1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33382
Book Chapter: Verse
13501 2Kro 2:12 | Israels, Die den hemel en de aarde gemaakt heeft, dat
13502 2Kro 2:14 | Den zoon ener vrouw uit de dochteren van Dan, en wiens
13503 2Kro 2:14 | worden, met uw wijzen, en de wijzen van mijn heer, uw
13504 2Kro 2:15 | mijn heer zijn knechten de tarwe en de gerst, de olie
13505 2Kro 2:15 | zijn knechten de tarwe en de gerst, de olie en den wijn,
13506 2Kro 2:15 | knechten de tarwe en de gerst, de olie en den wijn, die hij
13507 2Kro 2:16 | tot u met vlotten, over de zee, naar Jafo brengen;
13508 2Kro 2:17 | 17 En Salomo telde al de vreemde mannen, die in het
13509 2Kro 2:17 | Israel waren, achtervolgens de telling, met dewelke zijn
13510 2Kro 3:1 | vader David gewezen was, in de plaats, die David toebereid
13511 2Kro 3:2 | Hij begon nu te bouwen in de tweede maand, op den tweeden
13512 2Kro 3:3 | 3 En deze zijn de grondleggingen van Salomo,
13513 2Kro 3:3 | het huis Gods te bouwen: de lengte in ellen, naar de
13514 2Kro 3:3 | de lengte in ellen, naar de eerste mate, was zestig
13515 2Kro 3:3 | mate, was zestig ellen, en de breedte twintig ellen. ~
13516 2Kro 3:4 | hetwelk vooraan was, was in de lengte, naar de breedte
13517 2Kro 3:4 | was in de lengte, naar de breedte van het huis, twintig
13518 2Kro 3:4 | huis, twintig ellen, en de hoogte honderd en twintig;
13519 2Kro 3:7 | overdekte hij aan het huis de balken, de posten en de
13520 2Kro 3:7 | aan het huis de balken, de posten en de wanden daarvan,
13521 2Kro 3:7 | de balken, de posten en de wanden daarvan, en de deuren
13522 2Kro 3:7 | en de wanden daarvan, en de deuren daarvan met goud;
13523 2Kro 3:7 | hij graveerde cherubs aan de wanden. ~
13524 2Kro 3:8 | heiligen, welks lengte, naar de breedte van het huis, was
13525 2Kro 3:8 | huis, was twintig ellen, en de breedte daarvan twintig
13526 2Kro 3:9 | sikkelen gouds; en hij overtoog de opperzalen met goud. ~
13527 2Kro 3:11 | 11 Aangaande de vleugelen der cherubim,
13528 2Kro 3:11 | den wand van het huis, en de andere vleugel van vijf
13529 2Kro 3:11 | vijf ellen, rakende aan de vleugel des anderen cherubs. ~
13530 2Kro 3:12 | 12 Insgelijks was de vleugel des anderen cherubs
13531 2Kro 3:12 | den wand van het huis; en de andere vleugel was van vijf
13532 2Kro 3:13 | 13 De vleugelen dezer cherubim
13533 2Kro 3:16 | maakte hij ketenen, als in de aanspraakplaats, en hij
13534 2Kro 3:16 | aanspraakplaats, en hij zette ze op de hoofden der pilaren; daartoe
13535 2Kro 3:16 | granaatappelen, en zette ze tussen de ketenen. ~
13536 2Kro 3:17 | 17 En hij richtte de pilaren op voor aan den
13537 2Kro 4:2 | 2 Daartoe maakte hij de gegoten zee; van tien ellen
13538 2Kro 4:3 | 3 Onder dezelve nu was de gelijkenis van runderen,
13539 2Kro 4:3 | tien in een el, omringende de zee rondom; twee rijen dezer
13540 2Kro 4:4 | ziende naar het oosten; en de zee was boven op dezelve;
13541 2Kro 4:6 | staken zij daarin; maar de zee was, opdat de priesters
13542 2Kro 4:6 | maar de zee was, opdat de priesters zich daarin zouden
13543 2Kro 4:7 | in den tempel, vijf aan de rechterhand, en vijf aan
13544 2Kro 4:7 | rechterhand, en vijf aan de linkerhand. ~
13545 2Kro 4:8 | in den tempel, vijf aan de rechterhand, en vijf aan
13546 2Kro 4:8 | rechterhand, en vijf aan de linkerhand; en hij maakte
13547 2Kro 4:9 | grote voorhof, mitsgaders de deuren voor het voorhof,
13548 2Kro 4:10 | 10 De zee nu zette hij aan de
13549 2Kro 4:10 | De zee nu zette hij aan de rechterzijde, naar het oosten,
13550 2Kro 4:11 | 11 Daartoe maakte Huram de potten, en de schoffelen,
13551 2Kro 4:11 | maakte Huram de potten, en de schoffelen, en de sprengbekkens;
13552 2Kro 4:11 | potten, en de schoffelen, en de sprengbekkens; alzo voleindde
13553 2Kro 4:11 | werk te maken, dat hij voor de koning Salomo aan het huis
13554 2Kro 4:12 | 12 De twee pilaren, en de bollen,
13555 2Kro 4:12 | 12 De twee pilaren, en de bollen, en de twee kapitelen,
13556 2Kro 4:12 | pilaren, en de bollen, en de twee kapitelen, op het hoofd
13557 2Kro 4:12 | het hoofd der pilaren; en de twee netten, om de twee
13558 2Kro 4:12 | pilaren; en de twee netten, om de twee bollen der kapitelen
13559 2Kro 4:13 | 13 En de vierhonderd granaatappelen
13560 2Kro 4:13 | vierhonderd granaatappelen tot de twee netten: twee rijen
13561 2Kro 4:13 | granaatappelen tot elk net, om de twee bollen der kapitelen
13562 2Kro 4:13 | te bedekken, die boven op de pilaren waren. ~
13563 2Kro 4:14 | 14 Hij maakte ook de stellingen; en wasvaten
13564 2Kro 4:14 | en wasvaten maakte hij op de stellingen; ~
13565 2Kro 4:15 | 15 Een zee, en de twaalf runderen daaronder. ~
13566 2Kro 4:16 | 16 Insgelijks de potten, en de schoffelen,
13567 2Kro 4:16 | Insgelijks de potten, en de schoffelen, en de krauwelen,
13568 2Kro 4:16 | potten, en de schoffelen, en de krauwelen, en al hun vaten
13569 2Kro 4:16 | vaten maakte Huram Abiu voor de koning Salomo, voor het
13570 2Kro 4:17 | 17 In de vlakte van de Jordaan goot
13571 2Kro 4:17 | 17 In de vlakte van de Jordaan goot ze de koning,
13572 2Kro 4:17 | vlakte van de Jordaan goot ze de koning, in dichte aarde,
13573 2Kro 4:19 | en het gouden altaar, en de tafelen, waarop de toonbroden
13574 2Kro 4:19 | altaar, en de tafelen, waarop de toonbroden zijn; ~
13575 2Kro 4:20 | 20 En de kandelaren met hun lampen,
13576 2Kro 4:20 | gesloten goud, om die naar de wijze aan te steken, voor
13577 2Kro 4:20 | wijze aan te steken, voor de aanspraakplaats; ~
13578 2Kro 4:21 | 21 En de bloemen, en de lampen, en
13579 2Kro 4:21 | 21 En de bloemen, en de lampen, en de snuiters,
13580 2Kro 4:21 | bloemen, en de lampen, en de snuiters, van goud; het
13581 2Kro 4:22 | 22 Mitsgaders de gaffelen, en de sprengbekkens,
13582 2Kro 4:22 | Mitsgaders de gaffelen, en de sprengbekkens, en de rookschalen,
13583 2Kro 4:22 | en de sprengbekkens, en de rookschalen, en de wierookvaten,
13584 2Kro 4:22 | sprengbekkens, en de rookschalen, en de wierookvaten, van gesloten
13585 2Kro 4:22 | heilige der heiligen, en de deuren van het huis des
13586 2Kro 5:1 | maakte. Daarna bracht Salomo de geheiligde dingen van zijn
13587 2Kro 5:1 | zilver, en het goud, en al de vaten legde hij onder de
13588 2Kro 5:1 | de vaten legde hij onder de schatten van het huis Gods. ~
13589 2Kro 5:2 | 2 Toen vergaderde Salomo de oudsten van Israel, en al
13590 2Kro 5:2 | oudsten van Israel, en al de hoofden der stammen, de
13591 2Kro 5:2 | de hoofden der stammen, de oversten der vaderen onder
13592 2Kro 5:2 | oversten der vaderen onder de kinderen Israels, te Jeruzalem,
13593 2Kro 5:2 | Israels, te Jeruzalem, om de ark des verbonds des HEEREN
13594 2Kro 5:2 | HEEREN op te brengen uit de stad Davids, dewelke is
13595 2Kro 5:3 | Israel verzamelden zich tot de koning op het feest, hetwelk
13596 2Kro 5:3 | het feest, hetwelk was in de zevende maand. ~
13597 2Kro 5:4 | 4 En al de oudsten van Israel kwamen,
13598 2Kro 5:4 | oudsten van Israel kwamen, en de Levieten namen de ark op. ~
13599 2Kro 5:4 | kwamen, en de Levieten namen de ark op. ~
13600 2Kro 5:5 | 5 En zij brachten de ark, en de tent der samenkomst
13601 2Kro 5:5 | zij brachten de ark, en de tent der samenkomst opwaarts,
13602 2Kro 5:5 | opwaarts, mitsgaders al de heilige vaten, die in de
13603 2Kro 5:5 | de heilige vaten, die in de tent waren; deze brachten
13604 2Kro 5:5 | tent waren; deze brachten de priesters en Levieten opwaarts. ~
13605 2Kro 5:6 | 6 De koning Salomo nu, en de
13606 2Kro 5:6 | De koning Salomo nu, en de ganse vergadering van Israel,
13607 2Kro 5:6 | hem vergaderd waren voor de ark, offerden schapen en
13608 2Kro 5:6 | en runderen, die vanwege de menigte niet konden geteld
13609 2Kro 5:7 | 7 Alzo brachten de priesters de ark des verbonds
13610 2Kro 5:7 | Alzo brachten de priesters de ark des verbonds des HEEREN
13611 2Kro 5:7 | HEEREN tot haar plaats, tot de aanspraakplaats van het
13612 2Kro 5:7 | der heiligen, tot onder de vleugelen der cherubim. ~
13613 2Kro 5:8 | 8 Want de cherubim spreidden de beide
13614 2Kro 5:8 | Want de cherubim spreidden de beide vleugelen over de
13615 2Kro 5:8 | de beide vleugelen over de plaats der ark; en de cherubim
13616 2Kro 5:8 | over de plaats der ark; en de cherubim overdekten de ark
13617 2Kro 5:8 | en de cherubim overdekten de ark en haar handbomen van
13618 2Kro 5:9 | 9 Daarna schoven zij de handbomen verder uit, dat
13619 2Kro 5:9 | handbomen verder uit, dat de hoofden der handbomen gezien
13620 2Kro 5:9 | handbomen gezien werden uit de ark, voor aan de aanspraakplaats,
13621 2Kro 5:9 | werden uit de ark, voor aan de aanspraakplaats, maar buiten
13622 2Kro 5:10 | 10 Er was niets in de ark, dan alleen de twee
13623 2Kro 5:10 | niets in de ark, dan alleen de twee tafelen, die Mozes
13624 2Kro 5:10 | Horeb daarin gedaan had als de HEERE een verbond maakte
13625 2Kro 5:10 | HEERE een verbond maakte met de kinderen Israels, toen zij
13626 2Kro 5:11 | 11 En het geschiedde, als de priesters uit het heilige
13627 2Kro 5:11 | heilige uitgingen; (want al de priesters, die gevonden
13628 2Kro 5:11 | hadden zich geheiligd, zonder de verdelingen te houden; ~
13629 2Kro 5:12 | 12 En de Levieten, die zangers waren
13630 2Kro 5:13 | lovende den HEERE; en als zij de stem verhieven met trompetten,
13631 2Kro 5:14 | 14 En de priesters konden, vanwege
13632 2Kro 5:14 | staan, om te dienen; want de heerlijkheid des HEEREN
13633 2Kro 6:1 | maakte. Daarna bracht Salomo de geheiligde dingen van zijn
13634 2Kro 6:1 | zilver, en het goud, en al de vaten legde hij onder de
13635 2Kro 6:1 | de vaten legde hij onder de schatten van het huis Gods. ~
13636 2Kro 6:2 | 2 Toen vergaderde Salomo de oudsten van Israel, en al
13637 2Kro 6:2 | oudsten van Israel, en al de hoofden der stammen, de
13638 2Kro 6:2 | de hoofden der stammen, de oversten der vaderen onder
13639 2Kro 6:2 | oversten der vaderen onder de kinderen Israels, te Jeruzalem,
13640 2Kro 6:2 | Israels, te Jeruzalem, om de ark des verbonds des HEEREN
13641 2Kro 6:2 | HEEREN op te brengen uit de stad Davids, dewelke is
13642 2Kro 6:3 | Israel verzamelden zich tot de koning op het feest, hetwelk
13643 2Kro 6:3 | het feest, hetwelk was in de zevende maand. ~
13644 2Kro 6:4 | 4 En al de oudsten van Israel kwamen,
13645 2Kro 6:4 | oudsten van Israel kwamen, en de Levieten namen de ark op. ~
13646 2Kro 6:4 | kwamen, en de Levieten namen de ark op. ~
13647 2Kro 6:5 | 5 En zij brachten de ark, en de tent der samenkomst
13648 2Kro 6:5 | zij brachten de ark, en de tent der samenkomst opwaarts,
13649 2Kro 6:5 | opwaarts, mitsgaders al de heilige vaten, die in de
13650 2Kro 6:5 | de heilige vaten, die in de tent waren; deze brachten
13651 2Kro 6:5 | tent waren; deze brachten de priesters en Levieten opwaarts. ~
13652 2Kro 6:6 | 6 De koning Salomo nu, en de
13653 2Kro 6:6 | De koning Salomo nu, en de ganse vergadering van Israel,
13654 2Kro 6:6 | hem vergaderd waren voor de ark, offerden schapen en
13655 2Kro 6:6 | en runderen, die vanwege de menigte niet konden geteld
13656 2Kro 6:7 | 7 Alzo brachten de priesters de ark des verbonds
13657 2Kro 6:7 | Alzo brachten de priesters de ark des verbonds des HEEREN
13658 2Kro 6:7 | HEEREN tot haar plaats, tot de aanspraakplaats van het
13659 2Kro 6:7 | der heiligen, tot onder de vleugelen der cherubim. ~
13660 2Kro 6:8 | 8 Want de cherubim spreidden de beide
13661 2Kro 6:8 | Want de cherubim spreidden de beide vleugelen over de
13662 2Kro 6:8 | de beide vleugelen over de plaats der ark; en de cherubim
13663 2Kro 6:8 | over de plaats der ark; en de cherubim overdekten de ark
13664 2Kro 6:8 | en de cherubim overdekten de ark en haar handbomen van
13665 2Kro 6:9 | 9 Daarna schoven zij de handbomen verder uit, dat
13666 2Kro 6:9 | handbomen verder uit, dat de hoofden der handbomen gezien
13667 2Kro 6:9 | handbomen gezien werden uit de ark, voor aan de aanspraakplaats,
13668 2Kro 6:9 | werden uit de ark, voor aan de aanspraakplaats, maar buiten
13669 2Kro 6:10 | 10 Er was niets in de ark, dan alleen de twee
13670 2Kro 6:10 | niets in de ark, dan alleen de twee tafelen, die Mozes
13671 2Kro 6:10 | Horeb daarin gedaan had als de HEERE een verbond maakte
13672 2Kro 6:10 | HEERE een verbond maakte met de kinderen Israels, toen zij
13673 2Kro 6:11 | 11 En het geschiedde, als de priesters uit het heilige
13674 2Kro 6:11 | heilige uitgingen; (want al de priesters, die gevonden
13675 2Kro 6:11 | hadden zich geheiligd, zonder de verdelingen te houden; ~
13676 2Kro 6:12 | 12 En de Levieten, die zangers waren
13677 2Kro 6:13 | lovende den HEERE; en als zij de stem verhieven met trompetten,
13678 2Kro 6:14 | 14 En de priesters konden, vanwege
13679 2Kro 6:14 | staan, om te dienen; want de heerlijkheid des HEEREN
13680 2Kro 7:1 | 1 Toen zeide Salomo: De HEERE heeft gezegd, dat
13681 2Kro 7:1 | heeft gezegd, dat Hij in de donkerheid zou wonen. ~
13682 2Kro 7:3 | 3 Daarna wendde de koning zijn aangezicht om,
13683 2Kro 7:3 | aangezicht om, en zegende de ganse gemeente van Israel;
13684 2Kro 7:3 | gemeente van Israel; en de ganse gemeente van Israel
13685 2Kro 7:4 | En hij zeide: Geloofd zij de HEERE, de God van Israel,
13686 2Kro 7:4 | zeide: Geloofd zij de HEERE, de God van Israel, Die met
13687 2Kro 7:8 | 8 Maar de HEERE zeide tot mijn vader
13688 2Kro 7:10 | 10 Zo heeft de HEERE Zijn woord bevestigd,
13689 2Kro 7:10 | want ik ben opgestaan in de plaats van mijn vader David,
13690 2Kro 7:10 | troon van Israel, gelijk als de HEERE gesproken heeft; en
13691 2Kro 7:11 | 11 En ik heb daar de ark gesteld, waarin het
13692 2Kro 7:11 | hetwelk Hij maakte met de kinderen Israels. ~
13693 2Kro 7:12 | altaar des HEEREN, tegenover de ganse gemeente van Israel;
13694 2Kro 7:13 | knielde op zijn knieen voor de ganse gemeente van Israel,
13695 2Kro 7:14 | Gij, in den hemel noch op de aarde, houdende het verbond
13696 2Kro 7:14 | houdende het verbond en de weldadigheid aan Uw knechten,
13697 2Kro 7:18 | Maar waarlijk, zou God bij de mensen op de aarde wonen?
13698 2Kro 7:18 | zou God bij de mensen op de aarde wonen? Ziet de hemelen,
13699 2Kro 7:18 | op de aarde wonen? Ziet de hemelen, ja, de hemel der
13700 2Kro 7:18 | wonen? Ziet de hemelen, ja, de hemel der hemelen, zouden
13701 2Kro 7:20 | nacht, over dit huis, over de plaats, van dewelke Gij
13702 2Kro 7:21 | 21 Hoor dan naar de smekingen van Uw knecht,
13703 2Kro 7:21 | bidden; en hoor Gij uit de plaats Uwer woning, uit
13704 2Kro 7:22 | zichzelven te vervloeken, en de eed des vloeks voor Uw altaar
13705 2Kro 7:25 | uit den hemel, en vergeef de zonden van Uw volk Israel,
13706 2Kro 7:26 | 26 Als de hemel zal gesloten zijn,
13707 2Kro 7:27 | in den hemel, en vergeef de zonden Uwer knechten en
13708 2Kro 7:30 | Hoor Gij dan uit den hemel, de vaste plaats Uwer woning,
13709 2Kro 7:30 | alleen kent het hart van de kinderen der mensen. ~
13710 2Kro 7:31 | wandelen in Uw wegen, al de dagen, die zij leven zullen
13711 2Kro 7:33 | Gij dan uit den hemel, uit de vaste plaats Uwer woning,
13712 2Kro 7:39 | Hoor dan uit den hemel, uit de vaste plaats Uwer woning,
13713 2Kro 7:41 | U op tot Uw rust, Gij en de ark Uwer kracht; laat Uw
13714 2Kro 8:1 | verteerde het brandoffer en de slachtofferen; en de heerlijkheid
13715 2Kro 8:1 | en de slachtofferen; en de heerlijkheid des HEEREN
13716 2Kro 8:2 | 2 En de priesters konden niet ingaan
13717 2Kro 8:2 | het huis des HEEREN; want de heerlijkheid des HEEREN
13718 2Kro 8:3 | 3 En als al de kinderen Israels dat vuur
13719 2Kro 8:3 | dat vuur zagen afdalen, en de heerlijkheid des HEEREN
13720 2Kro 8:4 | 4 De koning nu en al het volk
13721 2Kro 8:5 | 5 En de koning Salomo offerde slachtofferen
13722 2Kro 8:5 | twintig duizend. Alzo hebben de koning en het ganse volk
13723 2Kro 8:6 | 6 Ook stonden de priesters in hun wachten,
13724 2Kro 8:6 | priesters in hun wachten, en de Levieten met de muzikale
13725 2Kro 8:6 | wachten, en de Levieten met de muzikale instrumenten des
13726 2Kro 8:6 | instrumenten des HEEREN, die de koning David gemaakt had,
13727 2Kro 8:6 | hun dienst Hem prees; en de priesters trompetten tegen
13728 2Kro 8:7 | HEEREN was, dewijl hij daar de brandofferen en het vette
13729 2Kro 8:8 | ingang af van Hamath, tot de rivier van Egypte. ~
13730 2Kro 8:9 | verbodsdag; want zij hielden de inwijding des altaars zeven
13731 2Kro 8:10 | goedsmoeds over het goede, dat de HEERE aan David en Salomo,
13732 2Kro 8:12 | 12 En de HEERE verscheen Salomo des
13733 2Kro 8:21 | zal zeggen: Waarom heeft de HEERE aan dit land en aan
13734 2Kro 9:2 | 2 Dat Salomo de steden, welke Huram hem
13735 2Kro 9:2 | gegeven had, bouwde, en de kinderen Israels aldaar
13736 2Kro 9:4 | Hij bouwde ook Thadmor in de woestijn, en al de schatsteden,
13737 2Kro 9:4 | Thadmor in de woestijn, en al de schatsteden, die hij bouwde
13738 2Kro 9:6 | Mitsgaders Baalath, en al de schatsteden, die Salomo
13739 2Kro 9:6 | en alle wagensteden, en de steden der ruiteren, en
13740 2Kro 9:6 | steden der ruiteren, en wat de begeerte van Salomo begeerd
13741 2Kro 9:7 | dat overgebleven was van de Hethieten, en de Amorieten,
13742 2Kro 9:7 | was van de Hethieten, en de Amorieten, en de Ferezieten,
13743 2Kro 9:7 | Hethieten, en de Amorieten, en de Ferezieten, en de Hevieten,
13744 2Kro 9:7 | Amorieten, en de Ferezieten, en de Hevieten, en de Jebusieten,
13745 2Kro 9:7 | Ferezieten, en de Hevieten, en de Jebusieten, die niet uit
13746 2Kro 9:8 | overgebleven waren, welke de kinderen Israels niet verdaan
13747 2Kro 9:9 | 9 Doch uit de kinderen Israels, die Salomo
13748 2Kro 9:10 | oversten der bestelden, die de koning Salomo had, tweehonderd
13749 2Kro 9:11 | 11 Salomo nu deed de dochter van Farao opkomen
13750 2Kro 9:11 | dochter van Farao opkomen uit de stad Davids, tot het huis,
13751 2Kro 9:11 | Israel, niet wonen, omdat de plaatsen heilig zijn, tot
13752 2Kro 9:11 | heilig zijn, tot dewelke de ark des HEEREN gekomen is. ~
13753 2Kro 9:13 | het gebod van Mozes, op de sabbatten, en op de nieuwe
13754 2Kro 9:13 | op de sabbatten, en op de nieuwe maanden, en op de
13755 2Kro 9:13 | de nieuwe maanden, en op de gezette hoogtijden, drie
13756 2Kro 9:13 | het jaar; op het feest van de ongezuurde broden, en op
13757 2Kro 9:14 | 14 Hij stelde ook, naar de wijze zijns vaders Davids,
13758 2Kro 9:14 | wijze zijns vaders Davids, de verdelingen der priesteren
13759 2Kro 9:14 | God te prijzen, en voor de priesteren te dienen, naar
13760 2Kro 9:14 | den eis van elken dag; en de poortiers in hun verdelingen,
13761 2Kro 9:15 | van des konings gebod aan de priesteren en de Levieten,
13762 2Kro 9:15 | gebod aan de priesteren en de Levieten, aangaande alle
13763 2Kro 9:15 | alle zaken, en aangaande de schatten. ~
13764 2Kro 9:18 | En Huram zond hem, door de hand zijner knechten, schepen,
13765 2Kro 9:18 | mitsgaders knechten, kenners van de zee; en zij gingen met Salomo'
13766 2Kro 10:1 | 1 En toen de koningin van Scheba het
13767 2Kro 10:3 | 3 Als nu de koningin van Scheba zag
13768 2Kro 10:3 | koningin van Scheba zag de wijsheid van Salomo, en
13769 2Kro 10:4 | 4 En de spijze zijner tafel, en
13770 2Kro 10:6 | dat gezien hebben; en zie, de helft van de grootheid uwer
13771 2Kro 10:6 | hebben; en zie, de helft van de grootheid uwer wijsheid
13772 2Kro 10:8 | 8 Geloofd zij de HEERE, uw God, Die behagen
13773 2Kro 10:9 | 9 En zij gaf de koning honderd en twintig
13774 2Kro 10:9 | gelijk deze specerij, die de koningin van Scheba den
13775 2Kro 10:11 | 11 En de koning maakte van dat algummimhout
13776 2Kro 10:11 | mitsgaders harpen en luiten voor de zangers; desgelijks ook
13777 2Kro 10:12 | 12 En de koning Salomo gaf de koningin
13778 2Kro 10:12 | En de koning Salomo gaf de koningin van Scheba al haar
13779 2Kro 10:14 | 14 Behalve dat zij van de kramers en de kooplieden
13780 2Kro 10:14 | dat zij van de kramers en de kooplieden inbrachten; ook
13781 2Kro 10:14 | koningen van Arabie, en de vorsten deszelven lands,
13782 2Kro 10:15 | 15 Daartoe maakte de koning Salomo tweehonderd
13783 2Kro 10:16 | opwegen tot elk schild; en de koning legde ze in het huis
13784 2Kro 10:17 | 17 Nog maakte de koning een groten elpenbenen
13785 2Kro 10:18 | 18 En de troon had zes trappen en
13786 2Kro 10:18 | leuningen aan beide zijden, tot de zitplaats toe; en twee leeuwen
13787 2Kro 10:18 | twee leeuwen stonden bij de leuningen. ~
13788 2Kro 10:19 | daar aan beide zijden, op de zes trappen; desgelijks
13789 2Kro 10:20 | goud; het zilver was in de dagen van Salomo niet voor
13790 2Kro 10:21 | voeren naar Tharsis, met de knechten van Huram; eens
13791 2Kro 10:21 | eens in drie jaren kwamen de schepen van Tharsis in,
13792 2Kro 10:22 | 22 Alzo werd de koning Salomo groter dan
13793 2Kro 10:25 | ruiteren; en hij legde ze in de wagensteden, en bij den
13794 2Kro 10:26 | over alle koningen, van de rivier tot aan het land
13795 2Kro 10:26 | Filistijnen, en tot aan de landpale van Egypte. ~
13796 2Kro 10:27 | 27 Ook maakte de koning het zilver in Jeruzalem
13797 2Kro 10:27 | Jeruzalem te zijn als stenen, en de cederen maakte hij te zijn
13798 2Kro 10:27 | cederen maakte hij te zijn als de wilde vijgebomen, die in
13799 2Kro 10:27 | wilde vijgebomen, die in de laagte zijn, in menigte. ~
13800 2Kro 10:29 | zijn die niet geschreven in de woorden van Nathan, den
13801 2Kro 10:29 | Nathan, den profeet, en in de profetie van Ahia, den Siloniet,
13802 2Kro 10:29 | Ahia, den Siloniet, en in de gezichten van Jedi, den
13803 2Kro 10:31 | en zij begroeven hem in de stad zijns vaders Davids;
13804 2Kro 11:2 | geschiedde nu, als Jerobeam, de zoon van Nebat, dat hoorde (
13805 2Kro 11:6 | 6 En de koning Rehabeam hield raad
13806 2Kro 11:6 | Rehabeam hield raad met de oudsten, die gestaan hadden
13807 2Kro 11:8 | hadden; en hij hield raad met de jongelingen, die met hem
13808 2Kro 11:10 | 10 En de jongelingen die met hem
13809 2Kro 11:12 | den derden dag, gelijk als de koning gesproken had, zeggende:
13810 2Kro 11:13 | 13 En de koning antwoordde hun hardelijk;
13811 2Kro 11:13 | antwoordde hun hardelijk; want de koning Rehabeam verliet
13812 2Kro 11:15 | 15 Alzo hoorde de koning naar het volk niet;
13813 2Kro 11:15 | omwending was van God, opdat de HEERE Zijn woord bevestigde,
13814 2Kro 11:16 | ganse volk Israel zag, dat de koning naar hen niet hoorde,
13815 2Kro 11:17 | 17 Doch aangaande de kinderen van Israel, die
13816 2Kro 11:17 | kinderen van Israel, die in de steden van Juda woonden,
13817 2Kro 11:18 | 18 Toen zond de koning Rehabeam Hadoram,
13818 2Kro 11:18 | Rehabeam Hadoram, die over de schatting was; en de kinderen
13819 2Kro 11:18 | over de schatting was; en de kinderen Israels stenigden
13820 2Kro 11:18 | stenen, dat hij stierf; maar de koning Rehabeam verkloekte
13821 2Kro 11:19 | 19 Alzo vielen de Israelieten van het huis
13822 2Kro 12:4 | 4 Zo zegt de HEERE: Gij zult niet optrekken,
13823 2Kro 12:4 | geschied. En zij hoorden de woorden des HEEREN, en zij
13824 2Kro 12:10 | dewelke in Juda en in Benjamin de vaste steden waren. ~
13825 2Kro 12:13 | 13 Daartoe de priesteren en de Levieten,
13826 2Kro 12:13 | Daartoe de priesteren en de Levieten, die in het ganse
13827 2Kro 12:14 | 14 Want de Levieten verlieten hun voorsteden
13828 2Kro 12:15 | priesteren gesteld voor de hoogte, en voor de duivelen,
13829 2Kro 12:15 | voor de hoogte, en voor de duivelen, en voor de kalveren,
13830 2Kro 12:15 | voor de duivelen, en voor de kalveren, die hij gemaakt
13831 2Kro 12:18 | zich, benevens Mahalath, de dochter van Jerimoth, den
13832 2Kro 12:18 | David, ter vrouwe Abihail, de dochter van Eliab, den zoon
13833 2Kro 12:20 | na haar nam hij Maacha, de dochter van Absalom; deze
13834 2Kro 12:23 | overvloed; en hij begeerde de veelheid van vrouwen. ~ ~
13835 2Kro 13:1 | sterk geworden was, dat hij de wet des HEEREN verliet,
13836 2Kro 13:2 | koning Rehabeam, dat Sisak, de koning van Egypte, tegen
13837 2Kro 13:4 | 4 En hij nam de vaste steden in, die Juda
13838 2Kro 13:5 | 5 Toen kwam Semaja, de profeet, tot Rehabeam en
13839 2Kro 13:5 | profeet, tot Rehabeam en de oversten van Juda, die te
13840 2Kro 13:5 | zeide tot hen: Alzo zegt de HEERE: Gij hebt Mij verlaten,
13841 2Kro 13:5 | heb Ik u ook verlaten in de hand van Sisak. ~
13842 2Kro 13:6 | Toen verootmoedigden zich de oversten van Israel en de
13843 2Kro 13:6 | de oversten van Israel en de koning, en zij zeiden: De
13844 2Kro 13:6 | de koning, en zij zeiden: De HEERE is rechtvaardig. ~
13845 2Kro 13:7 | 7 Als nu de HEERE zag, dat zij zich
13846 2Kro 13:7 | grimmigheid over Jeruzalem door de hand van Sisak niet zal
13847 2Kro 13:8 | dienst, en den dienst van de koninkrijken der landen. ~
13848 2Kro 13:9 | 9 Zo toog Sisak, de koning van Egypte, op tegen
13849 2Kro 13:9 | tegen Jeruzalem; en hij nam de schatten van het huis des
13850 2Kro 13:9 | van het huis des HEEREN en de schatten van het huis des
13851 2Kro 13:9 | alles weg; hij nam ook al de gouden schilden weg, die
13852 2Kro 13:10 | 10 En de koning Rehabeam maakte,
13853 2Kro 13:10 | en hij beval die onder de hand van de oversten der
13854 2Kro 13:10 | beval die onder de hand van de oversten der trawanten,
13855 2Kro 13:10 | oversten der trawanten, die de deur van het huis des konings
13856 2Kro 13:11 | het geschiedde, zo wanneer de koning in het huis des HEEREN
13857 2Kro 13:11 | huis des HEEREN ging, dat de trawanten kwamen, en die
13858 2Kro 13:12 | zich verootmoedigde, keerde de toorn des HEEREN van hem
13859 2Kro 13:13 | 13 Zo versterkte zich de koning Rehabeam in Jeruzalem,
13860 2Kro 13:13 | zeventien jaren in Jeruzalem, de stad, die de HEERE uit alle
13861 2Kro 13:13 | Jeruzalem, de stad, die de HEERE uit alle stammen van
13862 2Kro 13:13 | Naam daar te zetten; en de naam zijner moeder was Naama,
13863 2Kro 13:15 | 15 De geschiedenissen nu van Rehabeam,
13864 2Kro 13:15 | geschiedenissen nu van Rehabeam, de eerste en de laatste, zijn
13865 2Kro 13:15 | van Rehabeam, de eerste en de laatste, zijn die niet geschreven
13866 2Kro 13:15 | zijn die niet geschreven in de woorden van Semaja, den
13867 2Kro 13:15 | den ziener, verhalende de geslachtsregisteren; daartoe
13868 2Kro 13:15 | geslachtsregisteren; daartoe de krijgen van Rehabeam en
13869 2Kro 13:16 | vaderen, en werd begraven in de stad Davids; en zijn zoon
13870 2Kro 14:2 | drie jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Michaja,
13871 2Kro 14:2 | zijner moeder was Michaja, de dochter van Uriel, van Gibea;
13872 2Kro 14:3 | Jerobeam stelde tegen hem de slagorde, met achthonderd
13873 2Kro 14:5 | u niet toe te weten, dat de HEERE, de God Israels, het
13874 2Kro 14:5 | te weten, dat de HEERE, de God Israels, het koninkrijk
13875 2Kro 14:6 | 6 Evenwel is Jerobeam, de zoon van Nebat, de knecht
13876 2Kro 14:6 | Jerobeam, de zoon van Nebat, de knecht van Salomo, den zoon
13877 2Kro 14:8 | koninkrijk des HEEREN, hetwelk in de hand is der zonen van David;
13878 2Kro 14:9 | 9 Hebt gij niet de priesteren des HEEREN, de
13879 2Kro 14:9 | de priesteren des HEEREN, de zonen van Aaron, en de Levieten
13880 2Kro 14:9 | de zonen van Aaron, en de Levieten uitgedreven, en
13881 2Kro 14:9 | priesteren gemaakt, gelijk de volken der landen? Een iegelijk,
13882 2Kro 14:10 | 10 Maar ons aangaande, de HEERE is onze God, en wij
13883 2Kro 14:10 | hebben Hem niet verlaten; en de priesters, die den HEERE
13884 2Kro 14:10 | die den HEERE dienen, zijn de zonen van Aaron, en de Levieten
13885 2Kro 14:10 | zijn de zonen van Aaron, en de Levieten zijn in het werk. ~
13886 2Kro 14:11 | welriekende specerijen, nevens de toerichting des broods op
13887 2Kro 14:11 | toerichting des broods op de reine tafel, en den gouden
13888 2Kro 14:11 | branden; want wij nemen waar de wacht des HEEREN, onzes
13889 2Kro 14:12 | ziet, God is met ons aan de spitse, en Zijn priesteren
13890 2Kro 14:12 | en Zijn priesteren met de trompetten des geklanks,
13891 2Kro 14:13 | aangezicht van Juda, en de achterlage was achter hen. ~
13892 2Kro 14:14 | riepen tot den HEERE, en de priesters trompetten met
13893 2Kro 14:14 | priesters trompetten met de trompetten. ~
13894 2Kro 14:15 | 15 En de mannen van Juda maakten
13895 2Kro 14:15 | en het geschiedde, als de mannen van Juda een alarmgeschrei
13896 2Kro 14:16 | 16 En de kinderen Israels vloden
13897 2Kro 14:18 | 18 Alzo werden de kinderen Israels vernederd
13898 2Kro 14:18 | vernederd te dier tijd; maar de kinderen van Juda werden
13899 2Kro 14:19 | achterna, en nam van hem de steden, Beth-El met haar
13900 2Kro 14:20 | behield geen kracht meer in de dagen van Abia; maar de
13901 2Kro 14:20 | de dagen van Abia; maar de HEERE sloeg hem, dat hij
13902 2Kro 14:22 | woorden, zijn beschreven in de historie van den profeet
13903 2Kro 15:1 | en zij begroeven hem in de stad Davids, en zijn zoon
13904 2Kro 15:2 | goed en dat recht was in de ogen des HEEREN, zijns Gods. ~
13905 2Kro 15:3 | 3 Want hij nam de altaren der vreemden, en
13906 2Kro 15:3 | altaren der vreemden, en de hoogten weg, en brak de
13907 2Kro 15:3 | de hoogten weg, en brak de opgerichte beelden, en hieuw
13908 2Kro 15:3 | opgerichte beelden, en hieuw de bossen af. ~
13909 2Kro 15:4 | vaderen, zoeken, en dat zij de wet en het gebod doen zouden. ~
13910 2Kro 15:5 | uit alle steden van Juda de hoogten en de zonnebeelden;
13911 2Kro 15:5 | steden van Juda de hoogten en de zonnebeelden; en het koninkrijk
13912 2Kro 15:6 | jaren tegen hem, dewijl de HEERE hem rust gaf. ~
13913 2Kro 15:9 | 9 En Zerah, de Moor, kwam tegen hen uit,
13914 2Kro 15:10 | hem uit; en zij stelden de slagorde in het dal Zefatha
13915 2Kro 15:12 | 12 En de HEERE plaagde de Moren voor
13916 2Kro 15:12 | 12 En de HEERE plaagde de Moren voor Asa en voor Juda;
13917 2Kro 15:12 | voor Asa en voor Juda; en de Moren vloden. ~
13918 2Kro 15:13 | en zo velen vielen er van de Moren, dat er voor hen geen
13919 2Kro 15:14 | steden rondom Gerar; want de verschrikking des HEEREN
13920 2Kro 15:14 | hen; en zij beroofden al de steden, omdat veel roofs
13921 2Kro 15:15 | 15 En zij sloegen ook de tenten van het vee, en voerden
13922 2Kro 16:1 | 1 Toen kwam de Geest Gods op Azaria, den
13923 2Kro 16:2 | gans Juda, en Benjamin! De HEERE is met ulieden, terwijl
13924 2Kro 16:3 | lerenden priester, en zonder de wet. ~
13925 2Kro 16:5 | beroerten waren over al de inwoners van die landen; ~
13926 2Kro 16:8 | deze woorden hoorde, en de profetie van den profeet
13927 2Kro 16:8 | hij zich, en hij deed weg de verfoeiselen uit het ganse
13928 2Kro 16:8 | Juda en Benjamin, en uit de steden, die hij van het
13929 2Kro 16:9 | ganse Juda en Benjamin, en de vreemdelingen met hen uit
13930 2Kro 16:9 | menigte, als zij zagen, dat de HEERE, zijn God, met hem
13931 2Kro 16:10 | vergaderden zich te Jeruzalem, in de derde maand, in het vijftiende
13932 2Kro 16:13 | grote, en van den man tot de vrouw toe. ~
13933 2Kro 16:15 | werd van hen gevonden, en de HEERE gaf hun rust rondom
13934 2Kro 16:16 | 16 Aangaande ook Maacha, de moeder van den koning Asa,
13935 2Kro 16:16 | verbrijzelde en verbrandde hem aan de beek Kidron. ~
13936 2Kro 16:17 | 17 De hoogten werden wel niet
13937 2Kro 16:18 | bracht in het huis Gods de geheiligde dingen zijns
13938 2Kro 17:1 | koninkrijk van Asa, toog Baesa, de koning van Israel, op tegen
13939 2Kro 17:2 | zilver en het goud voort, uit de schatten van het huis des
13940 2Kro 17:4 | den koning Asa, en zond de oversten der heiren, die
13941 2Kro 17:4 | heiren, die hij had, tegen de steden van Israel, en zij
13942 2Kro 17:6 | 6 Toen nam de koning Asa gans Juda, en
13943 2Kro 17:6 | Juda, en zij droegen weg de stenen van Rama, en het
13944 2Kro 17:7 | in denzelfden tijd kwam de ziener Hanani tot Asa, den
13945 2Kro 17:8 | 8 Waren niet de Moren en de Libiers een
13946 2Kro 17:8 | 8 Waren niet de Moren en de Libiers een groot heir met
13947 2Kro 17:9 | aangaande, Zijn ogen doorlopen de ganse aarde, om Zich sterk
13948 2Kro 17:11 | 11 En ziet, de geschiedenissen van Asa,
13949 2Kro 17:11 | geschiedenissen van Asa, de eerste met de laatste, ziet,
13950 2Kro 17:11 | geschiedenissen van Asa, de eerste met de laatste, ziet, zij zijn
13951 2Kro 17:12 | in zijn krankheid, maar de medicijnmeesters. ~
13952 2Kro 17:14 | voor zich gegraven had in de stad Davids, en legden hem
13953 2Kro 18:2 | het land van Juda, en in de steden van Efraim, die zijn
13954 2Kro 18:3 | 3 En de HEERE was met Josafat; want
13955 2Kro 18:3 | Josafat; want hij wandelde in de vorige wegen zijns vaders
13956 2Kro 18:3 | vaders Davids, en zocht de Baals niet. ~
13957 2Kro 18:5 | 5 En de HEERE bevestigde het koninkrijk
13958 2Kro 18:6 | zijn hart verhief zich in de wegen des HEEREN; en hij
13959 2Kro 18:6 | HEEREN; en hij nam verder de hoogten en de bossen uit
13960 2Kro 18:6 | nam verder de hoogten en de bossen uit Juda weg. ~
13961 2Kro 18:7 | opdat men zou leren in de steden van Juda. ~
13962 2Kro 18:8 | 8 En met hen de Levieten, Semaja en Nethanja,
13963 2Kro 18:8 | en Tobia, en Tob-Adonia de Levieten, en met hen de
13964 2Kro 18:8 | de Levieten, en met hen de priesters Elisama en Joram. ~
13965 2Kro 18:11 | 11 En van de Filistijnen brachten zij
13966 2Kro 18:11 | opgelegde geld; ook brachten hem de Arabieren klein vee, zeven
13967 2Kro 18:13 | En hij had veel werks in de steden van Juda, en krijgslieden,
13968 2Kro 18:14 | nu is hun telling, naar de huizen hunner vaderen. In
13969 2Kro 18:14 | oversten der duizenden: Adna de overste, en met hem waren
13970 2Kro 18:15 | 15 Naast hem nu was de overste Johanan; en met
13971 2Kro 18:16 | En naast hem was Amasia, de zoon van Zichri, die zich
13972 2Kro 18:19 | konings; behalve degenen, die de koning in de vaste steden
13973 2Kro 18:19 | degenen, die de koning in de vaste steden door gans Juda
13974 2Kro 19:3 | 3 Want Achab, de koning van Israel, zeide
13975 2Kro 19:5 | 5 Toen vergaderde de koning van Israel de profeten,
13976 2Kro 19:5 | vergaderde de koning van Israel de profeten, vierhonderd mannen,
13977 2Kro 19:5 | op, want God zal hen in de hand des konings geven. ~
13978 2Kro 19:7 | 7 Toen zeide de koning van Israel tot Josafat:
13979 2Kro 19:7 | altijd kwaad; deze is Micha, de zoon van Jimla. En Josafat
13980 2Kro 19:7 | Jimla. En Josafat zeide: de koning zegge niet alzo. ~
13981 2Kro 19:8 | 8 Toen riep de koning van Israel een kamerling,
13982 2Kro 19:9 | 9 De koning van Israel nu en
13983 2Kro 19:9 | van Israel nu en Josafat, de koning van Juda, zaten elk
13984 2Kro 19:9 | zaten op het plein, aan de deur der poort van Samaria;
13985 2Kro 19:9 | poort van Samaria; en al de profeten profeteerden in
13986 2Kro 19:10 | 10 En Zedekia, de zoon van Kenaana, had zich
13987 2Kro 19:10 | gemaakt, en hij zeide: Zo zegt de HEERE: Met deze zult gij
13988 2Kro 19:10 | HEERE: Met deze zult gij de Syriers stoten, totdat gij
13989 2Kro 19:11 | 11 En al de profeten profeteerden alzo,
13990 2Kro 19:11 | zult voorspoedig zijn, want de HEERE zal hen in de hand
13991 2Kro 19:11 | want de HEERE zal hen in de hand des konings geven. ~
13992 2Kro 19:12 | 12 De bode nu, die heengegaan
13993 2Kro 19:12 | tot hem, zeggende: Zie, de woorden der profeten zijn,
13994 2Kro 19:13 | zeide: Zo waarachtig als de HEERE leeft, hetgeen mijn
13995 2Kro 19:14 | koning gekomen was, zo zeide de koning tot hem: Micha, zullen
13996 2Kro 19:15 | 15 En de koning zeide tot hem: Tot
13997 2Kro 19:15 | tot mij niet spreekt, dan de waarheid, in den Naam des
13998 2Kro 19:16 | ganse Israel verstrooid op de bergen, gelijk schapen,
13999 2Kro 19:16 | die geen herder hebben; en de HEERE zeide: Dezen hebben
14000 2Kro 19:17 | 17 Toen zeide de koning van Israel tot Josafat:
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33382 |