1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33382
Book Chapter: Verse
14001 2Kro 19:19 | 19 En de HEERE zeide: Wie zal Achab,
14002 2Kro 19:20 | Ik zal hem overreden. En de HEERE zeide tot hem: Waarmede? ~
14003 2Kro 19:22 | 22 Nu dan, zie, de HEERE heeft een leugengeest
14004 2Kro 19:22 | uw profeten gegeven, en de HEERE heeft kwaad over u
14005 2Kro 19:23 | 23 Toen trad Zedekia, de zoon van Kenaana, toe, en
14006 2Kro 19:23 | hij zeide: Door wat weg is de Geest des HEEREN van mij
14007 2Kro 19:25 | 25 De koning van Israel nu zeide:
14008 2Kro 19:26 | gijlieden zult zeggen: Zo zegt de koning: Zet dezen in het
14009 2Kro 19:27 | vrede wederkomt, zo heeft de HEERE door mij niet gesproken.
14010 2Kro 19:28 | 28 Alzo toog de koning van Israel, en Josafat,
14011 2Kro 19:28 | van Israel, en Josafat, de koning van Juda, op naar
14012 2Kro 19:29 | 29 En de koning van Israel zeide
14013 2Kro 19:29 | aan. Alzo verstelde zich de koning van Israel, en zij
14014 2Kro 19:30 | 30 De koning nu van Syrie had
14015 2Kro 19:30 | van Syrie had geboden aan de oversten der wagens, die
14016 2Kro 19:31 | Het geschiedde dan, als de oversten der wagenen Josafat
14017 2Kro 19:31 | dat zij zeiden: Die is de koning van Israel; en zij
14018 2Kro 19:31 | strijden; maar Josafat riep, en de HEERE hielp hem, en God
14019 2Kro 19:32 | Want het geschiedde, als de oversten der wagenen zagen,
14020 2Kro 19:32 | der wagenen zagen, dat het de koning van Israel niet was,
14021 2Kro 19:33 | koning van Israel tussen de gespen en tussen het pantsier.
14022 2Kro 19:34 | 34 En de strijd nam op dien dag toe,
14023 2Kro 19:34 | nam op dien dag toe, en de koning van Israel deed zich
14024 2Kro 19:34 | staande houden tegenover de Syriers, tot den avond toe;
14025 2Kro 19:34 | hij stierf ter tijd, als de zon onderging. ~ ~ ~
14026 2Kro 20:1 | 1 En Josafat, de koning van Juda, keerde
14027 2Kro 20:2 | 2 En Jehu, de zoon van Hanani, de ziener,
14028 2Kro 20:2 | Jehu, de zoon van Hanani, de ziener, ging uit, hem tegen,
14029 2Kro 20:3 | gevonden; want gij hebt de bossen uit het land weggedaan,
14030 2Kro 20:6 | 6 En hij zeide tot de richters: Ziet wat gij doet,
14031 2Kro 20:6 | HEERE; en Hij is bij u in de zaak van het gericht. ~
14032 2Kro 20:7 | 7 Nu dan, de verschrikking des HEEREN
14033 2Kro 20:8 | ook te Jeruzalem enige van de Levieten, en van de priesteren,
14034 2Kro 20:8 | van de Levieten, en van de priesteren, en van de hoofden
14035 2Kro 20:8 | van de priesteren, en van de hoofden der vaderen van
14036 2Kro 20:9 | zeggende: Doet alzo in de vreze des HEEREN, met getrouwheid
14037 2Kro 20:11 | des HEEREN; en Zebadja, de zoon van Ismael, de vorst
14038 2Kro 20:11 | Zebadja, de zoon van Ismael, de vorst van het huis van Juda,
14039 2Kro 20:11 | zaak des konings; ook zijn de ambtlieden, de Levieten,
14040 2Kro 20:11 | ook zijn de ambtlieden, de Levieten, voor uw aangezicht;
14041 2Kro 20:11 | weest sterk en doet het, en de HEERE zal met den goede
14042 2Kro 21:1 | geschiedde nu na dezen, dat de kinderen Moabs, en de kinderen
14043 2Kro 21:1 | dat de kinderen Moabs, en de kinderen Ammons, en het
14044 2Kro 21:1 | het hen anderen benevens de Ammonieten, kwamen tegen
14045 2Kro 21:5 | 5 En Josafat stond in de gemeente van Juda en Jeruzalem,
14046 2Kro 21:6 | onzer vaderen, zijt Gij niet de God in den hemel? Ja, Gij
14047 2Kro 21:6 | den hemel? Ja, Gij zijt de Heerser over alle koninkrijken
14048 2Kro 21:7 | Hebt Gij niet, onze God, de inwoners dezes lands van
14049 2Kro 21:10 | 10 En nu, zie de kinderen Ammons, en Moab,
14050 2Kro 21:14 | 14 Toen kwam de Geest des HEEREN in het
14051 2Kro 21:14 | Matthanja, den Leviet, uit de zonen van Asaf; ~
14052 2Kro 21:15 | koning Josafat! Alzo zegt de HEERE tot ulieden: Vreest
14053 2Kro 21:15 | deze grote menigte; want de strijd is niet uwe, maar
14054 2Kro 21:16 | einde des dals, voor aan de woestijn van Jeruel. ~
14055 2Kro 21:17 | morgen uit, hun tegen, want de HEERE zal met u wezen. ~
14056 2Kro 21:18 | ter aarde; en gans Juda en de inwoners van Jeruzalem vielen
14057 2Kro 21:19 | 19 En de Levieten uit de kinderen
14058 2Kro 21:19 | 19 En de Levieten uit de kinderen der Kahathieten,
14059 2Kro 21:19 | der Kahathieten, en uit de kinderen der Korahieten,
14060 2Kro 21:20 | vroeg op, en togen uit naar de woestijn van Thekoa; en
14061 2Kro 21:21 | stelde den HEERE zangers, die de heilige Majesteit prijzen
14062 2Kro 21:21 | Majesteit prijzen zouden, voor de toegerusten uitgaande en
14063 2Kro 21:22 | vreugdegeroep en lofzang, stelde de HEERE achterlagen tegen
14064 2Kro 21:22 | HEERE achterlagen tegen de kinderen Ammons, Moab, en
14065 2Kro 21:23 | 23 Want de kinderen Ammons en Moab
14066 2Kro 21:23 | en Moab stonden op tegen de inwoners van het gebergte
14067 2Kro 21:23 | verdelgen; en als zij met de inwoners van Seir een einde
14068 2Kro 21:23 | gemaakt hadden, hielpen zij de een den ander ten verderve. ~
14069 2Kro 21:24 | Juda tot den wachttoren in de woestijn gekomen was, wendden
14070 2Kro 21:24 | was, wendden zij zich naar de menigte; en ziet, het waren
14071 2Kro 21:24 | dode lichamen, liggende op de aarde, en niemand was ontkomen. ~
14072 2Kro 21:27 | Jeruzalem weder, en Josafat in de voorspitse van hen, om wederom
14073 2Kro 21:27 | Jeruzalem te komen; want de HEERE had hen verblijd over
14074 2Kro 21:29 | landen, als zij hoorden, dat de HEERE tegen de vijanden
14075 2Kro 21:29 | hoorden, dat de HEERE tegen de vijanden van Israel gestreden
14076 2Kro 21:31 | twintig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Azuba,
14077 2Kro 21:32 | doende dat recht was in de ogen des HEEREN. ~
14078 2Kro 21:33 | 33 Evenwel werden de hoogten niet weggenomen;
14079 2Kro 21:34 | geschiedenissen van Josafat, de eerste en de laatste, ziet,
14080 2Kro 21:34 | van Josafat, de eerste en de laatste, ziet, die zijn
14081 2Kro 21:34 | die zijn geschreven in de geschiedenissen van Jehu,
14082 2Kro 21:35 | vergezelschapte zich Josafat, de koning van Juda, met Ahazia,
14083 2Kro 21:36 | te gaan; en zij maakten de schepen te Ezeon-Geber. ~
14084 2Kro 21:37 | 37 Maar Eliezer, de zoon van Dodava, van Maresa,
14085 2Kro 21:37 | vergezelschapt hebt, heeft de HEERE uw werken verscheurd.
14086 2Kro 21:37 | verscheurd. Alzo werden de schepen verbroken, dat zij
14087 2Kro 22:1 | begraven bij zijn vaderen in de stad Davids; en zijn zoon
14088 2Kro 22:3 | gaf hij Joram, omdat hij de eerstgeborene was. ~
14089 2Kro 22:4 | mitsgaders ook enige van de vorsten van Israel. ~
14090 2Kro 22:6 | 6 En hij wandelde in de weg der koningen van Israel,
14091 2Kro 22:6 | Achab deed; want hij had de dochter van Achab tot een
14092 2Kro 22:6 | hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN. ~
14093 2Kro 22:7 | 7 Doch de HEERE wilde het huis Davids
14094 2Kro 22:8 | 8 In zijn dagen vielen de Edomieten af van onder het
14095 2Kro 22:9 | met zijn oversten, en al de wagenen met hem; en hij
14096 2Kro 22:9 | des nachts op, en sloeg de Edomieten, die rondom hem
14097 2Kro 22:9 | die rondom hem waren, en de oversten der wagenen. ~
14098 2Kro 22:10 | 10 Evenwel vielen de Edomieten af van onder het
14099 2Kro 22:11 | Ook maakte hij hoogten op de bergen van Juda; en hij
14100 2Kro 22:11 | bergen van Juda; en hij deed de inwoners van Jeruzalem hoereren,
14101 2Kro 22:12 | Elia, zeggende: Alzo zegt de HEERE, de God van uw vader
14102 2Kro 22:12 | zeggende: Alzo zegt de HEERE, de God van uw vader David:
14103 2Kro 22:12 | vader David: Omdat gij in de wegen van uw vader Josafat,
14104 2Kro 22:12 | uw vader Josafat, en in de wegen van Asa, den koning
14105 2Kro 22:13 | Israel, en hebt Juda en de inwoners van Jeruzalem doen
14106 2Kro 22:14 | 14 Zie, de HEERE zal u plagen met een
14107 2Kro 22:15 | grote krankheden zijn, door de krankheid uwer ingewanden,
14108 2Kro 22:15 | ingewanden uitgaan vanwege de krankheid, jaar op jaar. ~
14109 2Kro 22:16 | 16 Zo verwekte de HEERE tegen Joram den geest
14110 2Kro 22:16 | en der Arabieren, die aan de zijde der Moren zijn. ~
14111 2Kro 22:17 | overgelaten werd, dan Joahaz, de kleinste zijner zonen. ~
14112 2Kro 22:18 | na dit alles plaagde hem de HEERE in zijn ingewand met
14113 2Kro 22:19 | tot jaar, zodat, wanneer de tijd van het einde der twee
14114 2Kro 22:19 | uitging, zijn ingewanden met de krankheid uitgingen, dat
14115 2Kro 22:19 | maakte hem gene branding, als de branding zijner vaderen. ~
14116 2Kro 22:20 | en zij begroeven hem in de stad Davids, maar niet in
14117 2Kro 22:20 | stad Davids, maar niet in de graven der koningen. ~ ~
14118 2Kro 22:21 | begraven bij zijn vaderen in de stad Davids; en zijn zoon
14119 2Kro 22:23 | gaf hij Joram, omdat hij de eerstgeborene was. ~
14120 2Kro 22:24 | mitsgaders ook enige van de vorsten van Israel. ~
14121 2Kro 22:26 | 6 En hij wandelde in de weg der koningen van Israel,
14122 2Kro 22:26 | Achab deed; want hij had de dochter van Achab tot een
14123 2Kro 22:26 | hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN. ~
14124 2Kro 22:27 | 7 Doch de HEERE wilde het huis Davids
14125 2Kro 22:28 | 8 In zijn dagen vielen de Edomieten af van onder het
14126 2Kro 22:29 | met zijn oversten, en al de wagenen met hem; en hij
14127 2Kro 22:29 | des nachts op, en sloeg de Edomieten, die rondom hem
14128 2Kro 22:29 | die rondom hem waren, en de oversten der wagenen. ~
14129 2Kro 22:30 | 10 Evenwel vielen de Edomieten af van onder het
14130 2Kro 22:31 | Ook maakte hij hoogten op de bergen van Juda; en hij
14131 2Kro 22:31 | bergen van Juda; en hij deed de inwoners van Jeruzalem hoereren,
14132 2Kro 22:32 | Elia, zeggende: Alzo zegt de HEERE, de God van uw vader
14133 2Kro 22:32 | zeggende: Alzo zegt de HEERE, de God van uw vader David:
14134 2Kro 22:32 | vader David: Omdat gij in de wegen van uw vader Josafat,
14135 2Kro 22:32 | uw vader Josafat, en in de wegen van Asa, den koning
14136 2Kro 22:33 | Israel, en hebt Juda en de inwoners van Jeruzalem doen
14137 2Kro 22:34 | 14 Zie, de HEERE zal u plagen met een
14138 2Kro 22:35 | grote krankheden zijn, door de krankheid uwer ingewanden,
14139 2Kro 22:35 | ingewanden uitgaan vanwege de krankheid, jaar op jaar. ~
14140 2Kro 22:36 | 16 Zo verwekte de HEERE tegen Joram den geest
14141 2Kro 22:36 | en der Arabieren, die aan de zijde der Moren zijn. ~
14142 2Kro 22:37 | overgelaten werd, dan Joahaz, de kleinste zijner zonen. ~
14143 2Kro 22:38 | na dit alles plaagde hem de HEERE in zijn ingewand met
14144 2Kro 22:39 | tot jaar, zodat, wanneer de tijd van het einde der twee
14145 2Kro 22:39 | uitging, zijn ingewanden met de krankheid uitgingen, dat
14146 2Kro 22:39 | maakte hem gene branding, als de branding zijner vaderen. ~
14147 2Kro 22:40 | en zij begroeven hem in de stad Davids, maar niet in
14148 2Kro 22:40 | stad Davids, maar niet in de graven der koningen. ~
14149 2Kro 23:1 | 1 En de inwoners van Jeruzalem maakten
14150 2Kro 23:1 | want een bende, die met de Arabieren in het leger gekomen
14151 2Kro 23:1 | leger gekomen was, had al de eersten gedood. Ahazia dan,
14152 2Kro 23:1 | eersten gedood. Ahazia dan, de zoon van Joram, de koning
14153 2Kro 23:1 | dan, de zoon van Joram, de koning van Juda, regeerde. ~
14154 2Kro 23:2 | een jaar te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Athalia,
14155 2Kro 23:3 | 3 Hij wandelde ook in de wegen van het huis van Achab;
14156 2Kro 23:4 | hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN, gelijk
14157 2Kro 23:5 | bij Ramoth in Gilead; en de Syriers sloegen Joram. ~
14158 2Kro 23:6 | koning van Syrie; en Azarja, de zoon van Joram, den koning
14159 2Kro 23:7 | 7 De vertreding nu van Ahazia
14160 2Kro 23:7 | zoon van Nimsi, denwelken de HEERE gezalfd had, om het
14161 2Kro 23:8 | huis van Achab, dat hij de vorsten van Juda en de zonen
14162 2Kro 23:8 | hij de vorsten van Juda en de zonen der broederen van
14163 2Kro 23:9 | want zij zeiden: Hij is de zoon van Josafat, die den
14164 2Kro 23:10 | 10 Toen Athalia, de moeder van Ahazia, zag,
14165 2Kro 23:11 | 11 Maar Jozabath, de dochter des konings, nam
14166 2Kro 23:11 | zo verborg hem Jozabath, de dochter van den koning Joram,
14167 2Kro 23:11 | dochter van den koning Joram, de huisvrouw van den priester
14168 2Kro 23:11 | priester Jojada (want zij was de zuster van Ahazia), voor
14169 2Kro 23:14 | versterkte zich Jojada, en nam de oversten der honderden,
14170 2Kro 23:15 | in Juda, en vergaderden de Levieten uit alle steden
14171 2Kro 23:15 | alle steden van Juda, en de hoofden der vaderen van
14172 2Kro 23:16 | hij zeide tot hen: Ziet, de zoon des konings zal koning
14173 2Kro 23:16 | koning zijn, gelijk als de HEERE van de zonen van David
14174 2Kro 23:16 | gelijk als de HEERE van de zonen van David gesproken
14175 2Kro 23:17 | 4 Dit is de zaak, die gij doen zult:
14176 2Kro 23:17 | op den sabbat ingaan, van de priesteren en van de Levieten,
14177 2Kro 23:17 | van de priesteren en van de Levieten, zullen tot poortiers
14178 2Kro 23:18 | konings; en een derde deel aan de Fondamentpoort; en al het
14179 2Kro 23:18 | Fondamentpoort; en al het volk zal in de voorhoven zijn van het huis
14180 2Kro 23:19 | het huis des HEEREN, dan de priesteren en de Levieten,
14181 2Kro 23:19 | HEEREN, dan de priesteren en de Levieten, die dienen; die
14182 2Kro 23:19 | heilig; maar al het volk zal de wacht des HEEREN waarnemen. ~
14183 2Kro 23:20 | 7 De Levieten nu zullen de koning
14184 2Kro 23:20 | 7 De Levieten nu zullen de koning rondom omsingelen,
14185 2Kro 23:21 | 8 En de Levieten en gans Juda deden
14186 2Kro 23:21 | Juda deden naar alles, wat de priester Jojada geboden
14187 2Kro 23:21 | den sabbat uitgingen; want de priester Jojada had aan
14188 2Kro 23:21 | priester Jojada had aan de verdelingen geen verlof
14189 2Kro 23:22 | 9 Verder gaf de priester Jojada aan de oversten
14190 2Kro 23:22 | gaf de priester Jojada aan de oversten der honderden de
14191 2Kro 23:22 | de oversten der honderden de spiesen, en de rondassen,
14192 2Kro 23:22 | honderden de spiesen, en de rondassen, en de schilden,
14193 2Kro 23:22 | spiesen, en de rondassen, en de schilden, die van den koning
14194 2Kro 23:23 | geweer in zijn hand, van de rechterzijde van het huis
14195 2Kro 23:23 | rechterzijde van het huis tot de linkerzijde van het huis,
14196 2Kro 23:24 | zoon voor, en zetten hem de kroon op, en gaven hem de
14197 2Kro 23:24 | de kroon op, en gaven hem de getuigenis, en zij maakten
14198 2Kro 23:24 | zalfden hem, en zeiden: De koning leve! ~
14199 2Kro 23:25 | 12 Toen nu Athalia hoorde de stem des volks, dat toeliep
14200 2Kro 23:26 | En zij zag toe; en ziet, de koning stond bij zijn pilaar,
14201 2Kro 23:26 | stond bij zijn pilaar, aan de ingang; en de oversten en
14202 2Kro 23:26 | pilaar, aan de ingang; en de oversten en de trompetten
14203 2Kro 23:26 | ingang; en de oversten en de trompetten waren bij den
14204 2Kro 23:26 | was blijde, en blies met de trompetten; en de zangers
14205 2Kro 23:26 | blies met de trompetten; en de zangers waren er met muzikale
14206 2Kro 23:27 | 14 Maar de priester Jojada bracht de
14207 2Kro 23:27 | de priester Jojada bracht de oversten der honderden,
14208 2Kro 23:27 | Brengt ze uit tot buiten de ordeningen, en die haar
14209 2Kro 23:27 | zwaard gedood worden; want de priester had gezegd: Gij
14210 2Kro 23:28 | 15 En zij legden de handen aan haar, en zij
14211 2Kro 23:28 | ging naar den ingang van de Paardenpoort, naar het huis
14212 2Kro 23:30 | Baal, sloegen zij dood voor de altaren. ~
14213 2Kro 23:31 | 18 Jojada nu bestelde de ambten in het huis des HEEREN,
14214 2Kro 23:31 | het huis des HEEREN, onder de hand der Levietische priesteren,
14215 2Kro 23:31 | HEEREN afgedeeld had, om de brandofferen des HEEREN
14216 2Kro 23:31 | HEEREN te offeren, gelijk in de wet van Mozes geschreven
14217 2Kro 23:31 | blijdschap en met gezang, naar de instelling van David. ~
14218 2Kro 23:32 | 19 En hij stelde de poortiers aan de poorten
14219 2Kro 23:32 | stelde de poortiers aan de poorten van het huis des
14220 2Kro 23:33 | 20 En hij nam de oversten der honderden,
14221 2Kro 23:33 | oversten der honderden, en de machtigen, en die heerschappij
14222 2Kro 23:34 | des lands was blijde, en de stad werd stil, nadat zij
14223 2Kro 24:1 | veertig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Zibja,
14224 2Kro 24:2 | Joas deed dat recht was in de ogen des HEEREN, al de dagen
14225 2Kro 24:2 | in de ogen des HEEREN, al de dagen van den priester Jojada. ~
14226 2Kro 24:5 | 5 Zo vergaderde hij de priesteren en de Levieten,
14227 2Kro 24:5 | vergaderde hij de priesteren en de Levieten, en zeide tot hen:
14228 2Kro 24:5 | zeide tot hen: Trekt uit tot de steden van Juda, en vergadert
14229 2Kro 24:5 | haast tot deze zaak; maar de Levieten haastten niet. ~
14230 2Kro 24:6 | 6 En de koning riep Jojada, het
14231 2Kro 24:6 | geen onderzoek gedaan bij de Levieten, dat zij uit Juda
14232 2Kro 24:6 | Jeruzalem inbrengen zouden de schatting van Mozes, den
14233 2Kro 24:6 | knecht des HEEREN, en van de gemeente van Israel, voor
14234 2Kro 24:6 | gemeente van Israel, voor de tent der getuigenis? ~
14235 2Kro 24:7 | huis des HEEREN besteed aan de Baals. ~
14236 2Kro 24:8 | 8 En de koning gebood, en zij maakten
14237 2Kro 24:8 | en stelden die buiten aan de poort van het huis des HEEREN. ~
14238 2Kro 24:9 | den HEERE inbrengen zou de schatting van Mozes, den
14239 2Kro 24:9 | knecht Gods, over Israel in de woestijn. ~
14240 2Kro 24:10 | brachten in, en wierpen in de kist, totdat men voleind
14241 2Kro 24:11 | geschiedde nu ter tijd, als hij de kist, naar des konings bevel,
14242 2Kro 24:11 | des konings bevel, door de hand der Levieten, inbracht,
14243 2Kro 24:11 | dat er veel gelds was, dat de schrijver des konings kwam,
14244 2Kro 24:11 | schrijver des konings kwam, en de bestelde van de hoofdpriester,
14245 2Kro 24:11 | kwam, en de bestelde van de hoofdpriester, en de kist
14246 2Kro 24:11 | van de hoofdpriester, en de kist ledig maakten, en die
14247 2Kro 24:12 | 12 Hetwelk de koning en Jojada gaven aan
14248 2Kro 24:13 | 13 Zo deden de verzorgers van het werk,
14249 2Kro 24:13 | verzorgers van het werk, dat de betering des werks door
14250 2Kro 24:14 | in het huis des HEEREN al de dagen van Jojada. ~
14251 2Kro 24:16 | En zij begroeven hem in de stad Davids, bij de koningen;
14252 2Kro 24:16 | hem in de stad Davids, bij de koningen; want hij had goed
14253 2Kro 24:17 | den dood van Jojada kwamen de vorsten van Juda, en bogen
14254 2Kro 24:17 | den koning; toen hoorde de koning naar hen. ~
14255 2Kro 24:18 | hunner vaderen, en dienden de bossen en de afgoden; toen
14256 2Kro 24:18 | en dienden de bossen en de afgoden; toen was een grote
14257 2Kro 24:19 | tegen hen, maar zij neigden de oren niet. ~
14258 2Kro 24:20 | 20 En de Geest Gods toog Zacharia
14259 2Kro 24:20 | God: Waarom overtreedt gij de geboden des HEEREN? Daarom
14260 2Kro 24:22 | 22 Zo gedacht de koning Joas niet der weldadigheid,
14261 2Kro 24:22 | als hij stierf, zeide: De HEERE zal het zien en zoeken! ~
14262 2Kro 24:23 | den omgang des jaars, dat de heirkracht van Syrie tegen
14263 2Kro 24:23 | verdierven uit het volk al de vorsten des volks; en zij
14264 2Kro 24:24 | 24 Hoewel de heirkracht van Syrie met
14265 2Kro 24:24 | mannen kwam, evenwel gaf de HEERE in hun hand een heirkracht
14266 2Kro 24:24 | hadden; alzo voerden zij de oordelen uit tegen Joas. ~
14267 2Kro 24:25 | en zij begroeven hem in de stad Davids, maar zij begroeven
14268 2Kro 24:25 | zij begroeven hem niet in de graven der koningen. ~
14269 2Kro 24:26 | tegen hem maakten: Zabad, de zoon van Simeath, de Ammonietische,
14270 2Kro 24:26 | Zabad, de zoon van Simeath, de Ammonietische, en Jozabad,
14271 2Kro 24:26 | Ammonietische, en Jozabad, de zoon van Simrith, de Moabietische. ~
14272 2Kro 24:26 | Jozabad, de zoon van Simrith, de Moabietische. ~
14273 2Kro 24:27 | Aangaande nu zijn zonen, en de grootheid van den last,
14274 2Kro 24:27 | zij zijn geschreven in de historie van het boek der
14275 2Kro 25:1 | twintig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Joaddan,
14276 2Kro 25:2 | hij deed dat recht was in de ogen des HEEREN, doch niet
14277 2Kro 25:4 | maar hij deed, gelijk in de wet, in het boek van Mozes,
14278 2Kro 25:4 | Mozes, geschreven is, waar de HEERE geboden heeft, zeggende:
14279 2Kro 25:4 | geboden heeft, zeggende: De vaders zullen niet sterven
14280 2Kro 25:4 | vaders zullen niet sterven om de kinderen, en de kinderen
14281 2Kro 25:4 | sterven om de kinderen, en de kinderen zullen niet sterven
14282 2Kro 25:4 | kinderen zullen niet sterven om de vaders; maar een ieder zal
14283 2Kro 25:5 | Juda, en stelde hen, naar de huizen der vaderen, tot
14284 2Kro 25:7 | Israel met u niet gaan; want de HEERE is niet met Israel,
14285 2Kro 25:9 | Maar wat zal men doen met de honderd talenten, die ik
14286 2Kro 25:9 | honderd talenten, die ik aan de benden van Israel gegeven
14287 2Kro 25:9 | van Israel gegeven heb? En de man Gods zeide: De HEERE
14288 2Kro 25:9 | heb? En de man Gods zeide: De HEERE heeft meer dan dit,
14289 2Kro 25:10 | Amazia die af, te weten de benden, die uit Efraim tot
14290 2Kro 25:11 | het Zoutdal, en sloeg van de kinderen van Seir tien duizend. ~
14291 2Kro 25:12 | 12 Daartoe vingen de kinderen van Juda tien duizend
14292 2Kro 25:12 | levend, en brachten ze op de hoogte der steenrots, en
14293 2Kro 25:12 | steenrots, en stieten hen van de spits der steenrots af,
14294 2Kro 25:13 | 13 Maar de mannen der benden, die Amazia
14295 2Kro 25:13 | die deden een inval in de steden van Juda, van Samaria
14296 2Kro 25:14 | gekomen was, en dat hij de goden der kinderen van Seir
14297 2Kro 25:15 | 15 Toen ontstak de toorn des HEEREN tegen Amazia;
14298 2Kro 25:15 | tot hem: Waarom hebt gij de goden van dat volk gezocht,
14299 2Kro 25:16 | zij u slaan? Toen hield de profeet op, en zeide: Ik
14300 2Kro 25:17 | 17 En Amazia, de koning van Juda, werd te
14301 2Kro 25:18 | 18 Maar Joas, de koning van Israel, zond
14302 2Kro 25:18 | van Juda, om te zeggen: De distel, die op den Libanon
14303 2Kro 25:18 | ging voorbij, en vertrad de distel. ~
14304 2Kro 25:19 | Gij zegt: Zie, gij hebt de Edomieten geslagen; daarom
14305 2Kro 25:20 | hand gave, overmits zij de goden der Edomieten gezocht
14306 2Kro 25:21 | 21 Zo toog Joas, de koning van Israel, op, en
14307 2Kro 25:21 | Israel, op, en hij en Amazia, de koning van Juda, zagen elkanders
14308 2Kro 25:23 | 23 En Joas, de koning van Israel, greep
14309 2Kro 25:23 | muur van Jeruzalem, van de poort van Efraim tot aan
14310 2Kro 25:23 | poort van Efraim tot aan de Hoekpoort, vierhonderd ellen. ~
14311 2Kro 25:24 | goud, en het zilver, en al de vaten, die in het huis Gods
14312 2Kro 25:24 | werden, bij Obed-Edom, en de schatten van het huis des
14313 2Kro 25:25 | 25 Amazia nu, de zoon van Joas, de koning
14314 2Kro 25:25 | Amazia nu, de zoon van Joas, de koning van Juda, leefde
14315 2Kro 25:26 | geschiedenissen van Amazia, de eerste en de laatste, ziet,
14316 2Kro 25:26 | van Amazia, de eerste en de laatste, ziet, zijn die
14317 2Kro 25:28 | hem bij zijn vaderen in de stad van Juda. ~ ~
14318 2Kro 26:1 | en maakte hem koning in de plaats van zijn vader Amazia. ~
14319 2Kro 26:2 | ze weder aan Juda, nadat de koning met zijn vaderen
14320 2Kro 26:3 | vijftig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Jecholia,
14321 2Kro 26:4 | hij deed dat recht was in de ogen des HEEREN, naar alles,
14322 2Kro 26:5 | zich om God te zoeken, in de dagen van Zacharia, die
14323 2Kro 26:5 | Zacharia, die verstandig was in de gezichten Gods; in de dagen
14324 2Kro 26:5 | in de gezichten Gods; in de dagen nu, dat hij den HEERE
14325 2Kro 26:6 | toog uit, en krijgde tegen de Filistijnen, en brak den
14326 2Kro 26:6 | steden in Asdod, en onder de Filistijnen. ~
14327 2Kro 26:7 | 7 En God hielp hem tegen de Filistijnen, en tegen de
14328 2Kro 26:7 | de Filistijnen, en tegen de Arabieren, die te Gur-Baal
14329 2Kro 26:7 | Gur-Baal woonden, en tegen de Meunieten. ~
14330 2Kro 26:8 | 8 En de Ammonieten gaven Uzzia geschenken;
14331 2Kro 26:9 | torens te Jeruzalem, aan de Hoekpoort en aan de Dalpoort,
14332 2Kro 26:9 | aan de Hoekpoort en aan de Dalpoort, en aan de hoeken;
14333 2Kro 26:9 | aan de Dalpoort, en aan de hoeken; en hij sterkte ze. ~
14334 2Kro 26:10 | Hij bouwde ook torens in de woestijn, en hieuw vele
14335 2Kro 26:10 | hij veel vee had, beide in de laagten en in de effene
14336 2Kro 26:10 | beide in de laagten en in de effene velden; akkerlieden
14337 2Kro 26:10 | akkerlieden en wijngaardeniers op de bergen en op de vruchtbare
14338 2Kro 26:10 | wijngaardeniers op de bergen en op de vruchtbare velden; want
14339 2Kro 26:11 | hunner monstering, daar de hand van Jeiel, den schrijver,
14340 2Kro 26:11 | Mahaseja, den ambtman; onder de hand van Hananja, een van
14341 2Kro 26:11 | hand van Hananja, een van de vorsten des konings. ~
14342 2Kro 26:12 | 12 Het gehele getal van de hoofden der vaderen, der
14343 2Kro 26:14 | pantsieren, en bogen, zelfs tot de slingerstenen toe.
14344 2Kro 26:15 | werkmeesters, dat zij op de torens en op de hoeken zijn
14345 2Kro 26:15 | dat zij op de torens en op de hoeken zijn zouden, om met
14346 2Kro 26:17 | 17 Doch Azaria, de priester, ging hem na, en
14347 2Kro 26:19 | hij nu toornig werd tegen de priesteren, rees de melaatsheid
14348 2Kro 26:19 | tegen de priesteren, rees de melaatsheid op aan zijn
14349 2Kro 26:20 | 20 Alstoen zag de hoofdpriester Azaria op
14350 2Kro 26:20 | hoofdpriester Azaria op hem, en al de priesteren en ziet, hij
14351 2Kro 26:20 | gedreven uit te gaan, omdat de HEERE hem geplaagd had. ~
14352 2Kro 26:21 | 21 Alzo was de koning Uzzia melaats tot
14353 2Kro 26:22 | geschiedenissen van Uzzia, de eerste en de laatste, heeft
14354 2Kro 26:22 | van Uzzia, de eerste en de laatste, heeft de profeet
14355 2Kro 26:22 | eerste en de laatste, heeft de profeet Jesaja, de zoon
14356 2Kro 26:22 | heeft de profeet Jesaja, de zoon van Amos, beschreven. ~
14357 2Kro 26:23 | vaderen, in het veld van de begrafenis, die van de koningen
14358 2Kro 26:23 | van de begrafenis, die van de koningen was; want zij zeiden:
14359 2Kro 27:1 | zestien jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Jerusa,
14360 2Kro 27:2 | hij deed dat recht was in de ogen des HEEREN, naar alles,
14361 2Kro 27:3 | 3Dezelve bouwde de hoge poorten aan het huis
14362 2Kro 27:4 | gebergte van Juda; en in de wouden bouwde hij burchten
14363 2Kro 27:5 | kinderen Ammons, en had de overhand over hen, zodat
14364 2Kro 27:5 | overhand over hen, zodat de kinderen Ammons in datzelfde
14365 2Kro 27:5 | gerst; dit brachten hem de kinderen Ammons wederom,
14366 2Kro 27:9 | en zij begroeven hem in de stad Davids; en zijn zoon
14367 2Kro 28:1 | deed niet dat recht was in de ogen des HEEREN, gelijk
14368 2Kro 28:2 | 2 Maar hij wandelde in de wegen der koningen van Israel;
14369 2Kro 28:2 | ook gegotene beelden voor de Baals. ~
14370 2Kro 28:3 | zonen in het vuur, naar de gruwelen der heidenen, die
14371 2Kro 28:3 | gruwelen der heidenen, die de HEERE voor het aangezicht
14372 2Kro 28:3 | der kinderen Israels uit de bezitting verdreven had. ~
14373 2Kro 28:4 | offerde hij en rookte op de hoogten en op de heuvelen,
14374 2Kro 28:4 | rookte op de hoogten en op de heuvelen, mitsgaders onder
14375 2Kro 28:5 | 5 Daarom gaf hem de HEERE, zijn God, in de hand
14376 2Kro 28:5 | hem de HEERE, zijn God, in de hand des konings van Syrie,
14377 2Kro 28:5 | hij werd ook gegeven in de hand des konings van Israel,
14378 2Kro 28:6 | 6 Want Pekah, de zoon van Remalia, sloeg
14379 2Kro 28:8 | 8 En de kinderen Israels voerden
14380 2Kro 28:9 | zeide tot hen: Ziet, door de grimmigheid des HEEREN,
14381 2Kro 28:10 | 10 Daartoe denkt gij nu de kinderen van Juda en Jeruzalem
14382 2Kro 28:11 | dan, hoort mij, en brengt de gevangenen weder, die gij
14383 2Kro 28:11 | gevankelijk weggevoerd hebt; want de hitte van des HEEREN toorn
14384 2Kro 28:12 | maakten zich mannen op van de hoofden der kinderen van
14385 2Kro 28:12 | kinderen van Efraim, Azaria, de zoon van Johanan, Berechja,
14386 2Kro 28:12 | zoon van Johanan, Berechja, de zoon van Mesillemoth en
14387 2Kro 28:12 | Mesillemoth en Jehizkia, de zoon van Sallum, en Amasa,
14388 2Kro 28:12 | zoon van Sallum, en Amasa, de zoon van Hadlai, tegen degenen,
14389 2Kro 28:13 | vele schulden hebben, en de hitte des toorns over Israel
14390 2Kro 28:14 | 14 Toen lieten de toegerusten de gevangenen
14391 2Kro 28:14 | Toen lieten de toegerusten de gevangenen en de roof voor
14392 2Kro 28:14 | toegerusten de gevangenen en de roof voor het aangezicht
14393 2Kro 28:15 | 15 De mannen nu, die met namen
14394 2Kro 28:15 | maakten zich op, en grepen de gevangenen, en kleedden
14395 2Kro 28:15 | brachten hen te Jericho, de Palmstad, bij hun broederen;
14396 2Kro 28:16 | 16 Ter zelfder tijd zond de koning Achaz tot de koningen
14397 2Kro 28:16 | zond de koning Achaz tot de koningen van Assyrie, dat
14398 2Kro 28:17 | 17 Daarenboven waren ook de Edomieten gekomen, en hadden
14399 2Kro 28:18 | 18 Daartoe waren de Filistijnen in de steden
14400 2Kro 28:18 | waren de Filistijnen in de steden der laagte en het
14401 2Kro 28:19 | 19 Want de HEERE vernederde Juda, om
14402 2Kro 28:20 | 20 En Tiglath-Pilneser, de koning van Assyrie, kwam
14403 2Kro 28:22 | HEERE nog meer; dit was de koning Achaz. ~
14404 2Kro 28:23 | hadden, en zeide: Omdat de goden der koningen van Syrie
14405 2Kro 28:24 | 24 En Achaz verzamelde de vaten van het huis Gods,
14406 2Kro 28:24 | het huis Gods, en hieuw de vaten van het huis Gods
14407 2Kro 28:24 | Gods in stukken, en sloot de deuren van het huis des
14408 2Kro 28:26 | geschiedenissen, en al zijn wegen, de eerste en de laatste, ziet,
14409 2Kro 28:26 | zijn wegen, de eerste en de laatste, ziet, zij zijn
14410 2Kro 28:27 | en zij begroeven hem in de stad te Jeruzalem; maar
14411 2Kro 28:27 | zij brachten hem niet in de graven der koningen van
14412 2Kro 29:1 | twintig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Abia,
14413 2Kro 29:2 | hij deed dat recht was in de ogen des HEEREN, naar alles,
14414 2Kro 29:3 | jaar zijner regering, in de eerste maand, de deuren
14415 2Kro 29:3 | regering, in de eerste maand, de deuren van het huis des
14416 2Kro 29:4 | 4 En hij bracht de priesteren en de Levieten
14417 2Kro 29:4 | bracht de priesteren en de Levieten in, en hij verzamelde
14418 2Kro 29:4 | en hij verzamelde ze in de Ooststraat. ~
14419 2Kro 29:5 | uwer vaderen, en brengt de onreinigheid uit van het
14420 2Kro 29:6 | gedaan dat kwaad was in de ogen des HEEREN, onzes Gods,
14421 2Kro 29:7 | 7 Ook hebben zij de deuren van het voorhuis
14422 2Kro 29:7 | voorhuis toegesloten, en de lampen uitgeblust en het
14423 2Kro 29:7 | zij in het heiligdom aan de God Israels niet geofferd. ~
14424 2Kro 29:10 | den God Israels, opdat de hitte Zijns toorns van ons
14425 2Kro 29:11 | weest nu niet traag; want de HEERE heeft u verkoren,
14426 2Kro 29:12 | 12 Toen maakten zich de Levieten op, Mahath, de
14427 2Kro 29:12 | de Levieten op, Mahath, de zoon van Amasai, en Joel,
14428 2Kro 29:12 | zoon van Amasai, en Joel, de zoon van Azarja, van de
14429 2Kro 29:12 | de zoon van Azarja, van de kinderen der Kahathieten;
14430 2Kro 29:12 | der Kahathieten; en van de kinderen van Merari, Kis,
14431 2Kro 29:12 | kinderen van Merari, Kis, de zoon van Abdi, en Azarja,
14432 2Kro 29:12 | zoon van Abdi, en Azarja, de zoon van Jehaleel; en van
14433 2Kro 29:12 | zoon van Jehaleel; en van de Gersonieten, Joah, de zoon
14434 2Kro 29:12 | van de Gersonieten, Joah, de zoon van Zimma, en Eden,
14435 2Kro 29:12 | zoon van Zimma, en Eden, de zoon van Joah; ~
14436 2Kro 29:13 | 13 En van de kinderen van Elizafan, Simri
14437 2Kro 29:13 | Simri en Jeiel; en van de kinderen van Asaf, Zecharja
14438 2Kro 29:14 | 14 En van de kinderen van Heman, Jehiel
14439 2Kro 29:14 | Jehiel en Simei; en van de kinderen van Jeduthun, Semaja
14440 2Kro 29:15 | gebod des konings, door de woorden des HEEREN, om het
14441 2Kro 29:16 | 16 Maar de priesteren gingen binnen
14442 2Kro 29:16 | van het huis des HEEREN al de onreinigheid, die zij in
14443 2Kro 29:16 | tempel des HEEREN vonden; en de Levieten namen ze op, om
14444 2Kro 29:16 | buiten uit te brengen, in de beek Kidron. ~
14445 2Kro 29:18 | al zijn gereedschap, en de tafel der toerichting met
14446 2Kro 29:19 | Alle gereedschap ook, dat de koning Achaz, onder zijn
14447 2Kro 29:20 | 20 Toen maakte zich de koning Jehizkia vroeg op,
14448 2Kro 29:20 | vroeg op, en verzamelde de oversten der stad, en hij
14449 2Kro 29:21 | voor Juda; en hij zeide tot de zonen van Aaron, de priesteren,
14450 2Kro 29:21 | tot de zonen van Aaron, de priesteren, dat zij die
14451 2Kro 29:22 | 22 Zo slachtten zij de runderen, en de priesters
14452 2Kro 29:22 | slachtten zij de runderen, en de priesters ontvingen het
14453 2Kro 29:22 | altaar; zij slachtten ook de rammen, en sprengden het
14454 2Kro 29:22 | insgelijks slachtten zij de lammeren, en sprengden het
14455 2Kro 29:23 | 23 Daarna brachten zij de bokken bij, ten zondoffer,
14456 2Kro 29:24 | 24 En de priesteren slachtten ze,
14457 2Kro 29:24 | voor het ganse Israel; want de koning had dat brandoffer
14458 2Kro 29:25 | 25 En hij stelde de Levieten in het huis des
14459 2Kro 29:25 | want dit gebod was van de hand des HEEREN, door de
14460 2Kro 29:25 | de hand des HEEREN, door de hand Zijner profeten. ~
14461 2Kro 29:26 | 26 De Levieten nu stonden met
14462 2Kro 29:26 | Levieten nu stonden met de instrumenten van David,
14463 2Kro 29:26 | instrumenten van David, en de priesters met de trompetten. ~
14464 2Kro 29:26 | David, en de priesters met de trompetten. ~
14465 2Kro 29:27 | het gezang des HEEREN met de trompetten en met de instrumenten
14466 2Kro 29:27 | met de trompetten en met de instrumenten van David,
14467 2Kro 29:28 | 28 De ganse gemeente nu boog zich
14468 2Kro 29:29 | geeindigd had te offeren, bukten de koning en allen, die bij
14469 2Kro 29:30 | 30 Daarna zeide de koning Jehizkia, en de oversten,
14470 2Kro 29:30 | zeide de koning Jehizkia, en de oversten, tot de Levieten,
14471 2Kro 29:30 | Jehizkia, en de oversten, tot de Levieten, dat zij den HEERE
14472 2Kro 29:30 | HEERE loven zouden, met de woorden van David en van
14473 2Kro 29:31 | het huis des HEEREN; en de gemeente bracht slachtofferen
14474 2Kro 29:32 | getal der brandofferen, die de gemeente bracht, was zeventig
14475 2Kro 29:34 | 34 Doch van de priesteren waren er te weinig,
14476 2Kro 29:34 | konden al den brandofferen de huid niet aftrekken; daarom
14477 2Kro 29:34 | hielpen hen hun broederen, de Levieten, totdat het werk
14478 2Kro 29:34 | geeindigd was, en totdat de andere priesters zich geheiligd
14479 2Kro 29:34 | zich geheiligd hadden; want de Levieten waren rechter van
14480 2Kro 29:34 | om zich te heiligen, dan de priesteren. ~
14481 2Kro 29:35 | 35 En ook waren de brandofferen in menigte,
14482 2Kro 29:35 | der dankofferen, en met de drankofferen, voor de brandofferen;
14483 2Kro 29:35 | met de drankofferen, voor de brandofferen; alzo werd
14484 2Kro 29:35 | brandofferen; alzo werd de dienst van het huis des
14485 2Kro 30:2 | 2 Want de koning had raad gehouden
14486 2Kro 30:2 | gehouden met zijn oversten en de ganse gemeente te Jeruzalem,
14487 2Kro 30:2 | het pascha te houden, in de tweede maand. ~
14488 2Kro 30:3 | dierzelfder tijd, omdat de priesteren zich niet genoeg
14489 2Kro 30:4 | En deze zaak was recht in de ogen des konings, en in
14490 2Kro 30:4 | ogen des konings, en in de ogen der ganse gemeente. ~
14491 2Kro 30:6 | 6 De lopers dan gingen henen
14492 2Kro 30:6 | lopers dan gingen henen met de brieven van de hand des
14493 2Kro 30:6 | henen met de brieven van de hand des konings en zijner
14494 2Kro 30:6 | zo zal Hij Zich keren tot de ontkomenen, die ulieden
14495 2Kro 30:6 | ulieden overgebleven zijn uit de hand der koningen van Assyrie. ~
14496 2Kro 30:8 | vaderen; geeft den HEERE de hand, en komt tot Zijn heiligdom,
14497 2Kro 30:8 | den HEERE, uw God; zo zal de hitte Zijns toorns van u
14498 2Kro 30:9 | zullen wederkomen; want de HEERE, uw God, is genadig
14499 2Kro 30:10 | 10 Zo gingen de lopers door, van stad tot
14500 2Kro 30:12 | 12 Ook was de hand Gods in Juda, hun enerlei
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33382 |