Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
david 1016
davids 151
dden 1
de 33382
debir 14
debora 10
dedagen 1
Frequency    [«  »]
-----
-----
46573 en
33382 de
19256 van
18165 het
13263 zijn

Bijbel

IntraText - Concordances

de

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33382

      Book Chapter: Verse
1001 Gen 35:17 | zal u een geitenbok van de kudde zenden. En zij zeide: 1002 Gen 35:19 | zich af, en zij trok aan de klederen van haar weduwschap. ~ 1003 Gen 35:20 | zond den geitenbok door de hand van zijn vriend, den 1004 Gen 35:20 | Adullamiet, om het pand uit de hand der vrouw te nemen; 1005 Gen 35:21 | 21 En hij vraagde de lieden van haar plaats, 1006 Gen 35:21 | plaats, zeggende: Waar is de hoer, die bij deze twee 1007 Gen 35:22 | gevonden; en ook zeiden de lieden van die plaats: Hier 1008 Gen 35:28 | als zij baarde, dat een de hand uitgaf; en de vroedvrouw 1009 Gen 35:28 | dat een de hand uitgaf; en de vroedvrouw nam dezelve, 1010 Gen 35:29 | gij doorgebroken? op u is de breuke! en men noemde zijn 1011 Gen 35:30 | broeder uit, om wiens hand de scharlaken draad was; en 1012 Gen 36:1 | Egyptisch man, kocht hem uit de hand der Ismaelieten, die 1013 Gen 36:2 | 2 En de HEERE was met Jozef, zodat 1014 Gen 36:3 | Als nu zijn heer zag, dat de HEERE met hem was, en dat 1015 Gen 36:3 | HEERE met hem was, en dat de HEERE al wat hij deed, door 1016 Gen 36:5 | zijne was, gesteld had, dat de HEERE des Egyptenaars huis 1017 Gen 36:5 | zegende, om Jozefs wil; ja, de zegen des HEEREN was in 1018 Gen 36:7 | geschiedde na deze dingen, dat de huisvrouw zijns heren haar 1019 Gen 36:8 | weigerde het, en zeide tot de huisvrouw zijns heren: Zie, 1020 Gen 36:11 | te doen; en niemand van de lieden des huizes was daar 1021 Gen 36:14 | 14 Zo riep zij de lieden van haar huis, en 1022 Gen 36:17 | diezelfde woorden, zeggende: De Hebreeuwse knecht, dien 1023 Gen 36:19 | geschiedde, als zijn heer de woorden zijner huisvrouw 1024 Gen 36:21 | 21 Doch de HEERE was met Jozef, en 1025 Gen 36:21 | hem; en gaf hem genade in de ogen van den overste van 1026 Gen 36:22 | 22 En de overste van het gevangenhuis 1027 Gen 36:22 | het gevangenhuis gaf al de gevangenen, die in het gevangenhuis 1028 Gen 36:23 | 23 De overste van het gevangenhuis 1029 Gen 36:23 | zijn hand was, overmits dat de HEERE met hem was; en wat 1030 Gen 36:23 | en wat hij deed, dat deed de HEERE wel gedijen. ~  ~  ~  ~                            1031 Gen 36:24 | geschiedde na deze dingen, dat de schenker des konings van 1032 Gen 36:24 | des konings van Egypte en de bakker, zondigden tegen 1033 Gen 36:27 | 4 En de overste der trawanten bestelde 1034 Gen 36:28 | in een nacht, elk naar de uitlegging zijns drooms, 1035 Gen 36:28 | uitlegging zijns drooms, de schenker en de bakker, die 1036 Gen 36:28 | zijns drooms, de schenker en de bakker, die des konings 1037 Gen 36:30 | 7 Toen vraagde hij de hovelingen van Farao, die 1038 Gen 36:31 | Jozef zeide tot hen: Zijn de uitleggingen niet van God? 1039 Gen 36:32 | 9 Toen vertelde de overste der schenkers Jozef 1040 Gen 36:35 | Dit is zijn uitlegging: de drie ranken zijn drie dagen. ~ 1041 Gen 36:36 | in zijn hand geven, naar de vorige wijze, toen gij zijn 1042 Gen 36:39 | 16 Toen de overste der bakkers zag, 1043 Gen 36:40 | gevogelte at dezelve uit de korf, van boven mijn hoofd. ~ 1044 Gen 36:41 | Dit is zijn uitlegging: de drie korven zijn drie dagen. ~ 1045 Gen 36:46 | 23 Doch de overste der schenkers gedacht 1046 Gen 37:1 | en ziet, hij stond aan de rivier. ~ 1047 Gen 37:2 | 2 En ziet, uit de rivier kwamen op zeven koeien, 1048 Gen 37:3 | koeien kwamen na die op uit de rivier, lelijk van aanzien, 1049 Gen 37:3 | vlees; en zij stonden bij de andere koeien aan den oever 1050 Gen 37:7 | 7 En de dunne aren verslonden de 1051 Gen 37:7 | de dunne aren verslonden de zeven vette en volle aren. 1052 Gen 37:8 | hij zond heen, en riep al de tovenaars van Egypte, en 1053 Gen 37:8 | tovenaars van Egypte, en al de wijzen, die daarin waren; 1054 Gen 37:9 | 9 Toen sprak de overste der schenkers tot 1055 Gen 37:11 | hij; wij droomden elk naar de uitlegging zijns drooms. ~ 1056 Gen 37:18 | 18 En zie, uit de rivier kwamen op zeven koeien, 1057 Gen 37:24 | 24 En de zeven dunne aren verslonden 1058 Gen 37:25 | Toen zeide Jozef tot Farao: De droom van Farao is een; 1059 Gen 37:26 | aren zijn ook zeven jaren; de droom is een. ~ 1060 Gen 37:29 | 29 Zie, de zeven aankomende jaren, 1061 Gen 37:30 | overvloed vergeten worden; en de honger zal het land verteren. ~ 1062 Gen 37:31 | 31 Ook zal de overvloed in het land niet 1063 Gen 37:32 | maal is herhaald, is, omdat de zaak van God vastbesloten 1064 Gen 37:34 | des lands van Egypte in de zeven jaren des overvloeds. ~ 1065 Gen 37:35 | en koren opleggen, onder de hand van Farao, tot spijze 1066 Gen 37:35 | van Farao, tot spijze in de steden, en bewaren het. ~ 1067 Gen 37:36 | 36 Zo zal de spijze zijn tot voorraad 1068 Gen 37:37 | En dit woord was goed in de ogen van Farao, en in de 1069 Gen 37:37 | de ogen van Farao, en in de ogen van al zijn knechten. ~ 1070 Gen 37:40 | uw bevel zal al mijn volk de hand kussen; alleen dezen 1071 Gen 37:45 | Paaneah, en gaf hem Asnath, de dochter van Potifera, overste 1072 Gen 37:47 | het land bracht voort, in de zeven jaren des overvloeds, 1073 Gen 37:48 | Egypteland was, en deed de spijze in de steden; de 1074 Gen 37:48 | was, en deed de spijze in de steden; de spijze van het 1075 Gen 37:48 | de spijze in de steden; de spijze van het veld van 1076 Gen 37:50 | hongers aankwam, die Asnath, de dochter van Potifera, overste 1077 Gen 37:53 | 53 Toen eindigden de zeven jaren des overvloeds, 1078 Gen 37:54 | 54 En de zeven jaren des hongers 1079 Gen 37:54 | En er was honger in al de landen; maar in gans Egypteland 1080 Gen 37:56 | iets was, en verkocht aan de Egyptenaren; want de honger 1081 Gen 37:56 | aan de Egyptenaren; want de honger was sterk in Egypteland. ~ 1082 Gen 37:57 | Jozef, om te kopen; want de honger was sterk in alle 1083 Gen 38:5 | degenen, die daar kwamen; want de honger was in het land Kanaan. ~ 1084 Gen 38:6 | bogen zich voor hem, met de aangezichten ter aarde. ~ 1085 Gen 38:9 | 9 Toen gedacht Jozef aan de dromen, die hij van hen 1086 Gen 38:13 | het land Kanaan; en zie, de kleinste is heden bij onzen 1087 Gen 38:13 | heden bij onzen vader; doch de een is niet meer. ~ 1088 Gen 38:16 | zullen beproefd worden, of de waarheid bij u zij; en indien 1089 Gen 38:21 | 21 Toen zeiden zij de een tot den ander: Voorwaar, 1090 Gen 38:27 | ezel voeder te geven in de herberg, zo zag hij zijn 1091 Gen 38:28 | hart, en zij verschrikten, de een tot den ander zeggende: 1092 Gen 38:30 | 30 Die man, de heer van dat land, heeft 1093 Gen 38:32 | zonen van onzen vader; de een is niet meer, en de 1094 Gen 38:32 | de een is niet meer, en de kleinste is heden bij onzen 1095 Gen 38:33 | 33 En die man, de heer van dat land, zeide 1096 Gen 38:35 | in zijn zak; en zij zagen de bundelen huns gelds, zij 1097 Gen 39:1 | 1 De honger nu werd zwaar in 1098 Gen 39:14 | 14 En God, de Almachtige, geve u barmhartigheid 1099 Gen 39:17 | 17 De man nu deed, gelijk Jozef 1100 Gen 39:17 | gelijk Jozef gezegd had; en de man bracht deze mannen in 1101 Gen 39:19 | zij spraken tot hem aan de deur van het huis. ~ 1102 Gen 39:21 | nu geschied, als wij in de herberg gekomen waren, en 1103 Gen 39:23 | vreest niet! Uw God en de God uws vaders heeft u een 1104 Gen 39:24 | 24 Daarna bracht de man deze mannen in het huis 1105 Gen 39:32 | in het bijzonder; en voor de Egyptenaren, die met hem 1106 Gen 39:32 | in het bijzonder; want de Egyptenaars mogen geen brood 1107 Gen 39:32 | mogen geen brood eten met de Hebreen, dewijl zulks den 1108 Gen 39:33 | aten voor zijn aangezicht, de eerstgeborene naar zijn 1109 Gen 39:33 | naar zijn eerstgeboorte, en de jongere naar zijn jonkheid; 1110 Gen 39:33 | dies verwonderden zich de mannen onder elkander. ~ 1111 Gen 39:34 | 34 En hij langde hun van de gerechten, die voor hem 1112 Gen 39:34 | was vijfmaal groter, dan de gerechten van hen allen. 1113 Gen 40:1 | huis was, zeggende: Vul de zakken dezer mannen met 1114 Gen 40:11 | iegelijk zette zijn zak af op de aarde, en iegelijk opende 1115 Gen 40:13 | en zij keerden weder naar de stad. ~ 1116 Gen 40:16 | rechtvaardigen? God heeft de ongerechtigheid uwer knechten 1117 Gen 40:16 | als hij, in wiens hand de beker gevonden is. ~ 1118 Gen 40:17 | verre van mij zulks te doen! de man, in wiens hand de beker 1119 Gen 40:17 | doen! de man, in wiens hand de beker gevonden is, die zal 1120 Gen 40:24 | opgetrokken zijn, en wij hem de woorden mijns heren verhaald 1121 Gen 40:28 | 28 En de een is van mij uitgegaan, 1122 Gen 40:30 | knecht, mijn vader, kome, en de jongeling is niet bij ons ( 1123 Gen 40:30 | ons (alzo zijn ziel aan de ziel van deze gebonden is), ~ 1124 Gen 40:31 | geschieden, als hij ziet, dat de jongeling er niet is, dat 1125 Gen 40:31 | zal; en uw knechten zullen de grauwe haren van uw knecht, 1126 Gen 40:34 | optrekken tot mijn vader, indien de jongeling niet met mij was, 1127 Gen 41:2 | stem met wenen, zodat het de Egyptenaren hoorden, en 1128 Gen 41:5 | weest niet bekommerd, en de toorn ontsteke niet in uw 1129 Gen 41:7 | overblijfsel te stellen op de aarde, en om u bij het leven 1130 Gen 41:10 | wezen, gij en uw zonen, en de zonen uwer zonen, en uw 1131 Gen 41:12 | ziet, uw ogen zien het, en de ogen van mijn broeder Benjamin, 1132 Gen 41:16 | gekomen! was het goed in de ogen van Farao, en in de 1133 Gen 41:16 | de ogen van Farao, en in de ogen van zijn knechten. ~ 1134 Gen 41:21 | 21 En de zonen van Israel deden alzo. 1135 Gen 41:27 | hem gesproken hadden al de woorden van Jozef, die hij 1136 Gen 41:27 | gesproken had, en dat hij de wagenen zag, die Jozef gezonden 1137 Gen 41:27 | om hem te voeren, zo werd de geest van Jakob hun vader, 1138 Gen 42:5 | Jakob op van Ber-seba; en de zonen van Israel voerden 1139 Gen 42:5 | kinderen, en hun vrouwen, op de wagenen, die Farao gezonden 1140 Gen 42:7 | 7 Zijn zonen, en de zonen zijner zonen met hem; 1141 Gen 42:8 | 8 En dit zijn de namen der zonen van Israel, 1142 Gen 42:8 | kwamen: Jakob en zijn zonen. De eerstgeborene van Jakob: 1143 Gen 42:9 | 9 En de zonen van Ruben: Hanoch, 1144 Gen 42:10 | 10 En de zonen van Simeon: Jemuel, 1145 Gen 42:10 | Jachin, en Zoar, en Saul, de zoon ener Kanaanietische 1146 Gen 42:11 | 11 En de zonen van Levi: Gerson, 1147 Gen 42:12 | 12 En de zonen van Juda: Er, en Onan, 1148 Gen 42:12 | het land van Kanaan; en de zonen van Perez waren Hezron 1149 Gen 42:13 | 13 En de zonen van Issaschar: Tola, 1150 Gen 42:14 | 14 En de zonen van Zebulon: Sered, 1151 Gen 42:15 | 15 Dit zijn de zonen van Lea, die zij Jakob 1152 Gen 42:15 | met Dina zijn dochter; al de zielen zijner zonen en zijner 1153 Gen 42:16 | 16 En de zonen van Gad: Zifjon en 1154 Gen 42:17 | 17 En de zonen van Aser: Jimna, en 1155 Gen 42:17 | en Sera, hun zuster; en de zonen van Berija: Heber 1156 Gen 42:18 | 18 Dit zijn de zonen van Zilpa, die Laban 1157 Gen 42:19 | 19 De zonen van Rachel, Jakobs 1158 Gen 42:20 | Efraim, die hem Asnath, de dochter van Potifera, den 1159 Gen 42:21 | 21 En de zonen van Benjamin: Bela, 1160 Gen 42:22 | 22 Dit zijn de zonen van Rachel, die Jakob 1161 Gen 42:23 | 23 En de zonen van Dan: Chusim. ~ 1162 Gen 42:24 | 24 En de zonen van Nafthali: Jahzeel, 1163 Gen 42:25 | 25 Dit zijn de zonen van Bilha, die Laban 1164 Gen 42:26 | 26 Al de zielen, die met Jakob in 1165 Gen 42:26 | heup gesproten, uitgenomen de vrouwen van de zonen van 1166 Gen 42:26 | uitgenomen de vrouwen van de zonen van Jakob, waren allen 1167 Gen 42:27 | 27 En de zonen van Jozef, die hem 1168 Gen 42:27 | zijn, waren twee zielen. Al de zielen van het huis van 1169 Gen 42:34 | want alle schaapherder is de Egyptenaren een gruwel. ~  ~ 1170 Gen 43:4 | want er is geen weide voor de schapen, die uw knechten 1171 Gen 43:4 | knechten hebben, dewijl de honger zwaar is in het land 1172 Gen 43:8 | tot Jakob: Hoe vele zijn de dagen der jaren uws levens! ~ 1173 Gen 43:9 | En Jakob zeide tot Farao: De dagen der jaren mijner vreemdelingschappen 1174 Gen 43:9 | jaren; weinig en kwaad zijn de dagen der jaren mijns levens 1175 Gen 43:9 | en hebben niet bereikt de dagen van de jaren des levens 1176 Gen 43:9 | niet bereikt de dagen van de jaren des levens mijner 1177 Gen 43:9 | levens mijner vaderen, in de dagen hunner vreemdelingschappen. ~ 1178 Gen 43:13 | in het ganse land; want de honger was zeer zwaar: zodat 1179 Gen 43:15 | Kanaan verdaan was, kwamen al de Egyptenaars tot Jozef, zeggende: 1180 Gen 43:18 | het geld verdaan is, en de bezitting der beesten gekomen 1181 Gen 43:20 | Egypte voor Farao; want de Egyptenaars verkochten een 1182 Gen 43:20 | ieder zijn akker, dewijl de honger sterk over hen geworden 1183 Gen 43:21 | volk, dat zette hij over in de steden, van het ene uiterste 1184 Gen 43:22 | priesteren kocht hij niet, want de priesters hadden een bescheiden 1185 Gen 43:24 | 24 Doch met de inkomsten zal het geschieden, 1186 Gen 43:24 | vijfde deel zult geven, en de vier delen zullen voor u 1187 Gen 43:25 | laat ons genade vinden in de ogen mijns heren, en wij 1188 Gen 43:28 | Egypte zeventien jaar; zodat de dagen van Jakob, de jaren 1189 Gen 43:28 | zodat de dagen van Jakob, de jaren zijns levens, geweest 1190 Gen 43:29 | 29 Als nu de dagen van Israel naderden, 1191 Gen 44:3 | zeide Jakob tot Jozef: God de Almachtige, is mij verschenen 1192 Gen 44:8 | 8 En Israel zag de zonen van Jozef, en zeide: 1193 Gen 44:10 | 10 Doch de ogen van Israel waren zwaar 1194 Gen 44:14 | hoofd van Efraim, hoewel hij de minste was, en zijn linkerhand 1195 Gen 44:14 | verstandelijk; want Manasse was de eerstgeborene. ~ 1196 Gen 44:15 | zegende Jozef, en zeide: De God, voor Wiens aangezicht 1197 Gen 44:16 | mijn naam genoemd worde, en de naam mijner vaderen, Abraham 1198 Gen 44:18 | mijn vader! want deze is de eerstgeborene; leg uw rechterhand 1199 Gen 44:22 | zwaard en met mijn boog, uit de hand der Amorieten genomen 1200 Gen 45:1 | verkondigen, hetgeen u in de navolgende dagen wedervaren 1201 Gen 45:3 | het begin mijner macht; de voortreffelijkste in hoogheid, 1202 Gen 45:3 | voortreffelijkste in hoogheid, en de voortreffelijkste in sterkte! ~ 1203 Gen 45:4 | als der wateren, gij zult de voortreffelijkste niet zijn! 1204 Gen 45:6 | in hun toorn hebben zij de mannen doodgeslagen, en 1205 Gen 45:6 | in hun moedwil hebben zij de ossen weggerukt. ~ 1206 Gen 45:9 | leeuwenwelp! gij zijt van de roof opgeklommen, mijn zoon! 1207 Gen 45:10 | 10 De schepter zal van Juda niet 1208 Gen 45:10 | van Juda niet wijken, noch de wetgever van tussen zijn 1209 Gen 45:10 | komt, en Denzelven zullen de volken gehoorzaam zijn. ~ 1210 Gen 45:12 | en wit van tanden door de melk. ~ 1211 Gen 45:13 | 13 Zebulon zal aan de haven der zeeen wonen, en 1212 Gen 45:13 | zeeen wonen, en hij zal aan de haven der schepen wezen; 1213 Gen 45:15 | 15 Toen hij de rust zag, dat zij goed was, 1214 Gen 45:23 | 23 De schutters hebben hem wel 1215 Gen 45:24 | stijvigheid gebleven, en de armen zijner handen zijn 1216 Gen 45:24 | gesterkt geworden, door de handen van de Machtige Jakobs; 1217 Gen 45:24 | geworden, door de handen van de Machtige Jakobs; daarvan 1218 Gen 45:26 | 26 De zegeningen uws vaders gaan 1219 Gen 45:26 | uws vaders gaan te boven de zegeningen mijner voorvaderen, 1220 Gen 45:26 | voorvaderen, tot aan het einde van de eeuwige heuvelen; die zullen 1221 Gen 45:29 | mij bij mijn vaders, in de spelonk, die is in den akker 1222 Gen 45:30 | 30 In de spelonk, welke is op den 1223 Gen 45:32 | 32 De akker, en de spelonk, die 1224 Gen 45:32 | 32 De akker, en de spelonk, die daarin is, 1225 Gen 45:32 | daarin is, is gekocht van de zonen Heths. ~ 1226 Gen 46:2 | vader balsemen zouden; en de medicijnmeesters balsemden 1227 Gen 46:3 | want alzo werden vervuld de dagen dergenen, die gebalsemd 1228 Gen 46:3 | die gebalsemd werden; en de Egyptenaars beweenden hem 1229 Gen 46:4 | 4 Als nu de dagen zijns bewenens over 1230 Gen 46:4 | ogen, spreekt toch voor de oren van Farao, zeggende: ~ 1231 Gen 46:7 | op alle Farao's knechten, de oudsten van zijn huis, en 1232 Gen 46:7 | oudsten van zijn huis, en al de oudsten des lands van Egypte; ~ 1233 Gen 46:10 | dat aan gene zijde van de Jordaan is, hielden zij 1234 Gen 46:11 | 11 Als de inwoners des lands, de Kanaanieten, 1235 Gen 46:11 | Als de inwoners des lands, de Kanaanieten, dien rouw zagen 1236 Gen 46:11 | Abel-Mizraim, die aan het veer van de Jordaan is. ~ 1237 Gen 46:13 | Kanaan, en begroeven hem in de spelonk des akkers van Machpela, 1238 Gen 46:17 | zeggen: Ei, vergeef toch de overtreding uwer broederen, 1239 Gen 46:17 | aangedaan; maar nu vergeef toch de overtreding der dienaren 1240 Gen 46:19 | Vreest niet; want ben ik in de plaats van God? ~ 1241 Gen 46:23 | derde gelid; ook werden de zonen van Machir, den zoon 1242 Gen 46:25 | 25 En Jozef deed de zonen van Israel zweren, 1243 Exo 1:1 | 1 Dit nu zijn de namen der zonen van Israel, 1244 Exo 1:5 | 5 Al de zielen nu, die uit Jakobs 1245 Exo 1:7 | 7 Zo werden de kinderen Israels vruchtbaar 1246 Exo 1:12 | verdrietig waren vanwege de kinderen Israels. ~ 1247 Exo 1:13 | 13 En de Egyptenaars deden de kinderen 1248 Exo 1:13 | En de Egyptenaars deden de kinderen Israels dienen 1249 Exo 1:15 | 15 Daarenboven sprak de koning van Egypte tot de 1250 Exo 1:15 | de koning van Egypte tot de vroedvrouwen der Hebreinnen, 1251 Exo 1:15 | welker ener naam Sifra, en de naam der andere Pua was; ~ 1252 Exo 1:16 | 16 En zeide: Wanneer gij de Hebreinnen in het baren 1253 Exo 1:16 | baren helpt, en ziet haar op de stoelen; is het een zoon, 1254 Exo 1:17 | 17 Doch de vroedvrouwen vreesden God, 1255 Exo 1:17 | en deden niet, gelijk als de koning van Egypte tot haar 1256 Exo 1:17 | had, maar zij behielden de knechtjes in het leven. ~ 1257 Exo 1:18 | 18 Toen riep de koning van Egypte de vroedvrouwen, 1258 Exo 1:18 | riep de koning van Egypte de vroedvrouwen, en zeide tot 1259 Exo 1:18 | deze zaak gedaan, dat gij de knechtjes in het leven behouden 1260 Exo 1:19 | 19 En de vroedvrouwen zeiden tot 1261 Exo 1:19 | zeiden tot Farao: Omdat de Hebreinnen niet zijn gelijk 1262 Exo 1:19 | Hebreinnen niet zijn gelijk de Egyptische vrouwen; want 1263 Exo 1:19 | want zij zijn sterk; eer de vroedvrouw tot haar komt, 1264 Exo 1:20 | 20 Daarom deed God aan de vroedvrouwen goed; en dat 1265 Exo 1:21 | En het geschiedde, dewijl de vroedvrouwen God vreesden, 1266 Exo 1:22 | geboren worden, zult gij in de rivier werpen, maar al de 1267 Exo 1:22 | de rivier werpen, maar al de dochteren in het leven behouden. ~  ~ 1268 Exo 2:2 | 2 En de vrouw werd zwanger, en baarde 1269 Exo 2:3 | daarin, en legde het in de biezen, aan den oever der 1270 Exo 2:5 | 5 En de dochter van Farao ging af, 1271 Exo 2:5 | af, om zich te wassen in de rivier; en haar jonkvrouwen 1272 Exo 2:5 | kistje in het midden van de biezen zag, zo zond zij 1273 Exo 2:6 | zij zeide: Dit is een van de knechtjes der Hebreen! ~ 1274 Exo 2:7 | u een voedstervrouw uit de Hebreinnen roepen, die dat 1275 Exo 2:8 | 8 En de dochter van Farao zeide 1276 Exo 2:8 | zeide tot haar: Ga heen. En de jonge maagd ging, en riep 1277 Exo 2:9 | zal u uw loon geven. En de vrouw nam het knechtje en 1278 Exo 2:16 | 16 En de priester in Midian had zeven 1279 Exo 2:16 | om te putten, en vulden de drinkbakken, om de kudde 1280 Exo 2:16 | vulden de drinkbakken, om de kudde haars vaders te drenken. ~ 1281 Exo 2:17 | 17 Toen kwamen de herders, en zij dreven haar 1282 Exo 2:19 | man heeft ons verlost uit de hand der herderen; en hij 1283 Exo 2:19 | overvloedig voor ons geput, en de kudde gedrenkt. ~ 1284 Exo 2:23 | na vele dezer dagen, als de koning van Egypte gestorven 1285 Exo 2:23 | Egypte gestorven was, dat de kinderen Israels zuchtten 1286 Exo 2:25 | 25 En God zag de kinderen Israels aan, en 1287 Exo 3:1 | 1 En Mozes hoedde de kudde van Jethro, zijn schoonvader, 1288 Exo 3:1 | Jethro, zijn schoonvader, de priester in Midian; en hij 1289 Exo 3:1 | in Midian; en hij leidde de kudde achter de woestijn, 1290 Exo 3:1 | hij leidde de kudde achter de woestijn, en hij kwam aan 1291 Exo 3:2 | 2 En de Engel des HEEREN verscheen 1292 Exo 3:4 | 4 Toen de HEERE zag, dat hij zich 1293 Exo 3:5 | uit van uw voeten; want de plaats, waarop gij staat, 1294 Exo 3:6 | Hij zeide voorts: Ik ben de God uws vaders, de God van 1295 Exo 3:6 | Ik ben de God uws vaders, de God van Abraham, de God 1296 Exo 3:6 | vaders, de God van Abraham, de God van Izak en de God van 1297 Exo 3:6 | Abraham, de God van Izak en de God van Jakob. En Mozes 1298 Exo 3:7 | 7 En de HEERE zeide: Ik heb zeer 1299 Exo 3:7 | Ik heb zeer wel gezien de verdrukking Mijns volks, 1300 Exo 3:8 | dat Ik het verlosse uit de hand der Egyptenaren, en 1301 Exo 3:8 | vloeiende van melk en honig, tot de plaats der Kanaanieten, 1302 Exo 3:9 | gekomen; en ook heb Ik gezien de verdrukking, waarmede de 1303 Exo 3:9 | de verdrukking, waarmede de Egyptenaars hen verdrukken. ~ 1304 Exo 3:10 | zenden, opdat gij Mijn volk (de kinderen Israels) uit Egypte 1305 Exo 3:11 | Farao zou gaan; en dat ik de kinderen Israels uit Egypte 1306 Exo 3:13 | Zie, wanneer ik kom tot de kinderen Israels, en zeg 1307 Exo 3:13 | Israels, en zeg tot hen: De God uwer vaderen heeft mij 1308 Exo 3:14 | zeide Hij: Alzo zult gij tot de kinderen Israels zeggen: 1309 Exo 3:15 | Mozes: Aldus zult gij tot de kinderen Israels zeggen: 1310 Exo 3:15 | kinderen Israels zeggen: De HEERE, de God uwer vaderen, 1311 Exo 3:15 | Israels zeggen: De HEERE, de God uwer vaderen, de God 1312 Exo 3:15 | HEERE, de God uwer vaderen, de God van Abraham, de God 1313 Exo 3:15 | vaderen, de God van Abraham, de God van Izak, en de God 1314 Exo 3:15 | Abraham, de God van Izak, en de God van Jakob, heeft mij 1315 Exo 3:16 | 16 Ga heen, en verzamel de oudsten van Israel, en zeg 1316 Exo 3:16 | Israel, en zeg tot hen: De HEERE, de God uwer vaderen, 1317 Exo 3:16 | en zeg tot hen: De HEERE, de God uwer vaderen, is mij 1318 Exo 3:16 | vaderen, is mij verschenen, de God van Abraham, Izak en 1319 Exo 3:17 | gezegd: Ik zal ulieden uit de verdrukking van Egypte opvoeren, 1320 Exo 3:18 | en gij zult gaan, gij en de oudsten van Israel, tot 1321 Exo 3:18 | gijlieden zult tot hem zeggen: De HEERE, de God der Hebreen, 1322 Exo 3:18 | tot hem zeggen: De HEERE, de God der Hebreen, is ons 1323 Exo 3:18 | den weg van drie dagen in de woestijn, opdat wij den 1324 Exo 3:19 | 19 Doch Ik weet, dat de koning van Egypte ulieden 1325 Exo 3:21 | dit volk genade geven in de ogen der Egyptenaren; en 1326 Exo 3:22 | van haar naburin, en van de waardin haars huizes, eisen 1327 Exo 4:1 | want zij zullen zeggen: De HEERE is u niet verschenen! ~ 1328 Exo 4:2 | 2 En de HEERE zeide tot hem: Wat 1329 Exo 4:4 | 4 Toen zeide de HEERE tot Mozes: Strek uw 1330 Exo 4:5 | geloven, dat u verschenen is de HEERE, de God hunner vaderen, 1331 Exo 4:5 | verschenen is de HEERE, de God hunner vaderen, de God 1332 Exo 4:5 | de God hunner vaderen, de God van Abraham, de God 1333 Exo 4:5 | vaderen, de God van Abraham, de God van Izak, en de God 1334 Exo 4:5 | Abraham, de God van Izak, en de God van Jakob. ~ 1335 Exo 4:6 | 6 En de HEERE zeide verder tot hem: 1336 Exo 4:8 | niet geloven, noch naar de stem van het eerste teken 1337 Exo 4:8 | teken horen, zo zullen zij de stem van het laatste teken 1338 Exo 4:9 | stem horen, zo neem van de wateren der rivier, en giet 1339 Exo 4:9 | op het droge; zo zullen de wateren, die gij uit de 1340 Exo 4:9 | de wateren, die gij uit de rivier zult nemen, diezelve 1341 Exo 4:10 | 10 Toen zeide Mozes tot de HEERE: Och Heere! ik ben 1342 Exo 4:11 | 11 En de HEERE zeide tot hem: Wie 1343 Exo 4:11 | gemaakt? Ben Ik het niet, de HEERE? ~ 1344 Exo 4:13 | Och, Heere! zend toch door de hand desgenen, dien Gij 1345 Exo 4:14 | 14 Toen ontstak de toorn des HEEREN over Mozes, 1346 Exo 4:14 | Hij zeide: is niet Aaron, de Leviet, uw broeder? Ik weet, 1347 Exo 4:15 | zult tot hem spreken, en de woorden in zijn mond leggen; 1348 Exo 4:19 | 19 Ook zeide de HEERE tot Mozes in Midian: 1349 Exo 4:19 | weder in Egypte, want al de mannen zijn dood, die uw 1350 Exo 4:21 | 21 En de HEERE zeide tot Mozes: Terwijl 1351 Exo 4:21 | keren, zie toe, dat gij al de wonderen doet voor Farao, 1352 Exo 4:22 | Farao zeggen: Alzo zegt de HEERE: Mijn zoon, Mijn eerstgeborene, 1353 Exo 4:24 | geschiedde op den weg, in de herberg, dat de HEERE hem 1354 Exo 4:24 | weg, in de herberg, dat de HEERE hem tegenkwam, en 1355 Exo 4:25 | een stenen mes en besneed de voorhuid haars zoons, en 1356 Exo 4:26 | Bloedbruidegom! vanwege de besnijdenis. ~ 1357 Exo 4:27 | 27 De HEERE zeide ook tot Aaron: 1358 Exo 4:27 | Aaron: Ga Mozes tegemoet in de woestijn. En hij ging, en 1359 Exo 4:28 | Mozes gaf Aaron te kennen al de woorden des HEEREN, Die 1360 Exo 4:28 | hem gezonden had, en al de tekenen, die Hij hem bevolen 1361 Exo 4:29 | Aaron, en zij verzamelden al de oudsten der kinderen Israels. ~ 1362 Exo 4:30 | 30 En Aaron sprak al de woorden, die de HEERE tot 1363 Exo 4:30 | sprak al de woorden, die de HEERE tot Mozes gesproken 1364 Exo 4:30 | gesproken had; en hij deed de tekenen voor de ogen des 1365 Exo 4:30 | hij deed de tekenen voor de ogen des volks. ~ 1366 Exo 4:31 | geloofde, en zij hoorden, dat de HEERE de kinderen Israels 1367 Exo 4:31 | zij hoorden, dat de HEERE de kinderen Israels bezocht, 1368 Exo 5:1 | zeiden tot Farao: Alzo zegt de HEERE, de God van Israel: 1369 Exo 5:1 | Farao: Alzo zegt de HEERE, de God van Israel: Laat Mijn 1370 Exo 5:1 | het Mij een feest houde in de woestijn! ~ 1371 Exo 5:2 | Maar Farao zeide: Wie is de HEERE, Wiens stem ik gehoorzamen 1372 Exo 5:3 | 3 Zij dan zeiden: De God der Hebreen is ons ontmoet; 1373 Exo 5:3 | den weg van drie dagen in de woestijn, en den HEERE, 1374 Exo 5:4 | 4 Toen zeide de koning van Egypte tot hen: 1375 Exo 5:6 | Farao, ten zelfden dage, aan de aandrijvers onder het volk, 1376 Exo 5:10 | 10 Toen gingen de aandrijvers des volks uit, 1377 Exo 5:13 | 13 En de aandrijvers drongen aan, 1378 Exo 5:14 | 14 En de ambtlieden der kinderen 1379 Exo 5:15 | 15 Derhalve gingen de ambtlieden der kinderen 1380 Exo 5:16 | zij zeggen tot ons: Maakt de tichelstenen; en ziet, uw 1381 Exo 5:16 | knechten worden geslagen, doch de schuld is uws volks! ~ 1382 Exo 5:19 | 19 Toen zagen de ambtlieden der kinderen 1383 Exo 5:21 | 21 En zeiden tot hen: De HEERE zie op u, en richte 1384 Exo 5:24 | 24 Toen zeide de HEERE tot Mozes: Nu zult 1385 Exo 6:1 | en zeide tot hem: Ik ben de HEERE, ~ 1386 Exo 6:2 | Jakob verschenen, als God de Almachtige; doch met Mijn 1387 Exo 6:4 | der kinderen Israels, die de Egyptenaars in dienstbaarheid 1388 Exo 6:5 | 5 Derhalve zeg tot de kinderen Israels: Ik ben 1389 Exo 6:5 | kinderen Israels: Ik ben de HEERE! en Ik zal ulieden 1390 Exo 6:5 | ulieden uitleiden van onder de lasten der Egyptenaren, 1391 Exo 6:6 | gijlieden zult bekennen, dat Ik de HEERE uw God ben, Die u 1392 Exo 6:6 | Die u uitleide van onder de lasten der Egyptenaren. ~ 1393 Exo 6:7 | geven tot een erfdeel, Ik, de HEERE! ~ 1394 Exo 6:8 | En Mozes sprak alzo tot de kinderen Israels; doch zij 1395 Exo 6:8 | naar Mozes niet, vanwege de benauwdheid des geestes, 1396 Exo 6:8 | des geestes, en vanwege de harde dienstbaarheid. ~ 1397 Exo 6:9 | 9 Verder sprak de HEERE tot Mozes, zeggende: ~ 1398 Exo 6:10 | koning van Egypte, dat hij de kinderen Israels uit zijn 1399 Exo 6:11 | den HEERE, zeggende: Zie, de kinderen Israels hebben 1400 Exo 6:12 | 12 Evenwel sprak de HEERE tot Mozes en tot Aaron, 1401 Exo 6:12 | Aaron, en gaf hun bevel aan de kinderen Israels, en aan 1402 Exo 6:12 | den koning van Egypte, om de kinderen Israels uit Egypteland 1403 Exo 6:13 | 13 Dit zijn de hoofden van ieder huis hunner 1404 Exo 6:13 | ieder huis hunner vaderen: de zonen van Ruben, de eerstgeborene 1405 Exo 6:13 | vaderen: de zonen van Ruben, de eerstgeborene van Israel, 1406 Exo 6:13 | Hezron en Charmi; dit zijn de huisgezinnen van Ruben. ~ 1407 Exo 6:14 | 14 En de zonen van Simeon: Jemuel, 1408 Exo 6:14 | Jachin, en Zohar, en Saul, de zoon ener Kanaanietische; 1409 Exo 6:14 | Kanaanietische; dit zijn de huisgezinnen van Simeon. ~ 1410 Exo 6:15 | 15 Dit nu zijn de namen der zonen van Levi, 1411 Exo 6:15 | en Kehath, en Merari. En de jaren des levens van Levi 1412 Exo 6:16 | 16 De zonen van Gerson: Libni 1413 Exo 6:17 | 17 En de zonen van Kehath: Amram, 1414 Exo 6:17 | en Hebron, en Uzziel, en de jaren des levens van Kehath 1415 Exo 6:18 | 18 En de zonen van Merari: Machli 1416 Exo 6:18 | Machli en Musi; dit zijn de huisgezinnen van Levi, naar 1417 Exo 6:19 | baarde hem Aaron en Mozes; en de jaren des levens van Amram 1418 Exo 6:20 | 20 En de zonen van Jizhar: Korah, 1419 Exo 6:21 | 21 En de zonen van Uzziel: Misael, 1420 Exo 6:23 | 23 En de zonen van Korah waren: Assir, 1421 Exo 6:23 | Elkana, en Abiasaf; dat zijn de huisgezinnen der Korachieten. ~ 1422 Exo 6:24 | 24 En Eleazar, de zoon van Aaron, nam voor 1423 Exo 6:24 | Aaron, nam voor zich een van de dochteren van Putiel tot 1424 Exo 6:24 | baarde hem Pinehas. Dit zijn de hoofden van de vaderen der 1425 Exo 6:24 | Dit zijn de hoofden van de vaderen der Levieten, naar 1426 Exo 6:25 | Aaron en Mozes, tot welke de HEERE zeide: Leidt de kinderen 1427 Exo 6:25 | welke de HEERE zeide: Leidt de kinderen Israels uit Egypteland, 1428 Exo 6:26 | Egypte, spraken, opdat zij de kinderen Israels uit Egypte 1429 Exo 6:27 | geschiedde te dien dage, als de HEERE tot Mozes sprak in 1430 Exo 6:28 | 28 Zo sprak de HEERE tot Mozes, zeggende: 1431 Exo 6:28 | Mozes, zeggende: Ik ben de HEERE! spreek tot Farao, 1432 Exo 7:1 | 1 Toen zeide de HEERE tot Mozes: Zie, Ik 1433 Exo 7:2 | tot Farao spreken, dat hij de kinderen Israels uit zijn 1434 Exo 7:4 | Mijn heiren, Mijn volk, de kinderen Israels, uit Egypteland, 1435 Exo 7:5 | 5 Dan zullen de Egyptenaars weten, dat Ik 1436 Exo 7:5 | Egyptenaars weten, dat Ik de HEERE ben, wanneer Ik Mijn 1437 Exo 7:5 | over Egypte uitstrekke, en de kinderen Israels uit het 1438 Exo 7:6 | Mozes en Aaron, als hun de HEERE geboden had, alzo 1439 Exo 7:8 | 8 En de HEERE sprak tot Mozes en 1440 Exo 7:10 | in, en deden alzo, gelijk de HEERE geboden had; en Aaron 1441 Exo 7:11 | 11 Farao nu riep ook de wijzen en de guichelaars; 1442 Exo 7:11 | nu riep ook de wijzen en de guichelaars; en de Egyptische 1443 Exo 7:11 | wijzen en de guichelaars; en de Egyptische tovenaars deden 1444 Exo 7:13 | hen niet hoorde, gelijk de HEERE gesproken had. ~ 1445 Exo 7:14 | 14 Toen zeide de HEERE tot Mozes: Farao's 1446 Exo 7:16 | gij zult tot hem zeggen: de HEERE, de God der Hebreen, 1447 Exo 7:16 | tot hem zeggen: de HEERE, de God der Hebreen, heeft mij 1448 Exo 7:16 | trekken, dat het Mij diene in de woestijn; doch zie, gij 1449 Exo 7:17 | 17 Zo zegt de HEERE: Daaraan zult gij 1450 Exo 7:17 | Daaraan zult gij weten, dat Ik de HEERE ben; zie, ik zal met 1451 Exo 7:18 | 18 En de vis in de rivier zal sterven, 1452 Exo 7:18 | 18 En de vis in de rivier zal sterven, zodat 1453 Exo 7:18 | rivier zal sterven, zodat de rivier zal stinken; en de 1454 Exo 7:18 | de rivier zal stinken; en de Egyptenaars zullen vermoeid 1455 Exo 7:18 | worden, dat zij het water uit de rivier drinken mogen. ~ 1456 Exo 7:19 | 19 Verder zeide de HEERE tot Mozes: zeg tot 1457 Exo 7:19 | en steek uw hand uit over de wateren der Egyptenaren, 1458 Exo 7:20 | Aaron deden alzo, gelijk de HEERE geboden had; en hij 1459 Exo 7:20 | sloeg het water, dat in de rivier was, voor de ogen 1460 Exo 7:20 | dat in de rivier was, voor de ogen van Farao, en voor 1461 Exo 7:20 | ogen van Farao, en voor de ogen van zijn knechten; 1462 Exo 7:20 | knechten; en al het water in de rivier werd in bloed veranderd. ~ 1463 Exo 7:21 | 21 En de vis, die in de rivier was, 1464 Exo 7:21 | 21 En de vis, die in de rivier was, stierf; en de 1465 Exo 7:21 | de rivier was, stierf; en de rivier stonk, zodat de Egyptenaars 1466 Exo 7:21 | en de rivier stonk, zodat de Egyptenaars het water uit 1467 Exo 7:21 | Egyptenaars het water uit de rivier niet drinken konden; 1468 Exo 7:22 | 22 Doch de Egyptische tovenaars deden 1469 Exo 7:22 | naar hen niet, gelijk als de HEERE gesproken had. ~ 1470 Exo 7:24 | Egyptenaars groeven rondom de rivier, om water te drinken; 1471 Exo 7:25 | zeven dagen vervuld, nadat de HEERE de rivier geslagen 1472 Exo 7:25 | vervuld, nadat de HEERE de rivier geslagen had. ~  ~ 1473 Exo 8:1 | 1 Daarna zeide de HEERE tot Mozes: Ga in tot 1474 Exo 8:1 | en zeg tot hem: Zo zegt de HEERE: Laat Mijn volk trekken, 1475 Exo 8:3 | 3 Dat de rivier van vorsen zal krielen, 1476 Exo 8:3 | slaapkamer, ja, op uw bed; ook in de huizen uwer knechten, en 1477 Exo 8:4 | 4 En de vorsen zullen opkomen, op 1478 Exo 8:5 | 5 Verder zeide de HEERE tot Mozes: Zeg tot 1479 Exo 8:5 | hand uit met uw staf, over de stromen, en over de rivieren, 1480 Exo 8:5 | over de stromen, en over de rivieren, en over de poelen; 1481 Exo 8:5 | over de rivieren, en over de poelen; en doe vorsen opkomen 1482 Exo 8:6 | strekte zijn hand uit over de wateren van Egypte, en er 1483 Exo 8:7 | 7 Toen deden de tovenaars ook alzo, met 1484 Exo 8:8 | vuriglijk tot den HEERE, dat Hij de vorsen van mij en van mijn 1485 Exo 8:9 | Mozes zeide tot Farao: Heb de eer boven mij! Tegen wanneer 1486 Exo 8:9 | verdelgen, dat zij alleen in de rivier overblijven? ~ 1487 Exo 8:10 | dat er niemand is, gelijk de HEERE, onze God. ~ 1488 Exo 8:11 | 11 Zo zullen de vorsen van u, en van uw 1489 Exo 8:11 | wijken; zij zullen alleen in de rivier overblijven. ~ 1490 Exo 8:13 | 13 En de HEERE deed naar het woord 1491 Exo 8:13 | het woord van Mozes; en de vorsen stierven, uit de 1492 Exo 8:13 | de vorsen stierven, uit de huizen, uit de voorzalen, 1493 Exo 8:13 | stierven, uit de huizen, uit de voorzalen, en uit de velden. ~ 1494 Exo 8:13 | uit de voorzalen, en uit de velden. ~ 1495 Exo 8:15 | niet hoorde, gelijk als de HEERE gesproken had. ~ 1496 Exo 8:16 | 16 Verder zeide de HEERE tot Mozes: Zeg tot 1497 Exo 8:17 | er werden vele luizen aan de mensen, en aan het vee; 1498 Exo 8:18 | 18 De tovenaars deden ook alzo 1499 Exo 8:18 | zij konden niet; zo waren de luizen aan de mensen, en 1500 Exo 8:18 | zo waren de luizen aan de mensen, en aan het vee. ~


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33382

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License