Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
david 1016
davids 151
dden 1
de 33382
debir 14
debora 10
dedagen 1
Frequency    [«  »]
-----
-----
46573 en
33382 de
19256 van
18165 het
13263 zijn

Bijbel

IntraText - Concordances

de

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33382

      Book Chapter: Verse
11501 2Kon 11:4 | jaar nu zond Jojada, en nam de oversten van honderd met 11502 2Kon 11:4 | oversten van honderd met de hoofdmannen, en met de trawanten, 11503 2Kon 11:4 | met de hoofdmannen, en met de trawanten, en hij bracht 11504 2Kon 11:5 | gebood hun, zeggende: Dit is de zaak, die gij doen zult: 11505 2Kon 11:5 | den sabbat ingaan, zullen de wacht waarnemen van het 11506 2Kon 11:6 | derde deel zal zijn aan de poort Sur; en een derde 11507 2Kon 11:6 | Sur; en een derde deel aan de poort achter de trawanten; 11508 2Kon 11:6 | deel aan de poort achter de trawanten; zo zult gij waarnemen 11509 2Kon 11:6 | trawanten; zo zult gij waarnemen de wacht van dit huis, tegen 11510 2Kon 11:7 | 7 En de twee delen van ulieden, 11511 2Kon 11:7 | den sabbat uitgaan, zullen de wacht van het huis des HEEREN 11512 2Kon 11:8 | hand, en hij, die tussen de ordeningen intreedt, zal 11513 2Kon 11:9 | 9 De oversten dan van honderd 11514 2Kon 11:9 | honderd deden naar al wat de priester Jojada geboden 11515 2Kon 11:10 | 10 En de priester gaf aan de oversten 11516 2Kon 11:10 | 10 En de priester gaf aan de oversten van honderd de 11517 2Kon 11:10 | de oversten van honderd de spiesen en de schilden, 11518 2Kon 11:10 | van honderd de spiesen en de schilden, die van den koning 11519 2Kon 11:11 | 11 En de trawanten stonden, ieder 11520 2Kon 11:11 | wapenen in zijn hand, van de rechterzijde van het huis, 11521 2Kon 11:11 | rechterzijde van het huis, tot de linkerzijde van het huis, 11522 2Kon 11:12 | zoon voor, en zette hem de kroon op, en gaf hem de 11523 2Kon 11:12 | de kroon op, en gaf hem de getuigenis; en zij maakten 11524 2Kon 11:12 | daartoe klapten zij met de handen, en zeiden: De koning 11525 2Kon 11:12 | met de handen, en zeiden: De koning leve! ~ 11526 2Kon 11:13 | 13 Toen Athalia hoorde de stem der trawanten en des 11527 2Kon 11:14 | En zij zag toe, en ziet, de koning stond bij den pilaar, 11528 2Kon 11:14 | stond bij den pilaar, naar de wijze, en de oversten en 11529 2Kon 11:14 | pilaar, naar de wijze, en de oversten en de trompetten 11530 2Kon 11:14 | wijze, en de oversten en de trompetten bij den koning; 11531 2Kon 11:15 | 15 Maar de priester Jojada gebood aan 11532 2Kon 11:15 | priester Jojada gebood aan de oversten van honderd, die 11533 2Kon 11:15 | Brengt haar uit tot buiten de ordeningen, en doodt, wie 11534 2Kon 11:15 | volgt, met het zwaard; want de priester had gezegd: Laat 11535 2Kon 11:16 | 16 En zij legden de handen aan haar; en zij 11536 2Kon 11:17 | zijn; mitsgaders tussen de koning en tussen het volk. ~ 11537 2Kon 11:18 | Baal, sloegen zij dood voor de altaren. De priester nu 11538 2Kon 11:18 | zij dood voor de altaren. De priester nu bestelde de 11539 2Kon 11:18 | De priester nu bestelde de ambten in het huis des HEEREN. ~ 11540 2Kon 11:19 | 19 En hij nam de oversten van honderd, en 11541 2Kon 11:19 | oversten van honderd, en de hoofdmannen, en de trawanten, 11542 2Kon 11:19 | honderd, en de hoofdmannen, en de trawanten, en al het volk 11543 2Kon 11:19 | kwamen door den weg van de poort der trawanten tot 11544 2Kon 11:20 | des lands was blijde, en de stad werd stil, nadat zij 11545 2Kon 12:1 | veertig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Zibja 11546 2Kon 12:2 | Joas deed dat recht was in de ogen des HEEREN, al zijn 11547 2Kon 12:2 | al zijn dagen, in dewelke de priester Jojada hem onderwees. ~ 11548 2Kon 12:3 | 3 Alleenlijk werden de hoogten niet weggenomen; 11549 2Kon 12:3 | offerde en rookte nog op de hoogten. ~ 11550 2Kon 12:4 | 4 En Joas zeide tot de priesteren: Al het geld 11551 2Kon 12:4 | desgenen, die overgaat tot de getelden, het geld van een 11552 2Kon 12:5 | 5 Zullen de priesters tot zich nemen, 11553 2Kon 12:5 | zijn bekende; en zij zullen de breuken van het huis verbeteren, 11554 2Kon 12:6 | van den koning Joas, dat de priesters de breuken van 11555 2Kon 12:6 | koning Joas, dat de priesters de breuken van het huis niet 11556 2Kon 12:7 | 7 Toen riep de koning Joas den priester 11557 2Kon 12:7 | Joas den priester Jojada en de andere priesteren, en zeide 11558 2Kon 12:7 | Waarom betert gijlieden niet de breuken van het huis? Nu 11559 2Kon 12:7 | gij het zoudt geven voor de breuken van het huis. ~ 11560 2Kon 12:8 | 8 En de priesters bewilligden van 11561 2Kon 12:8 | geen geld te nemen, noch de breuken van het huis te 11562 2Kon 12:9 | 9 Maar de priester Jojada nam een 11563 2Kon 12:9 | het huis des HEEREN; en de priesters, die den dorpel 11564 2Kon 12:10 | zagen, dat veel gelds in de kist was, dat des konings 11565 2Kon 12:11 | zij besteedden het uit aan de timmerlieden en aan de bouwlieden, 11566 2Kon 12:11 | aan de timmerlieden en aan de bouwlieden, die het huis 11567 2Kon 12:12 | 12 En aan de metselaren, en aan de steenhouwers, 11568 2Kon 12:12 | aan de metselaren, en aan de steenhouwers, en om hout 11569 2Kon 12:12 | gehouwen stenen te kopen, om de breuken van het huis des 11570 2Kon 12:15 | eisten zij geen rekening van de mannen, wien zij dat geld 11571 2Kon 12:16 | niet gebracht; het was voor de priesteren. ~ 11572 2Kon 12:17 | 17 Toen trok Hazael, de koning van Syrie op, en 11573 2Kon 12:18 | 18 Maar Joas, de koning van Juda, nam al 11574 2Kon 12:18 | koning van Juda, nam al de geheiligde dingen, die Josafat, 11575 2Kon 12:18 | en Ahazia, zijn vaderen, de koningen van Juda, geheiligd 11576 2Kon 12:18 | goud, dat gevonden werd in de schatten van het huis des 11577 2Kon 12:21 | 21 Want Jozacar, de zoon van Simeath, en Jozabad, 11578 2Kon 12:21 | van Simeath, en Jozabad, de zoon van Somer, zijn knechten, 11579 2Kon 12:21 | hem met zijn vaderen in de stad Davids; en Amazia, 11580 2Kon 13:1 | veertig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Zibja 11581 2Kon 13:2 | Joas deed dat recht was in de ogen des HEEREN, al zijn 11582 2Kon 13:2 | al zijn dagen, in dewelke de priester Jojada hem onderwees. ~ 11583 2Kon 13:3 | 3 Alleenlijk werden de hoogten niet weggenomen; 11584 2Kon 13:3 | offerde en rookte nog op de hoogten. ~ 11585 2Kon 13:4 | 4 En Joas zeide tot de priesteren: Al het geld 11586 2Kon 13:4 | desgenen, die overgaat tot de getelden, het geld van een 11587 2Kon 13:5 | 5 Zullen de priesters tot zich nemen, 11588 2Kon 13:5 | zijn bekende; en zij zullen de breuken van het huis verbeteren, 11589 2Kon 13:6 | van den koning Joas, dat de priesters de breuken van 11590 2Kon 13:6 | koning Joas, dat de priesters de breuken van het huis niet 11591 2Kon 13:7 | 7 Toen riep de koning Joas den priester 11592 2Kon 13:7 | Joas den priester Jojada en de andere priesteren, en zeide 11593 2Kon 13:7 | Waarom betert gijlieden niet de breuken van het huis? Nu 11594 2Kon 13:7 | gij het zoudt geven voor de breuken van het huis. ~ 11595 2Kon 13:8 | 8 En de priesters bewilligden van 11596 2Kon 13:8 | geen geld te nemen, noch de breuken van het huis te 11597 2Kon 13:9 | 9 Maar de priester Jojada nam een 11598 2Kon 13:9 | het huis des HEEREN; en de priesters, die den dorpel 11599 2Kon 13:10 | zagen, dat veel gelds in de kist was, dat des konings 11600 2Kon 13:11 | zij besteedden het uit aan de timmerlieden en aan de bouwlieden, 11601 2Kon 13:11 | aan de timmerlieden en aan de bouwlieden, die het huis 11602 2Kon 13:12 | 12 En aan de metselaren, en aan de steenhouwers, 11603 2Kon 13:12 | aan de metselaren, en aan de steenhouwers, en om hout 11604 2Kon 13:12 | gehouwen stenen te kopen, om de breuken van het huis des 11605 2Kon 13:15 | eisten zij geen rekening van de mannen, wien zij dat geld 11606 2Kon 13:16 | niet gebracht; het was voor de priesteren. ~ 11607 2Kon 13:17 | 17 Toen trok Hazael, de koning van Syrie op, en 11608 2Kon 13:18 | 18 Maar Joas, de koning van Juda, nam al 11609 2Kon 13:18 | koning van Juda, nam al de geheiligde dingen, die Josafat, 11610 2Kon 13:18 | en Ahazia, zijn vaderen, de koningen van Juda, geheiligd 11611 2Kon 13:18 | goud, dat gevonden werd in de schatten van het huis des 11612 2Kon 13:21 | 21 Want Jozacar, de zoon van Simeath, en Jozabad, 11613 2Kon 13:21 | van Simeath, en Jozabad, de zoon van Somer, zijn knechten, 11614 2Kon 13:21 | hem met zijn vaderen in de stad Davids; en Amazia, 11615 2Kon 14:1 | koning van Juda, werd Joahaz, de zoon van Jehu, koning over 11616 2Kon 14:2 | hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN; want hij 11617 2Kon 14:2 | HEEREN; want hij wandelde na de zonden van Jerobeam, den 11618 2Kon 14:3 | Israel; en Hij gaf hen in de hand van Hazael, den koning 11619 2Kon 14:3 | koning van Syrie, en in de hand van Benhadad, den zoon 11620 2Kon 14:4 | aangezicht ernstelijk aan; en de HEERE verhoorde hem; want 11621 2Kon 14:4 | verhoorde hem; want Hij zag de verdrukking van Israel, 11622 2Kon 14:4 | verdrukking van Israel, dat de koning van Syrie hen verdrukte. ~ 11623 2Kon 14:5 | 5 (Zo gaf de HEERE Israel een verlosser, 11624 2Kon 14:5 | verlosser, dat zij van onder de hand der Syriers uitkwamen; 11625 2Kon 14:5 | der Syriers uitkwamen; en de kinderen Israels woonden 11626 2Kon 14:6 | Nochtans weken zij niet af van de zonden van het huis van 11627 2Kon 14:7 | duizend voetvolks; want de koning van Syrie had hen 11628 2Kon 14:10 | koning van Juda, werd Joas, de zoon van Joahaz, koning 11629 2Kon 14:11 | hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN; hij week 11630 2Kon 14:11 | hij week niet af van al de zonden van Jerobeam, dien 11631 2Kon 14:13 | begraven te Samaria, bij de koningen van Israel. ~ 11632 2Kon 14:14 | dewelke hij stierf; en Joas, de koning van Israel, was tot 11633 2Kon 14:17 | pijl der verlossing tegen de Syriers; want gij zult de 11634 2Kon 14:17 | de Syriers; want gij zult de Syriers slaan in Afek, tot 11635 2Kon 14:18 | 18 Daarna zeide hij: Neem de pijlen. En hij nam ze. Toen 11636 2Kon 14:18 | koning van Israel: Sla tegen de aarde. En hij sloeg driemaal; 11637 2Kon 14:19 | 19 Toen werd de man Gods zeer toornig op 11638 2Kon 14:19 | geslagen hebben; dan zoudt gij de Syriers tot verdoens toe 11639 2Kon 14:19 | hebben; doch nu zult gij de Syriers driemaal slaan. ~ 11640 2Kon 14:20 | Elisa, en zij begroeven hem. De benden nu der Moabieten 11641 2Kon 14:21 | graf van Elisa; en toen de man daarin kwam, en het 11642 2Kon 14:22 | 22 Hazael nu, de koning van Syrie, verdrukte 11643 2Kon 14:22 | Syrie, verdrukte Israel, al de dagen van Joahaz. ~ 11644 2Kon 14:23 | 23 Doch de HEERE was hun genadig, en 11645 2Kon 14:24 | 24 En Hazael, de koning van Syrie, stierf, 11646 2Kon 14:25 | 25 Joas nu, de zoon van Joahaz, nam de 11647 2Kon 14:25 | de zoon van Joahaz, nam de steden weder in, uit de 11648 2Kon 14:25 | de steden weder in, uit de hand van Benhadad, den zoon 11649 2Kon 14:25 | van Hazael, die hij uit de hand van Joahaz, zijn vader, 11650 2Kon 14:25 | hem driemaal, en bracht de steden aan Israel weder. ~  ~  11651 2Kon 15:1 | Israel, werd Amazia koning, de zoon van Joas, den koning 11652 2Kon 15:2 | twintig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Joaddan 11653 2Kon 15:3 | hij deed dat recht was in de ogen des HEEREN, nochtans 11654 2Kon 15:4 | 4 Alleenlijk werden de hoogten niet weggenomen; 11655 2Kon 15:4 | offerde en rookt nog op de hoogten. ~ 11656 2Kon 15:6 | 6 Doch de kinderen der doodslagers 11657 2Kon 15:6 | wetboek van Mozes, waar de HEERE geboden heeft, zeggende: 11658 2Kon 15:6 | geboden heeft, zeggende: De vaders zullen voor de kinderen 11659 2Kon 15:6 | zeggende: De vaders zullen voor de kinderen niet gedood worden, 11660 2Kon 15:6 | kinderen niet gedood worden, en de kinderen zullen voor de 11661 2Kon 15:6 | de kinderen zullen voor de vaders niet gedood worden; 11662 2Kon 15:7 | 7 Hij sloeg de Edomieten in het Zoutdal 11663 2Kon 15:9 | 9 Maar Joas, de koning van Israel, zond 11664 2Kon 15:9 | koning van Juda, zeggende: De distel, die op den Libanon 11665 2Kon 15:10 | 10 Gij hebt de Edomieten dapper geslagen, 11666 2Kon 15:10 | uw hart u verheven; heb de eer, en blijf in uw huis; 11667 2Kon 15:11 | niet; daarom toog Joas, de koning van Israel, op, zodat 11668 2Kon 15:11 | op, zodat hij en Amazia, de koning van Juda, elkanders 11669 2Kon 15:13 | 13 En Joas, de koning van Israel, greep 11670 2Kon 15:13 | muur van Jeruzalem, van de poort van Efraim tot aan 11671 2Kon 15:13 | poort van Efraim tot aan de Hoekpoort, vierhonderd ellen. ~ 11672 2Kon 15:14 | goud, en het zilver, en al de vaten, die gevonden werden 11673 2Kon 15:14 | het huis des HEEREN, en in de schatten van des konings 11674 2Kon 15:16 | te Samaria begraven bij de koningen van Israel; en 11675 2Kon 15:17 | 17 Amazia nu, de zoon van Joas, koning van 11676 2Kon 15:20 | begraven, bij zijn vaderen, in de stad Davids. ~ 11677 2Kon 15:22 | haar weder aan Juda, nadat de koning met zijn vaderen 11678 2Kon 15:23 | Samaria koning, Jerobeam, de zoon van Joas, koning van 11679 2Kon 15:24 | hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN; hij week 11680 2Kon 15:25 | 25 Hij bracht ook weder de landpale van Israel van 11681 2Kon 15:25 | ingang van Hamath, tot aan de zee van het vlakke veld; 11682 2Kon 15:26 | 26 Want de HEERE zag, dat de ellende 11683 2Kon 15:26 | 26 Want de HEERE zag, dat de ellende van Israel zeer 11684 2Kon 15:27 | 27 En de HEERE had niet gesproken, 11685 2Kon 15:27 | maar Hij verloste hen door de hand van Jerobeam, den zoon 11686 2Kon 15:29 | ontsliep met zijn vaderen, met de koningen van Israel; en 11687 2Kon 16:1 | Israel, werd koning Azaria, de zoon van Amazia, den koning 11688 2Kon 16:2 | vijftig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Jecholia, 11689 2Kon 16:3 | hij deed dat recht was in de ogen des HEEREN, naar al 11690 2Kon 16:4 | 4 Alleenlijk werden de hoogten niet weggenomen; 11691 2Kon 16:4 | offerde en rookte nog op de hoogten. ~ 11692 2Kon 16:5 | 5 En de HEERE plaagde den koning, 11693 2Kon 16:5 | afgezonderd huis; doch Jotham, de zoon des konings, was over 11694 2Kon 16:7 | hem bij zijn vaderen, in de stad Davids; en zijn zoon 11695 2Kon 16:8 | Juda, regeerde Zacharia, de zoon van Jerobeam, over 11696 2Kon 16:9 | hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN, gelijk 11697 2Kon 16:9 | hadden; hij week niet af van de zonden van Jerobeam, den 11698 2Kon 16:10 | 10 En Sallum, de zoon van Jabes, maakte een 11699 2Kon 16:13 | 13 Sallum, de zoon van Jabes, werd koning, 11700 2Kon 16:14 | 14 Want Menahem, de zoon van Gadi, toog op van 11701 2Kon 16:18 | hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN; hij week 11702 2Kon 16:18 | al zijn dagen niet af van de zonden van Jerobeam, den 11703 2Kon 16:19 | 19 Toen kwam Pul, de koning van Assyrie, tegen 11704 2Kon 16:20 | zilveren sikkels; alzo keerde de koning van Assyrie weder, 11705 2Kon 16:23 | van Juda, werd Pekahia, de zoon van Menahem, koning 11706 2Kon 16:24 | hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN; hij week 11707 2Kon 16:24 | HEEREN; hij week niet af van de zonden van Jerobeam, den 11708 2Kon 16:25 | 25 En Pekah, de zoon van Remalia, zijn hoofdman, 11709 2Kon 16:25 | met hem vijftig mannen van de kinderen der Gileadieten; 11710 2Kon 16:27 | koning van Juda, werd Pekah, de zoon van Remalia, koning 11711 2Kon 16:28 | hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN; hij week 11712 2Kon 16:28 | HEEREN; hij week niet af van de zonden van Jerobeam, den 11713 2Kon 16:29 | 29 In de dagen Pekah, den koning 11714 2Kon 16:29 | Israel, kwam Tiglath-Pilezer, de koning van Assyrie, en nam 11715 2Kon 16:30 | 30 En Hosea, de zoon van Ela, maakte een 11716 2Kon 16:32 | Israel, werd Jotham koning, de zoon van Uzzia, den koning 11717 2Kon 16:33 | zestien jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Jerusa, 11718 2Kon 16:33 | zijner moeder was Jerusa, de dochter van Zadok. ~ 11719 2Kon 16:34 | hij deed dat recht was in de ogen des HEEREN; naar alles, 11720 2Kon 16:35 | 35 Alleenlijk werden de hoogten niet weggenomen; 11721 2Kon 16:35 | offerde en rookte nog op de hoogten; dezelve bouwde 11722 2Kon 16:35 | hoogten; dezelve bouwde de hoge poort aan het huis 11723 2Kon 16:37 | 37 In die dagen begon de HEERE in Juda te zenden 11724 2Kon 16:38 | begraven bij zijn vaderen in de stad van zijn vader David; 11725 2Kon 17:1 | Remalia, werd Achaz koning, de zoon van Jotham, den koning 11726 2Kon 17:2 | deed niet dat recht was in de ogen des HEEREN zijns Gods, 11727 2Kon 17:3 | door het vuur gaan, naar de gruwelen der heidenen, die 11728 2Kon 17:3 | gruwelen der heidenen, die de HEERE voor de kinderen Israels 11729 2Kon 17:3 | heidenen, die de HEERE voor de kinderen Israels verdreven 11730 2Kon 17:4 | offerde ook en rookte op de hoogten en op de heuvelen, 11731 2Kon 17:4 | rookte op de hoogten en op de heuvelen, ook onder alle 11732 2Kon 17:5 | 5 Toen toog Rezin, de koning van Syrie, op, met 11733 2Kon 17:6 | dierzelfder tijd bracht Rezin, de koning van Syrie, Elath 11734 2Kon 17:6 | weder aan Syrie, en wierp de Joden uit Elath; en de Syriers 11735 2Kon 17:6 | wierp de Joden uit Elath; en de Syriers kwamen te Elath, 11736 2Kon 17:7 | kom op, en verlos mij uit de hand van den koning van 11737 2Kon 17:7 | koning van Syrie, en uit de hand van den koning van 11738 2Kon 17:8 | het huis des HEEREN, en in de schatten van het huis des 11739 2Kon 17:9 | 9 Zo hoorde de koning van Assyrie naar 11740 2Kon 17:9 | van Assyrie naar hem; want de koning van Assyrie toog 11741 2Kon 17:10 | 10 Toen toog de koning Achaz Tiglath-Pilezer, 11742 2Kon 17:10 | te Damaskus was, zo zond de koning Achaz aan den priester 11743 2Kon 17:10 | Achaz aan den priester Uria de gelijkenis van het altaar, 11744 2Kon 17:11 | 11 En Uria, de priester, bouwde een altaar, 11745 2Kon 17:11 | altaar, naar alles, wat de koning Achaz van Damaskus 11746 2Kon 17:11 | ontboden had; alzo deed de priester Uria, tegen dat 11747 2Kon 17:11 | priester Uria, tegen dat de koning Achaz van Damaskus 11748 2Kon 17:12 | 12 Als nu de koning van Damaskus gekomen 11749 2Kon 17:12 | Damaskus gekomen was, zag de koning het altaar; en de 11750 2Kon 17:12 | de koning het altaar; en de koning naderde tot het altaar, 11751 2Kon 17:14 | HEEREN, en hij zette het aan de zijde zijns altaars noordwaarts. ~ 11752 2Kon 17:15 | 15 En de koning Achaz gebood Uria, 11753 2Kon 17:16 | 16 En Uria, de priester, deed naar alles, 11754 2Kon 17:16 | priester, deed naar alles, wat de koning Achaz geboden had. ~ 11755 2Kon 17:17 | 17 En de koning Achaz sneed de lijsten 11756 2Kon 17:17 | En de koning Achaz sneed de lijsten der stellingen af, 11757 2Kon 17:17 | het wasvat weg, en deed de zee af van de koperen runderen, 11758 2Kon 17:17 | weg, en deed de zee af van de koperen runderen, die daaronder 11759 2Kon 17:20 | begraven bij zijn vaderen, in de stad Davids; en Hizkia, 11760 2Kon 18:1 | Remalia, werd Achaz koning, de zoon van Jotham, den koning 11761 2Kon 18:2 | deed niet dat recht was in de ogen des HEEREN zijns Gods, 11762 2Kon 18:3 | door het vuur gaan, naar de gruwelen der heidenen, die 11763 2Kon 18:3 | gruwelen der heidenen, die de HEERE voor de kinderen Israels 11764 2Kon 18:3 | heidenen, die de HEERE voor de kinderen Israels verdreven 11765 2Kon 18:4 | offerde ook en rookte op de hoogten en op de heuvelen, 11766 2Kon 18:4 | rookte op de hoogten en op de heuvelen, ook onder alle 11767 2Kon 18:5 | 5 Toen toog Rezin, de koning van Syrie, op, met 11768 2Kon 18:6 | dierzelfder tijd bracht Rezin, de koning van Syrie, Elath 11769 2Kon 18:6 | weder aan Syrie, en wierp de Joden uit Elath; en de Syriers 11770 2Kon 18:6 | wierp de Joden uit Elath; en de Syriers kwamen te Elath, 11771 2Kon 18:7 | kom op, en verlos mij uit de hand van den koning van 11772 2Kon 18:7 | koning van Syrie, en uit de hand van den koning van 11773 2Kon 18:8 | het huis des HEEREN, en in de schatten van het huis des 11774 2Kon 18:9 | 9 Zo hoorde de koning van Assyrie naar 11775 2Kon 18:9 | van Assyrie naar hem; want de koning van Assyrie toog 11776 2Kon 18:10 | 10 Toen toog de koning Achaz Tiglath-Pilezer, 11777 2Kon 18:10 | te Damaskus was, zo zond de koning Achaz aan den priester 11778 2Kon 18:10 | Achaz aan den priester Uria de gelijkenis van het altaar, 11779 2Kon 18:11 | 11 En Uria, de priester, bouwde een altaar, 11780 2Kon 18:11 | altaar, naar alles, wat de koning Achaz van Damaskus 11781 2Kon 18:11 | ontboden had; alzo deed de priester Uria, tegen dat 11782 2Kon 18:11 | priester Uria, tegen dat de koning Achaz van Damaskus 11783 2Kon 18:12 | 12 Als nu de koning van Damaskus gekomen 11784 2Kon 18:12 | Damaskus gekomen was, zag de koning het altaar; en de 11785 2Kon 18:12 | de koning het altaar; en de koning naderde tot het altaar, 11786 2Kon 18:14 | HEEREN, en hij zette het aan de zijde zijns altaars noordwaarts. ~ 11787 2Kon 18:15 | 15 En de koning Achaz gebood Uria, 11788 2Kon 18:16 | 16 En Uria, de priester, deed naar alles, 11789 2Kon 18:16 | priester, deed naar alles, wat de koning Achaz geboden had. ~ 11790 2Kon 18:17 | 17 En de koning Achaz sneed de lijsten 11791 2Kon 18:17 | En de koning Achaz sneed de lijsten der stellingen af, 11792 2Kon 18:17 | het wasvat weg, en deed de zee af van de koperen runderen, 11793 2Kon 18:17 | weg, en deed de zee af van de koperen runderen, die daaronder 11794 2Kon 18:20 | begraven bij zijn vaderen, in de stad Davids; en Hizkia, 11795 2Kon 19:1 | koning van Juda, werd Hosea, de zoon van Ela, koning over 11796 2Kon 19:2 | hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN; evenwel 11797 2Kon 19:2 | HEEREN; evenwel niet, als de koningen van Israel, die 11798 2Kon 19:4 | 4 Maar de koning van Assyrie bevond 11799 2Kon 19:4 | opbracht; zo besloot hem de koning van Assyrie, en bond 11800 2Kon 19:5 | 5 Want de koning van Assyrie toog 11801 2Kon 19:6 | negende jaar van Hosea, nam de koning van Assyrie Samaria 11802 2Kon 19:6 | Halah, en in Habor, aan de rivier Gozan, en in de steden 11803 2Kon 19:6 | aan de rivier Gozan, en in de steden der Meden. ~ 11804 2Kon 19:7 | Want het was geschied, dat de kinderen Israels gezondigd 11805 2Kon 19:7 | opgebracht had, van onder de hand van Farao, den koning 11806 2Kon 19:8 | 8 En hadden gewandeld in de inzettingen der heidenen, 11807 2Kon 19:8 | inzettingen der heidenen, die de HEERE voor het aangezicht 11808 2Kon 19:9 | 9 En de kinderen Israels hadden 11809 2Kon 19:9 | kinderen Israels hadden de zaken, die niet recht zijn, 11810 2Kon 19:9 | van den wachttoren af tot de vaste steden toe. ~ 11811 2Kon 19:11 | op alle hoogten, gelijk de heidenen, die de HEERE van 11812 2Kon 19:11 | gelijk de heidenen, die de HEERE van hun aangezichten 11813 2Kon 19:12 | 12 En zij hadden de drekgoden gediend, waarvan 11814 2Kon 19:12 | drekgoden gediend, waarvan de HEERE tot hen gezegd had: 11815 2Kon 19:13 | 13 Als nu de HEERE tegen Israel en tegen 11816 2Kon 19:13 | Mijn inzettingen, naar al de wet, die Ik uw vaderen geboden 11817 2Kon 19:13 | heb, en die Ik tot u door de hand van Mijn knechten, 11818 2Kon 19:13 | hand van Mijn knechten, de profeten, gezonden heb; ~ 11819 2Kon 19:14 | verhardden hun nek, gelijk de nek hunner vaderen geweest 11820 2Kon 19:15 | betuigd had, en wandelden de ijdelheid na, dat zij ijdel 11821 2Kon 19:15 | ijdel werden, en achter de heidenen, die rondom hen 11822 2Kon 19:15 | rondom hen waren, van dewelke de HEERE hun geboden had, dat 11823 2Kon 19:16 | 16 Ja, zij verlieten al de geboden des HEEREN, huns 11824 2Kon 19:17 | te doen dat kwaad was in de ogen des HEEREN, om Hem 11825 2Kon 19:18 | 18 Daarom vertoornde zich de HEERE zeer over Israel, 11826 2Kon 19:18 | bleef niets over, behalve de stam van Juda alleen. ~ 11827 2Kon 19:19 | 19 Zelfs hield Juda de geboden des HEEREN, huns 11828 2Kon 19:19 | niet; maar zij wandelden in de inzettingen van Israel, 11829 2Kon 19:20 | 20 Zo verwierp de HEERE het ganse zaad van 11830 2Kon 19:20 | bedrukte hen, en gaf ze in de hand der rovers, totdat 11831 2Kon 19:22 | 22 Alzo wandelden de kinderen Israels in alle 11832 2Kon 19:23 | 23 Totdat de HEERE Israel van Zijn aangezicht 11833 2Kon 19:23 | dienst van al Zijn knechten, de profeten; alzo werd Israel 11834 2Kon 19:24 | 24 De koning nu van Assyrie bracht 11835 2Kon 19:24 | Sefarvaim, en deed hen wonen in de steden van Samaria, in de 11836 2Kon 19:24 | de steden van Samaria, in de plaats der kinderen Israels; 11837 2Kon 19:25 | HEERE niet vreesden; zo zond de HEERE leeuwen onder hen, 11838 2Kon 19:26 | koning van Assyrie, zeggende: De volken, die gij vervoerd 11839 2Kon 19:26 | hebt, en hebt doen wonen in de steden van Samaria, weten 11840 2Kon 19:26 | steden van Samaria, weten de wijze des Gods van het land 11841 2Kon 19:26 | hen, dewijl zij niet weten de wijze des Gods van het land. ~ 11842 2Kon 19:27 | 27 Toen gebood de koning van Assyrie, zeggende: 11843 2Kon 19:27 | aldaar; en dat hij hun lere de wijze des Gods van het land. ~ 11844 2Kon 19:28 | 28 Zo kwam een uit de priesteren, die zij van 11845 2Kon 19:29 | goden; en zij stelden ze in de huizen der hoogten, die 11846 2Kon 19:29 | huizen der hoogten, die de Samaritanen gemaakt hadden, 11847 2Kon 19:30 | 30 Want de lieden van Babel maakten 11848 2Kon 19:30 | maakten Sukkoth Benoth, en de lieden van Chut maakten 11849 2Kon 19:30 | Chut maakten Nergal, en de lieden van Hamath maakten 11850 2Kon 19:31 | 31 En de Avieten maakten Nibhaz en 11851 2Kon 19:31 | maakten Nibhaz en Tartak, en de Sefarvieten verbrandden 11852 2Kon 19:31 | Adramelech en Anamelech, de goden van Sefarvaim, met 11853 2Kon 19:32 | voor hen dienst deden in de huizen der hoogten. ~ 11854 2Kon 19:33 | dienden ook hun goden, naar de wijze der volken, van dewelke 11855 2Kon 19:34 | dezen dag toe doen die naar de eerste wijzen; zij vrezen 11856 2Kon 19:34 | naar hun rechten, en naar de wet, en naar het gebod, 11857 2Kon 19:34 | en naar het gebod, dat de HEERE geboden heeft aan 11858 2Kon 19:34 | HEERE geboden heeft aan de kinderen van Jakob, dien 11859 2Kon 19:35 | 35 Nochtans had de HEERE een verbond met hen 11860 2Kon 19:37 | 37 En de inzettingen, en de rechten, 11861 2Kon 19:37 | 37 En de inzettingen, en de rechten, en de wet, en het 11862 2Kon 19:37 | inzettingen, en de rechten, en de wet, en het gebod, die Hij 11863 2Kon 19:39 | en Hij zal u redden uit de hand van al uw vijanden. ~ 11864 2Kon 20:1 | dat Hizkia koning werd, de zoon van Achaz, koning van 11865 2Kon 20:2 | twintig jaren te Jeruzalem, en de naam zijner moeder was Abi, 11866 2Kon 20:3 | hij deed dat recht was in de ogen des HEEREN, naar alles, 11867 2Kon 20:4 | 4 Hij nam de hoogten weg, en brak de 11868 2Kon 20:4 | de hoogten weg, en brak de opgerichte beelden, en roeide 11869 2Kon 20:4 | opgerichte beelden, en roeide de bossen uit; en hij verbrijzelde 11870 2Kon 20:4 | uit; en hij verbrijzelde de koperen slang, die Mozes 11871 2Kon 20:4 | Mozes gemaakt had, omdat de kinderen Israels tot die 11872 2Kon 20:6 | hield Zijn geboden, die de HEERE aan Mozes geboden 11873 2Kon 20:7 | 7 Zo was de HEERE met hem; overal, waar 11874 2Kon 20:8 | 8 Hij sloeg de Filistijnen tot Gaza toe, 11875 2Kon 20:8 | van den wachttoren af tot de vaste steden toe. ~ 11876 2Kon 20:9 | Israel) dat Salmaneser, de koning van Assyrie, opkwam 11877 2Kon 20:11 | 11 En de koning van Assyrie voerde 11878 2Kon 20:11 | Halah, en in Habor, bij de rivier Gozan, en in de steden 11879 2Kon 20:11 | bij de rivier Gozan, en in de steden der Meden. ~ 11880 2Kon 20:12 | 12 Daarom dat zij de stem des HEEREN, huns Gods, 11881 2Kon 20:12 | hadden; en al wat Mozes, de knecht des HEEREN, geboden 11882 2Kon 20:13 | koning Hizkia kwam Sanherib, de koning van Assyrie, op tegen 11883 2Kon 20:14 | 14 Toen zond Hizkia, de koning van Juda, tot den 11884 2Kon 20:14 | zal ik dragen. Toen legde de koning van Assyrie Hizkia, 11885 2Kon 20:15 | het huis des HEEREN, en in de schatten van het huis des 11886 2Kon 20:16 | sneed Hizkia het goud af van de deuren van den tempel des 11887 2Kon 20:16 | tempel des HEEREN, en van de posten, die Hizkia, de koning 11888 2Kon 20:16 | van de posten, die Hizkia, de koning van Juda, had laten 11889 2Kon 20:16 | overtrekken, en gaf dat aan de koning van Assyrie. ~ 11890 2Kon 20:17 | 17 Evenwel zond de koning van Assyrie Tartan, 11891 2Kon 20:18 | ging tot hen uit Eljakim, de zoon van Hilkia, de hofmeester, 11892 2Kon 20:18 | Eljakim, de zoon van Hilkia, de hofmeester, en Sebna, de 11893 2Kon 20:18 | de hofmeester, en Sebna, de schrijver, en Joah, de zoon 11894 2Kon 20:18 | de schrijver, en Joah, de zoon van Asaf, de kanselier. ~ 11895 2Kon 20:18 | Joah, de zoon van Asaf, de kanselier. ~ 11896 2Kon 20:19 | Zegt nu tot Hizkia: Zo zegt de grote koning, de koning 11897 2Kon 20:19 | Zo zegt de grote koning, de koning van Assyrie: Wat 11898 2Kon 20:21 | doorboren; alzo is Farao, de koning van Egypte, al dengenen, 11899 2Kon 20:23 | paarden geven, zo gij voor u de ruiters daarop zult kunnen 11900 2Kon 20:24 | van een enigen vorst van de geringste knechten mijns 11901 2Kon 20:24 | vertrouwt op Egypte, om de wagenen en om de ruiteren. ~ 11902 2Kon 20:24 | Egypte, om de wagenen en om de ruiteren. ~ 11903 2Kon 20:25 | plaats, om die te verderven? De HEERE heeft tot mij gezegd: 11904 2Kon 20:26 | 26 Toen zeide Eljakim, de zoon van Hilkia, en Sebna, 11905 2Kon 20:26 | niet in het Joods, voor de oren des volks, dat op den 11906 2Kon 20:27 | spreken? Is het niet tot de mannen, die op den muur 11907 2Kon 20:29 | 29 Zo zegt de koning: Dat Hizkia u niet 11908 2Kon 20:30 | op den HEERE, zeggende: De HEERE zal ons zekerlijk 11909 2Kon 20:30 | en deze stad zal niet in de hand van den koning van 11910 2Kon 20:31 | Hizkia niet; want zo zegt de koning van Assyrie: Handelt 11911 2Kon 20:32 | hij hitst u op, zeggende: De HEERE zal ons redden. ~ 11912 2Kon 20:33 | 33 Hebben de goden der volken, ieder 11913 2Kon 20:33 | land, enigszins gered uit de hand van den koning van 11914 2Kon 20:34 | 34 Waar zijn de goden van Hamath, en van 11915 2Kon 20:34 | en van Arpad? Waar zijn de goden van Sefarvaim, Hena 11916 2Kon 20:35 | mijn hand gered hebben, dat de HEERE Jeruzalem uit mijn 11917 2Kon 20:37 | 37 Toen kwam Eljakim, de zoon van Hilkia, de hofmeester, 11918 2Kon 20:37 | Eljakim, de zoon van Hilkia, de hofmeester, en Sebna, de 11919 2Kon 20:37 | de hofmeester, en Sebna, de schrijver, en Joah, de zoon 11920 2Kon 20:37 | de schrijver, en Joah, de zoon van Asaf, de kanselier, 11921 2Kon 20:37 | Joah, de zoon van Asaf, de kanselier, tot Hizkia, met 11922 2Kon 20:37 | klederen; en zij gaven hem de woorden van Rabsake te kennen. ~  ~  11923 2Kon 21:1 | 1 En het geschiedde, als de koning Hizkia dat hoorde, 11924 2Kon 21:2 | Sebna, den schrijver, en de oudsten der priesteren, 11925 2Kon 21:3 | en der lastering; want de kinderen zijn gekomen tot 11926 2Kon 21:3 | kinderen zijn gekomen tot aan de geboorte, en er is geen 11927 2Kon 21:4 | 4 Misschien zal de HEERE, uw God, horen al 11928 2Kon 21:4 | HEERE, uw God, horen al de woorden van Rabsake, denwelken 11929 2Kon 21:4 | Rabsake, denwelken zijn heer, de koning van Assyrie, gezonden 11930 2Kon 21:4 | schelden, met woorden, die de HEERE, uw God, gehoord heeft; 11931 2Kon 21:5 | 5 En de knechten van den koning 11932 2Kon 21:6 | uw heer zeggen: Zo zegt de HEERE: Vrees niet voor de 11933 2Kon 21:6 | de HEERE: Vrees niet voor de woorden, die gij gehoord 11934 2Kon 21:6 | gehoord hebt, waarmede Mij de dienaars van den koning 11935 2Kon 21:10 | zeggende: Jeruzalem zal in de hand des konings van Assyrie 11936 2Kon 21:11 | Zie, gij hebt gehoord, wat de koningen van Assyrie aan 11937 2Kon 21:12 | 12 Hebben de goden der volken, die mijn 11938 2Kon 21:12 | en Haran, en Rezef, en de kinderen van Eden, die in 11939 2Kon 21:13 | 13 Waar is de koning van Hamath, en de 11940 2Kon 21:13 | de koning van Hamath, en de koning van Arpad, en de 11941 2Kon 21:13 | de koning van Arpad, en de koning der stad Sefarvaim, 11942 2Kon 21:14 | 14 Als nu Hizkia de brieven uit der boden hand 11943 2Kon 21:15 | God Israels, Die tussen de cherubim woont! Gij zelf, 11944 2Kon 21:15 | Gij zelf, Gij alleen zijt de God van alle koninkrijken 11945 2Kon 21:15 | aarde, Gij hebt den hemel en de aarde gemaakt. ~ 11946 2Kon 21:16 | ogen open en zie, en hoor de woorden van Sanherib, die 11947 2Kon 21:17 | Waarlijk, HEERE, hebben de koningen van Assyrie die 11948 2Kon 21:20 | 20 Toen zond Jesaja, de zoon van Amoz, tot Hizkia, 11949 2Kon 21:20 | Hizkia, zeggende: Zo spreekt de HEERE, de God Israels: Dat 11950 2Kon 21:20 | zeggende: Zo spreekt de HEERE, de God Israels: Dat gij tot 11951 2Kon 21:21 | 21 Dit is het woord, dat de HEERE over hem gesproken 11952 2Kon 21:21 | over hem gesproken heeft: De jonkvrouw, de dochter van 11953 2Kon 21:21 | gesproken heeft: De jonkvrouw, de dochter van Sion, veracht 11954 2Kon 21:21 | veracht u, zij bespot u, de dochter van Jeruzalem schudt 11955 2Kon 21:22 | en tegen Wien hebt gij de stem verheven, en uw ogen 11956 2Kon 21:23 | gehoond, en gezegd: Ik heb met de menigte mijner wagenen beklommen 11957 2Kon 21:23 | mijner wagenen beklommen de hoogten der bergen, de zijden 11958 2Kon 21:23 | beklommen de hoogten der bergen, de zijden van den Libanon; 11959 2Kon 21:25 | dat gij zoudt zijn, om de vaste steden te verstoren 11960 2Kon 21:26 | als het gras des velds, en de groene grasscheutjes, het 11961 2Kon 21:31 | ontkomene van den berg Sion; de ijver van den HEERE der 11962 2Kon 21:32 | 32 Daarom zo zegt de HEERE van den koning van 11963 2Kon 21:33 | zal hij niet komen, zegt de HEERE. ~ 11964 2Kon 21:35 | in dienzelven nacht, dat de Engel des HEEREN uitvoer, 11965 2Kon 21:36 | 36 Zo vertrok Sanherib, de koning van Assyrie, en toog 11966 2Kon 22:1 | krank tot stervens toe; en de profeet Jesaja, de zoon 11967 2Kon 22:1 | toe; en de profeet Jesaja, de zoon van Amoz, kwam tot 11968 2Kon 22:1 | en zeide tot hem: Zo zegt de HEERE: Geef bevel aan uw 11969 2Kon 22:5 | voorganger Mijns volks: Zo zegt de HEERE, de God van uw vader 11970 2Kon 22:5 | volks: Zo zegt de HEERE, de God van uw vader David: 11971 2Kon 22:6 | dagen toedoen, en zal u uit de hand des konings van Assyrie 11972 2Kon 22:7 | namen ze, en legden ze op de zweer, en hij werd genezen. ~ 11973 2Kon 22:8 | Welk is het teken, dat de HEERE mij gezond maken zal, 11974 2Kon 22:9 | van den HEERE zijn, dat de HEERE het woord, dat Hij 11975 2Kon 22:9 | gesproken heeft, doen zal: Zal de schaduw tien graden voorwaarts 11976 2Kon 22:10 | te gaan; neen, maar dat de schaduw tien graden achterwaarts 11977 2Kon 22:11 | 11 En Jesaja, de profeet, riep den HEERE 11978 2Kon 22:11 | den HEERE aan; en Hij deed de schaduw tien graden achterwaarts 11979 2Kon 22:11 | graden achterwaarts keren in de graden, dewelke zij nederwaarts 11980 2Kon 22:11 | nederwaarts gegaan was, in de graden van Achaz' zonnewijzer. ~ 11981 2Kon 22:12 | tijd zond Berodach Baladan de zoon van Baladan, de koning 11982 2Kon 22:12 | Baladan de zoon van Baladan, de koning van Babel, brieven 11983 2Kon 22:13 | zilver, en het goud, en de specerijen, en de beste 11984 2Kon 22:13 | goud, en de specerijen, en de beste olie, en zijn wapenhuis, 11985 2Kon 22:14 | 14 Toen kwam de profeet Jesaja tot den koning 11986 2Kon 22:17 | 17 Zie, de dagen komen, dat al wat 11987 2Kon 22:17 | overgelaten worden, zegt de HEERE. ~ 11988 2Kon 22:20 | gemaakt heeft, en water in de stad gebracht heeft, zijn 11989 2Kon 23:1 | vijftig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Hefzi-bah. ~ 11990 2Kon 23:2 | hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN, naar de 11991 2Kon 23:2 | de ogen des HEEREN, naar de gruwelen der heidenen, die 11992 2Kon 23:2 | gruwelen der heidenen, die de HEERE voor het aangezicht 11993 2Kon 23:2 | der kinderen Israels uit de bezitting verdreven had. ~ 11994 2Kon 23:3 | 3 Want hij bouwde de hoogten weder op, die Hizkia, 11995 2Kon 23:3 | een bos, gelijk als Achab, de koning van Israel, gemaakt 11996 2Kon 23:4 | huis des HEEREN, waarvan de HEERE gezegd had: te Jeruzalem 11997 2Kon 23:5 | heir des hemels, in beide de voorhoven van het huis des 11998 2Kon 23:6 | deed zeer veel kwaads in de ogen des HEEREN, om Hem 11999 2Kon 23:7 | had, in het huis waarvan de HEERE gezegd had tot David, 12000 2Kon 23:8 | hun geboden heb, en naar de ganse wet, die Mijn knecht


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33382

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License