1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33382
Book Chapter: Verse
10501 1Kon 7:41 | der twee pilaren waren, en de twee netten, om de twee
10502 1Kon 7:41 | waren, en de twee netten, om de twee bollen der kapitelen
10503 1Kon 7:42 | 42 En de vierhonderd granaatappelen
10504 1Kon 7:42 | vierhonderd granaatappelen tot de twee netten, namelijk twee
10505 1Kon 7:42 | granaatappelen tot het ene net, om de twee bollen der kapitelen
10506 1Kon 7:42 | te bedekken, die boven op de pilaren waren; ~
10507 1Kon 7:43 | 43 Mitsgaders de tien stellingen, en de tien
10508 1Kon 7:43 | Mitsgaders de tien stellingen, en de tien wasvaten op de stellingen; ~
10509 1Kon 7:43 | en de tien wasvaten op de stellingen; ~
10510 1Kon 7:44 | 44 Daartoe de ene zee; en de twaalf runderen
10511 1Kon 7:44 | 44 Daartoe de ene zee; en de twaalf runderen onder die
10512 1Kon 7:45 | 45 De potten ook, en de schoffelen,
10513 1Kon 7:45 | 45 De potten ook, en de schoffelen, en de besprengbekkens,
10514 1Kon 7:45 | ook, en de schoffelen, en de besprengbekkens, en al deze
10515 1Kon 7:46 | 46 In de vlakte van de Jordaan goot
10516 1Kon 7:46 | 46 In de vlakte van de Jordaan goot ze de koning,
10517 1Kon 7:46 | vlakte van de Jordaan goot ze de koning, in dichte aarde,
10518 1Kon 7:47 | vaten ongewogen vanwege de zeer grote menigte; het
10519 1Kon 7:48 | 48 Ook maakte Salomo al de vaten, die voor het huis
10520 1Kon 7:48 | waren; het gouden altaar, en de gouden tafel, op dewelke
10521 1Kon 7:48 | gouden tafel, op dewelke de toonbroden waren; ~
10522 1Kon 7:49 | 49 En de kandelaren, vijf aan de
10523 1Kon 7:49 | de kandelaren, vijf aan de rechterhand, en vijf aan
10524 1Kon 7:49 | rechterhand, en vijf aan de linkerhand, voor de aanspraakplaats,
10525 1Kon 7:49 | aan de linkerhand, voor de aanspraakplaats, van gesloten
10526 1Kon 7:49 | aanspraakplaats, van gesloten goud; en de bloemen, en de lampen, en
10527 1Kon 7:49 | goud; en de bloemen, en de lampen, en de snuiters van
10528 1Kon 7:49 | bloemen, en de lampen, en de snuiters van goud; ~
10529 1Kon 7:50 | 50 Mitsgaders de schalen, en de gaffelen,
10530 1Kon 7:50 | Mitsgaders de schalen, en de gaffelen, en de sprengbekkens,
10531 1Kon 7:50 | schalen, en de gaffelen, en de sprengbekkens, en de rookschalen,
10532 1Kon 7:50 | en de sprengbekkens, en de rookschalen, en de wierookvaten,
10533 1Kon 7:50 | sprengbekkens, en de rookschalen, en de wierookvaten, van gesloten
10534 1Kon 7:50 | van gesloten goud; daartoe de herren der deuren van het
10535 1Kon 7:51 | het werk volbracht, dat de koning Salomo aan het huis
10536 1Kon 7:51 | maakte. Daarna bracht Salomo de geheiligde dingen van zijn
10537 1Kon 7:51 | het zilver en het goud, en de vaten legde hij onder de
10538 1Kon 7:51 | de vaten legde hij onder de schatten van het huis des
10539 1Kon 8:1 | 1 Toen vergaderde Salomo de oudsten van Israel, en al
10540 1Kon 8:1 | oudsten van Israel, en al de hoofden der stammen, de
10541 1Kon 8:1 | de hoofden der stammen, de oversten der vaderen, onder
10542 1Kon 8:1 | oversten der vaderen, onder de kinderen Israels, tot den
10543 1Kon 8:1 | Salomo te Jeruzalem, om de ark des verbonds des HEEREN
10544 1Kon 8:1 | HEEREN op te brengen uit de stad Davids, dewelke is
10545 1Kon 8:2 | tot den koning Salomo, in de maand Ethanim op het feest;
10546 1Kon 8:2 | Ethanim op het feest; die is de zevende maand. ~
10547 1Kon 8:3 | 3 En al de oudsten van Israel kwamen;
10548 1Kon 8:3 | oudsten van Israel kwamen; en de priesters namen de ark op. ~
10549 1Kon 8:3 | kwamen; en de priesters namen de ark op. ~
10550 1Kon 8:4 | 4 En zij brachten de ark des HEEREN en de tent
10551 1Kon 8:4 | brachten de ark des HEEREN en de tent der samenkomst opwaarts
10552 1Kon 8:4 | samenkomst opwaarts mitsgaders al de heilige vaten, die in de
10553 1Kon 8:4 | de heilige vaten, die in de tent waren; en de priesters
10554 1Kon 8:4 | die in de tent waren; en de priesters en de Levieten
10555 1Kon 8:4 | waren; en de priesters en de Levieten brachten dezelve
10556 1Kon 8:5 | 5 De koning Salomo nu en de ganse
10557 1Kon 8:5 | 5 De koning Salomo nu en de ganse vergadering van Israel,
10558 1Kon 8:5 | waren, waren met hem voor de ark, offerende schapen en
10559 1Kon 8:5 | en runderen, die vanwege de menigte niet konden geteld,
10560 1Kon 8:6 | 6 Alzo brachten de priesteren de ark des verbonds
10561 1Kon 8:6 | Alzo brachten de priesteren de ark des verbonds des HEEREN
10562 1Kon 8:6 | HEEREN tot haar plaats, tot de aanspraakplaats van het
10563 1Kon 8:6 | der heiligen, tot onder de vleugelen der cherubim. ~
10564 1Kon 8:7 | 7 Want de cherubim spreidden beide
10565 1Kon 8:7 | spreidden beide vleugelen over de plaats der ark; en de cherubim
10566 1Kon 8:7 | over de plaats der ark; en de cherubim overdekten de ark
10567 1Kon 8:7 | en de cherubim overdekten de ark en haar handbomen van
10568 1Kon 8:8 | 8 Daarna schoven zij de handbomen verder uit, dat
10569 1Kon 8:8 | handbomen verder uit, dat de hoofden der handbomen gezien
10570 1Kon 8:8 | uit het heiligdom voor aan de aanspraakplaats, maar buiten
10571 1Kon 8:9 | 9 Er was niets in de ark, dan alleen de twee
10572 1Kon 8:9 | niets in de ark, dan alleen de twee stenen tafelen, die
10573 1Kon 8:9 | Horeb daarin gelegd had, als de HEERE een verbond maakte
10574 1Kon 8:9 | HEERE een verbond maakte met de kinderen Israels, toen zij
10575 1Kon 8:10 | 10 En het geschiedde, als de priesters uit het heilige
10576 1Kon 8:11 | 11 En de priesters konden niet staan
10577 1Kon 8:11 | staan om te dienen, vanwege de wolk; want de heerlijkheid
10578 1Kon 8:11 | dienen, vanwege de wolk; want de heerlijkheid des HEEREN
10579 1Kon 8:12 | 12 Toen zeide Salomo: De HEERE heeft gezegd, dat
10580 1Kon 8:14 | 14 Daarna wendde de koning zijn aangezicht om,
10581 1Kon 8:14 | aangezicht om, en zegende de ganse gemeente van Israel;
10582 1Kon 8:14 | gemeente van Israel; en de ganse gemeente van Israel
10583 1Kon 8:15 | En hij zeide: Geloofd zij de HEERE, de God Israels, Die
10584 1Kon 8:15 | zeide: Geloofd zij de HEERE, de God Israels, Die met Zijn
10585 1Kon 8:18 | 18 Maar de HEERE zeide tot David, mijn
10586 1Kon 8:20 | 20 Ze heeft de HEERE bevestigd Zijn woord,
10587 1Kon 8:20 | want ik ben opgestaan in de plaats van mijn vader David,
10588 1Kon 8:20 | troon van Israel, gelijk als de HEERE gesproken heeft; en
10589 1Kon 8:21 | een plaats beschikt voor de ark, waarin het verbond
10590 1Kon 8:22 | altaar des HEEREN, tegenover de ganse gemeente van Israel,
10591 1Kon 8:23 | den hemel, noch beneden op de aarde, houdende het verbond
10592 1Kon 8:23 | houdende het verbond en de weldadigheid aan Uw knechten,
10593 1Kon 8:27 | Maar waarlijk, zou God op de aarde wonen? Zie, de hemelen,
10594 1Kon 8:27 | op de aarde wonen? Zie, de hemelen, ja, de hemel der
10595 1Kon 8:27 | wonen? Zie, de hemelen, ja, de hemel der hemelen zouden
10596 1Kon 8:30 | 30 Hoor dan naar de smeking van Uw knecht, en
10597 1Kon 8:30 | bidden; en Gij, hoor in de plaats Uwer woning, in den
10598 1Kon 8:31 | zichzelven te vervloeken; en de eed des vloeks voor Uw altaar
10599 1Kon 8:34 | in den hemel, en vergeef de zonde van Uw volk Israel,
10600 1Kon 8:35 | 35 Als de hemel zal gesloten zijn,
10601 1Kon 8:36 | in den hemel, en vergeef de zonde van Uw knechten en
10602 1Kon 8:38 | zij erkennen, een ieder de plage zijns harten, en een
10603 1Kon 8:39 | Hoor Gij dan in den hemel, de vaste plaats Uwer woning,
10604 1Kon 8:40 | 40 Opdat zij U vrezen al de dagen, die zij leven zullen
10605 1Kon 8:43 | 43 Hoor Gij in den hemel, de vaste plaats Uwer woning,
10606 1Kon 8:49 | 49 Hoor dan in den hemel, de vaste plaats Uwer woning,
10607 1Kon 8:52 | Opdat Uw ogen open zijn tot de smeking van Uw knecht en
10608 1Kon 8:52 | smeking van Uw knecht en tot de smeking van Uw volk Israel,
10609 1Kon 8:55 | Zo stond hij, en zegende de ganse gemeente van Israel,
10610 1Kon 8:56 | 56 Geloofd zij de HEERE, Die aan Zijn volk
10611 1Kon 8:57 | 57 De HEERE, onze God, zij met
10612 1Kon 8:60 | volken der aarde weten, dat de HEERE die God is, niemand
10613 1Kon 8:62 | 62 En de koning, en gans Israel met
10614 1Kon 8:63 | huis des HEEREN ingewijd, de koning en al de kinderen
10615 1Kon 8:63 | ingewijd, de koning en al de kinderen Israels. ~
10616 1Kon 8:64 | Ten zelfden dage heiligde de koning het middelste des
10617 1Kon 8:64 | HEEREN was, was te klein, om de brandofferen, en de spijsofferen,
10618 1Kon 8:64 | om de brandofferen, en de spijsofferen, en het vet
10619 1Kon 8:65 | ingang af van Hamath tot de rivier van Egypte, voor
10620 1Kon 8:66 | goedsmoeds over al het goede, dat de HEERE aan David, Zijn knecht,
10621 1Kon 9:1 | huis des konings, en al de begeerten van Salomo, die
10622 1Kon 9:2 | 2 Dat de HEERE ten anderen male aan
10623 1Kon 9:3 | 3 En de HEERE zeide tot hem: Ik
10624 1Kon 9:8 | zal zeggen: Waarom heeft de HEERE alzo gedaan aan dit
10625 1Kon 9:9 | hen gediend; daarom heeft de HEERE al dit kwaad over
10626 1Kon 9:11 | 11 (Waartoe Hiram, de koning van Tyrus, Salomo
10627 1Kon 9:11 | opgebracht had), dat alstoen de koning Salomo aan Hiram
10628 1Kon 9:12 | Hiram toog uit van Tyrus, om de steden te bezien, die Salomo
10629 1Kon 9:15 | 15 Dit is nu de oorzaak van het uitschot,
10630 1Kon 9:15 | oorzaak van het uitschot, dat de koning Salomo deed opkomen,
10631 1Kon 9:16 | 16 Want Farao, de koning van Egypte, was opgekomen,
10632 1Kon 9:16 | haar met vuur verbrand, en de Kanaanieten, die in de stad
10633 1Kon 9:16 | en de Kanaanieten, die in de stad woonden, gedood, en
10634 1Kon 9:16 | had haar aan zijn dochter, de huisvrouw van Salomo, tot
10635 1Kon 9:18 | En Baalath, en Tamor in de woestijn, in dat land; ~
10636 1Kon 9:19 | 19 En al de schatsteden, die Salomo
10637 1Kon 9:19 | schatsteden, die Salomo had, en de wagensteden, en de steden
10638 1Kon 9:19 | had, en de wagensteden, en de steden der ruiteren, en
10639 1Kon 9:19 | steden der ruiteren, en wat de begeerte van Salomo begeerde
10640 1Kon 9:20 | dat overgebleven was van de Amorieten, Hethieten, Ferezieten,
10641 1Kon 9:20 | Jebusieten, die niet waren van de kinderen Israels; ~
10642 1Kon 9:21 | overgebleven waren, die de kinderen Israels niet hadden
10643 1Kon 9:22 | 22 Doch van de kinderen Israels maakte
10644 1Kon 9:22 | en zijn hoofdlieden, en de oversten zijner wagenen,
10645 1Kon 9:23 | 23 Dezen waren de oversten der bestelden,
10646 1Kon 9:24 | 24 Doch de dochter van Farao toog van
10647 1Kon 9:24 | dochter van Farao toog van de stad Davids op tot haar
10648 1Kon 9:26 | 26 De koning Salomo maakte ook
10649 1Kon 9:27 | scheepslieden, kenners van de zee, met de knechten van
10650 1Kon 9:27 | kenners van de zee, met de knechten van Salomo. ~
10651 1Kon 10:1 | 1 En toen de koningin van Scheba het
10652 1Kon 10:4 | 4 Als nu de koningin van Scheba zag
10653 1Kon 10:4 | koningin van Scheba zag al de wijsheid van Salomo, en
10654 1Kon 10:5 | 5 En de spijze zijner tafel, en
10655 1Kon 10:7 | dat gezien hebben; en zie, de helft is mij niet aangezegd;
10656 1Kon 10:9 | 9 Geloofd zij de HEERE, uw God, Die behagen
10657 1Kon 10:9 | Israel te zetten! Omdat de HEERE Israel in eeuwigheid
10658 1Kon 10:10 | als deze specerij, die de koningin van Scheba den
10659 1Kon 10:11 | 11 Verder ook de schepen van Hiram, die goud
10660 1Kon 10:12 | 12 En de koning maakte van dit almuggimhout
10661 1Kon 10:12 | mitsgaders harpen en luiten voor de zangers. Het almuggimhout
10662 1Kon 10:13 | 13 En de koning Salomo gaf de koningin
10663 1Kon 10:13 | En de koning Salomo gaf de koningin van Scheba al haar
10664 1Kon 10:15 | 15 Behalve dat van de kramers was, en van den
10665 1Kon 10:15 | koningen van Arabie, en van de geweldigen van dat land. ~
10666 1Kon 10:16 | 16 Ook maakte de koning Salomo tweehonderd
10667 1Kon 10:17 | opwegen tot elk schild; en de koning legde ze in het huis
10668 1Kon 10:18 | 18 Nog maakte de koning een groten elpenbenen
10669 1Kon 10:19 | zijden waren leuningen tot de zitplaats toe, en twee leeuwen
10670 1Kon 10:20 | leeuwen stonden daar op de zes trappen aan beide zijden,
10671 1Kon 10:21 | er aan; want het werd in de dagen van Salomo niet voor
10672 1Kon 10:22 | 22 Want de koning had in zee schepen
10673 1Kon 10:22 | schepen van Tharsis, met de schepen van Hiram; deze
10674 1Kon 10:23 | 23 Alzo werd de koning Salomo groter dan
10675 1Kon 10:24 | 24 En de ganse aarde zocht het aangezicht
10676 1Kon 10:26 | ruiteren, en legde ze in de wagensteden en bij den koning
10677 1Kon 10:27 | 27 En de koning maakte het zilver
10678 1Kon 10:27 | Jeruzalem te zijn als stenen, en de cederen maakte hij te zijn
10679 1Kon 10:27 | cederen maakte hij te zijn als de wilde vijgebomen, die in
10680 1Kon 10:27 | wilde vijgebomen, die in de laagte zijn, in menigte. ~
10681 1Kon 10:28 | aangaande het linnen garen, de kooplieden des konings namen
10682 1Kon 10:29 | koningen der Hethieten, en voor de koningen van Syrie.
10683 1Kon 11:1 | 1 En de koning Salomo had veel vreemde
10684 1Kon 11:1 | vrouwen lief, en dat benevens de dochter van Farao: Moabietische,
10685 1Kon 11:2 | Van die volken, waarvan de HEERE gezegd had tot de
10686 1Kon 11:2 | de HEERE gezegd had tot de kinderen Israels: Gijlieden
10687 1Kon 11:6 | Salomo dat kwaad was in de ogen des HEEREN; en volhardde
10688 1Kon 11:9 | 9 Daarom vertoornde Zich de HEERE tegen Salomo, omdat
10689 1Kon 11:10 | doch hij hield niet, wat de HEERE geboden had. ~
10690 1Kon 11:11 | 11 Daarom zeide de HEERE tot Salomo: Dewijl
10691 1Kon 11:12 | uws vaders Davids wil, van de hand uws zoons zal Ik het
10692 1Kon 11:14 | 14 Zo verwekte de HEERE Salomo een tegenpartijder,
10693 1Kon 11:15 | in Edom was, toen Joab, de krijgsoverste, optoog, om
10694 1Kon 11:15 | krijgsoverste, optoog, om de verslagenen te begraven,
10695 1Kon 11:19 | Hadad vond grote genade in de ogen van Farao, zodat hij
10696 1Kon 11:19 | hij hem tot een vrouw gaf de zuster zijner huisvrouw,
10697 1Kon 11:19 | zuster zijner huisvrouw, de zuster van Tachpenes, de
10698 1Kon 11:19 | de zuster van Tachpenes, de koningin. ~
10699 1Kon 11:20 | 20 En de zuster van Tachpenes baarde
10700 1Kon 11:20 | huis van Farao was, onder de zonen van Farao. ~
10701 1Kon 11:21 | ontslapen, en dat Joab, de krijgsoverste, dood was,
10702 1Kon 11:25 | Israels tegenpartijder al de dagen van Salomo, en dat
10703 1Kon 11:26 | 26 Daartoe Jerobeam, de zoon van Nebat, een Efrathiet
10704 1Kon 11:26 | een weduwvrouw), hief ook de hand op tegen den koning. ~
10705 1Kon 11:27 | 27 Dit is nu de zaak, waarom hij de hand
10706 1Kon 11:27 | is nu de zaak, waarom hij de hand tegen den koning ophief.
10707 1Kon 11:27 | Salomo bouwde Millo, en sloot de breuk der stad van zijn
10708 1Kon 11:28 | 28 En de man Jerobeam was een dapper
10709 1Kon 11:29 | uit Jeruzalem uitging, dat de profeet Ahia, de Siloniet,
10710 1Kon 11:29 | uitging, dat de profeet Ahia, de Siloniet, hem op den weg
10711 1Kon 11:31 | stukken; want alzo zegt de HEERE, de God Israels: Zie,
10712 1Kon 11:31 | want alzo zegt de HEERE, de God Israels: Zie, Ik zal
10713 1Kon 11:31 | Ik zal het koninkrijk van de hand van Salomo scheuren,
10714 1Kon 11:32 | wil, en om Jeruzalems wil, de stad, die Ik verkoren heb
10715 1Kon 11:34 | stel hem tot een vorst al de dagen zijns levens, om Mijns
10716 1Kon 11:35 | 35 Maar uit de hand zijns zoons zal Ik
10717 1Kon 11:36 | aangezicht hebbe in Jeruzalem, de stad, die Ik Mij verkoren
10718 1Kon 11:42 | 42 De tijd nu, dien Salomo te
10719 1Kon 11:43 | vaderen, en werd begraven in de stad van zijn vader David;
10720 1Kon 12:2 | geschiedde nu, als Jerobeam, de zoon van Nebat, dit hoorde,
10721 1Kon 12:3 | hem roepen; en Jerobeam en de ganse gemeente van Israel
10722 1Kon 12:6 | 6 En de koning Rehabeam hield raad
10723 1Kon 12:6 | Rehabeam hield raad met de oudsten, die gestaan hadden
10724 1Kon 12:8 | hadden; en hij hield raad met de jongelingen, die met hem
10725 1Kon 12:10 | 10 En de jongelingen, die met hem
10726 1Kon 12:12 | den derden dag, gelijk als de koning gesproken had, zeggende:
10727 1Kon 12:13 | 13 En de koning antwoordde het volk
10728 1Kon 12:15 | 15 Alzo hoorde de koning naar het volk niet;
10729 1Kon 12:15 | woord bevestigde, hetwelk de HEERE door den dienst van
10730 1Kon 12:16 | Toen gans Israel zag, dat de koning naar hen niet hoorde,
10731 1Kon 12:17 | 17 Doch aangaande de kinderen van Israel, die
10732 1Kon 12:17 | kinderen van Israel, die in de steden van Juda woonden,
10733 1Kon 12:18 | 18 Toen zond de koning Rehabeam Adoram,
10734 1Kon 12:18 | Rehabeam Adoram, die over de schatting was; en het ganse
10735 1Kon 12:18 | stenen, dat hij stierf; maar de koning Rehabeam vervloekte
10736 1Kon 12:19 | 19 Alzo vielen de Israelieten van het huis
10737 1Kon 12:20 | henen zonden, en hem in de vergadering riepen, en hem
10738 1Kon 12:20 | volgde het huis Davids, dan de stam van Juda alleen. ~
10739 1Kon 12:24 | 24 Zo zegt de HEERE: Gij zult niet optrekken,
10740 1Kon 12:24 | strijden tegen uw broederen, de kinderen Israels; een ieder
10741 1Kon 12:28 | 28 Daarom hield de koning een raad, en maakte
10742 1Kon 12:31 | en maakte priesteren van de geringsten des volks, die
10743 1Kon 12:31 | volks, die niet waren uit de zonen van Levi. ~
10744 1Kon 12:32 | Jerobeam maakte een feest in de achtste maand, op den vijftienden
10745 1Kon 13:2 | Altaar, altaar, zo zegt de HEERE: Zie, een zoon zal
10746 1Kon 13:2 | Josia; die zal op u offeren de priesters der hoogten, die
10747 1Kon 13:3 | dat wonderteken, waarvan de HEERE gesproken heeft; ziet,
10748 1Kon 13:3 | zal vaneen gescheurd, en de as, die daarop is, afgestort
10749 1Kon 13:4 | 4 Het geschiedde nu, als de koning het woord van den
10750 1Kon 13:5 | werd vaneen gescheurd, en de as van het altaar afgestort,
10751 1Kon 13:5 | naar dat wonderteken, dat de man Gods gegeven had, door
10752 1Kon 13:6 | 6 Toen antwoordde de koning, en zeide tot den
10753 1Kon 13:6 | weder tot mij kome! Toen bad de man Gods het aangezicht
10754 1Kon 13:6 | des HEEREN ernstelijk; en de hand des konings kwam weder
10755 1Kon 13:7 | 7 En de koning sprak tot den man
10756 1Kon 13:8 | 8 Maar de man Gods zeide tot den koning:
10757 1Kon 13:8 | koning: Al gaaft gij mij de helft van uw huis, zo zou
10758 1Kon 13:9 | 9 Want zo heeft mij de HEERE geboden door Zijn
10759 1Kon 13:11 | vertelde hem al het werk, dat de man Gods te dien dage in
10760 1Kon 13:11 | Beth-El gedaan had, met de woorden, die hij tot den
10761 1Kon 13:12 | hadden den weg gezien, welken de man Gods was getogen, die
10762 1Kon 13:14 | zeide tot hem: Zijt gij de man Gods, die uit Juda gekomen
10763 1Kon 13:20 | geschiedde, als zij aan de tafel zaten, dat het woord
10764 1Kon 13:21 | gekomen was, zeggende: Zo zegt de HEERE: Daarom dat gij den
10765 1Kon 13:21 | gehouden hebt het gebod, dat u de HEERE, uw God, geboden had, ~
10766 1Kon 13:24 | geworpen op den weg, en de ezel stond daarbij; ook
10767 1Kon 13:24 | stond daarbij; ook stond de leeuw bij het dode lichaam. ~
10768 1Kon 13:25 | kwamen en zeiden het in de stad, waarin de oude profeet
10769 1Kon 13:25 | zeiden het in de stad, waarin de oude profeet woonde. ~
10770 1Kon 13:26 | 26 Als de profeet, die hem van den
10771 1Kon 13:26 | hoorde, zo zeide hij: Het is de man Gods, die den mond des
10772 1Kon 13:26 | is geweest; daarom heeft de HEERE hem den leeuw overgegeven
10773 1Kon 13:28 | staande bij het dode lichaam; de leeuw had het dode lichaam
10774 1Kon 13:29 | 29 Toen nam de profeet het dode lichaam
10775 1Kon 13:29 | voerde het wederom; zo kwam de oude profeet in de stad
10776 1Kon 13:29 | kwam de oude profeet in de stad om rouw te bedrijven
10777 1Kon 13:31 | mij in dat graf, waarin de man Gods begraven is, en
10778 1Kon 13:32 | 32 Want de zaak zal gewisselijk geschieden,
10779 1Kon 13:32 | Beth-El is, en tegen al de huizen der hoogten, die
10780 1Kon 13:32 | huizen der hoogten, die in de steden van Samaria zijn. ~
10781 1Kon 13:33 | priesters der hoogten van de geringsten des volks; wie
10782 1Kon 13:33 | vulde hij, en werd een van de priesters der hoogten. ~
10783 1Kon 14:1 | dierzelfder tijd was Abia, de zoon van Jerobeam, krank. ~
10784 1Kon 14:2 | naar Silo, zie, daar is de profeet Ahia, die van mij
10785 1Kon 14:5 | 5 Maar de HEERE zeide tot Ahia: Zie,
10786 1Kon 14:7 | heen, zeg Jerobeam: Zo zegt de HEERE, de God Israels: Daarom,
10787 1Kon 14:7 | Jerobeam: Zo zegt de HEERE, de God Israels: Daarom, dat
10788 1Kon 14:10 | verlatene in Israel; en Ik zal de nakomelingen van het huis
10789 1Kon 14:10 | Jerobeam wegdoen, gelijk de drek weggedaan wordt, totdat
10790 1Kon 14:11 | 11 Die van Jerobeam in de stad sterft, zullen de honden
10791 1Kon 14:11 | in de stad sterft, zullen de honden eten; en die in het
10792 1Kon 14:11 | het veld sterft, zullen de vogelen des hemels eten;
10793 1Kon 14:11 | vogelen des hemels eten; want de HEERE heeft het gesproken. ~
10794 1Kon 14:12 | uw huis; als uw voeten in de stad zullen gekomen zijn,
10795 1Kon 14:14 | 14 Doch de HEERE zal Zich een koning
10796 1Kon 14:15 | 15 De HEERE zal ook Israel slaan,
10797 1Kon 14:17 | het huis kwam, zo stierf de jongeling. ~
10798 1Kon 14:20 | 20 De dagen nu, die Jerobeam heeft
10799 1Kon 14:21 | 21 Rehabeam nu, de zoon van Salomo, regeerde
10800 1Kon 14:21 | zeventien jaren te Jeruzalem, in de stad, die de HEERE verkoren
10801 1Kon 14:21 | Jeruzalem, in de stad, die de HEERE verkoren had uit al
10802 1Kon 14:21 | HEERE verkoren had uit al de stammen van Israel, om Zijn
10803 1Kon 14:21 | Naam daar te zetten; en de naam zijner moeder was Naama,
10804 1Kon 14:21 | zijner moeder was Naama, de Ammonietische. ~
10805 1Kon 14:22 | Juda deed wat kwaad was in de ogen des HEEREN, en zij
10806 1Kon 14:24 | land; zij deden naar al de gruwelen der heidenen, die
10807 1Kon 14:24 | gruwelen der heidenen, die de HEERE van het aangezicht
10808 1Kon 14:24 | der kinderen Israels uit de bezitting verdreven had. ~
10809 1Kon 14:25 | koning Rehabeam, dat Sisak, de koning van Egypte, optoog
10810 1Kon 14:26 | 26 En hij nam de schatten van het huis des
10811 1Kon 14:26 | het huis des HEEREN, en de schatten van het huis des
10812 1Kon 14:26 | alles weg; hij nam ook al de gouden schilden weg, die
10813 1Kon 14:27 | 27 En de koning Rehabeam maakte,
10814 1Kon 14:27 | en hij beval die onder de hand van de oversten der
10815 1Kon 14:27 | beval die onder de hand van de oversten der trawanten,
10816 1Kon 14:27 | oversten der trawanten, die de deur van het huis des konings
10817 1Kon 14:28 | het geschiedde, zo wanneer de koning in het huis des HEEREN
10818 1Kon 14:28 | huis des HEEREN ging, dat de trawanten dezelve droegen,
10819 1Kon 14:31 | begraven bij zijn vaderen in de stad Davids; en de naam
10820 1Kon 14:31 | vaderen in de stad Davids; en de naam zijner moeder was Naama,
10821 1Kon 14:31 | zijner moeder was Naama, de Ammonietische; en zijn zoon
10822 1Kon 15:2 | drie jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Maacha,
10823 1Kon 15:3 | 3 En hij wandelde in al de zonden zijns vaders, die
10824 1Kon 15:4 | Maar om Davids wil, gaf de HEERE, zijn God, hem een
10825 1Kon 15:5 | gedaan had wat recht was in de ogen des HEEREN, en niet
10826 1Kon 15:5 | Hij hem geboden had, al de dagen zijns levens, dan
10827 1Kon 15:5 | zijns levens, dan alleen in de zaak van Uria, den Hethiet. ~
10828 1Kon 15:6 | Rehabeam en tussen Jerobeam, al de dagen zijns levens. ~
10829 1Kon 15:8 | en zij begroeven hem in de stad Davids; en Asa, zijn
10830 1Kon 15:10 | veertig jaren te Jeruzalem, en de naam zijner moeder was Maacha,
10831 1Kon 15:11 | Asa deed wat recht was in de ogen des HEEREN, gelijk
10832 1Kon 15:12 | 12 Want hij nam weg de schandjongens uit het land,
10833 1Kon 15:12 | het land, en deed weg al de drekgoden, die zijn vaders
10834 1Kon 15:13 | afgod, en verbrandde hem aan de beek Kidron.
10835 1Kon 15:14 | 14 De hoogten werden wel niet
10836 1Kon 15:15 | bracht in het huis des HEEREN de geheiligde dingen zijns
10837 1Kon 15:17 | 17 Want Baesa, de koning van Israel, toog
10838 1Kon 15:18 | dat overgebleven was in de schatten van het huis des
10839 1Kon 15:18 | het huis des HEEREN, en de schatten van het huis des
10840 1Kon 15:18 | des konings, en gaf ze in de hand zijner knechten; en
10841 1Kon 15:18 | hand zijner knechten; en de koning Asa zond ze tot Benhadad,
10842 1Kon 15:20 | den koning Asa, en zond de oversten der heiren, die
10843 1Kon 15:20 | heiren, die hij had, tegen de steden van Israel; en sloeg
10844 1Kon 15:22 | 22 Toen liet de koning Asa door gans Juda
10845 1Kon 15:22 | niemand was vrij), dat zij de stenen van Rama, en het
10846 1Kon 15:22 | waarmede Baesa gebouwd had; en de koning Asa bouwde daarmede
10847 1Kon 15:23 | wat hij gedaan heeft, en de steden, die hij gebouwd
10848 1Kon 15:24 | begraven met zijn vaderen, in de stad van zijn vader David;
10849 1Kon 15:25 | 25 Nadab nu, de zoon van Jerobeam, werd
10850 1Kon 15:26 | hij deed wat kwaad was in de ogen des HEEREN, en wandelde
10851 1Kon 15:27 | 27 En Baesa, de zoon van Ahia, van het huis
10852 1Kon 15:30 | 30 Om de zonden van Jerobeam, die
10853 1Kon 15:33 | koning van Juda, werd Baesa, de zoon van Ahia, koning over
10854 1Kon 15:34 | hij deed wat kwaad was in de ogen des HEEREN, en wandelde
10855 1Kon 16:3 | 3 Zie, zo zal Ik de nakomelingen van Baesa,
10856 1Kon 16:3 | nakomelingen van Baesa, en de nakomelingen van zijn huis
10857 1Kon 16:4 | 4 Die van Baesa in de stad sterft, zullen de honden
10858 1Kon 16:4 | in de stad sterft, zullen de honden eten, en die van
10859 1Kon 16:4 | het veld sterft, zullen de vogelen des hemels eten. ~
10860 1Kon 16:7 | kwaad, dat hij gedaan had in de ogen des HEEREN, Hem tot
10861 1Kon 16:8 | koning van Juda, werd Ela, de zoon van Baesa, koning over
10862 1Kon 16:9 | zijn knecht, overste van de helft der wagenen, maakte
10863 1Kon 16:13 | 13 Om al de zonden van Baesa, en de
10864 1Kon 16:13 | de zonden van Baesa, en de zonden van Ela, zijn zoon,
10865 1Kon 16:18 | geschiedde, als Zimri zag, dat de stad ingenomen was, dat
10866 1Kon 16:19 | doende wat kwaad was in de ogen des HEEREN, wandelende
10867 1Kon 16:21 | verdeeld in twee helften; de helft des volks volgde Tibni,
10868 1Kon 16:21 | hem koning te maken; en de helft volgde Omri. ~
10869 1Kon 16:25 | Omri deed wat kwaad was in de ogen des HEEREN; ja, hij
10870 1Kon 16:29 | 29 En Achab, de zoon van Omri, werd koning
10871 1Kon 16:29 | koning van Juda; en Achab, de zoon van Omri, regeerde
10872 1Kon 16:30 | Omri, deed wat kwaad was in de ogen des HEEREN, meer dan
10873 1Kon 16:31 | zaak, dat hij wandelde in de zonden van Jerobeam, den
10874 1Kon 16:31 | nog ter vrouwe nam Izebel, de dochter van Eth-Baal, den
10875 1Kon 16:34 | zijn dagen bouwde Hiel, de Betheliet, Jericho; op Abiram,
10876 1Kon 17:1 | 1 En Elia, de Thisbiet, van de inwoneren
10877 1Kon 17:1 | En Elia, de Thisbiet, van de inwoneren van Gilead, zeide
10878 1Kon 17:1 | Achab: Zo waarachtig als de HEERE, de God Israels, leeft,
10879 1Kon 17:1 | waarachtig als de HEERE, de God Israels, leeft, voor
10880 1Kon 17:3 | oosten, en verberg u aan de beek Krith, die voor aan
10881 1Kon 17:3 | beek Krith, die voor aan de Jordaan is. ~
10882 1Kon 17:4 | geschieden, dat gij uit de beek drinken zult; en Ik
10883 1Kon 17:4 | drinken zult; en Ik heb de raven geboden, dat zij u
10884 1Kon 17:5 | want hij ging en woonde bij de beek Krith, die voor aan
10885 1Kon 17:5 | beek Krith, die voor aan de Jordaan is. ~
10886 1Kon 17:6 | 6 En de raven brachten hem des morgens
10887 1Kon 17:6 | avonds; en hij dronk uit de beek. ~
10888 1Kon 17:7 | einde van vele dagen, dat de beek uitdroogde; want geen
10889 1Kon 17:10 | Zarfath. Als hij nu aan de poort der stad kwam, ziet,
10890 1Kon 17:12 | zeide: Zo waarachtig als de HEERE, uw God, leeft, indien
10891 1Kon 17:12 | alleen een hand vol meels in de kruik, en een weinig olie
10892 1Kon 17:12 | kruik, en een weinig olie in de fles! En zie ik heb een
10893 1Kon 17:14 | 14 Want zo zegt de HEERE, de God Israels: Het
10894 1Kon 17:14 | 14 Want zo zegt de HEERE, de God Israels: Het meel van
10895 1Kon 17:14 | God Israels: Het meel van de kruik zal niet verteerd
10896 1Kon 17:14 | niet verteerd worden, en de olie der fles zal niet ontbreken,
10897 1Kon 17:14 | ontbreken, tot op den dag, dat de HEERE regen op den aardbodem
10898 1Kon 17:16 | 16 Het meel van de kruik werd niet verteerd,
10899 1Kon 17:16 | kruik werd niet verteerd, en de olie van de fles ontbrak
10900 1Kon 17:16 | verteerd, en de olie van de fles ontbrak niet, naar
10901 1Kon 17:17 | geschiedde na deze dingen, dat de zoon dezer vrouw, der waardin
10902 1Kon 17:19 | schoot, en droeg hem boven in de opperzaal, waar hij zelf
10903 1Kon 17:21 | HEERE, mijn God, laat toch de ziel van dit kind in hem
10904 1Kon 17:22 | 22 En de HEERE verhoorde de stem
10905 1Kon 17:22 | 22 En de HEERE verhoorde de stem van Elia; en de ziel
10906 1Kon 17:22 | verhoorde de stem van Elia; en de ziel van het kind kwam weder
10907 1Kon 17:23 | kind, en bracht het af van de opperzaal in het huis, en
10908 1Kon 17:24 | 24 Toen zeide de vrouw tot Elia: Nu weet
10909 1Kon 18:2 | aan Achab te vertonen. En de honger was sterk in Samaria. ~
10910 1Kon 18:4 | het geschiedde, als Izebel de profeten des HEEREN uitroeide,
10911 1Kon 18:5 | wij gras vinden, opdat wij de paarden en de muilezelen
10912 1Kon 18:5 | opdat wij de paarden en de muilezelen in het leven
10913 1Kon 18:5 | en niets uitroeien van de beesten. ~
10914 1Kon 18:9 | dat gij uw knecht geeft in de hand van Achab, dat hij
10915 1Kon 18:10 | 10 Zo waarachtig als de HEERE, uw God, leeft, zo
10916 1Kon 18:12 | zou weggegaan zijn, dat de Geest des HEEREN u wegnam,
10917 1Kon 18:13 | ik gedaan heb, als Izebel de profeten des HEEREN doodde?
10918 1Kon 18:13 | HEEREN doodde? Dat ik van de profeten des HEEREN honderd
10919 1Kon 18:15 | zeide: Zo waarachtig als de HEERE der heirscharen leeft,
10920 1Kon 18:18 | daarmede, dat gijlieden de geboden des HEEREN verlaten
10921 1Kon 18:18 | HEEREN verlaten hebt en de Baals nagevolgd zijt. ~
10922 1Kon 18:19 | Israel op den berg Karmel, en de vierhonderd en vijftig profeten
10923 1Kon 18:19 | vijftig profeten van Baal, en de vierhonderd profeten van
10924 1Kon 18:19 | profeten van het bos, die van de tafel van Izebel eten. ~
10925 1Kon 18:20 | kinderen Israels, en verzamelde de profeten op den berg Karmel. ~
10926 1Kon 18:21 | gij op twee gedachten? Zo de HEERE God is, volgt Hem
10927 1Kon 18:22 | HEEREN overgebleven, en de profeten van Baal zijn vierhonderd
10928 1Kon 18:24 | des HEEREN aanroepen; en de God, Die door vuur antwoorden
10929 1Kon 18:25 | 25 En Elia zeide tot de profeten van Baal: Kiest
10930 1Kon 18:26 | 26 En zij namen de var, dien hij hun gegeven
10931 1Kon 18:29 | 29 Het geschiedde nu, als de middag voorbij was, dat
10932 1Kon 18:31 | het getal der stammen van de kinderen Jakobs, tot welke
10933 1Kon 18:32 | rondom het altaar, naar de wijdte van twee maten zaads. ~
10934 1Kon 18:35 | liep; daartoe vulde hij ook de groeve met water. ~
10935 1Kon 18:36 | spijsoffer offerde, dat de profeet Elia naderde, en
10936 1Kon 18:38 | 38 Toen viel het vuur de HEEREN, en verteerde dat
10937 1Kon 18:38 | dat water op, hetwelk in de groeve was. ~
10938 1Kon 18:39 | aangezichten, en zeiden: De HEERE is God, de HEERE is
10939 1Kon 18:39 | zeiden: De HEERE is God, de HEERE is God! ~
10940 1Kon 18:40 | Elia zeide tot hen: Grijpt de profeten van Baal, dat niemand
10941 1Kon 18:40 | Elia voerde hen af naar de beek Kison, en slachtte
10942 1Kon 18:42 | maar Elia ging op naar de hoogte van Karmel, en breidde
10943 1Kon 18:43 | Ga nu op, en zie uit naar de zee. Toen ging hij op, en
10944 1Kon 18:44 | 44 En het geschiedde op de zevende maal, dat hij zeide:
10945 1Kon 18:44 | eens mans hand, gaat op van de zee. En hij zeide: Ga op,
10946 1Kon 18:44 | Span aan, en kom af, dat u de regen niet ophoude. ~
10947 1Kon 18:45 | geschiedde ondertussen, dat de hemel van wolken en wind
10948 1Kon 18:46 | 46 En de hand des HEEREN was over
10949 1Kon 19:1 | gedood had, te weten al de profeten, met het zwaard. ~
10950 1Kon 19:2 | om te zeggen: Zo doen mij de goden, en doen zo daartoe,
10951 1Kon 19:2 | tijd uw ziel stellen, als de ziel van een hunner. ~
10952 1Kon 19:4 | Maar hij zelf ging henen in de woestijn een dagreis, en
10953 1Kon 19:6 | hoofdeinde was een koek op de kolen gebakken, en een fles
10954 1Kon 19:7 | 7 En de engel des HEEREN kwam ten
10955 1Kon 19:7 | zeide: Sta op, eet, want de weg zou te veel voor u zijn. ~
10956 1Kon 19:8 | dronk; en hij ging, door de kracht derzelver spijs,
10957 1Kon 19:10 | God der heirscharen; want de kinderen Israels hebben
10958 1Kon 19:11 | aangezicht des HEEREN. En ziet, de HEERE ging voorbij, en een
10959 1Kon 19:11 | sterke wind, scheurende de bergen, en brekende de steenrotsen,
10960 1Kon 19:11 | scheurende de bergen, en brekende de steenrotsen, voor den HEERE
10961 1Kon 19:11 | voor den HEERE henen; doch de HEERE was in den wind niet;
10962 1Kon 19:11 | dezen wind een aardbeving; de HEERE was ook in de aardbeving
10963 1Kon 19:11 | aardbeving; de HEERE was ook in de aardbeving niet; ~
10964 1Kon 19:12 | 12 En na de aardbeving een vuur; de
10965 1Kon 19:12 | de aardbeving een vuur; de HEERE was ook in het vuur
10966 1Kon 19:14 | God der heirscharen; want de kinderen Israels hebben
10967 1Kon 19:15 | 15 En de HEERE zeide tot hem: Ga,
10968 1Kon 19:15 | weder op uwen weg, naar de woestijn van Damaskus; en
10969 1Kon 19:20 | 20 En hij verliet de runderen, en liep Elia na,
10970 1Kon 20:1 | 1 En Benhadad, de koning van Syrie, vergaderde
10971 1Kon 20:2 | den koning van Israel, in de stad. ~
10972 1Kon 20:4 | 4 En de koning van Israel antwoordde
10973 1Kon 20:4 | Naar uw woord, mijn heer de koning, ik ben uwe, en al
10974 1Kon 20:5 | 5 Daarna kwamen de boden weder, en zeiden:
10975 1Kon 20:6 | zenden, dat zij uw huis en de huizen uwer knechten bezoeken;
10976 1Kon 20:7 | 7 Toen riep de koning van Israel alle oudsten
10977 1Kon 20:8 | 8 Doch al de oudsten, en het ganse volk,
10978 1Kon 20:9 | 9 Daarom zeide hij tot de boden van Benhadad: Zegt
10979 1Kon 20:9 | ik niet doen. Zo gingen de boden heen en brachten hem
10980 1Kon 20:10 | Benhadad zond tot hem en zeide: De goden doen mij zo, en doen
10981 1Kon 20:11 | 11 Maar de koning van Israel antwoordde
10982 1Kon 20:12 | hij was drinkende, hij en de koningen in de tenten, dat
10983 1Kon 20:12 | drinkende, hij en de koningen in de tenten, dat hij zeide tot
10984 1Kon 20:12 | En zij legden aan tegen de stad. ~
10985 1Kon 20:13 | Israel, en zeide: Zo zegt de HEERE: Hebt gij gezien al
10986 1Kon 20:13 | opdat gij weet, dat Ik de HEERE ben. ~
10987 1Kon 20:14 | wie? En hij zeide: Zo zegt de HEERE: Door de jongens van
10988 1Kon 20:14 | Zo zegt de HEERE: Door de jongens van de oversten
10989 1Kon 20:14 | HEERE: Door de jongens van de oversten der landschappen.
10990 1Kon 20:15 | 15 Toen telde hij de jongens van de oversten
10991 1Kon 20:15 | telde hij de jongens van de oversten der landschappen,
10992 1Kon 20:15 | telde hij al het volk, al de kinderen Israels, zeven
10993 1Kon 20:16 | nu dronk zich dronken in de tenten, hij en de koningen,
10994 1Kon 20:16 | dronken in de tenten, hij en de koningen, de twee en dertig
10995 1Kon 20:16 | tenten, hij en de koningen, de twee en dertig koningen,
10996 1Kon 20:17 | 17 En de jongens van de oversten
10997 1Kon 20:17 | 17 En de jongens van de oversten der landschappen
10998 1Kon 20:19 | Zo togen deze jongens van de oversten der landschappen
10999 1Kon 20:19 | oversten der landschappen uit de stad, en het heir, dat hen
11000 1Kon 20:20 | ieder sloeg zijn man, zodat de Syriers vloden, en Israel
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33382 |