Israels. ~
8808 1Sa 14:21 | Er waren ook Hebreen bij de Filistijnen, als eertijds,
8809 1Sa 14:21 | vervoegden zich ook met de Israelieten, die bij Saul
8810 1Sa 14:22 | van Efraim, hoorden, dat de Filistijnen vluchtten, zo
8811 1Sa 14:23 | 23 Alzo verloste de HEERE Israel te dien dage;
8812 1Sa 14:24 | 24 En de mannen van Israel werden
8813 1Sa 14:24 | zeggende: Vervloekt zij de man, die spijze eet tot
8814 1Sa 14:26 | mond, want het volk vreesde de bezwering. ~
8815 1Sa 14:28 | zeggende: Vervloekt zij de man, die heden brood eet!
8816 1Sa 14:30 | niet groot geweest over de Filistijnen. ~
8817 1Sa 14:31 | zij sloegen te dien dage de Filistijnen van Michmas
8818 1Sa 14:32 | en zij slachtten ze tegen de aarde; en het volk at ze
8819 1Sa 14:36 | Saul: Laat ons aftrekken de Filistijnen na, bij nacht,
8820 1Sa 14:36 | goed is in uw ogen; maar de priester zeide: Laat ons
8821 1Sa 14:37 | Saul God: Zal ik aftrekken de Filistijnen na? Zult Gij
8822 1Sa 14:37 | Filistijnen na? Zult Gij ze in de hand van Israel overgeven?
8823 1Sa 14:39 | 39 Want zo waarachtig als de HEERE leeft, Die Israel
8824 1Sa 14:40 | Israel: Gijlieden zult aan de ene zijde zijn, en ik en
8825 1Sa 14:40 | zoon Jonathan zullen aan de andere zijde zijn. Toen
8826 1Sa 14:45 | verre! zo waarachtig als de HEERE leeft, als er een
8827 1Sa 14:45 | een haar van zijn hoofd op de aarde vallen zal; want hij
8828 1Sa 14:46 | Saul nu toog op van achter de Filistijnen, en de Filistijnen
8829 1Sa 14:46 | achter de Filistijnen, en de Filistijnen trokken aan
8830 1Sa 14:47 | vijanden, tegen Moab, en tegen de kinderen Ammons, en tegen
8831 1Sa 14:47 | en tegen Edom, en tegen de koningen van Zoba, en tegen
8832 1Sa 14:47 | koningen van Zoba, en tegen de Filistijnen; en overal,
8833 1Sa 14:48 | handelde dapper, en hij sloeg de Amalekieten, en hij redde
8834 1Sa 14:48 | en hij redde Israel uit de hand desgenen, die hem beroofde. ~
8835 1Sa 14:49 | 49 De zonen van Saul nu waren:
8836 1Sa 14:49 | Isvi, en Malchi-sua; en de namen zijner twee dochteren
8837 1Sa 14:49 | twee dochteren waren deze: de naam der eerstgeborenen
8838 1Sa 14:49 | eerstgeborenen was Merab, en de naam der kleinste Michal. ~
8839 1Sa 14:50 | 50 En de naam van Sauls huisvrouw
8840 1Sa 14:50 | dochter van Ahimaaz; en de naam van zijn krijgsoverste
8841 1Sa 14:52 | was een sterke krijg tegen de Filistijnen al de dagen
8842 1Sa 14:52 | tegen de Filistijnen al de dagen van Saul; daarom alle
8843 1Sa 15:1 | Toen zeide Samuel tot Saul: de HEERE heeft mij gezonden,
8844 1Sa 15:1 | over Israel; hoor dan nu de stem van de woorden des
8845 1Sa 15:1 | hoor dan nu de stem van de woorden des HEEREN. ~
8846 1Sa 15:2 | 2 Alzo zegt de HEERE der heirscharen: Ik
8847 1Sa 15:3 | dood van den man af tot de vrouw toe, van de kinderen
8848 1Sa 15:3 | af tot de vrouw toe, van de kinderen tot de zuigelingen,
8849 1Sa 15:3 | toe, van de kinderen tot de zuigelingen, van de ossen
8850 1Sa 15:3 | tot de zuigelingen, van de ossen tot de schapen, van
8851 1Sa 15:3 | zuigelingen, van de ossen tot de schapen, van de kemelen
8852 1Sa 15:3 | ossen tot de schapen, van de kemelen tot de ezelen toe. ~
8853 1Sa 15:3 | schapen, van de kemelen tot de ezelen toe. ~
8854 1Sa 15:5 | 5 Als Saul tot aan de stad Amalek kwam, zo legde
8855 1Sa 15:6 | barmhartigheid gedaan aan al de kinderen Israels, toen zij
8856 1Sa 15:6 | Egypte opkwamen. Alzo weken de Kenieten uit het midden
8857 1Sa 15:7 | 7 Toen sloeg Saul de Amalekieten van Havila af,
8858 1Sa 15:8 | het volk verbande hij door de scherpte des zwaards. ~
8859 1Sa 15:9 | volk verschoonde Agag, en de beste schapen, en runderen,
8860 1Sa 15:9 | schapen, en runderen, en de naast beste, en de lammeren,
8861 1Sa 15:9 | runderen, en de naast beste, en de lammeren, en al wat best
8862 1Sa 15:15 | zeide: Zij hebben ze van de Amalekieten gebracht, want
8863 1Sa 15:15 | gebracht, want het volk heeft de beste schapen en runderen
8864 1Sa 15:16 | ik u te kennen geven, wat de HEERE van nacht tot mij
8865 1Sa 15:17 | geworden zijt, en dat u de HEERE tot koning over Israel
8866 1Sa 15:18 | 18 En de HEERE heeft u op den weg
8867 1Sa 15:18 | gezegd: Ga heen en verban de zondaars, de Amalekieten,
8868 1Sa 15:18 | heen en verban de zondaars, de Amalekieten, en strijd tegen
8869 1Sa 15:19 | Waarom toch hebt gij naar de stem des HEEREN niet gehoord,
8870 1Sa 15:19 | gedaan dat kwaad was in de ogen des HEEREN? ~
8871 1Sa 15:20 | Samuel: Ik heb immers naar de stem des HEEREN gehoord,
8872 1Sa 15:20 | den weg, op denwelken mij de HEERE gezonden heeft; en
8873 1Sa 15:20 | Amalekieten, mede gebracht, maar de Amalekieten heb ik verbannen. ~
8874 1Sa 15:22 | Doch Samuel zeide: Heeft de HEERE lust aan brandofferen,
8875 1Sa 15:22 | aan het gehoorzamen van de stem des HEEREN? Zie, gehoorzamen
8876 1Sa 15:26 | verworpen hebt, zo heeft u de HEERE verworpen, dat gij
8877 1Sa 15:28 | Toen zeide Samuel tot hem: De HEERE heeft heden het koninkrijk
8878 1Sa 15:29 | 29 En ook liegt Hij, Die de Overwinning van Israel is,
8879 1Sa 15:30 | gezondigd; eer mij toch nu voor de oudsten mijns volks, en
8880 1Sa 15:32 | en Agag zeide: Voorwaar, de bitterheid des doods is
8881 1Sa 15:33 | zeide: Gelijk als uw zwaard de vrouwen van haar kinderen
8882 1Sa 15:33 | kinderen beroofd worden onder de vrouwen. Toen hieuw Samuel
8883 1Sa 16:1 | 1 Toen zeide de HEERE tot Samuel: Hoe lang
8884 1Sa 16:2 | en mij doden. Toen zeide de HEERE: Neem een kalf van
8885 1Sa 16:2 | HEERE: Neem een kalf van de runderen met u, en zeg:
8886 1Sa 16:4 | Samuel nu deed, hetgeen de HEERE gesproken had, en
8887 1Sa 16:4 | te Bethlehem. Toen kwamen de oudsten der stad bevende
8888 1Sa 16:7 | 7 Doch de HEERE zeide tot Samuel:
8889 1Sa 16:7 | gestalte niet aan, noch de hoogte zijner statuur, want
8890 1Sa 16:7 | want het is niet gelijk de mens ziet; want de mens
8891 1Sa 16:7 | gelijk de mens ziet; want de mens ziet aan, wat voor
8892 1Sa 16:7 | wat voor ogen is, maar de HEERE ziet het hart aan. ~
8893 1Sa 16:8 | doch hij zeide: Dezen heeft de HEERE ook niet verkoren. ~
8894 1Sa 16:9 | doch hij zeide: Dezen heeft de HEERE ook niet verkoren. ~
8895 1Sa 16:10 | doch Samuel zeide tot Isai: De HEERE heeft dezen niet verkoren. ~
8896 1Sa 16:11 | Samuel tot Isai: Zijn dit al de jongelingen? En hij zeide:
8897 1Sa 16:11 | jongelingen? En hij zeide: De kleinste is nog overig,
8898 1Sa 16:11 | overig, en zie, hij weidt de schapen. Samuel nu zeide
8899 1Sa 16:13 | midden zijner broederen. En de Geest des HEEREN werd vaardig
8900 1Sa 16:14 | 14 En de Geest des HEEREN week van
8901 1Sa 16:16 | zij een man zoeken, die op de harp spelen kan; en het
8902 1Sa 16:16 | het zal geschieden, als de boze geest Gods op u is,
8903 1Sa 16:18 | Toen antwoordde een van de jongelingen, en zeide: Zie,
8904 1Sa 16:18 | zaken, en een schoon man, en de HEERE is met hem. ~
8905 1Sa 16:19 | zoon David tot mij, die bij de schapen is. ~
8906 1Sa 16:20 | geitenbokje; en hij zond ze door de hand van zijn zoon David
8907 1Sa 16:23 | 23 En het geschiedde, als de geest Gods over Saul was,
8908 1Sa 16:23 | over Saul was, zo nam David de harp, en hij speelde met
8909 1Sa 16:23 | het werd beter met hem, en de boze geest week van hem. ~ ~ ~
8910 1Sa 17:1 | 1 En de Filistijnen verzamelden
8911 1Sa 17:2 | 2 Doch Saul en de mannen van Israel verzamelden
8912 1Sa 17:2 | het eikendal; en stelden de slagorde tegen de Filistijnen
8913 1Sa 17:2 | stelden de slagorde tegen de Filistijnen aan.
8914 1Sa 17:3 | 3 De Filistijnen nu stonden aan
8915 1Sa 17:3 | aan een berg aan gene, en de Israelieten stonden aan
8916 1Sa 17:3 | berg aan deze zijde; en de vallei was tussen hen. ~
8917 1Sa 17:7 | 7 En de schacht zijner spies was
8918 1Sa 17:7 | zeshonderd sikkelen ijzers; en de schilddrager ging voor zijn
8919 1Sa 17:8 | Deze nu stond, en riep tot de slagorden van Israel, en
8920 1Sa 17:8 | gijlieden uittrekken, om de slagorde te stellen? Ben
8921 1Sa 17:10 | 10 Verder zeide de Filistijn: Ik heb heden
8922 1Sa 17:10 | Filistijn: Ik heb heden de slagorden van Israel gehoond,
8923 1Sa 17:12 | 12 David nu was de zoon van den Efrathischen
8924 1Sa 17:12 | die acht zonen had, en in de dagen van Saul was hij een
8925 1Sa 17:12 | man, oud, afgaande onder de mannen. ~
8926 1Sa 17:13 | 13 En de drie grootste zonen van
8927 1Sa 17:13 | volgden Saul na in den krijg. De namen nu zijner drie zonen,
8928 1Sa 17:13 | krijg gingen, waren: Eliab, de eerstgeborene, en zijn tweede
8929 1Sa 17:13 | zijn tweede Abinadab, en de derde Samma. ~
8930 1Sa 17:14 | 14 En David was de kleinste; en de drie grootsten
8931 1Sa 17:14 | David was de kleinste; en de drie grootsten waren Saul
8932 1Sa 17:16 | 16 De Filistijn nu trad toe, des
8933 1Sa 17:18 | deze tien melkkazen aan de oversten over duizend; en
8934 1Sa 17:19 | waren bij het eikendal met de Filistijnen strijdende. ~
8935 1Sa 17:20 | morgens vroeg op, en hij liet de schapen bij den hoeder,
8936 1Sa 17:21 | 21 En de Israelieten en Filistijnen
8937 1Sa 17:22 | 22 David nu liet de vaten van zich, onder de
8938 1Sa 17:22 | de vaten van zich, onder de hand van den bewaarder der
8939 1Sa 17:23 | zijn naam was Goliath, de Filistijn van Gath, uit
8940 1Sa 17:25 | 25 En de mannen Israels zeiden: Hebt
8941 1Sa 17:25 | het zal geschieden, dat de koning dien man, die hem
8942 1Sa 17:26 | 26 Toen zeide David tot de mannen, die bij hem stonden,
8943 1Sa 17:26 | onbesneden Filistijn, dat hij de slagorden van den levenden
8944 1Sa 17:28 | hoorde spreken, zo ontstak de toorn van Eliab tegen David,
8945 1Sa 17:28 | en onder wien hebt gij de weinige schapen in de woestijn
8946 1Sa 17:28 | gij de weinige schapen in de woestijn gelaten? Ik ken
8947 1Sa 17:28 | ken uw vermetelheid, en de boosheid uws harten wel;
8948 1Sa 17:30 | antwoord, achtervolgens de eerste woorden. ~
8949 1Sa 17:31 | David gesproken had, en in de tegenwoordigheid van Saul
8950 1Sa 17:34 | tot Saul: Uw knecht weid de schapen zijns vaders, en
8951 1Sa 17:34 | beer, en nam een schaap van de kudde weg. ~
8952 1Sa 17:36 | gelijk een van die, omdat hij de slagorden van den levenden
8953 1Sa 17:37 | 37 Verder zeide David: De HEERE, Die mij van de hand
8954 1Sa 17:37 | David: De HEERE, Die mij van de hand des leeuws gered heeft,
8955 1Sa 17:37 | leeuws gered heeft, en uit de hand des beers, Die zal
8956 1Sa 17:37 | Die zal mij redden uit de hand van dezen Filistijn.
8957 1Sa 17:37 | Saul tot David: Ga heen, en de HEERE zij met u!
8958 1Sa 17:40 | zich vijf gladde stenen uit de beek, en legde ze in de
8959 1Sa 17:40 | de beek, en legde ze in de herderstas, die hij had,
8960 1Sa 17:41 | 41 De Filistijn ging ook heen,
8961 1Sa 17:42 | 42 Toen de Filistijn opzag, en David
8962 1Sa 17:43 | 43 De Filistijn nu zeide tot David:
8963 1Sa 17:43 | mij komt met stokken? En de Filistijn vloekte David
8964 1Sa 17:44 | 44 Daarna zeide de Filistijn tot David: Kom
8965 1Sa 17:44 | zo zal ik uw vlees aan de vogelen des hemels geven,
8966 1Sa 17:44 | des hemels geven, en aan de dieren des velds. ~
8967 1Sa 17:46 | 46 Te dezen dage zal de HEERE u besluiten in mijn
8968 1Sa 17:46 | van u wegnemen, en ik zal de dode lichamen van der Filistijnen
8969 1Sa 17:46 | Filistijnen leger dezen dag aan de vogelen des hemels, en aan
8970 1Sa 17:46 | vogelen des hemels, en aan de beesten des velds geven;
8971 1Sa 17:46 | beesten des velds geven; en de ganse aarde zal weten, dat
8972 1Sa 17:47 | vergadering zal weten, dat de HEERE niet door het zwaard,
8973 1Sa 17:47 | door het zwaard, noch door de spies verlost; want de krijg
8974 1Sa 17:47 | door de spies verlost; want de krijg is des HEEREN, Die
8975 1Sa 17:48 | En het geschiedde, toen de Filistijn zich opmaakte,
8976 1Sa 17:48 | haastte David, en liep naar de slagorde toe, den Filistijn
8977 1Sa 17:49 | David stak zijn hand in de tas, en hij nam een steen
8978 1Sa 17:49 | in zijn voorhoofd; zodat de steen zonk in zijn voorhoofd,
8979 1Sa 17:50 | David had geen zwaard in de hand. ~
8980 1Sa 17:51 | hoofd daarmede af. Toen de Filistijnen zagen, dat hun
8981 1Sa 17:52 | 52 Toen maakten zich de mannen van Israel en van
8982 1Sa 17:52 | juichten, en vervolgden de Filistijnen, tot daar men
8983 1Sa 17:52 | Filistijnen, tot daar men komt aan de vallei, en tot aan de poorten
8984 1Sa 17:52 | aan de vallei, en tot aan de poorten van Ekron; en de
8985 1Sa 17:52 | de poorten van Ekron; en de verwonden der Filistijnen
8986 1Sa 17:53 | 53 Daarna keerden de kinderen Israels om, van
8987 1Sa 17:56 | 56 De koning nu zeide: Vraag gij
8988 1Sa 18:1 | tot Saul te spreken, dat de ziel van Jonathan verbonden
8989 1Sa 18:1 | Jonathan verbonden werd aan de ziel van David; en Jonathan
8990 1Sa 18:5 | en Saul zette hem over de krijgslieden; en hij was
8991 1Sa 18:5 | en hij was aangenaam in de ogen des gansen volks, en
8992 1Sa 18:5 | gansen volks, en ook in de ogen der knechten van Saul.
8993 1Sa 18:6 | slaan der Filistijnen, dat de vrouwen uitgingen uit al
8994 1Sa 18:6 | vrouwen uitgingen uit al de steden van Israel, met gezang
8995 1Sa 18:7 | 7 En de vrouwen, spelende, antwoordden
8996 1Sa 18:10 | geschiedde des anderen daags, dat de boze geest Gods over Saul
8997 1Sa 18:11 | 11 En Saul schoot de spies, en zeide: Ik zal
8998 1Sa 18:12 | vreesde voor David, want de HEERE was met hem, en Hij
8999 1Sa 18:14 | voorzichtiglijk op al zijn wegen; en de HEERE was met hem. ~
9000 1Sa 18:17 | tegen hem zij, maar dat de hand der Filistijnen tegen
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33382 |