Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
david 1016
davids 151
dden 1
de 33382
debir 14
debora 10
dedagen 1
Frequency    [«  »]
-----
-----
46573 en
33382 de
19256 van
18165 het
13263 zijn

Bijbel

IntraText - Concordances

de

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33382

      Book Chapter: Verse
10501 1Kon 7:41 | der twee pilaren waren, en de twee netten, om de twee 10502 1Kon 7:41 | waren, en de twee netten, om de twee bollen der kapitelen 10503 1Kon 7:42 | 42 En de vierhonderd granaatappelen 10504 1Kon 7:42 | vierhonderd granaatappelen tot de twee netten, namelijk twee 10505 1Kon 7:42 | granaatappelen tot het ene net, om de twee bollen der kapitelen 10506 1Kon 7:42 | te bedekken, die boven op de pilaren waren; ~ 10507 1Kon 7:43 | 43 Mitsgaders de tien stellingen, en de tien 10508 1Kon 7:43 | Mitsgaders de tien stellingen, en de tien wasvaten op de stellingen; ~ 10509 1Kon 7:43 | en de tien wasvaten op de stellingen; ~ 10510 1Kon 7:44 | 44 Daartoe de ene zee; en de twaalf runderen 10511 1Kon 7:44 | 44 Daartoe de ene zee; en de twaalf runderen onder die 10512 1Kon 7:45 | 45 De potten ook, en de schoffelen, 10513 1Kon 7:45 | 45 De potten ook, en de schoffelen, en de besprengbekkens, 10514 1Kon 7:45 | ook, en de schoffelen, en de besprengbekkens, en al deze 10515 1Kon 7:46 | 46 In de vlakte van de Jordaan goot 10516 1Kon 7:46 | 46 In de vlakte van de Jordaan goot ze de koning, 10517 1Kon 7:46 | vlakte van de Jordaan goot ze de koning, in dichte aarde, 10518 1Kon 7:47 | vaten ongewogen vanwege de zeer grote menigte; het 10519 1Kon 7:48 | 48 Ook maakte Salomo al de vaten, die voor het huis 10520 1Kon 7:48 | waren; het gouden altaar, en de gouden tafel, op dewelke 10521 1Kon 7:48 | gouden tafel, op dewelke de toonbroden waren; ~ 10522 1Kon 7:49 | 49 En de kandelaren, vijf aan de 10523 1Kon 7:49 | de kandelaren, vijf aan de rechterhand, en vijf aan 10524 1Kon 7:49 | rechterhand, en vijf aan de linkerhand, voor de aanspraakplaats, 10525 1Kon 7:49 | aan de linkerhand, voor de aanspraakplaats, van gesloten 10526 1Kon 7:49 | aanspraakplaats, van gesloten goud; en de bloemen, en de lampen, en 10527 1Kon 7:49 | goud; en de bloemen, en de lampen, en de snuiters van 10528 1Kon 7:49 | bloemen, en de lampen, en de snuiters van goud; ~ 10529 1Kon 7:50 | 50 Mitsgaders de schalen, en de gaffelen, 10530 1Kon 7:50 | Mitsgaders de schalen, en de gaffelen, en de sprengbekkens, 10531 1Kon 7:50 | schalen, en de gaffelen, en de sprengbekkens, en de rookschalen, 10532 1Kon 7:50 | en de sprengbekkens, en de rookschalen, en de wierookvaten, 10533 1Kon 7:50 | sprengbekkens, en de rookschalen, en de wierookvaten, van gesloten 10534 1Kon 7:50 | van gesloten goud; daartoe de herren der deuren van het 10535 1Kon 7:51 | het werk volbracht, dat de koning Salomo aan het huis 10536 1Kon 7:51 | maakte. Daarna bracht Salomo de geheiligde dingen van zijn 10537 1Kon 7:51 | het zilver en het goud, en de vaten legde hij onder de 10538 1Kon 7:51 | de vaten legde hij onder de schatten van het huis des 10539 1Kon 8:1 | 1 Toen vergaderde Salomo de oudsten van Israel, en al 10540 1Kon 8:1 | oudsten van Israel, en al de hoofden der stammen, de 10541 1Kon 8:1 | de hoofden der stammen, de oversten der vaderen, onder 10542 1Kon 8:1 | oversten der vaderen, onder de kinderen Israels, tot den 10543 1Kon 8:1 | Salomo te Jeruzalem, om de ark des verbonds des HEEREN 10544 1Kon 8:1 | HEEREN op te brengen uit de stad Davids, dewelke is 10545 1Kon 8:2 | tot den koning Salomo, in de maand Ethanim op het feest; 10546 1Kon 8:2 | Ethanim op het feest; die is de zevende maand. ~ 10547 1Kon 8:3 | 3 En al de oudsten van Israel kwamen; 10548 1Kon 8:3 | oudsten van Israel kwamen; en de priesters namen de ark op. ~ 10549 1Kon 8:3 | kwamen; en de priesters namen de ark op. ~ 10550 1Kon 8:4 | 4 En zij brachten de ark des HEEREN en de tent 10551 1Kon 8:4 | brachten de ark des HEEREN en de tent der samenkomst opwaarts 10552 1Kon 8:4 | samenkomst opwaarts mitsgaders al de heilige vaten, die in de 10553 1Kon 8:4 | de heilige vaten, die in de tent waren; en de priesters 10554 1Kon 8:4 | die in de tent waren; en de priesters en de Levieten 10555 1Kon 8:4 | waren; en de priesters en de Levieten brachten dezelve 10556 1Kon 8:5 | 5 De koning Salomo nu en de ganse 10557 1Kon 8:5 | 5 De koning Salomo nu en de ganse vergadering van Israel, 10558 1Kon 8:5 | waren, waren met hem voor de ark, offerende schapen en 10559 1Kon 8:5 | en runderen, die vanwege de menigte niet konden geteld, 10560 1Kon 8:6 | 6 Alzo brachten de priesteren de ark des verbonds 10561 1Kon 8:6 | Alzo brachten de priesteren de ark des verbonds des HEEREN 10562 1Kon 8:6 | HEEREN tot haar plaats, tot de aanspraakplaats van het 10563 1Kon 8:6 | der heiligen, tot onder de vleugelen der cherubim. ~ 10564 1Kon 8:7 | 7 Want de cherubim spreidden beide 10565 1Kon 8:7 | spreidden beide vleugelen over de plaats der ark; en de cherubim 10566 1Kon 8:7 | over de plaats der ark; en de cherubim overdekten de ark 10567 1Kon 8:7 | en de cherubim overdekten de ark en haar handbomen van 10568 1Kon 8:8 | 8 Daarna schoven zij de handbomen verder uit, dat 10569 1Kon 8:8 | handbomen verder uit, dat de hoofden der handbomen gezien 10570 1Kon 8:8 | uit het heiligdom voor aan de aanspraakplaats, maar buiten 10571 1Kon 8:9 | 9 Er was niets in de ark, dan alleen de twee 10572 1Kon 8:9 | niets in de ark, dan alleen de twee stenen tafelen, die 10573 1Kon 8:9 | Horeb daarin gelegd had, als de HEERE een verbond maakte 10574 1Kon 8:9 | HEERE een verbond maakte met de kinderen Israels, toen zij 10575 1Kon 8:10 | 10 En het geschiedde, als de priesters uit het heilige 10576 1Kon 8:11 | 11 En de priesters konden niet staan 10577 1Kon 8:11 | staan om te dienen, vanwege de wolk; want de heerlijkheid 10578 1Kon 8:11 | dienen, vanwege de wolk; want de heerlijkheid des HEEREN 10579 1Kon 8:12 | 12 Toen zeide Salomo: De HEERE heeft gezegd, dat 10580 1Kon 8:14 | 14 Daarna wendde de koning zijn aangezicht om, 10581 1Kon 8:14 | aangezicht om, en zegende de ganse gemeente van Israel; 10582 1Kon 8:14 | gemeente van Israel; en de ganse gemeente van Israel 10583 1Kon 8:15 | En hij zeide: Geloofd zij de HEERE, de God Israels, Die 10584 1Kon 8:15 | zeide: Geloofd zij de HEERE, de God Israels, Die met Zijn 10585 1Kon 8:18 | 18 Maar de HEERE zeide tot David, mijn 10586 1Kon 8:20 | 20 Ze heeft de HEERE bevestigd Zijn woord, 10587 1Kon 8:20 | want ik ben opgestaan in de plaats van mijn vader David, 10588 1Kon 8:20 | troon van Israel, gelijk als de HEERE gesproken heeft; en 10589 1Kon 8:21 | een plaats beschikt voor de ark, waarin het verbond 10590 1Kon 8:22 | altaar des HEEREN, tegenover de ganse gemeente van Israel, 10591 1Kon 8:23 | den hemel, noch beneden op de aarde, houdende het verbond 10592 1Kon 8:23 | houdende het verbond en de weldadigheid aan Uw knechten, 10593 1Kon 8:27 | Maar waarlijk, zou God op de aarde wonen? Zie, de hemelen, 10594 1Kon 8:27 | op de aarde wonen? Zie, de hemelen, ja, de hemel der 10595 1Kon 8:27 | wonen? Zie, de hemelen, ja, de hemel der hemelen zouden 10596 1Kon 8:30 | 30 Hoor dan naar de smeking van Uw knecht, en 10597 1Kon 8:30 | bidden; en Gij, hoor in de plaats Uwer woning, in den 10598 1Kon 8:31 | zichzelven te vervloeken; en de eed des vloeks voor Uw altaar 10599 1Kon 8:34 | in den hemel, en vergeef de zonde van Uw volk Israel, 10600 1Kon 8:35 | 35 Als de hemel zal gesloten zijn, 10601 1Kon 8:36 | in den hemel, en vergeef de zonde van Uw knechten en 10602 1Kon 8:38 | zij erkennen, een ieder de plage zijns harten, en een 10603 1Kon 8:39 | Hoor Gij dan in den hemel, de vaste plaats Uwer woning, 10604 1Kon 8:40 | 40 Opdat zij U vrezen al de dagen, die zij leven zullen 10605 1Kon 8:43 | 43 Hoor Gij in den hemel, de vaste plaats Uwer woning, 10606 1Kon 8:49 | 49 Hoor dan in den hemel, de vaste plaats Uwer woning, 10607 1Kon 8:52 | Opdat Uw ogen open zijn tot de smeking van Uw knecht en 10608 1Kon 8:52 | smeking van Uw knecht en tot de smeking van Uw volk Israel, 10609 1Kon 8:55 | Zo stond hij, en zegende de ganse gemeente van Israel, 10610 1Kon 8:56 | 56 Geloofd zij de HEERE, Die aan Zijn volk 10611 1Kon 8:57 | 57 De HEERE, onze God, zij met 10612 1Kon 8:60 | volken der aarde weten, dat de HEERE die God is, niemand 10613 1Kon 8:62 | 62 En de koning, en gans Israel met 10614 1Kon 8:63 | huis des HEEREN ingewijd, de koning en al de kinderen 10615 1Kon 8:63 | ingewijd, de koning en al de kinderen Israels. ~ 10616 1Kon 8:64 | Ten zelfden dage heiligde de koning het middelste des 10617 1Kon 8:64 | HEEREN was, was te klein, om de brandofferen, en de spijsofferen, 10618 1Kon 8:64 | om de brandofferen, en de spijsofferen, en het vet 10619 1Kon 8:65 | ingang af van Hamath tot de rivier van Egypte, voor 10620 1Kon 8:66 | goedsmoeds over al het goede, dat de HEERE aan David, Zijn knecht, 10621 1Kon 9:1 | huis des konings, en al de begeerten van Salomo, die 10622 1Kon 9:2 | 2 Dat de HEERE ten anderen male aan 10623 1Kon 9:3 | 3 En de HEERE zeide tot hem: Ik 10624 1Kon 9:8 | zal zeggen: Waarom heeft de HEERE alzo gedaan aan dit 10625 1Kon 9:9 | hen gediend; daarom heeft de HEERE al dit kwaad over 10626 1Kon 9:11 | 11 (Waartoe Hiram, de koning van Tyrus, Salomo 10627 1Kon 9:11 | opgebracht had), dat alstoen de koning Salomo aan Hiram 10628 1Kon 9:12 | Hiram toog uit van Tyrus, om de steden te bezien, die Salomo 10629 1Kon 9:15 | 15 Dit is nu de oorzaak van het uitschot, 10630 1Kon 9:15 | oorzaak van het uitschot, dat de koning Salomo deed opkomen, 10631 1Kon 9:16 | 16 Want Farao, de koning van Egypte, was opgekomen, 10632 1Kon 9:16 | haar met vuur verbrand, en de Kanaanieten, die in de stad 10633 1Kon 9:16 | en de Kanaanieten, die in de stad woonden, gedood, en 10634 1Kon 9:16 | had haar aan zijn dochter, de huisvrouw van Salomo, tot 10635 1Kon 9:18 | En Baalath, en Tamor in de woestijn, in dat land; ~ 10636 1Kon 9:19 | 19 En al de schatsteden, die Salomo 10637 1Kon 9:19 | schatsteden, die Salomo had, en de wagensteden, en de steden 10638 1Kon 9:19 | had, en de wagensteden, en de steden der ruiteren, en 10639 1Kon 9:19 | steden der ruiteren, en wat de begeerte van Salomo begeerde 10640 1Kon 9:20 | dat overgebleven was van de Amorieten, Hethieten, Ferezieten, 10641 1Kon 9:20 | Jebusieten, die niet waren van de kinderen Israels; ~ 10642 1Kon 9:21 | overgebleven waren, die de kinderen Israels niet hadden 10643 1Kon 9:22 | 22 Doch van de kinderen Israels maakte 10644 1Kon 9:22 | en zijn hoofdlieden, en de oversten zijner wagenen, 10645 1Kon 9:23 | 23 Dezen waren de oversten der bestelden, 10646 1Kon 9:24 | 24 Doch de dochter van Farao toog van 10647 1Kon 9:24 | dochter van Farao toog van de stad Davids op tot haar 10648 1Kon 9:26 | 26 De koning Salomo maakte ook 10649 1Kon 9:27 | scheepslieden, kenners van de zee, met de knechten van 10650 1Kon 9:27 | kenners van de zee, met de knechten van Salomo. ~ 10651 1Kon 10:1 | 1 En toen de koningin van Scheba het 10652 1Kon 10:4 | 4 Als nu de koningin van Scheba zag 10653 1Kon 10:4 | koningin van Scheba zag al de wijsheid van Salomo, en 10654 1Kon 10:5 | 5 En de spijze zijner tafel, en 10655 1Kon 10:7 | dat gezien hebben; en zie, de helft is mij niet aangezegd; 10656 1Kon 10:9 | 9 Geloofd zij de HEERE, uw God, Die behagen 10657 1Kon 10:9 | Israel te zetten! Omdat de HEERE Israel in eeuwigheid 10658 1Kon 10:10 | als deze specerij, die de koningin van Scheba den 10659 1Kon 10:11 | 11 Verder ook de schepen van Hiram, die goud 10660 1Kon 10:12 | 12 En de koning maakte van dit almuggimhout 10661 1Kon 10:12 | mitsgaders harpen en luiten voor de zangers. Het almuggimhout 10662 1Kon 10:13 | 13 En de koning Salomo gaf de koningin 10663 1Kon 10:13 | En de koning Salomo gaf de koningin van Scheba al haar 10664 1Kon 10:15 | 15 Behalve dat van de kramers was, en van den 10665 1Kon 10:15 | koningen van Arabie, en van de geweldigen van dat land. ~ 10666 1Kon 10:16 | 16 Ook maakte de koning Salomo tweehonderd 10667 1Kon 10:17 | opwegen tot elk schild; en de koning legde ze in het huis 10668 1Kon 10:18 | 18 Nog maakte de koning een groten elpenbenen 10669 1Kon 10:19 | zijden waren leuningen tot de zitplaats toe, en twee leeuwen 10670 1Kon 10:20 | leeuwen stonden daar op de zes trappen aan beide zijden, 10671 1Kon 10:21 | er aan; want het werd in de dagen van Salomo niet voor 10672 1Kon 10:22 | 22 Want de koning had in zee schepen 10673 1Kon 10:22 | schepen van Tharsis, met de schepen van Hiram; deze 10674 1Kon 10:23 | 23 Alzo werd de koning Salomo groter dan 10675 1Kon 10:24 | 24 En de ganse aarde zocht het aangezicht 10676 1Kon 10:26 | ruiteren, en legde ze in de wagensteden en bij den koning 10677 1Kon 10:27 | 27 En de koning maakte het zilver 10678 1Kon 10:27 | Jeruzalem te zijn als stenen, en de cederen maakte hij te zijn 10679 1Kon 10:27 | cederen maakte hij te zijn als de wilde vijgebomen, die in 10680 1Kon 10:27 | wilde vijgebomen, die in de laagte zijn, in menigte. ~ 10681 1Kon 10:28 | aangaande het linnen garen, de kooplieden des konings namen 10682 1Kon 10:29 | koningen der Hethieten, en voor de koningen van Syrie. 10683 1Kon 11:1 | 1 En de koning Salomo had veel vreemde 10684 1Kon 11:1 | vrouwen lief, en dat benevens de dochter van Farao: Moabietische, 10685 1Kon 11:2 | Van die volken, waarvan de HEERE gezegd had tot de 10686 1Kon 11:2 | de HEERE gezegd had tot de kinderen Israels: Gijlieden 10687 1Kon 11:6 | Salomo dat kwaad was in de ogen des HEEREN; en volhardde 10688 1Kon 11:9 | 9 Daarom vertoornde Zich de HEERE tegen Salomo, omdat 10689 1Kon 11:10 | doch hij hield niet, wat de HEERE geboden had. ~ 10690 1Kon 11:11 | 11 Daarom zeide de HEERE tot Salomo: Dewijl 10691 1Kon 11:12 | uws vaders Davids wil, van de hand uws zoons zal Ik het 10692 1Kon 11:14 | 14 Zo verwekte de HEERE Salomo een tegenpartijder, 10693 1Kon 11:15 | in Edom was, toen Joab, de krijgsoverste, optoog, om 10694 1Kon 11:15 | krijgsoverste, optoog, om de verslagenen te begraven, 10695 1Kon 11:19 | Hadad vond grote genade in de ogen van Farao, zodat hij 10696 1Kon 11:19 | hij hem tot een vrouw gaf de zuster zijner huisvrouw, 10697 1Kon 11:19 | zuster zijner huisvrouw, de zuster van Tachpenes, de 10698 1Kon 11:19 | de zuster van Tachpenes, de koningin. ~ 10699 1Kon 11:20 | 20 En de zuster van Tachpenes baarde 10700 1Kon 11:20 | huis van Farao was, onder de zonen van Farao. ~ 10701 1Kon 11:21 | ontslapen, en dat Joab, de krijgsoverste, dood was, 10702 1Kon 11:25 | Israels tegenpartijder al de dagen van Salomo, en dat 10703 1Kon 11:26 | 26 Daartoe Jerobeam, de zoon van Nebat, een Efrathiet 10704 1Kon 11:26 | een weduwvrouw), hief ook de hand op tegen den koning. ~ 10705 1Kon 11:27 | 27 Dit is nu de zaak, waarom hij de hand 10706 1Kon 11:27 | is nu de zaak, waarom hij de hand tegen den koning ophief. 10707 1Kon 11:27 | Salomo bouwde Millo, en sloot de breuk der stad van zijn 10708 1Kon 11:28 | 28 En de man Jerobeam was een dapper 10709 1Kon 11:29 | uit Jeruzalem uitging, dat de profeet Ahia, de Siloniet, 10710 1Kon 11:29 | uitging, dat de profeet Ahia, de Siloniet, hem op den weg 10711 1Kon 11:31 | stukken; want alzo zegt de HEERE, de God Israels: Zie, 10712 1Kon 11:31 | want alzo zegt de HEERE, de God Israels: Zie, Ik zal 10713 1Kon 11:31 | Ik zal het koninkrijk van de hand van Salomo scheuren, 10714 1Kon 11:32 | wil, en om Jeruzalems wil, de stad, die Ik verkoren heb 10715 1Kon 11:34 | stel hem tot een vorst al de dagen zijns levens, om Mijns 10716 1Kon 11:35 | 35 Maar uit de hand zijns zoons zal Ik 10717 1Kon 11:36 | aangezicht hebbe in Jeruzalem, de stad, die Ik Mij verkoren 10718 1Kon 11:42 | 42 De tijd nu, dien Salomo te 10719 1Kon 11:43 | vaderen, en werd begraven in de stad van zijn vader David; 10720 1Kon 12:2 | geschiedde nu, als Jerobeam, de zoon van Nebat, dit hoorde, 10721 1Kon 12:3 | hem roepen; en Jerobeam en de ganse gemeente van Israel 10722 1Kon 12:6 | 6 En de koning Rehabeam hield raad 10723 1Kon 12:6 | Rehabeam hield raad met de oudsten, die gestaan hadden 10724 1Kon 12:8 | hadden; en hij hield raad met de jongelingen, die met hem 10725 1Kon 12:10 | 10 En de jongelingen, die met hem 10726 1Kon 12:12 | den derden dag, gelijk als de koning gesproken had, zeggende: 10727 1Kon 12:13 | 13 En de koning antwoordde het volk 10728 1Kon 12:15 | 15 Alzo hoorde de koning naar het volk niet; 10729 1Kon 12:15 | woord bevestigde, hetwelk de HEERE door den dienst van 10730 1Kon 12:16 | Toen gans Israel zag, dat de koning naar hen niet hoorde, 10731 1Kon 12:17 | 17 Doch aangaande de kinderen van Israel, die 10732 1Kon 12:17 | kinderen van Israel, die in de steden van Juda woonden, 10733 1Kon 12:18 | 18 Toen zond de koning Rehabeam Adoram, 10734 1Kon 12:18 | Rehabeam Adoram, die over de schatting was; en het ganse 10735 1Kon 12:18 | stenen, dat hij stierf; maar de koning Rehabeam vervloekte 10736 1Kon 12:19 | 19 Alzo vielen de Israelieten van het huis 10737 1Kon 12:20 | henen zonden, en hem in de vergadering riepen, en hem 10738 1Kon 12:20 | volgde het huis Davids, dan de stam van Juda alleen. ~ 10739 1Kon 12:24 | 24 Zo zegt de HEERE: Gij zult niet optrekken, 10740 1Kon 12:24 | strijden tegen uw broederen, de kinderen Israels; een ieder 10741 1Kon 12:28 | 28 Daarom hield de koning een raad, en maakte 10742 1Kon 12:31 | en maakte priesteren van de geringsten des volks, die 10743 1Kon 12:31 | volks, die niet waren uit de zonen van Levi. ~ 10744 1Kon 12:32 | Jerobeam maakte een feest in de achtste maand, op den vijftienden 10745 1Kon 13:2 | Altaar, altaar, zo zegt de HEERE: Zie, een zoon zal 10746 1Kon 13:2 | Josia; die zal op u offeren de priesters der hoogten, die 10747 1Kon 13:3 | dat wonderteken, waarvan de HEERE gesproken heeft; ziet, 10748 1Kon 13:3 | zal vaneen gescheurd, en de as, die daarop is, afgestort 10749 1Kon 13:4 | 4 Het geschiedde nu, als de koning het woord van den 10750 1Kon 13:5 | werd vaneen gescheurd, en de as van het altaar afgestort, 10751 1Kon 13:5 | naar dat wonderteken, dat de man Gods gegeven had, door 10752 1Kon 13:6 | 6 Toen antwoordde de koning, en zeide tot den 10753 1Kon 13:6 | weder tot mij kome! Toen bad de man Gods het aangezicht 10754 1Kon 13:6 | des HEEREN ernstelijk; en de hand des konings kwam weder 10755 1Kon 13:7 | 7 En de koning sprak tot den man 10756 1Kon 13:8 | 8 Maar de man Gods zeide tot den koning: 10757 1Kon 13:8 | koning: Al gaaft gij mij de helft van uw huis, zo zou 10758 1Kon 13:9 | 9 Want zo heeft mij de HEERE geboden door Zijn 10759 1Kon 13:11 | vertelde hem al het werk, dat de man Gods te dien dage in 10760 1Kon 13:11 | Beth-El gedaan had, met de woorden, die hij tot den 10761 1Kon 13:12 | hadden den weg gezien, welken de man Gods was getogen, die 10762 1Kon 13:14 | zeide tot hem: Zijt gij de man Gods, die uit Juda gekomen 10763 1Kon 13:20 | geschiedde, als zij aan de tafel zaten, dat het woord 10764 1Kon 13:21 | gekomen was, zeggende: Zo zegt de HEERE: Daarom dat gij den 10765 1Kon 13:21 | gehouden hebt het gebod, dat u de HEERE, uw God, geboden had, ~ 10766 1Kon 13:24 | geworpen op den weg, en de ezel stond daarbij; ook 10767 1Kon 13:24 | stond daarbij; ook stond de leeuw bij het dode lichaam. ~ 10768 1Kon 13:25 | kwamen en zeiden het in de stad, waarin de oude profeet 10769 1Kon 13:25 | zeiden het in de stad, waarin de oude profeet woonde. ~ 10770 1Kon 13:26 | 26 Als de profeet, die hem van den 10771 1Kon 13:26 | hoorde, zo zeide hij: Het is de man Gods, die den mond des 10772 1Kon 13:26 | is geweest; daarom heeft de HEERE hem den leeuw overgegeven 10773 1Kon 13:28 | staande bij het dode lichaam; de leeuw had het dode lichaam 10774 1Kon 13:29 | 29 Toen nam de profeet het dode lichaam 10775 1Kon 13:29 | voerde het wederom; zo kwam de oude profeet in de stad 10776 1Kon 13:29 | kwam de oude profeet in de stad om rouw te bedrijven 10777 1Kon 13:31 | mij in dat graf, waarin de man Gods begraven is, en 10778 1Kon 13:32 | 32 Want de zaak zal gewisselijk geschieden, 10779 1Kon 13:32 | Beth-El is, en tegen al de huizen der hoogten, die 10780 1Kon 13:32 | huizen der hoogten, die in de steden van Samaria zijn. ~ 10781 1Kon 13:33 | priesters der hoogten van de geringsten des volks; wie 10782 1Kon 13:33 | vulde hij, en werd een van de priesters der hoogten. ~ 10783 1Kon 14:1 | dierzelfder tijd was Abia, de zoon van Jerobeam, krank. ~ 10784 1Kon 14:2 | naar Silo, zie, daar is de profeet Ahia, die van mij 10785 1Kon 14:5 | 5 Maar de HEERE zeide tot Ahia: Zie, 10786 1Kon 14:7 | heen, zeg Jerobeam: Zo zegt de HEERE, de God Israels: Daarom, 10787 1Kon 14:7 | Jerobeam: Zo zegt de HEERE, de God Israels: Daarom, dat 10788 1Kon 14:10 | verlatene in Israel; en Ik zal de nakomelingen van het huis 10789 1Kon 14:10 | Jerobeam wegdoen, gelijk de drek weggedaan wordt, totdat 10790 1Kon 14:11 | 11 Die van Jerobeam in de stad sterft, zullen de honden 10791 1Kon 14:11 | in de stad sterft, zullen de honden eten; en die in het 10792 1Kon 14:11 | het veld sterft, zullen de vogelen des hemels eten; 10793 1Kon 14:11 | vogelen des hemels eten; want de HEERE heeft het gesproken. ~ 10794 1Kon 14:12 | uw huis; als uw voeten in de stad zullen gekomen zijn, 10795 1Kon 14:14 | 14 Doch de HEERE zal Zich een koning 10796 1Kon 14:15 | 15 De HEERE zal ook Israel slaan, 10797 1Kon 14:17 | het huis kwam, zo stierf de jongeling. ~ 10798 1Kon 14:20 | 20 De dagen nu, die Jerobeam heeft 10799 1Kon 14:21 | 21 Rehabeam nu, de zoon van Salomo, regeerde 10800 1Kon 14:21 | zeventien jaren te Jeruzalem, in de stad, die de HEERE verkoren 10801 1Kon 14:21 | Jeruzalem, in de stad, die de HEERE verkoren had uit al 10802 1Kon 14:21 | HEERE verkoren had uit al de stammen van Israel, om Zijn 10803 1Kon 14:21 | Naam daar te zetten; en de naam zijner moeder was Naama, 10804 1Kon 14:21 | zijner moeder was Naama, de Ammonietische. ~ 10805 1Kon 14:22 | Juda deed wat kwaad was in de ogen des HEEREN, en zij 10806 1Kon 14:24 | land; zij deden naar al de gruwelen der heidenen, die 10807 1Kon 14:24 | gruwelen der heidenen, die de HEERE van het aangezicht 10808 1Kon 14:24 | der kinderen Israels uit de bezitting verdreven had. ~ 10809 1Kon 14:25 | koning Rehabeam, dat Sisak, de koning van Egypte, optoog 10810 1Kon 14:26 | 26 En hij nam de schatten van het huis des 10811 1Kon 14:26 | het huis des HEEREN, en de schatten van het huis des 10812 1Kon 14:26 | alles weg; hij nam ook al de gouden schilden weg, die 10813 1Kon 14:27 | 27 En de koning Rehabeam maakte, 10814 1Kon 14:27 | en hij beval die onder de hand van de oversten der 10815 1Kon 14:27 | beval die onder de hand van de oversten der trawanten, 10816 1Kon 14:27 | oversten der trawanten, die de deur van het huis des konings 10817 1Kon 14:28 | het geschiedde, zo wanneer de koning in het huis des HEEREN 10818 1Kon 14:28 | huis des HEEREN ging, dat de trawanten dezelve droegen, 10819 1Kon 14:31 | begraven bij zijn vaderen in de stad Davids; en de naam 10820 1Kon 14:31 | vaderen in de stad Davids; en de naam zijner moeder was Naama, 10821 1Kon 14:31 | zijner moeder was Naama, de Ammonietische; en zijn zoon 10822 1Kon 15:2 | drie jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Maacha, 10823 1Kon 15:3 | 3 En hij wandelde in al de zonden zijns vaders, die 10824 1Kon 15:4 | Maar om Davids wil, gaf de HEERE, zijn God, hem een 10825 1Kon 15:5 | gedaan had wat recht was in de ogen des HEEREN, en niet 10826 1Kon 15:5 | Hij hem geboden had, al de dagen zijns levens, dan 10827 1Kon 15:5 | zijns levens, dan alleen in de zaak van Uria, den Hethiet. ~ 10828 1Kon 15:6 | Rehabeam en tussen Jerobeam, al de dagen zijns levens. ~ 10829 1Kon 15:8 | en zij begroeven hem in de stad Davids; en Asa, zijn 10830 1Kon 15:10 | veertig jaren te Jeruzalem, en de naam zijner moeder was Maacha, 10831 1Kon 15:11 | Asa deed wat recht was in de ogen des HEEREN, gelijk 10832 1Kon 15:12 | 12 Want hij nam weg de schandjongens uit het land, 10833 1Kon 15:12 | het land, en deed weg al de drekgoden, die zijn vaders 10834 1Kon 15:13 | afgod, en verbrandde hem aan de beek Kidron. 10835 1Kon 15:14 | 14 De hoogten werden wel niet 10836 1Kon 15:15 | bracht in het huis des HEEREN de geheiligde dingen zijns 10837 1Kon 15:17 | 17 Want Baesa, de koning van Israel, toog 10838 1Kon 15:18 | dat overgebleven was in de schatten van het huis des 10839 1Kon 15:18 | het huis des HEEREN, en de schatten van het huis des 10840 1Kon 15:18 | des konings, en gaf ze in de hand zijner knechten; en 10841 1Kon 15:18 | hand zijner knechten; en de koning Asa zond ze tot Benhadad, 10842 1Kon 15:20 | den koning Asa, en zond de oversten der heiren, die 10843 1Kon 15:20 | heiren, die hij had, tegen de steden van Israel; en sloeg 10844 1Kon 15:22 | 22 Toen liet de koning Asa door gans Juda 10845 1Kon 15:22 | niemand was vrij), dat zij de stenen van Rama, en het 10846 1Kon 15:22 | waarmede Baesa gebouwd had; en de koning Asa bouwde daarmede 10847 1Kon 15:23 | wat hij gedaan heeft, en de steden, die hij gebouwd 10848 1Kon 15:24 | begraven met zijn vaderen, in de stad van zijn vader David; 10849 1Kon 15:25 | 25 Nadab nu, de zoon van Jerobeam, werd 10850 1Kon 15:26 | hij deed wat kwaad was in de ogen des HEEREN, en wandelde 10851 1Kon 15:27 | 27 En Baesa, de zoon van Ahia, van het huis 10852 1Kon 15:30 | 30 Om de zonden van Jerobeam, die 10853 1Kon 15:33 | koning van Juda, werd Baesa, de zoon van Ahia, koning over 10854 1Kon 15:34 | hij deed wat kwaad was in de ogen des HEEREN, en wandelde 10855 1Kon 16:3 | 3 Zie, zo zal Ik de nakomelingen van Baesa, 10856 1Kon 16:3 | nakomelingen van Baesa, en de nakomelingen van zijn huis 10857 1Kon 16:4 | 4 Die van Baesa in de stad sterft, zullen de honden 10858 1Kon 16:4 | in de stad sterft, zullen de honden eten, en die van 10859 1Kon 16:4 | het veld sterft, zullen de vogelen des hemels eten. ~ 10860 1Kon 16:7 | kwaad, dat hij gedaan had in de ogen des HEEREN, Hem tot 10861 1Kon 16:8 | koning van Juda, werd Ela, de zoon van Baesa, koning over 10862 1Kon 16:9 | zijn knecht, overste van de helft der wagenen, maakte 10863 1Kon 16:13 | 13 Om al de zonden van Baesa, en de 10864 1Kon 16:13 | de zonden van Baesa, en de zonden van Ela, zijn zoon, 10865 1Kon 16:18 | geschiedde, als Zimri zag, dat de stad ingenomen was, dat 10866 1Kon 16:19 | doende wat kwaad was in de ogen des HEEREN, wandelende 10867 1Kon 16:21 | verdeeld in twee helften; de helft des volks volgde Tibni, 10868 1Kon 16:21 | hem koning te maken; en de helft volgde Omri. ~ 10869 1Kon 16:25 | Omri deed wat kwaad was in de ogen des HEEREN; ja, hij 10870 1Kon 16:29 | 29 En Achab, de zoon van Omri, werd koning 10871 1Kon 16:29 | koning van Juda; en Achab, de zoon van Omri, regeerde 10872 1Kon 16:30 | Omri, deed wat kwaad was in de ogen des HEEREN, meer dan 10873 1Kon 16:31 | zaak, dat hij wandelde in de zonden van Jerobeam, den 10874 1Kon 16:31 | nog ter vrouwe nam Izebel, de dochter van Eth-Baal, den 10875 1Kon 16:34 | zijn dagen bouwde Hiel, de Betheliet, Jericho; op Abiram, 10876 1Kon 17:1 | 1 En Elia, de Thisbiet, van de inwoneren 10877 1Kon 17:1 | En Elia, de Thisbiet, van de inwoneren van Gilead, zeide 10878 1Kon 17:1 | Achab: Zo waarachtig als de HEERE, de God Israels, leeft, 10879 1Kon 17:1 | waarachtig als de HEERE, de God Israels, leeft, voor 10880 1Kon 17:3 | oosten, en verberg u aan de beek Krith, die voor aan 10881 1Kon 17:3 | beek Krith, die voor aan de Jordaan is. ~ 10882 1Kon 17:4 | geschieden, dat gij uit de beek drinken zult; en Ik 10883 1Kon 17:4 | drinken zult; en Ik heb de raven geboden, dat zij u 10884 1Kon 17:5 | want hij ging en woonde bij de beek Krith, die voor aan 10885 1Kon 17:5 | beek Krith, die voor aan de Jordaan is. ~ 10886 1Kon 17:6 | 6 En de raven brachten hem des morgens 10887 1Kon 17:6 | avonds; en hij dronk uit de beek. ~ 10888 1Kon 17:7 | einde van vele dagen, dat de beek uitdroogde; want geen 10889 1Kon 17:10 | Zarfath. Als hij nu aan de poort der stad kwam, ziet, 10890 1Kon 17:12 | zeide: Zo waarachtig als de HEERE, uw God, leeft, indien 10891 1Kon 17:12 | alleen een hand vol meels in de kruik, en een weinig olie 10892 1Kon 17:12 | kruik, en een weinig olie in de fles! En zie ik heb een 10893 1Kon 17:14 | 14 Want zo zegt de HEERE, de God Israels: Het 10894 1Kon 17:14 | 14 Want zo zegt de HEERE, de God Israels: Het meel van 10895 1Kon 17:14 | God Israels: Het meel van de kruik zal niet verteerd 10896 1Kon 17:14 | niet verteerd worden, en de olie der fles zal niet ontbreken, 10897 1Kon 17:14 | ontbreken, tot op den dag, dat de HEERE regen op den aardbodem 10898 1Kon 17:16 | 16 Het meel van de kruik werd niet verteerd, 10899 1Kon 17:16 | kruik werd niet verteerd, en de olie van de fles ontbrak 10900 1Kon 17:16 | verteerd, en de olie van de fles ontbrak niet, naar 10901 1Kon 17:17 | geschiedde na deze dingen, dat de zoon dezer vrouw, der waardin 10902 1Kon 17:19 | schoot, en droeg hem boven in de opperzaal, waar hij zelf 10903 1Kon 17:21 | HEERE, mijn God, laat toch de ziel van dit kind in hem 10904 1Kon 17:22 | 22 En de HEERE verhoorde de stem 10905 1Kon 17:22 | 22 En de HEERE verhoorde de stem van Elia; en de ziel 10906 1Kon 17:22 | verhoorde de stem van Elia; en de ziel van het kind kwam weder 10907 1Kon 17:23 | kind, en bracht het af van de opperzaal in het huis, en 10908 1Kon 17:24 | 24 Toen zeide de vrouw tot Elia: Nu weet 10909 1Kon 18:2 | aan Achab te vertonen. En de honger was sterk in Samaria. ~ 10910 1Kon 18:4 | het geschiedde, als Izebel de profeten des HEEREN uitroeide, 10911 1Kon 18:5 | wij gras vinden, opdat wij de paarden en de muilezelen 10912 1Kon 18:5 | opdat wij de paarden en de muilezelen in het leven 10913 1Kon 18:5 | en niets uitroeien van de beesten. ~ 10914 1Kon 18:9 | dat gij uw knecht geeft in de hand van Achab, dat hij 10915 1Kon 18:10 | 10 Zo waarachtig als de HEERE, uw God, leeft, zo 10916 1Kon 18:12 | zou weggegaan zijn, dat de Geest des HEEREN u wegnam, 10917 1Kon 18:13 | ik gedaan heb, als Izebel de profeten des HEEREN doodde? 10918 1Kon 18:13 | HEEREN doodde? Dat ik van de profeten des HEEREN honderd 10919 1Kon 18:15 | zeide: Zo waarachtig als de HEERE der heirscharen leeft, 10920 1Kon 18:18 | daarmede, dat gijlieden de geboden des HEEREN verlaten 10921 1Kon 18:18 | HEEREN verlaten hebt en de Baals nagevolgd zijt. ~ 10922 1Kon 18:19 | Israel op den berg Karmel, en de vierhonderd en vijftig profeten 10923 1Kon 18:19 | vijftig profeten van Baal, en de vierhonderd profeten van 10924 1Kon 18:19 | profeten van het bos, die van de tafel van Izebel eten. ~ 10925 1Kon 18:20 | kinderen Israels, en verzamelde de profeten op den berg Karmel. ~ 10926 1Kon 18:21 | gij op twee gedachten? Zo de HEERE God is, volgt Hem 10927 1Kon 18:22 | HEEREN overgebleven, en de profeten van Baal zijn vierhonderd 10928 1Kon 18:24 | des HEEREN aanroepen; en de God, Die door vuur antwoorden 10929 1Kon 18:25 | 25 En Elia zeide tot de profeten van Baal: Kiest 10930 1Kon 18:26 | 26 En zij namen de var, dien hij hun gegeven 10931 1Kon 18:29 | 29 Het geschiedde nu, als de middag voorbij was, dat 10932 1Kon 18:31 | het getal der stammen van de kinderen Jakobs, tot welke 10933 1Kon 18:32 | rondom het altaar, naar de wijdte van twee maten zaads. ~ 10934 1Kon 18:35 | liep; daartoe vulde hij ook de groeve met water. ~ 10935 1Kon 18:36 | spijsoffer offerde, dat de profeet Elia naderde, en 10936 1Kon 18:38 | 38 Toen viel het vuur de HEEREN, en verteerde dat 10937 1Kon 18:38 | dat water op, hetwelk in de groeve was. ~ 10938 1Kon 18:39 | aangezichten, en zeiden: De HEERE is God, de HEERE is 10939 1Kon 18:39 | zeiden: De HEERE is God, de HEERE is God! ~ 10940 1Kon 18:40 | Elia zeide tot hen: Grijpt de profeten van Baal, dat niemand 10941 1Kon 18:40 | Elia voerde hen af naar de beek Kison, en slachtte 10942 1Kon 18:42 | maar Elia ging op naar de hoogte van Karmel, en breidde 10943 1Kon 18:43 | Ga nu op, en zie uit naar de zee. Toen ging hij op, en 10944 1Kon 18:44 | 44 En het geschiedde op de zevende maal, dat hij zeide: 10945 1Kon 18:44 | eens mans hand, gaat op van de zee. En hij zeide: Ga op, 10946 1Kon 18:44 | Span aan, en kom af, dat u de regen niet ophoude. ~ 10947 1Kon 18:45 | geschiedde ondertussen, dat de hemel van wolken en wind 10948 1Kon 18:46 | 46 En de hand des HEEREN was over 10949 1Kon 19:1 | gedood had, te weten al de profeten, met het zwaard. ~ 10950 1Kon 19:2 | om te zeggen: Zo doen mij de goden, en doen zo daartoe, 10951 1Kon 19:2 | tijd uw ziel stellen, als de ziel van een hunner. ~ 10952 1Kon 19:4 | Maar hij zelf ging henen in de woestijn een dagreis, en 10953 1Kon 19:6 | hoofdeinde was een koek op de kolen gebakken, en een fles 10954 1Kon 19:7 | 7 En de engel des HEEREN kwam ten 10955 1Kon 19:7 | zeide: Sta op, eet, want de weg zou te veel voor u zijn. ~ 10956 1Kon 19:8 | dronk; en hij ging, door de kracht derzelver spijs, 10957 1Kon 19:10 | God der heirscharen; want de kinderen Israels hebben 10958 1Kon 19:11 | aangezicht des HEEREN. En ziet, de HEERE ging voorbij, en een 10959 1Kon 19:11 | sterke wind, scheurende de bergen, en brekende de steenrotsen, 10960 1Kon 19:11 | scheurende de bergen, en brekende de steenrotsen, voor den HEERE 10961 1Kon 19:11 | voor den HEERE henen; doch de HEERE was in den wind niet; 10962 1Kon 19:11 | dezen wind een aardbeving; de HEERE was ook in de aardbeving 10963 1Kon 19:11 | aardbeving; de HEERE was ook in de aardbeving niet; ~ 10964 1Kon 19:12 | 12 En na de aardbeving een vuur; de 10965 1Kon 19:12 | de aardbeving een vuur; de HEERE was ook in het vuur 10966 1Kon 19:14 | God der heirscharen; want de kinderen Israels hebben 10967 1Kon 19:15 | 15 En de HEERE zeide tot hem: Ga, 10968 1Kon 19:15 | weder op uwen weg, naar de woestijn van Damaskus; en 10969 1Kon 19:20 | 20 En hij verliet de runderen, en liep Elia na, 10970 1Kon 20:1 | 1 En Benhadad, de koning van Syrie, vergaderde 10971 1Kon 20:2 | den koning van Israel, in de stad. ~ 10972 1Kon 20:4 | 4 En de koning van Israel antwoordde 10973 1Kon 20:4 | Naar uw woord, mijn heer de koning, ik ben uwe, en al 10974 1Kon 20:5 | 5 Daarna kwamen de boden weder, en zeiden: 10975 1Kon 20:6 | zenden, dat zij uw huis en de huizen uwer knechten bezoeken; 10976 1Kon 20:7 | 7 Toen riep de koning van Israel alle oudsten 10977 1Kon 20:8 | 8 Doch al de oudsten, en het ganse volk, 10978 1Kon 20:9 | 9 Daarom zeide hij tot de boden van Benhadad: Zegt 10979 1Kon 20:9 | ik niet doen. Zo gingen de boden heen en brachten hem 10980 1Kon 20:10 | Benhadad zond tot hem en zeide: De goden doen mij zo, en doen 10981 1Kon 20:11 | 11 Maar de koning van Israel antwoordde 10982 1Kon 20:12 | hij was drinkende, hij en de koningen in de tenten, dat 10983 1Kon 20:12 | drinkende, hij en de koningen in de tenten, dat hij zeide tot 10984 1Kon 20:12 | En zij legden aan tegen de stad. ~ 10985 1Kon 20:13 | Israel, en zeide: Zo zegt de HEERE: Hebt gij gezien al 10986 1Kon 20:13 | opdat gij weet, dat Ik de HEERE ben. ~ 10987 1Kon 20:14 | wie? En hij zeide: Zo zegt de HEERE: Door de jongens van 10988 1Kon 20:14 | Zo zegt de HEERE: Door de jongens van de oversten 10989 1Kon 20:14 | HEERE: Door de jongens van de oversten der landschappen. 10990 1Kon 20:15 | 15 Toen telde hij de jongens van de oversten 10991 1Kon 20:15 | telde hij de jongens van de oversten der landschappen, 10992 1Kon 20:15 | telde hij al het volk, al de kinderen Israels, zeven 10993 1Kon 20:16 | nu dronk zich dronken in de tenten, hij en de koningen, 10994 1Kon 20:16 | dronken in de tenten, hij en de koningen, de twee en dertig 10995 1Kon 20:16 | tenten, hij en de koningen, de twee en dertig koningen, 10996 1Kon 20:17 | 17 En de jongens van de oversten 10997 1Kon 20:17 | 17 En de jongens van de oversten der landschappen 10998 1Kon 20:19 | Zo togen deze jongens van de oversten der landschappen 10999 1Kon 20:19 | oversten der landschappen uit de stad, en het heir, dat hen 11000 1Kon 20:20 | ieder sloeg zijn man, zodat de Syriers vloden, en Israel


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33382

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License