1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33382
Book Chapter: Verse
11501 2Kon 11:4 | jaar nu zond Jojada, en nam de oversten van honderd met
11502 2Kon 11:4 | oversten van honderd met de hoofdmannen, en met de trawanten,
11503 2Kon 11:4 | met de hoofdmannen, en met de trawanten, en hij bracht
11504 2Kon 11:5 | gebood hun, zeggende: Dit is de zaak, die gij doen zult:
11505 2Kon 11:5 | den sabbat ingaan, zullen de wacht waarnemen van het
11506 2Kon 11:6 | derde deel zal zijn aan de poort Sur; en een derde
11507 2Kon 11:6 | Sur; en een derde deel aan de poort achter de trawanten;
11508 2Kon 11:6 | deel aan de poort achter de trawanten; zo zult gij waarnemen
11509 2Kon 11:6 | trawanten; zo zult gij waarnemen de wacht van dit huis, tegen
11510 2Kon 11:7 | 7 En de twee delen van ulieden,
11511 2Kon 11:7 | den sabbat uitgaan, zullen de wacht van het huis des HEEREN
11512 2Kon 11:8 | hand, en hij, die tussen de ordeningen intreedt, zal
11513 2Kon 11:9 | 9 De oversten dan van honderd
11514 2Kon 11:9 | honderd deden naar al wat de priester Jojada geboden
11515 2Kon 11:10 | 10 En de priester gaf aan de oversten
11516 2Kon 11:10 | 10 En de priester gaf aan de oversten van honderd de
11517 2Kon 11:10 | de oversten van honderd de spiesen en de schilden,
11518 2Kon 11:10 | van honderd de spiesen en de schilden, die van den koning
11519 2Kon 11:11 | 11 En de trawanten stonden, ieder
11520 2Kon 11:11 | wapenen in zijn hand, van de rechterzijde van het huis,
11521 2Kon 11:11 | rechterzijde van het huis, tot de linkerzijde van het huis,
11522 2Kon 11:12 | zoon voor, en zette hem de kroon op, en gaf hem de
11523 2Kon 11:12 | de kroon op, en gaf hem de getuigenis; en zij maakten
11524 2Kon 11:12 | daartoe klapten zij met de handen, en zeiden: De koning
11525 2Kon 11:12 | met de handen, en zeiden: De koning leve! ~
11526 2Kon 11:13 | 13 Toen Athalia hoorde de stem der trawanten en des
11527 2Kon 11:14 | En zij zag toe, en ziet, de koning stond bij den pilaar,
11528 2Kon 11:14 | stond bij den pilaar, naar de wijze, en de oversten en
11529 2Kon 11:14 | pilaar, naar de wijze, en de oversten en de trompetten
11530 2Kon 11:14 | wijze, en de oversten en de trompetten bij den koning;
11531 2Kon 11:15 | 15 Maar de priester Jojada gebood aan
11532 2Kon 11:15 | priester Jojada gebood aan de oversten van honderd, die
11533 2Kon 11:15 | Brengt haar uit tot buiten de ordeningen, en doodt, wie
11534 2Kon 11:15 | volgt, met het zwaard; want de priester had gezegd: Laat
11535 2Kon 11:16 | 16 En zij legden de handen aan haar; en zij
11536 2Kon 11:17 | zijn; mitsgaders tussen de koning en tussen het volk. ~
11537 2Kon 11:18 | Baal, sloegen zij dood voor de altaren. De priester nu
11538 2Kon 11:18 | zij dood voor de altaren. De priester nu bestelde de
11539 2Kon 11:18 | De priester nu bestelde de ambten in het huis des HEEREN. ~
11540 2Kon 11:19 | 19 En hij nam de oversten van honderd, en
11541 2Kon 11:19 | oversten van honderd, en de hoofdmannen, en de trawanten,
11542 2Kon 11:19 | honderd, en de hoofdmannen, en de trawanten, en al het volk
11543 2Kon 11:19 | kwamen door den weg van de poort der trawanten tot
11544 2Kon 11:20 | des lands was blijde, en de stad werd stil, nadat zij
11545 2Kon 12:1 | veertig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Zibja
11546 2Kon 12:2 | Joas deed dat recht was in de ogen des HEEREN, al zijn
11547 2Kon 12:2 | al zijn dagen, in dewelke de priester Jojada hem onderwees. ~
11548 2Kon 12:3 | 3 Alleenlijk werden de hoogten niet weggenomen;
11549 2Kon 12:3 | offerde en rookte nog op de hoogten. ~
11550 2Kon 12:4 | 4 En Joas zeide tot de priesteren: Al het geld
11551 2Kon 12:4 | desgenen, die overgaat tot de getelden, het geld van een
11552 2Kon 12:5 | 5 Zullen de priesters tot zich nemen,
11553 2Kon 12:5 | zijn bekende; en zij zullen de breuken van het huis verbeteren,
11554 2Kon 12:6 | van den koning Joas, dat de priesters de breuken van
11555 2Kon 12:6 | koning Joas, dat de priesters de breuken van het huis niet
11556 2Kon 12:7 | 7 Toen riep de koning Joas den priester
11557 2Kon 12:7 | Joas den priester Jojada en de andere priesteren, en zeide
11558 2Kon 12:7 | Waarom betert gijlieden niet de breuken van het huis? Nu
11559 2Kon 12:7 | gij het zoudt geven voor de breuken van het huis. ~
11560 2Kon 12:8 | 8 En de priesters bewilligden van
11561 2Kon 12:8 | geen geld te nemen, noch de breuken van het huis te
11562 2Kon 12:9 | 9 Maar de priester Jojada nam een
11563 2Kon 12:9 | het huis des HEEREN; en de priesters, die den dorpel
11564 2Kon 12:10 | zagen, dat veel gelds in de kist was, dat des konings
11565 2Kon 12:11 | zij besteedden het uit aan de timmerlieden en aan de bouwlieden,
11566 2Kon 12:11 | aan de timmerlieden en aan de bouwlieden, die het huis
11567 2Kon 12:12 | 12 En aan de metselaren, en aan de steenhouwers,
11568 2Kon 12:12 | aan de metselaren, en aan de steenhouwers, en om hout
11569 2Kon 12:12 | gehouwen stenen te kopen, om de breuken van het huis des
11570 2Kon 12:15 | eisten zij geen rekening van de mannen, wien zij dat geld
11571 2Kon 12:16 | niet gebracht; het was voor de priesteren. ~
11572 2Kon 12:17 | 17 Toen trok Hazael, de koning van Syrie op, en
11573 2Kon 12:18 | 18 Maar Joas, de koning van Juda, nam al
11574 2Kon 12:18 | koning van Juda, nam al de geheiligde dingen, die Josafat,
11575 2Kon 12:18 | en Ahazia, zijn vaderen, de koningen van Juda, geheiligd
11576 2Kon 12:18 | goud, dat gevonden werd in de schatten van het huis des
11577 2Kon 12:21 | 21 Want Jozacar, de zoon van Simeath, en Jozabad,
11578 2Kon 12:21 | van Simeath, en Jozabad, de zoon van Somer, zijn knechten,
11579 2Kon 12:21 | hem met zijn vaderen in de stad Davids; en Amazia,
11580 2Kon 13:1 | veertig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Zibja
11581 2Kon 13:2 | Joas deed dat recht was in de ogen des HEEREN, al zijn
11582 2Kon 13:2 | al zijn dagen, in dewelke de priester Jojada hem onderwees. ~
11583 2Kon 13:3 | 3 Alleenlijk werden de hoogten niet weggenomen;
11584 2Kon 13:3 | offerde en rookte nog op de hoogten. ~
11585 2Kon 13:4 | 4 En Joas zeide tot de priesteren: Al het geld
11586 2Kon 13:4 | desgenen, die overgaat tot de getelden, het geld van een
11587 2Kon 13:5 | 5 Zullen de priesters tot zich nemen,
11588 2Kon 13:5 | zijn bekende; en zij zullen de breuken van het huis verbeteren,
11589 2Kon 13:6 | van den koning Joas, dat de priesters de breuken van
11590 2Kon 13:6 | koning Joas, dat de priesters de breuken van het huis niet
11591 2Kon 13:7 | 7 Toen riep de koning Joas den priester
11592 2Kon 13:7 | Joas den priester Jojada en de andere priesteren, en zeide
11593 2Kon 13:7 | Waarom betert gijlieden niet de breuken van het huis? Nu
11594 2Kon 13:7 | gij het zoudt geven voor de breuken van het huis. ~
11595 2Kon 13:8 | 8 En de priesters bewilligden van
11596 2Kon 13:8 | geen geld te nemen, noch de breuken van het huis te
11597 2Kon 13:9 | 9 Maar de priester Jojada nam een
11598 2Kon 13:9 | het huis des HEEREN; en de priesters, die den dorpel
11599 2Kon 13:10 | zagen, dat veel gelds in de kist was, dat des konings
11600 2Kon 13:11 | zij besteedden het uit aan de timmerlieden en aan de bouwlieden,
11601 2Kon 13:11 | aan de timmerlieden en aan de bouwlieden, die het huis
11602 2Kon 13:12 | 12 En aan de metselaren, en aan de steenhouwers,
11603 2Kon 13:12 | aan de metselaren, en aan de steenhouwers, en om hout
11604 2Kon 13:12 | gehouwen stenen te kopen, om de breuken van het huis des
11605 2Kon 13:15 | eisten zij geen rekening van de mannen, wien zij dat geld
11606 2Kon 13:16 | niet gebracht; het was voor de priesteren. ~
11607 2Kon 13:17 | 17 Toen trok Hazael, de koning van Syrie op, en
11608 2Kon 13:18 | 18 Maar Joas, de koning van Juda, nam al
11609 2Kon 13:18 | koning van Juda, nam al de geheiligde dingen, die Josafat,
11610 2Kon 13:18 | en Ahazia, zijn vaderen, de koningen van Juda, geheiligd
11611 2Kon 13:18 | goud, dat gevonden werd in de schatten van het huis des
11612 2Kon 13:21 | 21 Want Jozacar, de zoon van Simeath, en Jozabad,
11613 2Kon 13:21 | van Simeath, en Jozabad, de zoon van Somer, zijn knechten,
11614 2Kon 13:21 | hem met zijn vaderen in de stad Davids; en Amazia,
11615 2Kon 14:1 | koning van Juda, werd Joahaz, de zoon van Jehu, koning over
11616 2Kon 14:2 | hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN; want hij
11617 2Kon 14:2 | HEEREN; want hij wandelde na de zonden van Jerobeam, den
11618 2Kon 14:3 | Israel; en Hij gaf hen in de hand van Hazael, den koning
11619 2Kon 14:3 | koning van Syrie, en in de hand van Benhadad, den zoon
11620 2Kon 14:4 | aangezicht ernstelijk aan; en de HEERE verhoorde hem; want
11621 2Kon 14:4 | verhoorde hem; want Hij zag de verdrukking van Israel,
11622 2Kon 14:4 | verdrukking van Israel, dat de koning van Syrie hen verdrukte. ~
11623 2Kon 14:5 | 5 (Zo gaf de HEERE Israel een verlosser,
11624 2Kon 14:5 | verlosser, dat zij van onder de hand der Syriers uitkwamen;
11625 2Kon 14:5 | der Syriers uitkwamen; en de kinderen Israels woonden
11626 2Kon 14:6 | Nochtans weken zij niet af van de zonden van het huis van
11627 2Kon 14:7 | duizend voetvolks; want de koning van Syrie had hen
11628 2Kon 14:10 | koning van Juda, werd Joas, de zoon van Joahaz, koning
11629 2Kon 14:11 | hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN; hij week
11630 2Kon 14:11 | hij week niet af van al de zonden van Jerobeam, dien
11631 2Kon 14:13 | begraven te Samaria, bij de koningen van Israel. ~
11632 2Kon 14:14 | dewelke hij stierf; en Joas, de koning van Israel, was tot
11633 2Kon 14:17 | pijl der verlossing tegen de Syriers; want gij zult de
11634 2Kon 14:17 | de Syriers; want gij zult de Syriers slaan in Afek, tot
11635 2Kon 14:18 | 18 Daarna zeide hij: Neem de pijlen. En hij nam ze. Toen
11636 2Kon 14:18 | koning van Israel: Sla tegen de aarde. En hij sloeg driemaal;
11637 2Kon 14:19 | 19 Toen werd de man Gods zeer toornig op
11638 2Kon 14:19 | geslagen hebben; dan zoudt gij de Syriers tot verdoens toe
11639 2Kon 14:19 | hebben; doch nu zult gij de Syriers driemaal slaan. ~
11640 2Kon 14:20 | Elisa, en zij begroeven hem. De benden nu der Moabieten
11641 2Kon 14:21 | graf van Elisa; en toen de man daarin kwam, en het
11642 2Kon 14:22 | 22 Hazael nu, de koning van Syrie, verdrukte
11643 2Kon 14:22 | Syrie, verdrukte Israel, al de dagen van Joahaz. ~
11644 2Kon 14:23 | 23 Doch de HEERE was hun genadig, en
11645 2Kon 14:24 | 24 En Hazael, de koning van Syrie, stierf,
11646 2Kon 14:25 | 25 Joas nu, de zoon van Joahaz, nam de
11647 2Kon 14:25 | de zoon van Joahaz, nam de steden weder in, uit de
11648 2Kon 14:25 | de steden weder in, uit de hand van Benhadad, den zoon
11649 2Kon 14:25 | van Hazael, die hij uit de hand van Joahaz, zijn vader,
11650 2Kon 14:25 | hem driemaal, en bracht de steden aan Israel weder. ~ ~
11651 2Kon 15:1 | Israel, werd Amazia koning, de zoon van Joas, den koning
11652 2Kon 15:2 | twintig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Joaddan
11653 2Kon 15:3 | hij deed dat recht was in de ogen des HEEREN, nochtans
11654 2Kon 15:4 | 4 Alleenlijk werden de hoogten niet weggenomen;
11655 2Kon 15:4 | offerde en rookt nog op de hoogten. ~
11656 2Kon 15:6 | 6 Doch de kinderen der doodslagers
11657 2Kon 15:6 | wetboek van Mozes, waar de HEERE geboden heeft, zeggende:
11658 2Kon 15:6 | geboden heeft, zeggende: De vaders zullen voor de kinderen
11659 2Kon 15:6 | zeggende: De vaders zullen voor de kinderen niet gedood worden,
11660 2Kon 15:6 | kinderen niet gedood worden, en de kinderen zullen voor de
11661 2Kon 15:6 | de kinderen zullen voor de vaders niet gedood worden;
11662 2Kon 15:7 | 7 Hij sloeg de Edomieten in het Zoutdal
11663 2Kon 15:9 | 9 Maar Joas, de koning van Israel, zond
11664 2Kon 15:9 | koning van Juda, zeggende: De distel, die op den Libanon
11665 2Kon 15:10 | 10 Gij hebt de Edomieten dapper geslagen,
11666 2Kon 15:10 | uw hart u verheven; heb de eer, en blijf in uw huis;
11667 2Kon 15:11 | niet; daarom toog Joas, de koning van Israel, op, zodat
11668 2Kon 15:11 | op, zodat hij en Amazia, de koning van Juda, elkanders
11669 2Kon 15:13 | 13 En Joas, de koning van Israel, greep
11670 2Kon 15:13 | muur van Jeruzalem, van de poort van Efraim tot aan
11671 2Kon 15:13 | poort van Efraim tot aan de Hoekpoort, vierhonderd ellen. ~
11672 2Kon 15:14 | goud, en het zilver, en al de vaten, die gevonden werden
11673 2Kon 15:14 | het huis des HEEREN, en in de schatten van des konings
11674 2Kon 15:16 | te Samaria begraven bij de koningen van Israel; en
11675 2Kon 15:17 | 17 Amazia nu, de zoon van Joas, koning van
11676 2Kon 15:20 | begraven, bij zijn vaderen, in de stad Davids. ~
11677 2Kon 15:22 | haar weder aan Juda, nadat de koning met zijn vaderen
11678 2Kon 15:23 | Samaria koning, Jerobeam, de zoon van Joas, koning van
11679 2Kon 15:24 | hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN; hij week
11680 2Kon 15:25 | 25 Hij bracht ook weder de landpale van Israel van
11681 2Kon 15:25 | ingang van Hamath, tot aan de zee van het vlakke veld;
11682 2Kon 15:26 | 26 Want de HEERE zag, dat de ellende
11683 2Kon 15:26 | 26 Want de HEERE zag, dat de ellende van Israel zeer
11684 2Kon 15:27 | 27 En de HEERE had niet gesproken,
11685 2Kon 15:27 | maar Hij verloste hen door de hand van Jerobeam, den zoon
11686 2Kon 15:29 | ontsliep met zijn vaderen, met de koningen van Israel; en
11687 2Kon 16:1 | Israel, werd koning Azaria, de zoon van Amazia, den koning
11688 2Kon 16:2 | vijftig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Jecholia,
11689 2Kon 16:3 | hij deed dat recht was in de ogen des HEEREN, naar al
11690 2Kon 16:4 | 4 Alleenlijk werden de hoogten niet weggenomen;
11691 2Kon 16:4 | offerde en rookte nog op de hoogten. ~
11692 2Kon 16:5 | 5 En de HEERE plaagde den koning,
11693 2Kon 16:5 | afgezonderd huis; doch Jotham, de zoon des konings, was over
11694 2Kon 16:7 | hem bij zijn vaderen, in de stad Davids; en zijn zoon
11695 2Kon 16:8 | Juda, regeerde Zacharia, de zoon van Jerobeam, over
11696 2Kon 16:9 | hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN, gelijk
11697 2Kon 16:9 | hadden; hij week niet af van de zonden van Jerobeam, den
11698 2Kon 16:10 | 10 En Sallum, de zoon van Jabes, maakte een
11699 2Kon 16:13 | 13 Sallum, de zoon van Jabes, werd koning,
11700 2Kon 16:14 | 14 Want Menahem, de zoon van Gadi, toog op van
11701 2Kon 16:18 | hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN; hij week
11702 2Kon 16:18 | al zijn dagen niet af van de zonden van Jerobeam, den
11703 2Kon 16:19 | 19 Toen kwam Pul, de koning van Assyrie, tegen
11704 2Kon 16:20 | zilveren sikkels; alzo keerde de koning van Assyrie weder,
11705 2Kon 16:23 | van Juda, werd Pekahia, de zoon van Menahem, koning
11706 2Kon 16:24 | hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN; hij week
11707 2Kon 16:24 | HEEREN; hij week niet af van de zonden van Jerobeam, den
11708 2Kon 16:25 | 25 En Pekah, de zoon van Remalia, zijn hoofdman,
11709 2Kon 16:25 | met hem vijftig mannen van de kinderen der Gileadieten;
11710 2Kon 16:27 | koning van Juda, werd Pekah, de zoon van Remalia, koning
11711 2Kon 16:28 | hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN; hij week
11712 2Kon 16:28 | HEEREN; hij week niet af van de zonden van Jerobeam, den
11713 2Kon 16:29 | 29 In de dagen Pekah, den koning
11714 2Kon 16:29 | Israel, kwam Tiglath-Pilezer, de koning van Assyrie, en nam
11715 2Kon 16:30 | 30 En Hosea, de zoon van Ela, maakte een
11716 2Kon 16:32 | Israel, werd Jotham koning, de zoon van Uzzia, den koning
11717 2Kon 16:33 | zestien jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Jerusa,
11718 2Kon 16:33 | zijner moeder was Jerusa, de dochter van Zadok. ~
11719 2Kon 16:34 | hij deed dat recht was in de ogen des HEEREN; naar alles,
11720 2Kon 16:35 | 35 Alleenlijk werden de hoogten niet weggenomen;
11721 2Kon 16:35 | offerde en rookte nog op de hoogten; dezelve bouwde
11722 2Kon 16:35 | hoogten; dezelve bouwde de hoge poort aan het huis
11723 2Kon 16:37 | 37 In die dagen begon de HEERE in Juda te zenden
11724 2Kon 16:38 | begraven bij zijn vaderen in de stad van zijn vader David;
11725 2Kon 17:1 | Remalia, werd Achaz koning, de zoon van Jotham, den koning
11726 2Kon 17:2 | deed niet dat recht was in de ogen des HEEREN zijns Gods,
11727 2Kon 17:3 | door het vuur gaan, naar de gruwelen der heidenen, die
11728 2Kon 17:3 | gruwelen der heidenen, die de HEERE voor de kinderen Israels
11729 2Kon 17:3 | heidenen, die de HEERE voor de kinderen Israels verdreven
11730 2Kon 17:4 | offerde ook en rookte op de hoogten en op de heuvelen,
11731 2Kon 17:4 | rookte op de hoogten en op de heuvelen, ook onder alle
11732 2Kon 17:5 | 5 Toen toog Rezin, de koning van Syrie, op, met
11733 2Kon 17:6 | dierzelfder tijd bracht Rezin, de koning van Syrie, Elath
11734 2Kon 17:6 | weder aan Syrie, en wierp de Joden uit Elath; en de Syriers
11735 2Kon 17:6 | wierp de Joden uit Elath; en de Syriers kwamen te Elath,
11736 2Kon 17:7 | kom op, en verlos mij uit de hand van den koning van
11737 2Kon 17:7 | koning van Syrie, en uit de hand van den koning van
11738 2Kon 17:8 | het huis des HEEREN, en in de schatten van het huis des
11739 2Kon 17:9 | 9 Zo hoorde de koning van Assyrie naar
11740 2Kon 17:9 | van Assyrie naar hem; want de koning van Assyrie toog
11741 2Kon 17:10 | 10 Toen toog de koning Achaz Tiglath-Pilezer,
11742 2Kon 17:10 | te Damaskus was, zo zond de koning Achaz aan den priester
11743 2Kon 17:10 | Achaz aan den priester Uria de gelijkenis van het altaar,
11744 2Kon 17:11 | 11 En Uria, de priester, bouwde een altaar,
11745 2Kon 17:11 | altaar, naar alles, wat de koning Achaz van Damaskus
11746 2Kon 17:11 | ontboden had; alzo deed de priester Uria, tegen dat
11747 2Kon 17:11 | priester Uria, tegen dat de koning Achaz van Damaskus
11748 2Kon 17:12 | 12 Als nu de koning van Damaskus gekomen
11749 2Kon 17:12 | Damaskus gekomen was, zag de koning het altaar; en de
11750 2Kon 17:12 | de koning het altaar; en de koning naderde tot het altaar,
11751 2Kon 17:14 | HEEREN, en hij zette het aan de zijde zijns altaars noordwaarts. ~
11752 2Kon 17:15 | 15 En de koning Achaz gebood Uria,
11753 2Kon 17:16 | 16 En Uria, de priester, deed naar alles,
11754 2Kon 17:16 | priester, deed naar alles, wat de koning Achaz geboden had. ~
11755 2Kon 17:17 | 17 En de koning Achaz sneed de lijsten
11756 2Kon 17:17 | En de koning Achaz sneed de lijsten der stellingen af,
11757 2Kon 17:17 | het wasvat weg, en deed de zee af van de koperen runderen,
11758 2Kon 17:17 | weg, en deed de zee af van de koperen runderen, die daaronder
11759 2Kon 17:20 | begraven bij zijn vaderen, in de stad Davids; en Hizkia,
11760 2Kon 18:1 | Remalia, werd Achaz koning, de zoon van Jotham, den koning
11761 2Kon 18:2 | deed niet dat recht was in de ogen des HEEREN zijns Gods,
11762 2Kon 18:3 | door het vuur gaan, naar de gruwelen der heidenen, die
11763 2Kon 18:3 | gruwelen der heidenen, die de HEERE voor de kinderen Israels
11764 2Kon 18:3 | heidenen, die de HEERE voor de kinderen Israels verdreven
11765 2Kon 18:4 | offerde ook en rookte op de hoogten en op de heuvelen,
11766 2Kon 18:4 | rookte op de hoogten en op de heuvelen, ook onder alle
11767 2Kon 18:5 | 5 Toen toog Rezin, de koning van Syrie, op, met
11768 2Kon 18:6 | dierzelfder tijd bracht Rezin, de koning van Syrie, Elath
11769 2Kon 18:6 | weder aan Syrie, en wierp de Joden uit Elath; en de Syriers
11770 2Kon 18:6 | wierp de Joden uit Elath; en de Syriers kwamen te Elath,
11771 2Kon 18:7 | kom op, en verlos mij uit de hand van den koning van
11772 2Kon 18:7 | koning van Syrie, en uit de hand van den koning van
11773 2Kon 18:8 | het huis des HEEREN, en in de schatten van het huis des
11774 2Kon 18:9 | 9 Zo hoorde de koning van Assyrie naar
11775 2Kon 18:9 | van Assyrie naar hem; want de koning van Assyrie toog
11776 2Kon 18:10 | 10 Toen toog de koning Achaz Tiglath-Pilezer,
11777 2Kon 18:10 | te Damaskus was, zo zond de koning Achaz aan den priester
11778 2Kon 18:10 | Achaz aan den priester Uria de gelijkenis van het altaar,
11779 2Kon 18:11 | 11 En Uria, de priester, bouwde een altaar,
11780 2Kon 18:11 | altaar, naar alles, wat de koning Achaz van Damaskus
11781 2Kon 18:11 | ontboden had; alzo deed de priester Uria, tegen dat
11782 2Kon 18:11 | priester Uria, tegen dat de koning Achaz van Damaskus
11783 2Kon 18:12 | 12 Als nu de koning van Damaskus gekomen
11784 2Kon 18:12 | Damaskus gekomen was, zag de koning het altaar; en de
11785 2Kon 18:12 | de koning het altaar; en de koning naderde tot het altaar,
11786 2Kon 18:14 | HEEREN, en hij zette het aan de zijde zijns altaars noordwaarts. ~
11787 2Kon 18:15 | 15 En de koning Achaz gebood Uria,
11788 2Kon 18:16 | 16 En Uria, de priester, deed naar alles,
11789 2Kon 18:16 | priester, deed naar alles, wat de koning Achaz geboden had. ~
11790 2Kon 18:17 | 17 En de koning Achaz sneed de lijsten
11791 2Kon 18:17 | En de koning Achaz sneed de lijsten der stellingen af,
11792 2Kon 18:17 | het wasvat weg, en deed de zee af van de koperen runderen,
11793 2Kon 18:17 | weg, en deed de zee af van de koperen runderen, die daaronder
11794 2Kon 18:20 | begraven bij zijn vaderen, in de stad Davids; en Hizkia,
11795 2Kon 19:1 | koning van Juda, werd Hosea, de zoon van Ela, koning over
11796 2Kon 19:2 | hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN; evenwel
11797 2Kon 19:2 | HEEREN; evenwel niet, als de koningen van Israel, die
11798 2Kon 19:4 | 4 Maar de koning van Assyrie bevond
11799 2Kon 19:4 | opbracht; zo besloot hem de koning van Assyrie, en bond
11800 2Kon 19:5 | 5 Want de koning van Assyrie toog
11801 2Kon 19:6 | negende jaar van Hosea, nam de koning van Assyrie Samaria
11802 2Kon 19:6 | Halah, en in Habor, aan de rivier Gozan, en in de steden
11803 2Kon 19:6 | aan de rivier Gozan, en in de steden der Meden. ~
11804 2Kon 19:7 | Want het was geschied, dat de kinderen Israels gezondigd
11805 2Kon 19:7 | opgebracht had, van onder de hand van Farao, den koning
11806 2Kon 19:8 | 8 En hadden gewandeld in de inzettingen der heidenen,
11807 2Kon 19:8 | inzettingen der heidenen, die de HEERE voor het aangezicht
11808 2Kon 19:9 | 9 En de kinderen Israels hadden
11809 2Kon 19:9 | kinderen Israels hadden de zaken, die niet recht zijn,
11810 2Kon 19:9 | van den wachttoren af tot de vaste steden toe. ~
11811 2Kon 19:11 | op alle hoogten, gelijk de heidenen, die de HEERE van
11812 2Kon 19:11 | gelijk de heidenen, die de HEERE van hun aangezichten
11813 2Kon 19:12 | 12 En zij hadden de drekgoden gediend, waarvan
11814 2Kon 19:12 | drekgoden gediend, waarvan de HEERE tot hen gezegd had:
11815 2Kon 19:13 | 13 Als nu de HEERE tegen Israel en tegen
11816 2Kon 19:13 | Mijn inzettingen, naar al de wet, die Ik uw vaderen geboden
11817 2Kon 19:13 | heb, en die Ik tot u door de hand van Mijn knechten,
11818 2Kon 19:13 | hand van Mijn knechten, de profeten, gezonden heb; ~
11819 2Kon 19:14 | verhardden hun nek, gelijk de nek hunner vaderen geweest
11820 2Kon 19:15 | betuigd had, en wandelden de ijdelheid na, dat zij ijdel
11821 2Kon 19:15 | ijdel werden, en achter de heidenen, die rondom hen
11822 2Kon 19:15 | rondom hen waren, van dewelke de HEERE hun geboden had, dat
11823 2Kon 19:16 | 16 Ja, zij verlieten al de geboden des HEEREN, huns
11824 2Kon 19:17 | te doen dat kwaad was in de ogen des HEEREN, om Hem
11825 2Kon 19:18 | 18 Daarom vertoornde zich de HEERE zeer over Israel,
11826 2Kon 19:18 | bleef niets over, behalve de stam van Juda alleen. ~
11827 2Kon 19:19 | 19 Zelfs hield Juda de geboden des HEEREN, huns
11828 2Kon 19:19 | niet; maar zij wandelden in de inzettingen van Israel,
11829 2Kon 19:20 | 20 Zo verwierp de HEERE het ganse zaad van
11830 2Kon 19:20 | bedrukte hen, en gaf ze in de hand der rovers, totdat
11831 2Kon 19:22 | 22 Alzo wandelden de kinderen Israels in alle
11832 2Kon 19:23 | 23 Totdat de HEERE Israel van Zijn aangezicht
11833 2Kon 19:23 | dienst van al Zijn knechten, de profeten; alzo werd Israel
11834 2Kon 19:24 | 24 De koning nu van Assyrie bracht
11835 2Kon 19:24 | Sefarvaim, en deed hen wonen in de steden van Samaria, in de
11836 2Kon 19:24 | de steden van Samaria, in de plaats der kinderen Israels;
11837 2Kon 19:25 | HEERE niet vreesden; zo zond de HEERE leeuwen onder hen,
11838 2Kon 19:26 | koning van Assyrie, zeggende: De volken, die gij vervoerd
11839 2Kon 19:26 | hebt, en hebt doen wonen in de steden van Samaria, weten
11840 2Kon 19:26 | steden van Samaria, weten de wijze des Gods van het land
11841 2Kon 19:26 | hen, dewijl zij niet weten de wijze des Gods van het land. ~
11842 2Kon 19:27 | 27 Toen gebood de koning van Assyrie, zeggende:
11843 2Kon 19:27 | aldaar; en dat hij hun lere de wijze des Gods van het land. ~
11844 2Kon 19:28 | 28 Zo kwam een uit de priesteren, die zij van
11845 2Kon 19:29 | goden; en zij stelden ze in de huizen der hoogten, die
11846 2Kon 19:29 | huizen der hoogten, die de Samaritanen gemaakt hadden,
11847 2Kon 19:30 | 30 Want de lieden van Babel maakten
11848 2Kon 19:30 | maakten Sukkoth Benoth, en de lieden van Chut maakten
11849 2Kon 19:30 | Chut maakten Nergal, en de lieden van Hamath maakten
11850 2Kon 19:31 | 31 En de Avieten maakten Nibhaz en
11851 2Kon 19:31 | maakten Nibhaz en Tartak, en de Sefarvieten verbrandden
11852 2Kon 19:31 | Adramelech en Anamelech, de goden van Sefarvaim, met
11853 2Kon 19:32 | voor hen dienst deden in de huizen der hoogten. ~
11854 2Kon 19:33 | dienden ook hun goden, naar de wijze der volken, van dewelke
11855 2Kon 19:34 | dezen dag toe doen die naar de eerste wijzen; zij vrezen
11856 2Kon 19:34 | naar hun rechten, en naar de wet, en naar het gebod,
11857 2Kon 19:34 | en naar het gebod, dat de HEERE geboden heeft aan
11858 2Kon 19:34 | HEERE geboden heeft aan de kinderen van Jakob, dien
11859 2Kon 19:35 | 35 Nochtans had de HEERE een verbond met hen
11860 2Kon 19:37 | 37 En de inzettingen, en de rechten,
11861 2Kon 19:37 | 37 En de inzettingen, en de rechten, en de wet, en het
11862 2Kon 19:37 | inzettingen, en de rechten, en de wet, en het gebod, die Hij
11863 2Kon 19:39 | en Hij zal u redden uit de hand van al uw vijanden. ~
11864 2Kon 20:1 | dat Hizkia koning werd, de zoon van Achaz, koning van
11865 2Kon 20:2 | twintig jaren te Jeruzalem, en de naam zijner moeder was Abi,
11866 2Kon 20:3 | hij deed dat recht was in de ogen des HEEREN, naar alles,
11867 2Kon 20:4 | 4 Hij nam de hoogten weg, en brak de
11868 2Kon 20:4 | de hoogten weg, en brak de opgerichte beelden, en roeide
11869 2Kon 20:4 | opgerichte beelden, en roeide de bossen uit; en hij verbrijzelde
11870 2Kon 20:4 | uit; en hij verbrijzelde de koperen slang, die Mozes
11871 2Kon 20:4 | Mozes gemaakt had, omdat de kinderen Israels tot die
11872 2Kon 20:6 | hield Zijn geboden, die de HEERE aan Mozes geboden
11873 2Kon 20:7 | 7 Zo was de HEERE met hem; overal, waar
11874 2Kon 20:8 | 8 Hij sloeg de Filistijnen tot Gaza toe,
11875 2Kon 20:8 | van den wachttoren af tot de vaste steden toe. ~
11876 2Kon 20:9 | Israel) dat Salmaneser, de koning van Assyrie, opkwam
11877 2Kon 20:11 | 11 En de koning van Assyrie voerde
11878 2Kon 20:11 | Halah, en in Habor, bij de rivier Gozan, en in de steden
11879 2Kon 20:11 | bij de rivier Gozan, en in de steden der Meden. ~
11880 2Kon 20:12 | 12 Daarom dat zij de stem des HEEREN, huns Gods,
11881 2Kon 20:12 | hadden; en al wat Mozes, de knecht des HEEREN, geboden
11882 2Kon 20:13 | koning Hizkia kwam Sanherib, de koning van Assyrie, op tegen
11883 2Kon 20:14 | 14 Toen zond Hizkia, de koning van Juda, tot den
11884 2Kon 20:14 | zal ik dragen. Toen legde de koning van Assyrie Hizkia,
11885 2Kon 20:15 | het huis des HEEREN, en in de schatten van het huis des
11886 2Kon 20:16 | sneed Hizkia het goud af van de deuren van den tempel des
11887 2Kon 20:16 | tempel des HEEREN, en van de posten, die Hizkia, de koning
11888 2Kon 20:16 | van de posten, die Hizkia, de koning van Juda, had laten
11889 2Kon 20:16 | overtrekken, en gaf dat aan de koning van Assyrie. ~
11890 2Kon 20:17 | 17 Evenwel zond de koning van Assyrie Tartan,
11891 2Kon 20:18 | ging tot hen uit Eljakim, de zoon van Hilkia, de hofmeester,
11892 2Kon 20:18 | Eljakim, de zoon van Hilkia, de hofmeester, en Sebna, de
11893 2Kon 20:18 | de hofmeester, en Sebna, de schrijver, en Joah, de zoon
11894 2Kon 20:18 | de schrijver, en Joah, de zoon van Asaf, de kanselier. ~
11895 2Kon 20:18 | Joah, de zoon van Asaf, de kanselier. ~
11896 2Kon 20:19 | Zegt nu tot Hizkia: Zo zegt de grote koning, de koning
11897 2Kon 20:19 | Zo zegt de grote koning, de koning van Assyrie: Wat
11898 2Kon 20:21 | doorboren; alzo is Farao, de koning van Egypte, al dengenen,
11899 2Kon 20:23 | paarden geven, zo gij voor u de ruiters daarop zult kunnen
11900 2Kon 20:24 | van een enigen vorst van de geringste knechten mijns
11901 2Kon 20:24 | vertrouwt op Egypte, om de wagenen en om de ruiteren. ~
11902 2Kon 20:24 | Egypte, om de wagenen en om de ruiteren. ~
11903 2Kon 20:25 | plaats, om die te verderven? De HEERE heeft tot mij gezegd:
11904 2Kon 20:26 | 26 Toen zeide Eljakim, de zoon van Hilkia, en Sebna,
11905 2Kon 20:26 | niet in het Joods, voor de oren des volks, dat op den
11906 2Kon 20:27 | spreken? Is het niet tot de mannen, die op den muur
11907 2Kon 20:29 | 29 Zo zegt de koning: Dat Hizkia u niet
11908 2Kon 20:30 | op den HEERE, zeggende: De HEERE zal ons zekerlijk
11909 2Kon 20:30 | en deze stad zal niet in de hand van den koning van
11910 2Kon 20:31 | Hizkia niet; want zo zegt de koning van Assyrie: Handelt
11911 2Kon 20:32 | hij hitst u op, zeggende: De HEERE zal ons redden. ~
11912 2Kon 20:33 | 33 Hebben de goden der volken, ieder
11913 2Kon 20:33 | land, enigszins gered uit de hand van den koning van
11914 2Kon 20:34 | 34 Waar zijn de goden van Hamath, en van
11915 2Kon 20:34 | en van Arpad? Waar zijn de goden van Sefarvaim, Hena
11916 2Kon 20:35 | mijn hand gered hebben, dat de HEERE Jeruzalem uit mijn
11917 2Kon 20:37 | 37 Toen kwam Eljakim, de zoon van Hilkia, de hofmeester,
11918 2Kon 20:37 | Eljakim, de zoon van Hilkia, de hofmeester, en Sebna, de
11919 2Kon 20:37 | de hofmeester, en Sebna, de schrijver, en Joah, de zoon
11920 2Kon 20:37 | de schrijver, en Joah, de zoon van Asaf, de kanselier,
11921 2Kon 20:37 | Joah, de zoon van Asaf, de kanselier, tot Hizkia, met
11922 2Kon 20:37 | klederen; en zij gaven hem de woorden van Rabsake te kennen. ~ ~
11923 2Kon 21:1 | 1 En het geschiedde, als de koning Hizkia dat hoorde,
11924 2Kon 21:2 | Sebna, den schrijver, en de oudsten der priesteren,
11925 2Kon 21:3 | en der lastering; want de kinderen zijn gekomen tot
11926 2Kon 21:3 | kinderen zijn gekomen tot aan de geboorte, en er is geen
11927 2Kon 21:4 | 4 Misschien zal de HEERE, uw God, horen al
11928 2Kon 21:4 | HEERE, uw God, horen al de woorden van Rabsake, denwelken
11929 2Kon 21:4 | Rabsake, denwelken zijn heer, de koning van Assyrie, gezonden
11930 2Kon 21:4 | schelden, met woorden, die de HEERE, uw God, gehoord heeft;
11931 2Kon 21:5 | 5 En de knechten van den koning
11932 2Kon 21:6 | uw heer zeggen: Zo zegt de HEERE: Vrees niet voor de
11933 2Kon 21:6 | de HEERE: Vrees niet voor de woorden, die gij gehoord
11934 2Kon 21:6 | gehoord hebt, waarmede Mij de dienaars van den koning
11935 2Kon 21:10 | zeggende: Jeruzalem zal in de hand des konings van Assyrie
11936 2Kon 21:11 | Zie, gij hebt gehoord, wat de koningen van Assyrie aan
11937 2Kon 21:12 | 12 Hebben de goden der volken, die mijn
11938 2Kon 21:12 | en Haran, en Rezef, en de kinderen van Eden, die in
11939 2Kon 21:13 | 13 Waar is de koning van Hamath, en de
11940 2Kon 21:13 | de koning van Hamath, en de koning van Arpad, en de
11941 2Kon 21:13 | de koning van Arpad, en de koning der stad Sefarvaim,
11942 2Kon 21:14 | 14 Als nu Hizkia de brieven uit der boden hand
11943 2Kon 21:15 | God Israels, Die tussen de cherubim woont! Gij zelf,
11944 2Kon 21:15 | Gij zelf, Gij alleen zijt de God van alle koninkrijken
11945 2Kon 21:15 | aarde, Gij hebt den hemel en de aarde gemaakt. ~
11946 2Kon 21:16 | ogen open en zie, en hoor de woorden van Sanherib, die
11947 2Kon 21:17 | Waarlijk, HEERE, hebben de koningen van Assyrie die
11948 2Kon 21:20 | 20 Toen zond Jesaja, de zoon van Amoz, tot Hizkia,
11949 2Kon 21:20 | Hizkia, zeggende: Zo spreekt de HEERE, de God Israels: Dat
11950 2Kon 21:20 | zeggende: Zo spreekt de HEERE, de God Israels: Dat gij tot
11951 2Kon 21:21 | 21 Dit is het woord, dat de HEERE over hem gesproken
11952 2Kon 21:21 | over hem gesproken heeft: De jonkvrouw, de dochter van
11953 2Kon 21:21 | gesproken heeft: De jonkvrouw, de dochter van Sion, veracht
11954 2Kon 21:21 | veracht u, zij bespot u, de dochter van Jeruzalem schudt
11955 2Kon 21:22 | en tegen Wien hebt gij de stem verheven, en uw ogen
11956 2Kon 21:23 | gehoond, en gezegd: Ik heb met de menigte mijner wagenen beklommen
11957 2Kon 21:23 | mijner wagenen beklommen de hoogten der bergen, de zijden
11958 2Kon 21:23 | beklommen de hoogten der bergen, de zijden van den Libanon;
11959 2Kon 21:25 | dat gij zoudt zijn, om de vaste steden te verstoren
11960 2Kon 21:26 | als het gras des velds, en de groene grasscheutjes, het
11961 2Kon 21:31 | ontkomene van den berg Sion; de ijver van den HEERE der
11962 2Kon 21:32 | 32 Daarom zo zegt de HEERE van den koning van
11963 2Kon 21:33 | zal hij niet komen, zegt de HEERE. ~
11964 2Kon 21:35 | in dienzelven nacht, dat de Engel des HEEREN uitvoer,
11965 2Kon 21:36 | 36 Zo vertrok Sanherib, de koning van Assyrie, en toog
11966 2Kon 22:1 | krank tot stervens toe; en de profeet Jesaja, de zoon
11967 2Kon 22:1 | toe; en de profeet Jesaja, de zoon van Amoz, kwam tot
11968 2Kon 22:1 | en zeide tot hem: Zo zegt de HEERE: Geef bevel aan uw
11969 2Kon 22:5 | voorganger Mijns volks: Zo zegt de HEERE, de God van uw vader
11970 2Kon 22:5 | volks: Zo zegt de HEERE, de God van uw vader David:
11971 2Kon 22:6 | dagen toedoen, en zal u uit de hand des konings van Assyrie
11972 2Kon 22:7 | namen ze, en legden ze op de zweer, en hij werd genezen. ~
11973 2Kon 22:8 | Welk is het teken, dat de HEERE mij gezond maken zal,
11974 2Kon 22:9 | van den HEERE zijn, dat de HEERE het woord, dat Hij
11975 2Kon 22:9 | gesproken heeft, doen zal: Zal de schaduw tien graden voorwaarts
11976 2Kon 22:10 | te gaan; neen, maar dat de schaduw tien graden achterwaarts
11977 2Kon 22:11 | 11 En Jesaja, de profeet, riep den HEERE
11978 2Kon 22:11 | den HEERE aan; en Hij deed de schaduw tien graden achterwaarts
11979 2Kon 22:11 | graden achterwaarts keren in de graden, dewelke zij nederwaarts
11980 2Kon 22:11 | nederwaarts gegaan was, in de graden van Achaz' zonnewijzer. ~
11981 2Kon 22:12 | tijd zond Berodach Baladan de zoon van Baladan, de koning
11982 2Kon 22:12 | Baladan de zoon van Baladan, de koning van Babel, brieven
11983 2Kon 22:13 | zilver, en het goud, en de specerijen, en de beste
11984 2Kon 22:13 | goud, en de specerijen, en de beste olie, en zijn wapenhuis,
11985 2Kon 22:14 | 14 Toen kwam de profeet Jesaja tot den koning
11986 2Kon 22:17 | 17 Zie, de dagen komen, dat al wat
11987 2Kon 22:17 | overgelaten worden, zegt de HEERE. ~
11988 2Kon 22:20 | gemaakt heeft, en water in de stad gebracht heeft, zijn
11989 2Kon 23:1 | vijftig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Hefzi-bah. ~
11990 2Kon 23:2 | hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN, naar de
11991 2Kon 23:2 | de ogen des HEEREN, naar de gruwelen der heidenen, die
11992 2Kon 23:2 | gruwelen der heidenen, die de HEERE voor het aangezicht
11993 2Kon 23:2 | der kinderen Israels uit de bezitting verdreven had. ~
11994 2Kon 23:3 | 3 Want hij bouwde de hoogten weder op, die Hizkia,
11995 2Kon 23:3 | een bos, gelijk als Achab, de koning van Israel, gemaakt
11996 2Kon 23:4 | huis des HEEREN, waarvan de HEERE gezegd had: te Jeruzalem
11997 2Kon 23:5 | heir des hemels, in beide de voorhoven van het huis des
11998 2Kon 23:6 | deed zeer veel kwaads in de ogen des HEEREN, om Hem
11999 2Kon 23:7 | had, in het huis waarvan de HEERE gezegd had tot David,
12000 2Kon 23:8 | hun geboden heb, en naar de ganse wet, die Mijn knecht
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33382 |