Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
david 1016
davids 151
dden 1
de 33382
debir 14
debora 10
dedagen 1
Frequency    [«  »]
-----
-----
46573 en
33382 de
19256 van
18165 het
13263 zijn

Bijbel

IntraText - Concordances

de

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33382

      Book Chapter: Verse
14001 2Kro 19:19 | 19 En de HEERE zeide: Wie zal Achab, 14002 2Kro 19:20 | Ik zal hem overreden. En de HEERE zeide tot hem: Waarmede? ~ 14003 2Kro 19:22 | 22 Nu dan, zie, de HEERE heeft een leugengeest 14004 2Kro 19:22 | uw profeten gegeven, en de HEERE heeft kwaad over u 14005 2Kro 19:23 | 23 Toen trad Zedekia, de zoon van Kenaana, toe, en 14006 2Kro 19:23 | hij zeide: Door wat weg is de Geest des HEEREN van mij 14007 2Kro 19:25 | 25 De koning van Israel nu zeide: 14008 2Kro 19:26 | gijlieden zult zeggen: Zo zegt de koning: Zet dezen in het 14009 2Kro 19:27 | vrede wederkomt, zo heeft de HEERE door mij niet gesproken. 14010 2Kro 19:28 | 28 Alzo toog de koning van Israel, en Josafat, 14011 2Kro 19:28 | van Israel, en Josafat, de koning van Juda, op naar 14012 2Kro 19:29 | 29 En de koning van Israel zeide 14013 2Kro 19:29 | aan. Alzo verstelde zich de koning van Israel, en zij 14014 2Kro 19:30 | 30 De koning nu van Syrie had 14015 2Kro 19:30 | van Syrie had geboden aan de oversten der wagens, die 14016 2Kro 19:31 | Het geschiedde dan, als de oversten der wagenen Josafat 14017 2Kro 19:31 | dat zij zeiden: Die is de koning van Israel; en zij 14018 2Kro 19:31 | strijden; maar Josafat riep, en de HEERE hielp hem, en God 14019 2Kro 19:32 | Want het geschiedde, als de oversten der wagenen zagen, 14020 2Kro 19:32 | der wagenen zagen, dat het de koning van Israel niet was, 14021 2Kro 19:33 | koning van Israel tussen de gespen en tussen het pantsier. 14022 2Kro 19:34 | 34 En de strijd nam op dien dag toe, 14023 2Kro 19:34 | nam op dien dag toe, en de koning van Israel deed zich 14024 2Kro 19:34 | staande houden tegenover de Syriers, tot den avond toe; 14025 2Kro 19:34 | hij stierf ter tijd, als de zon onderging. ~  ~  ~  14026 2Kro 20:1 | 1 En Josafat, de koning van Juda, keerde 14027 2Kro 20:2 | 2 En Jehu, de zoon van Hanani, de ziener, 14028 2Kro 20:2 | Jehu, de zoon van Hanani, de ziener, ging uit, hem tegen, 14029 2Kro 20:3 | gevonden; want gij hebt de bossen uit het land weggedaan, 14030 2Kro 20:6 | 6 En hij zeide tot de richters: Ziet wat gij doet, 14031 2Kro 20:6 | HEERE; en Hij is bij u in de zaak van het gericht. ~ 14032 2Kro 20:7 | 7 Nu dan, de verschrikking des HEEREN 14033 2Kro 20:8 | ook te Jeruzalem enige van de Levieten, en van de priesteren, 14034 2Kro 20:8 | van de Levieten, en van de priesteren, en van de hoofden 14035 2Kro 20:8 | van de priesteren, en van de hoofden der vaderen van 14036 2Kro 20:9 | zeggende: Doet alzo in de vreze des HEEREN, met getrouwheid 14037 2Kro 20:11 | des HEEREN; en Zebadja, de zoon van Ismael, de vorst 14038 2Kro 20:11 | Zebadja, de zoon van Ismael, de vorst van het huis van Juda, 14039 2Kro 20:11 | zaak des konings; ook zijn de ambtlieden, de Levieten, 14040 2Kro 20:11 | ook zijn de ambtlieden, de Levieten, voor uw aangezicht; 14041 2Kro 20:11 | weest sterk en doet het, en de HEERE zal met den goede 14042 2Kro 21:1 | geschiedde nu na dezen, dat de kinderen Moabs, en de kinderen 14043 2Kro 21:1 | dat de kinderen Moabs, en de kinderen Ammons, en het 14044 2Kro 21:1 | het hen anderen benevens de Ammonieten, kwamen tegen 14045 2Kro 21:5 | 5 En Josafat stond in de gemeente van Juda en Jeruzalem, 14046 2Kro 21:6 | onzer vaderen, zijt Gij niet de God in den hemel? Ja, Gij 14047 2Kro 21:6 | den hemel? Ja, Gij zijt de Heerser over alle koninkrijken 14048 2Kro 21:7 | Hebt Gij niet, onze God, de inwoners dezes lands van 14049 2Kro 21:10 | 10 En nu, zie de kinderen Ammons, en Moab, 14050 2Kro 21:14 | 14 Toen kwam de Geest des HEEREN in het 14051 2Kro 21:14 | Matthanja, den Leviet, uit de zonen van Asaf; ~ 14052 2Kro 21:15 | koning Josafat! Alzo zegt de HEERE tot ulieden: Vreest 14053 2Kro 21:15 | deze grote menigte; want de strijd is niet uwe, maar 14054 2Kro 21:16 | einde des dals, voor aan de woestijn van Jeruel. ~ 14055 2Kro 21:17 | morgen uit, hun tegen, want de HEERE zal met u wezen. ~ 14056 2Kro 21:18 | ter aarde; en gans Juda en de inwoners van Jeruzalem vielen 14057 2Kro 21:19 | 19 En de Levieten uit de kinderen 14058 2Kro 21:19 | 19 En de Levieten uit de kinderen der Kahathieten, 14059 2Kro 21:19 | der Kahathieten, en uit de kinderen der Korahieten, 14060 2Kro 21:20 | vroeg op, en togen uit naar de woestijn van Thekoa; en 14061 2Kro 21:21 | stelde den HEERE zangers, die de heilige Majesteit prijzen 14062 2Kro 21:21 | Majesteit prijzen zouden, voor de toegerusten uitgaande en 14063 2Kro 21:22 | vreugdegeroep en lofzang, stelde de HEERE achterlagen tegen 14064 2Kro 21:22 | HEERE achterlagen tegen de kinderen Ammons, Moab, en 14065 2Kro 21:23 | 23 Want de kinderen Ammons en Moab 14066 2Kro 21:23 | en Moab stonden op tegen de inwoners van het gebergte 14067 2Kro 21:23 | verdelgen; en als zij met de inwoners van Seir een einde 14068 2Kro 21:23 | gemaakt hadden, hielpen zij de een den ander ten verderve. ~ 14069 2Kro 21:24 | Juda tot den wachttoren in de woestijn gekomen was, wendden 14070 2Kro 21:24 | was, wendden zij zich naar de menigte; en ziet, het waren 14071 2Kro 21:24 | dode lichamen, liggende op de aarde, en niemand was ontkomen. ~ 14072 2Kro 21:27 | Jeruzalem weder, en Josafat in de voorspitse van hen, om wederom 14073 2Kro 21:27 | Jeruzalem te komen; want de HEERE had hen verblijd over 14074 2Kro 21:29 | landen, als zij hoorden, dat de HEERE tegen de vijanden 14075 2Kro 21:29 | hoorden, dat de HEERE tegen de vijanden van Israel gestreden 14076 2Kro 21:31 | twintig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Azuba, 14077 2Kro 21:32 | doende dat recht was in de ogen des HEEREN. ~ 14078 2Kro 21:33 | 33 Evenwel werden de hoogten niet weggenomen; 14079 2Kro 21:34 | geschiedenissen van Josafat, de eerste en de laatste, ziet, 14080 2Kro 21:34 | van Josafat, de eerste en de laatste, ziet, die zijn 14081 2Kro 21:34 | die zijn geschreven in de geschiedenissen van Jehu, 14082 2Kro 21:35 | vergezelschapte zich Josafat, de koning van Juda, met Ahazia, 14083 2Kro 21:36 | te gaan; en zij maakten de schepen te Ezeon-Geber. ~ 14084 2Kro 21:37 | 37 Maar Eliezer, de zoon van Dodava, van Maresa, 14085 2Kro 21:37 | vergezelschapt hebt, heeft de HEERE uw werken verscheurd. 14086 2Kro 21:37 | verscheurd. Alzo werden de schepen verbroken, dat zij 14087 2Kro 22:1 | begraven bij zijn vaderen in de stad Davids; en zijn zoon 14088 2Kro 22:3 | gaf hij Joram, omdat hij de eerstgeborene was. ~ 14089 2Kro 22:4 | mitsgaders ook enige van de vorsten van Israel. ~ 14090 2Kro 22:6 | 6 En hij wandelde in de weg der koningen van Israel, 14091 2Kro 22:6 | Achab deed; want hij had de dochter van Achab tot een 14092 2Kro 22:6 | hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN. ~ 14093 2Kro 22:7 | 7 Doch de HEERE wilde het huis Davids 14094 2Kro 22:8 | 8 In zijn dagen vielen de Edomieten af van onder het 14095 2Kro 22:9 | met zijn oversten, en al de wagenen met hem; en hij 14096 2Kro 22:9 | des nachts op, en sloeg de Edomieten, die rondom hem 14097 2Kro 22:9 | die rondom hem waren, en de oversten der wagenen. ~ 14098 2Kro 22:10 | 10 Evenwel vielen de Edomieten af van onder het 14099 2Kro 22:11 | Ook maakte hij hoogten op de bergen van Juda; en hij 14100 2Kro 22:11 | bergen van Juda; en hij deed de inwoners van Jeruzalem hoereren, 14101 2Kro 22:12 | Elia, zeggende: Alzo zegt de HEERE, de God van uw vader 14102 2Kro 22:12 | zeggende: Alzo zegt de HEERE, de God van uw vader David: 14103 2Kro 22:12 | vader David: Omdat gij in de wegen van uw vader Josafat, 14104 2Kro 22:12 | uw vader Josafat, en in de wegen van Asa, den koning 14105 2Kro 22:13 | Israel, en hebt Juda en de inwoners van Jeruzalem doen 14106 2Kro 22:14 | 14 Zie, de HEERE zal u plagen met een 14107 2Kro 22:15 | grote krankheden zijn, door de krankheid uwer ingewanden, 14108 2Kro 22:15 | ingewanden uitgaan vanwege de krankheid, jaar op jaar. ~ 14109 2Kro 22:16 | 16 Zo verwekte de HEERE tegen Joram den geest 14110 2Kro 22:16 | en der Arabieren, die aan de zijde der Moren zijn. ~ 14111 2Kro 22:17 | overgelaten werd, dan Joahaz, de kleinste zijner zonen. ~ 14112 2Kro 22:18 | na dit alles plaagde hem de HEERE in zijn ingewand met 14113 2Kro 22:19 | tot jaar, zodat, wanneer de tijd van het einde der twee 14114 2Kro 22:19 | uitging, zijn ingewanden met de krankheid uitgingen, dat 14115 2Kro 22:19 | maakte hem gene branding, als de branding zijner vaderen. ~ 14116 2Kro 22:20 | en zij begroeven hem in de stad Davids, maar niet in 14117 2Kro 22:20 | stad Davids, maar niet in de graven der koningen. ~  ~ 14118 2Kro 22:21 | begraven bij zijn vaderen in de stad Davids; en zijn zoon 14119 2Kro 22:23 | gaf hij Joram, omdat hij de eerstgeborene was. ~ 14120 2Kro 22:24 | mitsgaders ook enige van de vorsten van Israel. ~ 14121 2Kro 22:26 | 6 En hij wandelde in de weg der koningen van Israel, 14122 2Kro 22:26 | Achab deed; want hij had de dochter van Achab tot een 14123 2Kro 22:26 | hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN. ~ 14124 2Kro 22:27 | 7 Doch de HEERE wilde het huis Davids 14125 2Kro 22:28 | 8 In zijn dagen vielen de Edomieten af van onder het 14126 2Kro 22:29 | met zijn oversten, en al de wagenen met hem; en hij 14127 2Kro 22:29 | des nachts op, en sloeg de Edomieten, die rondom hem 14128 2Kro 22:29 | die rondom hem waren, en de oversten der wagenen. ~ 14129 2Kro 22:30 | 10 Evenwel vielen de Edomieten af van onder het 14130 2Kro 22:31 | Ook maakte hij hoogten op de bergen van Juda; en hij 14131 2Kro 22:31 | bergen van Juda; en hij deed de inwoners van Jeruzalem hoereren, 14132 2Kro 22:32 | Elia, zeggende: Alzo zegt de HEERE, de God van uw vader 14133 2Kro 22:32 | zeggende: Alzo zegt de HEERE, de God van uw vader David: 14134 2Kro 22:32 | vader David: Omdat gij in de wegen van uw vader Josafat, 14135 2Kro 22:32 | uw vader Josafat, en in de wegen van Asa, den koning 14136 2Kro 22:33 | Israel, en hebt Juda en de inwoners van Jeruzalem doen 14137 2Kro 22:34 | 14 Zie, de HEERE zal u plagen met een 14138 2Kro 22:35 | grote krankheden zijn, door de krankheid uwer ingewanden, 14139 2Kro 22:35 | ingewanden uitgaan vanwege de krankheid, jaar op jaar. ~ 14140 2Kro 22:36 | 16 Zo verwekte de HEERE tegen Joram den geest 14141 2Kro 22:36 | en der Arabieren, die aan de zijde der Moren zijn. ~ 14142 2Kro 22:37 | overgelaten werd, dan Joahaz, de kleinste zijner zonen. ~ 14143 2Kro 22:38 | na dit alles plaagde hem de HEERE in zijn ingewand met 14144 2Kro 22:39 | tot jaar, zodat, wanneer de tijd van het einde der twee 14145 2Kro 22:39 | uitging, zijn ingewanden met de krankheid uitgingen, dat 14146 2Kro 22:39 | maakte hem gene branding, als de branding zijner vaderen. ~ 14147 2Kro 22:40 | en zij begroeven hem in de stad Davids, maar niet in 14148 2Kro 22:40 | stad Davids, maar niet in de graven der koningen. ~ 14149 2Kro 23:1 | 1 En de inwoners van Jeruzalem maakten 14150 2Kro 23:1 | want een bende, die met de Arabieren in het leger gekomen 14151 2Kro 23:1 | leger gekomen was, had al de eersten gedood. Ahazia dan, 14152 2Kro 23:1 | eersten gedood. Ahazia dan, de zoon van Joram, de koning 14153 2Kro 23:1 | dan, de zoon van Joram, de koning van Juda, regeerde. ~ 14154 2Kro 23:2 | een jaar te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Athalia, 14155 2Kro 23:3 | 3 Hij wandelde ook in de wegen van het huis van Achab; 14156 2Kro 23:4 | hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN, gelijk 14157 2Kro 23:5 | bij Ramoth in Gilead; en de Syriers sloegen Joram. ~ 14158 2Kro 23:6 | koning van Syrie; en Azarja, de zoon van Joram, den koning 14159 2Kro 23:7 | 7 De vertreding nu van Ahazia 14160 2Kro 23:7 | zoon van Nimsi, denwelken de HEERE gezalfd had, om het 14161 2Kro 23:8 | huis van Achab, dat hij de vorsten van Juda en de zonen 14162 2Kro 23:8 | hij de vorsten van Juda en de zonen der broederen van 14163 2Kro 23:9 | want zij zeiden: Hij is de zoon van Josafat, die den 14164 2Kro 23:10 | 10 Toen Athalia, de moeder van Ahazia, zag, 14165 2Kro 23:11 | 11 Maar Jozabath, de dochter des konings, nam 14166 2Kro 23:11 | zo verborg hem Jozabath, de dochter van den koning Joram, 14167 2Kro 23:11 | dochter van den koning Joram, de huisvrouw van den priester 14168 2Kro 23:11 | priester Jojada (want zij was de zuster van Ahazia), voor 14169 2Kro 23:14 | versterkte zich Jojada, en nam de oversten der honderden, 14170 2Kro 23:15 | in Juda, en vergaderden de Levieten uit alle steden 14171 2Kro 23:15 | alle steden van Juda, en de hoofden der vaderen van 14172 2Kro 23:16 | hij zeide tot hen: Ziet, de zoon des konings zal koning 14173 2Kro 23:16 | koning zijn, gelijk als de HEERE van de zonen van David 14174 2Kro 23:16 | gelijk als de HEERE van de zonen van David gesproken 14175 2Kro 23:17 | 4 Dit is de zaak, die gij doen zult: 14176 2Kro 23:17 | op den sabbat ingaan, van de priesteren en van de Levieten, 14177 2Kro 23:17 | van de priesteren en van de Levieten, zullen tot poortiers 14178 2Kro 23:18 | konings; en een derde deel aan de Fondamentpoort; en al het 14179 2Kro 23:18 | Fondamentpoort; en al het volk zal in de voorhoven zijn van het huis 14180 2Kro 23:19 | het huis des HEEREN, dan de priesteren en de Levieten, 14181 2Kro 23:19 | HEEREN, dan de priesteren en de Levieten, die dienen; die 14182 2Kro 23:19 | heilig; maar al het volk zal de wacht des HEEREN waarnemen. ~ 14183 2Kro 23:20 | 7 De Levieten nu zullen de koning 14184 2Kro 23:20 | 7 De Levieten nu zullen de koning rondom omsingelen, 14185 2Kro 23:21 | 8 En de Levieten en gans Juda deden 14186 2Kro 23:21 | Juda deden naar alles, wat de priester Jojada geboden 14187 2Kro 23:21 | den sabbat uitgingen; want de priester Jojada had aan 14188 2Kro 23:21 | priester Jojada had aan de verdelingen geen verlof 14189 2Kro 23:22 | 9 Verder gaf de priester Jojada aan de oversten 14190 2Kro 23:22 | gaf de priester Jojada aan de oversten der honderden de 14191 2Kro 23:22 | de oversten der honderden de spiesen, en de rondassen, 14192 2Kro 23:22 | honderden de spiesen, en de rondassen, en de schilden, 14193 2Kro 23:22 | spiesen, en de rondassen, en de schilden, die van den koning 14194 2Kro 23:23 | geweer in zijn hand, van de rechterzijde van het huis 14195 2Kro 23:23 | rechterzijde van het huis tot de linkerzijde van het huis, 14196 2Kro 23:24 | zoon voor, en zetten hem de kroon op, en gaven hem de 14197 2Kro 23:24 | de kroon op, en gaven hem de getuigenis, en zij maakten 14198 2Kro 23:24 | zalfden hem, en zeiden: De koning leve! ~ 14199 2Kro 23:25 | 12 Toen nu Athalia hoorde de stem des volks, dat toeliep 14200 2Kro 23:26 | En zij zag toe; en ziet, de koning stond bij zijn pilaar, 14201 2Kro 23:26 | stond bij zijn pilaar, aan de ingang; en de oversten en 14202 2Kro 23:26 | pilaar, aan de ingang; en de oversten en de trompetten 14203 2Kro 23:26 | ingang; en de oversten en de trompetten waren bij den 14204 2Kro 23:26 | was blijde, en blies met de trompetten; en de zangers 14205 2Kro 23:26 | blies met de trompetten; en de zangers waren er met muzikale 14206 2Kro 23:27 | 14 Maar de priester Jojada bracht de 14207 2Kro 23:27 | de priester Jojada bracht de oversten der honderden, 14208 2Kro 23:27 | Brengt ze uit tot buiten de ordeningen, en die haar 14209 2Kro 23:27 | zwaard gedood worden; want de priester had gezegd: Gij 14210 2Kro 23:28 | 15 En zij legden de handen aan haar, en zij 14211 2Kro 23:28 | ging naar den ingang van de Paardenpoort, naar het huis 14212 2Kro 23:30 | Baal, sloegen zij dood voor de altaren. ~ 14213 2Kro 23:31 | 18 Jojada nu bestelde de ambten in het huis des HEEREN, 14214 2Kro 23:31 | het huis des HEEREN, onder de hand der Levietische priesteren, 14215 2Kro 23:31 | HEEREN afgedeeld had, om de brandofferen des HEEREN 14216 2Kro 23:31 | HEEREN te offeren, gelijk in de wet van Mozes geschreven 14217 2Kro 23:31 | blijdschap en met gezang, naar de instelling van David. ~ 14218 2Kro 23:32 | 19 En hij stelde de poortiers aan de poorten 14219 2Kro 23:32 | stelde de poortiers aan de poorten van het huis des 14220 2Kro 23:33 | 20 En hij nam de oversten der honderden, 14221 2Kro 23:33 | oversten der honderden, en de machtigen, en die heerschappij 14222 2Kro 23:34 | des lands was blijde, en de stad werd stil, nadat zij 14223 2Kro 24:1 | veertig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Zibja, 14224 2Kro 24:2 | Joas deed dat recht was in de ogen des HEEREN, al de dagen 14225 2Kro 24:2 | in de ogen des HEEREN, al de dagen van den priester Jojada. ~ 14226 2Kro 24:5 | 5 Zo vergaderde hij de priesteren en de Levieten, 14227 2Kro 24:5 | vergaderde hij de priesteren en de Levieten, en zeide tot hen: 14228 2Kro 24:5 | zeide tot hen: Trekt uit tot de steden van Juda, en vergadert 14229 2Kro 24:5 | haast tot deze zaak; maar de Levieten haastten niet. ~ 14230 2Kro 24:6 | 6 En de koning riep Jojada, het 14231 2Kro 24:6 | geen onderzoek gedaan bij de Levieten, dat zij uit Juda 14232 2Kro 24:6 | Jeruzalem inbrengen zouden de schatting van Mozes, den 14233 2Kro 24:6 | knecht des HEEREN, en van de gemeente van Israel, voor 14234 2Kro 24:6 | gemeente van Israel, voor de tent der getuigenis? ~ 14235 2Kro 24:7 | huis des HEEREN besteed aan de Baals. ~ 14236 2Kro 24:8 | 8 En de koning gebood, en zij maakten 14237 2Kro 24:8 | en stelden die buiten aan de poort van het huis des HEEREN. ~ 14238 2Kro 24:9 | den HEERE inbrengen zou de schatting van Mozes, den 14239 2Kro 24:9 | knecht Gods, over Israel in de woestijn. ~ 14240 2Kro 24:10 | brachten in, en wierpen in de kist, totdat men voleind 14241 2Kro 24:11 | geschiedde nu ter tijd, als hij de kist, naar des konings bevel, 14242 2Kro 24:11 | des konings bevel, door de hand der Levieten, inbracht, 14243 2Kro 24:11 | dat er veel gelds was, dat de schrijver des konings kwam, 14244 2Kro 24:11 | schrijver des konings kwam, en de bestelde van de hoofdpriester, 14245 2Kro 24:11 | kwam, en de bestelde van de hoofdpriester, en de kist 14246 2Kro 24:11 | van de hoofdpriester, en de kist ledig maakten, en die 14247 2Kro 24:12 | 12 Hetwelk de koning en Jojada gaven aan 14248 2Kro 24:13 | 13 Zo deden de verzorgers van het werk, 14249 2Kro 24:13 | verzorgers van het werk, dat de betering des werks door 14250 2Kro 24:14 | in het huis des HEEREN al de dagen van Jojada. ~ 14251 2Kro 24:16 | En zij begroeven hem in de stad Davids, bij de koningen; 14252 2Kro 24:16 | hem in de stad Davids, bij de koningen; want hij had goed 14253 2Kro 24:17 | den dood van Jojada kwamen de vorsten van Juda, en bogen 14254 2Kro 24:17 | den koning; toen hoorde de koning naar hen. ~ 14255 2Kro 24:18 | hunner vaderen, en dienden de bossen en de afgoden; toen 14256 2Kro 24:18 | en dienden de bossen en de afgoden; toen was een grote 14257 2Kro 24:19 | tegen hen, maar zij neigden de oren niet. ~ 14258 2Kro 24:20 | 20 En de Geest Gods toog Zacharia 14259 2Kro 24:20 | God: Waarom overtreedt gij de geboden des HEEREN? Daarom 14260 2Kro 24:22 | 22 Zo gedacht de koning Joas niet der weldadigheid, 14261 2Kro 24:22 | als hij stierf, zeide: De HEERE zal het zien en zoeken! ~ 14262 2Kro 24:23 | den omgang des jaars, dat de heirkracht van Syrie tegen 14263 2Kro 24:23 | verdierven uit het volk al de vorsten des volks; en zij 14264 2Kro 24:24 | 24 Hoewel de heirkracht van Syrie met 14265 2Kro 24:24 | mannen kwam, evenwel gaf de HEERE in hun hand een heirkracht 14266 2Kro 24:24 | hadden; alzo voerden zij de oordelen uit tegen Joas. ~ 14267 2Kro 24:25 | en zij begroeven hem in de stad Davids, maar zij begroeven 14268 2Kro 24:25 | zij begroeven hem niet in de graven der koningen. ~ 14269 2Kro 24:26 | tegen hem maakten: Zabad, de zoon van Simeath, de Ammonietische, 14270 2Kro 24:26 | Zabad, de zoon van Simeath, de Ammonietische, en Jozabad, 14271 2Kro 24:26 | Ammonietische, en Jozabad, de zoon van Simrith, de Moabietische. ~ 14272 2Kro 24:26 | Jozabad, de zoon van Simrith, de Moabietische. ~ 14273 2Kro 24:27 | Aangaande nu zijn zonen, en de grootheid van den last, 14274 2Kro 24:27 | zij zijn geschreven in de historie van het boek der 14275 2Kro 25:1 | twintig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Joaddan, 14276 2Kro 25:2 | hij deed dat recht was in de ogen des HEEREN, doch niet 14277 2Kro 25:4 | maar hij deed, gelijk in de wet, in het boek van Mozes, 14278 2Kro 25:4 | Mozes, geschreven is, waar de HEERE geboden heeft, zeggende: 14279 2Kro 25:4 | geboden heeft, zeggende: De vaders zullen niet sterven 14280 2Kro 25:4 | vaders zullen niet sterven om de kinderen, en de kinderen 14281 2Kro 25:4 | sterven om de kinderen, en de kinderen zullen niet sterven 14282 2Kro 25:4 | kinderen zullen niet sterven om de vaders; maar een ieder zal 14283 2Kro 25:5 | Juda, en stelde hen, naar de huizen der vaderen, tot 14284 2Kro 25:7 | Israel met u niet gaan; want de HEERE is niet met Israel, 14285 2Kro 25:9 | Maar wat zal men doen met de honderd talenten, die ik 14286 2Kro 25:9 | honderd talenten, die ik aan de benden van Israel gegeven 14287 2Kro 25:9 | van Israel gegeven heb? En de man Gods zeide: De HEERE 14288 2Kro 25:9 | heb? En de man Gods zeide: De HEERE heeft meer dan dit, 14289 2Kro 25:10 | Amazia die af, te weten de benden, die uit Efraim tot 14290 2Kro 25:11 | het Zoutdal, en sloeg van de kinderen van Seir tien duizend. ~ 14291 2Kro 25:12 | 12 Daartoe vingen de kinderen van Juda tien duizend 14292 2Kro 25:12 | levend, en brachten ze op de hoogte der steenrots, en 14293 2Kro 25:12 | steenrots, en stieten hen van de spits der steenrots af, 14294 2Kro 25:13 | 13 Maar de mannen der benden, die Amazia 14295 2Kro 25:13 | die deden een inval in de steden van Juda, van Samaria 14296 2Kro 25:14 | gekomen was, en dat hij de goden der kinderen van Seir 14297 2Kro 25:15 | 15 Toen ontstak de toorn des HEEREN tegen Amazia; 14298 2Kro 25:15 | tot hem: Waarom hebt gij de goden van dat volk gezocht, 14299 2Kro 25:16 | zij u slaan? Toen hield de profeet op, en zeide: Ik 14300 2Kro 25:17 | 17 En Amazia, de koning van Juda, werd te 14301 2Kro 25:18 | 18 Maar Joas, de koning van Israel, zond 14302 2Kro 25:18 | van Juda, om te zeggen: De distel, die op den Libanon 14303 2Kro 25:18 | ging voorbij, en vertrad de distel. ~ 14304 2Kro 25:19 | Gij zegt: Zie, gij hebt de Edomieten geslagen; daarom 14305 2Kro 25:20 | hand gave, overmits zij de goden der Edomieten gezocht 14306 2Kro 25:21 | 21 Zo toog Joas, de koning van Israel, op, en 14307 2Kro 25:21 | Israel, op, en hij en Amazia, de koning van Juda, zagen elkanders 14308 2Kro 25:23 | 23 En Joas, de koning van Israel, greep 14309 2Kro 25:23 | muur van Jeruzalem, van de poort van Efraim tot aan 14310 2Kro 25:23 | poort van Efraim tot aan de Hoekpoort, vierhonderd ellen. ~ 14311 2Kro 25:24 | goud, en het zilver, en al de vaten, die in het huis Gods 14312 2Kro 25:24 | werden, bij Obed-Edom, en de schatten van het huis des 14313 2Kro 25:25 | 25 Amazia nu, de zoon van Joas, de koning 14314 2Kro 25:25 | Amazia nu, de zoon van Joas, de koning van Juda, leefde 14315 2Kro 25:26 | geschiedenissen van Amazia, de eerste en de laatste, ziet, 14316 2Kro 25:26 | van Amazia, de eerste en de laatste, ziet, zijn die 14317 2Kro 25:28 | hem bij zijn vaderen in de stad van Juda. ~  ~ 14318 2Kro 26:1 | en maakte hem koning in de plaats van zijn vader Amazia. ~ 14319 2Kro 26:2 | ze weder aan Juda, nadat de koning met zijn vaderen 14320 2Kro 26:3 | vijftig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Jecholia, 14321 2Kro 26:4 | hij deed dat recht was in de ogen des HEEREN, naar alles, 14322 2Kro 26:5 | zich om God te zoeken, in de dagen van Zacharia, die 14323 2Kro 26:5 | Zacharia, die verstandig was in de gezichten Gods; in de dagen 14324 2Kro 26:5 | in de gezichten Gods; in de dagen nu, dat hij den HEERE 14325 2Kro 26:6 | toog uit, en krijgde tegen de Filistijnen, en brak den 14326 2Kro 26:6 | steden in Asdod, en onder de Filistijnen. ~ 14327 2Kro 26:7 | 7 En God hielp hem tegen de Filistijnen, en tegen de 14328 2Kro 26:7 | de Filistijnen, en tegen de Arabieren, die te Gur-Baal 14329 2Kro 26:7 | Gur-Baal woonden, en tegen de Meunieten. ~ 14330 2Kro 26:8 | 8 En de Ammonieten gaven Uzzia geschenken; 14331 2Kro 26:9 | torens te Jeruzalem, aan de Hoekpoort en aan de Dalpoort, 14332 2Kro 26:9 | aan de Hoekpoort en aan de Dalpoort, en aan de hoeken; 14333 2Kro 26:9 | aan de Dalpoort, en aan de hoeken; en hij sterkte ze. ~ 14334 2Kro 26:10 | Hij bouwde ook torens in de woestijn, en hieuw vele 14335 2Kro 26:10 | hij veel vee had, beide in de laagten en in de effene 14336 2Kro 26:10 | beide in de laagten en in de effene velden; akkerlieden 14337 2Kro 26:10 | akkerlieden en wijngaardeniers op de bergen en op de vruchtbare 14338 2Kro 26:10 | wijngaardeniers op de bergen en op de vruchtbare velden; want 14339 2Kro 26:11 | hunner monstering, daar de hand van Jeiel, den schrijver, 14340 2Kro 26:11 | Mahaseja, den ambtman; onder de hand van Hananja, een van 14341 2Kro 26:11 | hand van Hananja, een van de vorsten des konings. ~ 14342 2Kro 26:12 | 12 Het gehele getal van de hoofden der vaderen, der 14343 2Kro 26:14 | pantsieren, en bogen, zelfs tot de slingerstenen toe. 14344 2Kro 26:15 | werkmeesters, dat zij op de torens en op de hoeken zijn 14345 2Kro 26:15 | dat zij op de torens en op de hoeken zijn zouden, om met 14346 2Kro 26:17 | 17 Doch Azaria, de priester, ging hem na, en 14347 2Kro 26:19 | hij nu toornig werd tegen de priesteren, rees de melaatsheid 14348 2Kro 26:19 | tegen de priesteren, rees de melaatsheid op aan zijn 14349 2Kro 26:20 | 20 Alstoen zag de hoofdpriester Azaria op 14350 2Kro 26:20 | hoofdpriester Azaria op hem, en al de priesteren en ziet, hij 14351 2Kro 26:20 | gedreven uit te gaan, omdat de HEERE hem geplaagd had. ~ 14352 2Kro 26:21 | 21 Alzo was de koning Uzzia melaats tot 14353 2Kro 26:22 | geschiedenissen van Uzzia, de eerste en de laatste, heeft 14354 2Kro 26:22 | van Uzzia, de eerste en de laatste, heeft de profeet 14355 2Kro 26:22 | eerste en de laatste, heeft de profeet Jesaja, de zoon 14356 2Kro 26:22 | heeft de profeet Jesaja, de zoon van Amos, beschreven. ~ 14357 2Kro 26:23 | vaderen, in het veld van de begrafenis, die van de koningen 14358 2Kro 26:23 | van de begrafenis, die van de koningen was; want zij zeiden: 14359 2Kro 27:1 | zestien jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Jerusa, 14360 2Kro 27:2 | hij deed dat recht was in de ogen des HEEREN, naar alles, 14361 2Kro 27:3 | 3Dezelve bouwde de hoge poorten aan het huis 14362 2Kro 27:4 | gebergte van Juda; en in de wouden bouwde hij burchten 14363 2Kro 27:5 | kinderen Ammons, en had de overhand over hen, zodat 14364 2Kro 27:5 | overhand over hen, zodat de kinderen Ammons in datzelfde 14365 2Kro 27:5 | gerst; dit brachten hem de kinderen Ammons wederom, 14366 2Kro 27:9 | en zij begroeven hem in de stad Davids; en zijn zoon 14367 2Kro 28:1 | deed niet dat recht was in de ogen des HEEREN, gelijk 14368 2Kro 28:2 | 2 Maar hij wandelde in de wegen der koningen van Israel; 14369 2Kro 28:2 | ook gegotene beelden voor de Baals. ~ 14370 2Kro 28:3 | zonen in het vuur, naar de gruwelen der heidenen, die 14371 2Kro 28:3 | gruwelen der heidenen, die de HEERE voor het aangezicht 14372 2Kro 28:3 | der kinderen Israels uit de bezitting verdreven had. ~ 14373 2Kro 28:4 | offerde hij en rookte op de hoogten en op de heuvelen, 14374 2Kro 28:4 | rookte op de hoogten en op de heuvelen, mitsgaders onder 14375 2Kro 28:5 | 5 Daarom gaf hem de HEERE, zijn God, in de hand 14376 2Kro 28:5 | hem de HEERE, zijn God, in de hand des konings van Syrie, 14377 2Kro 28:5 | hij werd ook gegeven in de hand des konings van Israel, 14378 2Kro 28:6 | 6 Want Pekah, de zoon van Remalia, sloeg 14379 2Kro 28:8 | 8 En de kinderen Israels voerden 14380 2Kro 28:9 | zeide tot hen: Ziet, door de grimmigheid des HEEREN, 14381 2Kro 28:10 | 10 Daartoe denkt gij nu de kinderen van Juda en Jeruzalem 14382 2Kro 28:11 | dan, hoort mij, en brengt de gevangenen weder, die gij 14383 2Kro 28:11 | gevankelijk weggevoerd hebt; want de hitte van des HEEREN toorn 14384 2Kro 28:12 | maakten zich mannen op van de hoofden der kinderen van 14385 2Kro 28:12 | kinderen van Efraim, Azaria, de zoon van Johanan, Berechja, 14386 2Kro 28:12 | zoon van Johanan, Berechja, de zoon van Mesillemoth en 14387 2Kro 28:12 | Mesillemoth en Jehizkia, de zoon van Sallum, en Amasa, 14388 2Kro 28:12 | zoon van Sallum, en Amasa, de zoon van Hadlai, tegen degenen, 14389 2Kro 28:13 | vele schulden hebben, en de hitte des toorns over Israel 14390 2Kro 28:14 | 14 Toen lieten de toegerusten de gevangenen 14391 2Kro 28:14 | Toen lieten de toegerusten de gevangenen en de roof voor 14392 2Kro 28:14 | toegerusten de gevangenen en de roof voor het aangezicht 14393 2Kro 28:15 | 15 De mannen nu, die met namen 14394 2Kro 28:15 | maakten zich op, en grepen de gevangenen, en kleedden 14395 2Kro 28:15 | brachten hen te Jericho, de Palmstad, bij hun broederen; 14396 2Kro 28:16 | 16 Ter zelfder tijd zond de koning Achaz tot de koningen 14397 2Kro 28:16 | zond de koning Achaz tot de koningen van Assyrie, dat 14398 2Kro 28:17 | 17 Daarenboven waren ook de Edomieten gekomen, en hadden 14399 2Kro 28:18 | 18 Daartoe waren de Filistijnen in de steden 14400 2Kro 28:18 | waren de Filistijnen in de steden der laagte en het 14401 2Kro 28:19 | 19 Want de HEERE vernederde Juda, om 14402 2Kro 28:20 | 20 En Tiglath-Pilneser, de koning van Assyrie, kwam 14403 2Kro 28:22 | HEERE nog meer; dit was de koning Achaz. ~ 14404 2Kro 28:23 | hadden, en zeide: Omdat de goden der koningen van Syrie 14405 2Kro 28:24 | 24 En Achaz verzamelde de vaten van het huis Gods, 14406 2Kro 28:24 | het huis Gods, en hieuw de vaten van het huis Gods 14407 2Kro 28:24 | Gods in stukken, en sloot de deuren van het huis des 14408 2Kro 28:26 | geschiedenissen, en al zijn wegen, de eerste en de laatste, ziet, 14409 2Kro 28:26 | zijn wegen, de eerste en de laatste, ziet, zij zijn 14410 2Kro 28:27 | en zij begroeven hem in de stad te Jeruzalem; maar 14411 2Kro 28:27 | zij brachten hem niet in de graven der koningen van 14412 2Kro 29:1 | twintig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Abia, 14413 2Kro 29:2 | hij deed dat recht was in de ogen des HEEREN, naar alles, 14414 2Kro 29:3 | jaar zijner regering, in de eerste maand, de deuren 14415 2Kro 29:3 | regering, in de eerste maand, de deuren van het huis des 14416 2Kro 29:4 | 4 En hij bracht de priesteren en de Levieten 14417 2Kro 29:4 | bracht de priesteren en de Levieten in, en hij verzamelde 14418 2Kro 29:4 | en hij verzamelde ze in de Ooststraat. ~ 14419 2Kro 29:5 | uwer vaderen, en brengt de onreinigheid uit van het 14420 2Kro 29:6 | gedaan dat kwaad was in de ogen des HEEREN, onzes Gods, 14421 2Kro 29:7 | 7 Ook hebben zij de deuren van het voorhuis 14422 2Kro 29:7 | voorhuis toegesloten, en de lampen uitgeblust en het 14423 2Kro 29:7 | zij in het heiligdom aan de God Israels niet geofferd. ~ 14424 2Kro 29:10 | den God Israels, opdat de hitte Zijns toorns van ons 14425 2Kro 29:11 | weest nu niet traag; want de HEERE heeft u verkoren, 14426 2Kro 29:12 | 12 Toen maakten zich de Levieten op, Mahath, de 14427 2Kro 29:12 | de Levieten op, Mahath, de zoon van Amasai, en Joel, 14428 2Kro 29:12 | zoon van Amasai, en Joel, de zoon van Azarja, van de 14429 2Kro 29:12 | de zoon van Azarja, van de kinderen der Kahathieten; 14430 2Kro 29:12 | der Kahathieten; en van de kinderen van Merari, Kis, 14431 2Kro 29:12 | kinderen van Merari, Kis, de zoon van Abdi, en Azarja, 14432 2Kro 29:12 | zoon van Abdi, en Azarja, de zoon van Jehaleel; en van 14433 2Kro 29:12 | zoon van Jehaleel; en van de Gersonieten, Joah, de zoon 14434 2Kro 29:12 | van de Gersonieten, Joah, de zoon van Zimma, en Eden, 14435 2Kro 29:12 | zoon van Zimma, en Eden, de zoon van Joah; ~ 14436 2Kro 29:13 | 13 En van de kinderen van Elizafan, Simri 14437 2Kro 29:13 | Simri en Jeiel; en van de kinderen van Asaf, Zecharja 14438 2Kro 29:14 | 14 En van de kinderen van Heman, Jehiel 14439 2Kro 29:14 | Jehiel en Simei; en van de kinderen van Jeduthun, Semaja 14440 2Kro 29:15 | gebod des konings, door de woorden des HEEREN, om het 14441 2Kro 29:16 | 16 Maar de priesteren gingen binnen 14442 2Kro 29:16 | van het huis des HEEREN al de onreinigheid, die zij in 14443 2Kro 29:16 | tempel des HEEREN vonden; en de Levieten namen ze op, om 14444 2Kro 29:16 | buiten uit te brengen, in de beek Kidron. ~ 14445 2Kro 29:18 | al zijn gereedschap, en de tafel der toerichting met 14446 2Kro 29:19 | Alle gereedschap ook, dat de koning Achaz, onder zijn 14447 2Kro 29:20 | 20 Toen maakte zich de koning Jehizkia vroeg op, 14448 2Kro 29:20 | vroeg op, en verzamelde de oversten der stad, en hij 14449 2Kro 29:21 | voor Juda; en hij zeide tot de zonen van Aaron, de priesteren, 14450 2Kro 29:21 | tot de zonen van Aaron, de priesteren, dat zij die 14451 2Kro 29:22 | 22 Zo slachtten zij de runderen, en de priesters 14452 2Kro 29:22 | slachtten zij de runderen, en de priesters ontvingen het 14453 2Kro 29:22 | altaar; zij slachtten ook de rammen, en sprengden het 14454 2Kro 29:22 | insgelijks slachtten zij de lammeren, en sprengden het 14455 2Kro 29:23 | 23 Daarna brachten zij de bokken bij, ten zondoffer, 14456 2Kro 29:24 | 24 En de priesteren slachtten ze, 14457 2Kro 29:24 | voor het ganse Israel; want de koning had dat brandoffer 14458 2Kro 29:25 | 25 En hij stelde de Levieten in het huis des 14459 2Kro 29:25 | want dit gebod was van de hand des HEEREN, door de 14460 2Kro 29:25 | de hand des HEEREN, door de hand Zijner profeten. ~ 14461 2Kro 29:26 | 26 De Levieten nu stonden met 14462 2Kro 29:26 | Levieten nu stonden met de instrumenten van David, 14463 2Kro 29:26 | instrumenten van David, en de priesters met de trompetten. ~ 14464 2Kro 29:26 | David, en de priesters met de trompetten. ~ 14465 2Kro 29:27 | het gezang des HEEREN met de trompetten en met de instrumenten 14466 2Kro 29:27 | met de trompetten en met de instrumenten van David, 14467 2Kro 29:28 | 28 De ganse gemeente nu boog zich 14468 2Kro 29:29 | geeindigd had te offeren, bukten de koning en allen, die bij 14469 2Kro 29:30 | 30 Daarna zeide de koning Jehizkia, en de oversten, 14470 2Kro 29:30 | zeide de koning Jehizkia, en de oversten, tot de Levieten, 14471 2Kro 29:30 | Jehizkia, en de oversten, tot de Levieten, dat zij den HEERE 14472 2Kro 29:30 | HEERE loven zouden, met de woorden van David en van 14473 2Kro 29:31 | het huis des HEEREN; en de gemeente bracht slachtofferen 14474 2Kro 29:32 | getal der brandofferen, die de gemeente bracht, was zeventig 14475 2Kro 29:34 | 34 Doch van de priesteren waren er te weinig, 14476 2Kro 29:34 | konden al den brandofferen de huid niet aftrekken; daarom 14477 2Kro 29:34 | hielpen hen hun broederen, de Levieten, totdat het werk 14478 2Kro 29:34 | geeindigd was, en totdat de andere priesters zich geheiligd 14479 2Kro 29:34 | zich geheiligd hadden; want de Levieten waren rechter van 14480 2Kro 29:34 | om zich te heiligen, dan de priesteren. ~ 14481 2Kro 29:35 | 35 En ook waren de brandofferen in menigte, 14482 2Kro 29:35 | der dankofferen, en met de drankofferen, voor de brandofferen; 14483 2Kro 29:35 | met de drankofferen, voor de brandofferen; alzo werd 14484 2Kro 29:35 | brandofferen; alzo werd de dienst van het huis des 14485 2Kro 30:2 | 2 Want de koning had raad gehouden 14486 2Kro 30:2 | gehouden met zijn oversten en de ganse gemeente te Jeruzalem, 14487 2Kro 30:2 | het pascha te houden, in de tweede maand. ~ 14488 2Kro 30:3 | dierzelfder tijd, omdat de priesteren zich niet genoeg 14489 2Kro 30:4 | En deze zaak was recht in de ogen des konings, en in 14490 2Kro 30:4 | ogen des konings, en in de ogen der ganse gemeente. ~ 14491 2Kro 30:6 | 6 De lopers dan gingen henen 14492 2Kro 30:6 | lopers dan gingen henen met de brieven van de hand des 14493 2Kro 30:6 | henen met de brieven van de hand des konings en zijner 14494 2Kro 30:6 | zo zal Hij Zich keren tot de ontkomenen, die ulieden 14495 2Kro 30:6 | ulieden overgebleven zijn uit de hand der koningen van Assyrie. ~ 14496 2Kro 30:8 | vaderen; geeft den HEERE de hand, en komt tot Zijn heiligdom, 14497 2Kro 30:8 | den HEERE, uw God; zo zal de hitte Zijns toorns van u 14498 2Kro 30:9 | zullen wederkomen; want de HEERE, uw God, is genadig 14499 2Kro 30:10 | 10 Zo gingen de lopers door, van stad tot 14500 2Kro 30:12 | 12 Ook was de hand Gods in Juda, hun enerlei


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33382

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License