1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33382
Book Chapter: Verse
14501 2Kro 30:13 | ongezuurde broden te houden, in de tweede maand, een zeer grote
14502 2Kro 30:14 | maakten zich op, en namen de altaren weg, die te Jeruzalem
14503 2Kro 30:14 | rooktuig weg, hetwelk zij in de beek Kidron wierpen. ~
14504 2Kro 30:15 | veertienden der tweede maand; en de priesters en de Levieten
14505 2Kro 30:15 | maand; en de priesters en de Levieten waren beschaamd
14506 2Kro 30:16 | stand, naar hun wijze, naar de wet van Mozes, den man Gods;
14507 2Kro 30:16 | van Mozes, den man Gods; de priesters sprengden het
14508 2Kro 30:16 | het bloed, dat nemende uit de hand der Levieten. ~
14509 2Kro 30:17 | geheiligd hadden; daarom waren de Levieten over de slachting
14510 2Kro 30:17 | daarom waren de Levieten over de slachting der paaslammeren,
14511 2Kro 30:18 | bad voor hen, zeggende: De HEERE, die goed is, make
14512 2Kro 30:19 | zoeken, hoewel niet naar de reinigheid des heiligdoms. ~
14513 2Kro 30:20 | 20 En de HEERE verhoorde Jehizkia,
14514 2Kro 30:21 | 21 Zo hielden de kinderen Israels, die te
14515 2Kro 30:21 | dagen, met grote blijdschap. De Levieten nu en de priesteren
14516 2Kro 30:21 | blijdschap. De Levieten nu en de priesteren prezen den HEERE,
14517 2Kro 30:22 | die verstand hadden in de goede kennis des HEEREN;
14518 2Kro 30:22 | des HEEREN; en zij aten de offeranden des gezetten
14519 2Kro 30:23 | 23 Als nu de ganse gemeente raad gehouden
14520 2Kro 30:24 | 24 Want Jehizkia, de koning van Juda, gaf de
14521 2Kro 30:24 | de koning van Juda, gaf de gemeente duizend varren
14522 2Kro 30:24 | zeven duizend schapen; en de vorsten gaven de gemeente
14523 2Kro 30:24 | schapen; en de vorsten gaven de gemeente duizend varren
14524 2Kro 30:24 | en tien duizend schapen; de priesteren nu hadden zich
14525 2Kro 30:25 | 25 En de ganse gemeente van Juda
14526 2Kro 30:25 | verblijdde zich, mitsgaders de priesteren en de Levieten,
14527 2Kro 30:25 | mitsgaders de priesteren en de Levieten, en de gehele gemeente
14528 2Kro 30:25 | priesteren en de Levieten, en de gehele gemeente dergenen,
14529 2Kro 30:25 | Israel gekomen waren; ook de vreemdelingen, die uit het
14530 2Kro 30:26 | blijdschap te Jeruzalem; want van de dagen van Salomo, den zoon
14531 2Kro 30:27 | 27 Toen stonden de Levietische priesteren op,
14532 2Kro 31:1 | gevonden werden, uit, tot de steden van Juda, en braken
14533 2Kro 31:1 | steden van Juda, en braken de opgerichte beelden, en hieuwen
14534 2Kro 31:1 | opgerichte beelden, en hieuwen de bossen af, en wierpen de
14535 2Kro 31:1 | de bossen af, en wierpen de hoogten en de altaren af,
14536 2Kro 31:1 | en wierpen de hoogten en de altaren af, uit gans Juda
14537 2Kro 31:1 | hadden; daarna keerden al de kinderen Israels weder,
14538 2Kro 31:2 | 2 En Hizkia bestelde de verdelingen der priesteren
14539 2Kro 31:2 | ieder naar zijn dienst, de priesteren en de Levieten
14540 2Kro 31:2 | dienst, de priesteren en de Levieten tot het brandoffer
14541 2Kro 31:2 | tot het brandoffer en tot de dankofferen, om te dienen,
14542 2Kro 31:2 | loven, en om te prijzen in de poort van de legers des
14543 2Kro 31:2 | prijzen in de poort van de legers des HEEREN; ~
14544 2Kro 31:3 | konings van zijn have tot de brandofferen, tot de brandofferen
14545 2Kro 31:3 | tot de brandofferen, tot de brandofferen des morgens
14546 2Kro 31:3 | morgens en des avonds, en de brandofferen der sabbatten,
14547 2Kro 31:3 | gelijk geschreven is in de wet des HEEREN. ~
14548 2Kro 31:4 | zeide tot het volk, tot de inwoners van Jeruzalem,
14549 2Kro 31:4 | versterkt mochten worden in de wet des HEEREN. ~
14550 2Kro 31:5 | woord uitbrak, brachten de kinderen Israels vele eerstelingen
14551 2Kro 31:5 | olie, en honig, en van al de inkomsten des velds; ook
14552 2Kro 31:5 | velds; ook brachten zij de tienden van alles in met
14553 2Kro 31:6 | 6 En de kinderen van Israel en Juda,
14554 2Kro 31:6 | van Israel en Juda, die in de steden van Juda woonden,
14555 2Kro 31:7 | 7 In de derde maand begonnen zij
14556 2Kro 31:7 | die hopen te leggen, en in de zevende maand voleindden
14557 2Kro 31:8 | 8 Toen nu Jehizkia en de vorsten kwamen en die hopen
14558 2Kro 31:9 | En Jehizkia ondervraagde de priesteren en de Levieten
14559 2Kro 31:9 | ondervraagde de priesteren en de Levieten aangaande die hopen. ~
14560 2Kro 31:10 | 10 En Azaria, de hoofdpriester, van het huis
14561 2Kro 31:10 | tot overvloed toe; want de HEERE heeft Zijn volk gezegend,
14562 2Kro 31:12 | brachten zij die heffing, en de tienden, en de geheiligde
14563 2Kro 31:12 | heffing, en de tienden, en de geheiligde dingen, in getrouwigheid;
14564 2Kro 31:12 | en daarover was Chonanja, de Leviet, overste, en Simei,
14565 2Kro 31:12 | en Simei, zijn broeder, de tweede. ~
14566 2Kro 31:13 | waren opzieners, onder de hand van Chonanja en Simei,
14567 2Kro 31:14 | 14 En Kore, de zoon van Jimna, de Leviet,
14568 2Kro 31:14 | Kore, de zoon van Jimna, de Leviet, de poortier tegen
14569 2Kro 31:14 | zoon van Jimna, de Leviet, de poortier tegen het oosten,
14570 2Kro 31:14 | tegen het oosten, was over de vrijwillige gaven Gods,
14571 2Kro 31:15 | Amarja en Sechanja, in de steden der priesteren, met
14572 2Kro 31:15 | om aan hun broederen in de verdelingen, zowel aan de
14573 2Kro 31:15 | de verdelingen, zowel aan de kleinen als de groten, uit
14574 2Kro 31:15 | zowel aan de kleinen als de groten, uit te delen: ~
14575 2Kro 31:17 | huis hunner vaderen, ook de Levieten van twintig jaren
14576 2Kro 31:18 | 18 Ook tot de geslachtsrekening met al
14577 2Kro 31:18 | en hun dochteren, door de ganse gemeente; want zij
14578 2Kro 31:19 | 19 Ook waren onder de kinderen van Aaron, de priesteren,
14579 2Kro 31:19 | onder de kinderen van Aaron, de priesteren, op de velden
14580 2Kro 31:19 | Aaron, de priesteren, op de velden der voorsteden hunner
14581 2Kro 31:19 | alle manspersonen onder de priesteren en aan allen,
14582 2Kro 31:19 | geslachtsregister onder de Levieten gesteld waren,
14583 2Kro 31:21 | van het huis Gods, en in de wet en in het gebod, om
14584 2Kro 32:1 | bevestiging, kwam Sanherib, de koning van Assyrie, en toog
14585 2Kro 32:1 | Juda, en legerde zich tegen de vaste steden, en dacht ze
14586 2Kro 32:3 | vorsten en zijn helden, om de fonteinwateren te stoppen,
14587 2Kro 32:3 | fonteinwateren te stoppen, die buiten de stad waren; en zij hielpen
14588 2Kro 32:4 | volks werd vergaderd, dat al de fonteinen stopte, mitsgaders
14589 2Kro 32:4 | fonteinen stopte, mitsgaders de beek, die door het midden
14590 2Kro 32:4 | zeggende: Waarom zouden de koningen van Assyrie komen,
14591 2Kro 32:5 | dien hij optrok tot aan de torens, met een anderen
14592 2Kro 32:5 | hij versterkte Millo in de stad Davids; en hij maakte
14593 2Kro 32:6 | vergaderde hen tot zich in de straat der stadspoort, en
14594 2Kro 32:8 | vreselijke arm, maar met ons is de HEERE, onze God, om ons
14595 2Kro 32:8 | En het volk steunde op de woorden van Jehizkia, den
14596 2Kro 32:9 | Na dezen zond Sanherib, de koning van Assyrie, zijn
14597 2Kro 32:10 | 10 Zo zegt Sanherib, de koning van Assyrie: Waarom
14598 2Kro 32:10 | gij te Jeruzalem blijft in de vesting? ~
14599 2Kro 32:11 | dorst te sterven, zeggende: De HEERE, onze God, zal ons
14600 2Kro 32:11 | HEERE, onze God, zal ons uit de hand des konings van Assyrie
14601 2Kro 32:13 | volken der landen? Hebben de goden van de natien dier
14602 2Kro 32:13 | landen? Hebben de goden van de natien dier landen hun land
14603 2Kro 32:17 | spreken, zeggende: Gelijk de goden van de natien der
14604 2Kro 32:17 | zeggende: Gelijk de goden van de natien der landen, die hun
14605 2Kro 32:17 | niet gered hebben, alzo zal de God van Jehizkia Zijn volk
14606 2Kro 32:18 | die te beroeren, opdat zij de stad mochten innemen. ~
14607 2Kro 32:19 | God van Jeruzalem, als van de goden der volkeren der aarde,
14608 2Kro 32:20 | 20 Maar de koning Jehizkia en de profeet
14609 2Kro 32:20 | Maar de koning Jehizkia en de profeet Jesaja, de zoon
14610 2Kro 32:20 | Jehizkia en de profeet Jesaja, de zoon van Amoz, baden daartegen,
14611 2Kro 32:21 | 21 En de HEERE zond een engel, die
14612 2Kro 32:22 | 22 Alzo verloste de HEERE Jehizkia en de inwoners
14613 2Kro 32:22 | verloste de HEERE Jehizkia en de inwoners van Jeruzalem,
14614 2Kro 32:22 | inwoners van Jeruzalem, uit de hand van Sanherib, den koning
14615 2Kro 32:22 | koning van Assyrie, en uit de hand van allen; en Hij geleidde
14616 2Kro 32:23 | Juda, zodat hij daarna voor de ogen van alle heidenen verheven
14617 2Kro 32:25 | deed gene vergelding, naar de weldaad aan hem geschied,
14618 2Kro 32:26 | Jehizkia verootmoedigde zich om de verheffing zijns harten,
14619 2Kro 32:26 | verheffing zijns harten, hij en de inwoners van Jeruzalem,
14620 2Kro 32:26 | inwoners van Jeruzalem, zodat de grote toornigheid des HEEREN
14621 2Kro 32:26 | HEEREN over hen niet kwam in de dagen van Jehizkia. ~
14622 2Kro 32:28 | 28 Ook schathuizen voor de inkomsten van koren, en
14623 2Kro 32:28 | beesten, en kooien voor de kudden. ~
14624 2Kro 32:31 | 31 Maar het is alzo, als de gezanten der vorsten van
14625 2Kro 32:33 | begroeven hem in het hoogste van de graven der zonen van David;
14626 2Kro 32:33 | daartoe deden gans Juda en de inwoners van Jeruzalem hem
14627 2Kro 33:2 | hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN, naar de
14628 2Kro 33:2 | de ogen des HEEREN, naar de gruwelen der heidenen, die
14629 2Kro 33:2 | gruwelen der heidenen, die de HEERE voor het aangezicht
14630 2Kro 33:2 | der kinderen Israels uit de bezitting verdreven had. ~
14631 2Kro 33:3 | 3 Want hij bouwde de hoogten weder op, die zijn
14632 2Kro 33:4 | des HEEREN, van hetwelk de HEERE gezegd had: Te Jeruzalem
14633 2Kro 33:5 | heir des hemels, in beide de voorhoven van het huis des
14634 2Kro 33:6 | deed zeer veel kwaads in de ogen des HEEREN, om Hem
14635 2Kro 33:7 | 7 Hij stelde ook de gelijkenis van een gesneden
14636 2Kro 33:8 | Ik hun geboden heb, naar de ganse wet, en inzettingen,
14637 2Kro 33:8 | inzettingen, en rechten, door de hand van Mozes. ~
14638 2Kro 33:9 | Zo deed Manasse Juda en de inwoners te Jeruzalem dwalen,
14639 2Kro 33:9 | dat zij erger deden dan de heidenen, die de HEERE voor
14640 2Kro 33:9 | deden dan de heidenen, die de HEERE voor het aangezicht
14641 2Kro 33:10 | 10 De HEERE sprak wel tot Manasse
14642 2Kro 33:11 | 11 Daarom bracht de HEERE over hen de krijgsoversten,
14643 2Kro 33:11 | bracht de HEERE over hen de krijgsoversten, die de koning
14644 2Kro 33:11 | hen de krijgsoversten, die de koning van Assyrie had,
14645 2Kro 33:11 | Manasse gevangen namen onder de doornen; en zij bonden hem
14646 2Kro 33:13 | Toen erkende Manasse, dat de HEERE God is. ~
14647 2Kro 33:14 | bouwde hij den buitenmuur aan de stad Davids, aan de westzijde
14648 2Kro 33:14 | aan de stad Davids, aan de westzijde van Gihon in het
14649 2Kro 33:14 | dal, en tot den ingang van de Vispoort, en omsingelde
14650 2Kro 33:15 | 15 En hij nam de vreemde goden en die gelijkenis
14651 2Kro 33:15 | HEEREN weg, mitsgaders al de altaren, die hij gebouwd
14652 2Kro 33:15 | en hij wierp ze buiten de stad. ~
14653 2Kro 33:17 | het volk offerde nog op de hoogten, hoewel aan den
14654 2Kro 33:18 | gebed tot zijn God, ook de woorden der zieners, die
14655 2Kro 33:18 | Israels, ziet, die zijn in de geschiedenissen der koningen
14656 2Kro 33:19 | en zijn overtreding, en de plaatsen, waarop hij hoogten
14657 2Kro 33:19 | ziet, dat is beschreven in de woorden der zieners. ~
14658 2Kro 33:22 | hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN, gelijk
14659 2Kro 33:23 | deze Amon vermenigvuldigde de schuld. ~
14660 2Kro 33:25 | lands sloeg hen allen, die de verbintenis tegen den koning
14661 2Kro 34:2 | hij deed dat recht was in de ogen des HEEREN, en wandelde
14662 2Kro 34:2 | des HEEREN, en wandelde in de wegen van zijn vader David,
14663 2Kro 34:3 | hij Juda en Jeruzalem van de hoogten en de bossen, en
14664 2Kro 34:3 | Jeruzalem van de hoogten en de bossen, en de gesneden en
14665 2Kro 34:3 | hoogten en de bossen, en de gesneden en de gegoten beelden
14666 2Kro 34:3 | bossen, en de gesneden en de gegoten beelden te reinigen. ~
14667 2Kro 34:4 | voor zijn aangezicht af de altaren der Baals; en de
14668 2Kro 34:4 | de altaren der Baals; en de zonnebeelden, die omhoog
14669 2Kro 34:4 | dezelve waren, hieuw hij af; de bossen ook, en de gesneden
14670 2Kro 34:4 | hij af; de bossen ook, en de gesneden en gegoten beelden
14671 2Kro 34:4 | vergruisde, en strooide hij op de graven dergenen, die hun
14672 2Kro 34:5 | 5 En de beenderen der priesteren
14673 2Kro 34:6 | 6 Daartoe in de steden van Manasse, en Efraim,
14674 2Kro 34:7 | 7 Brak hij ook de altaren af en de bossen,
14675 2Kro 34:7 | hij ook de altaren af en de bossen, en de gesneden beelden
14676 2Kro 34:7 | altaren af en de bossen, en de gesneden beelden stampte
14677 2Kro 34:7 | die vergruizende, en al de zonnebeelden hieuw hij af
14678 2Kro 34:9 | Gods gebracht was, hetwelk de Levieten, die den dorpel
14679 2Kro 34:9 | bewaarden, vergaderd hadden uit de hand van Manasse en Efraim,
14680 2Kro 34:10 | 10 Zij nu gaven het in de hand der verzorgers van
14681 2Kro 34:11 | het den werkmeesters en de bouwlieden, om gehouwen
14682 2Kro 34:11 | stenen te kopen, en hout tot de samenvoegingen, en om de
14683 2Kro 34:11 | de samenvoegingen, en om de huizen te zolderen, die
14684 2Kro 34:11 | huizen te zolderen, die de koningen van Juda verdorven
14685 2Kro 34:12 | trouwelijk in dit werk; en de bestelden over dezelve waren
14686 2Kro 34:12 | en Obadja, Levieten van de kinderen van Merari, mitsgaders
14687 2Kro 34:12 | Zacharia en Mesullam, van de kinderen der Kohathieten,
14688 2Kro 34:13 | 13 Zij waren ook over de lastdragers, en de voortdrijvers
14689 2Kro 34:13 | over de lastdragers, en de voortdrijvers van allen,
14690 2Kro 34:13 | werk arbeidden; want uit de Levieten waren schrijvers,
14691 2Kro 34:14 | HEEREN gebracht was, vond de priester Hilkia het wetboek
14692 2Kro 34:14 | des HEEREN, gegeven door de hand van Mozes. ~
14693 2Kro 34:15 | antwoordde en zeide tot Safan, de schrijver: Ik heb het wetboek
14694 2Kro 34:16 | weder, zeggende: Al wat in de hand uwer knechten gegeven
14695 2Kro 34:17 | en hebben het gegeven in de hand der bestelden, en in
14696 2Kro 34:17 | hand der bestelden, en in de hand dergenen, die het werk
14697 2Kro 34:18 | 18 Voorts gaf Safan, de schrijver, den koning te
14698 2Kro 34:18 | kennen, zeggende: Hilkia, de priester, heeft mij een
14699 2Kro 34:19 | 19 Het geschiedde nu, als de koning de woorden der wet
14700 2Kro 34:19 | geschiedde nu, als de koning de woorden der wet hoorde,
14701 2Kro 34:20 | 20 En de koning gebood Hilkia, en
14702 2Kro 34:21 | Israel en in Juda, over de woorden dezes boeks, dat
14703 2Kro 34:21 | boeks, dat gevonden is; want de grimmigheid des HEEREN is
14704 2Kro 34:22 | die des konings waren, tot de profetes Hulda, de huisvrouw
14705 2Kro 34:22 | tot de profetes Hulda, de huisvrouw van Sallum, den
14706 2Kro 34:23 | zij zeide tot hen: Zo zegt de HEERE, de God Israels: Zegt
14707 2Kro 34:23 | tot hen: Zo zegt de HEERE, de God Israels: Zegt den man,
14708 2Kro 34:24 | 24 Zo zegt de HEERE: Zie, Ik zal kwaad
14709 2Kro 34:24 | haar inwoners brengen; al de vloeken, die geschreven
14710 2Kro 34:26 | gij alzo zeggen: Zo zegt de HEERE, de God Israels: Aangaande
14711 2Kro 34:26 | zeggen: Zo zegt de HEERE, de God Israels: Aangaande de
14712 2Kro 34:26 | de God Israels: Aangaande de woorden, die gij hebt gehoord; ~
14713 2Kro 34:27 | u ook verhoord, spreekt de HEERE. ~
14714 2Kro 34:29 | 29 Toen zond de koning henen, en verzamelde
14715 2Kro 34:30 | 30 En de koning ging op in het huis
14716 2Kro 34:30 | het huis des HEEREN, en al de mannen van Juda en de inwoners
14717 2Kro 34:30 | al de mannen van Juda en de inwoners van Jeruzalem,
14718 2Kro 34:30 | van Jeruzalem, mitsgaders de priesters en de Levieten,
14719 2Kro 34:30 | mitsgaders de priesters en de Levieten, en al het volk,
14720 2Kro 34:30 | men las voor hun oren al de woorden van het boek des
14721 2Kro 34:31 | 31 En de koning stond in zijn standplaats,
14722 2Kro 34:31 | te onderhouden, doende de woorden des verbonds, die
14723 2Kro 34:32 | gevonden werden, staan; en de inwoners van Jeruzalem deden
14724 2Kro 35:2 | 2 En hij stelde de priesteren op hun wachten;
14725 2Kro 35:3 | 3 En hij zeide tot de Levieten, die gans Israel
14726 2Kro 35:3 | HEERE heilig waren: Zet de heilige ark in het huis,
14727 2Kro 35:3 | het huis, hetwelk Salomo, de zoon van David, de koning
14728 2Kro 35:3 | Salomo, de zoon van David, de koning van Israel, gebouwd
14729 2Kro 35:3 | heeft; gij hebt geen last op de schouderen; dient nu den
14730 2Kro 35:4 | 4 En bereidt u naar de huizen uwer vaderen, naar
14731 2Kro 35:4 | koning van Israel, en naar de beschrijving van zijn zoon
14732 2Kro 35:5 | staat in het heiligdom, naar de onderscheiding der vaderlijke
14733 2Kro 35:5 | broederen, het volk, en naar de afdeling van de vaderlijke
14734 2Kro 35:5 | en naar de afdeling van de vaderlijke huizen der Levieten; ~
14735 2Kro 35:6 | het woord des HEEREN, door de hand van Mozes. ~
14736 2Kro 35:8 | offer voor het volk, voor de priesteren, en voor de Levieten;
14737 2Kro 35:8 | voor de priesteren, en voor de Levieten; Hilkia, en Zacharia,
14738 2Kro 35:8 | en Zacharia, en Jehiel, de oversten van het huis Gods,
14739 2Kro 35:9 | Hasabja, en Jeiel, en Jozabad, de oversten der Levieten, gaven
14740 2Kro 35:10 | 10 Alzo werd de dienst toebereid; en de
14741 2Kro 35:10 | de dienst toebereid; en de priesteren stonden in hun
14742 2Kro 35:10 | stonden in hun standplaats, en de Levieten in hun verdelingen,
14743 2Kro 35:11 | slachtte men het pascha, en de priesters sprengden het
14744 2Kro 35:11 | bloed uit hun handen, en de Levieten trokken de huiden
14745 2Kro 35:11 | en de Levieten trokken de huiden af. ~
14746 2Kro 35:12 | daar af, opdat zij die naar de verdelingen der vaderlijke
14747 2Kro 35:12 | boek van Mozes; en alzo met de runderen. ~
14748 2Kro 35:13 | vuur, naar het recht; maar de andere heilige dingen kookten
14749 2Kro 35:14 | voor zichzelven en voor de priesteren; want de priesters,
14750 2Kro 35:14 | voor de priesteren; want de priesters, de zonen van
14751 2Kro 35:14 | priesteren; want de priesters, de zonen van Aaron, waren tot
14752 2Kro 35:14 | des vets; daarom bereidden de Levieten voor zichzelven,
14753 2Kro 35:14 | voor zichzelven, en voor de priesteren, de zonen van
14754 2Kro 35:14 | en voor de priesteren, de zonen van Aaron. ~
14755 2Kro 35:15 | 15 En de zangers, de zonen van Asaf,
14756 2Kro 35:15 | 15 En de zangers, de zonen van Asaf, waren in
14757 2Kro 35:15 | des konings, mitsgaders de poortiers aan elke poort;
14758 2Kro 35:15 | overmits hun broeders, de Levieten, voor hen bereidden. ~
14759 2Kro 35:16 | 16 Alzo werd de ganse dienst des HEEREN
14760 2Kro 35:17 | 17 En de kinderen Israels, die er
14761 2Kro 35:18 | in Israel gehouden, van de dagen van Samuel, den profeet,
14762 2Kro 35:18 | gelijk dat Josia hield met de priesters en de Levieten,
14763 2Kro 35:18 | hield met de priesters en de Levieten, en gans Juda en
14764 2Kro 35:18 | dat er gevonden werd, en de inwoners van Jeruzalem. ~
14765 2Kro 35:20 | toebereid had, toog Necho, de koning van Egypte, op, om
14766 2Kro 35:22 | strijden, en hoorde niet naar de woorden van Necho uit den
14767 2Kro 35:23 | 23 En de schutters schoten den koning
14768 2Kro 35:23 | koning Josia. Toen zeide de koning tot zijn knechten:
14769 2Kro 35:24 | stierf, en werd begraven in de graven zijner vaderen; en
14770 2Kro 35:25 | zij zijn geschreven in de klaagliederen. ~
14771 2Kro 35:26 | naar dat geschreven is in de wet des HEEREN; ~
14772 2Kro 35:27 | Zijn geschiedenissen dan, de eerste en de laatste, ziet,
14773 2Kro 35:27 | geschiedenissen dan, de eerste en de laatste, ziet, die zijn
14774 2Kro 36:2 | 2 En hij stelde de priesteren op hun wachten;
14775 2Kro 36:3 | 3 En hij zeide tot de Levieten, die gans Israel
14776 2Kro 36:3 | HEERE heilig waren: Zet de heilige ark in het huis,
14777 2Kro 36:3 | het huis, hetwelk Salomo, de zoon van David, de koning
14778 2Kro 36:3 | Salomo, de zoon van David, de koning van Israel, gebouwd
14779 2Kro 36:3 | heeft; gij hebt geen last op de schouderen; dient nu den
14780 2Kro 36:4 | 4 En bereidt u naar de huizen uwer vaderen, naar
14781 2Kro 36:4 | koning van Israel, en naar de beschrijving van zijn zoon
14782 2Kro 36:5 | staat in het heiligdom, naar de onderscheiding der vaderlijke
14783 2Kro 36:5 | broederen, het volk, en naar de afdeling van de vaderlijke
14784 2Kro 36:5 | en naar de afdeling van de vaderlijke huizen der Levieten; ~
14785 2Kro 36:6 | het woord des HEEREN, door de hand van Mozes. ~
14786 2Kro 36:8 | offer voor het volk, voor de priesteren, en voor de Levieten;
14787 2Kro 36:8 | voor de priesteren, en voor de Levieten; Hilkia, en Zacharia,
14788 2Kro 36:8 | en Zacharia, en Jehiel, de oversten van het huis Gods,
14789 2Kro 36:9 | Hasabja, en Jeiel, en Jozabad, de oversten der Levieten, gaven
14790 2Kro 36:10 | 10 Alzo werd de dienst toebereid; en de
14791 2Kro 36:10 | de dienst toebereid; en de priesteren stonden in hun
14792 2Kro 36:10 | stonden in hun standplaats, en de Levieten in hun verdelingen,
14793 2Kro 36:11 | slachtte men het pascha, en de priesters sprengden het
14794 2Kro 36:11 | bloed uit hun handen, en de Levieten trokken de huiden
14795 2Kro 36:11 | en de Levieten trokken de huiden af. ~
14796 2Kro 36:12 | daar af, opdat zij die naar de verdelingen der vaderlijke
14797 2Kro 36:12 | boek van Mozes; en alzo met de runderen. ~
14798 2Kro 36:13 | vuur, naar het recht; maar de andere heilige dingen kookten
14799 2Kro 36:14 | voor zichzelven en voor de priesteren; want de priesters,
14800 2Kro 36:14 | voor de priesteren; want de priesters, de zonen van
14801 2Kro 36:14 | priesteren; want de priesters, de zonen van Aaron, waren tot
14802 2Kro 36:14 | des vets; daarom bereidden de Levieten voor zichzelven,
14803 2Kro 36:14 | voor zichzelven, en voor de priesteren, de zonen van
14804 2Kro 36:14 | en voor de priesteren, de zonen van Aaron. ~
14805 2Kro 36:15 | 15 En de zangers, de zonen van Asaf,
14806 2Kro 36:15 | 15 En de zangers, de zonen van Asaf, waren in
14807 2Kro 36:15 | des konings, mitsgaders de poortiers aan elke poort;
14808 2Kro 36:15 | overmits hun broeders, de Levieten, voor hen bereidden. ~
14809 2Kro 36:16 | 16 Alzo werd de ganse dienst des HEEREN
14810 2Kro 36:17 | 17 En de kinderen Israels, die er
14811 2Kro 36:18 | in Israel gehouden, van de dagen van Samuel, den profeet,
14812 2Kro 36:18 | gelijk dat Josia hield met de priesters en de Levieten,
14813 2Kro 36:18 | hield met de priesters en de Levieten, en gans Juda en
14814 2Kro 36:18 | dat er gevonden werd, en de inwoners van Jeruzalem. ~
14815 2Kro 36:20 | toebereid had, toog Necho, de koning van Egypte, op, om
14816 2Kro 36:22 | strijden, en hoorde niet naar de woorden van Necho uit den
14817 2Kro 36:23 | 23 En de schutters schoten den koning
14818 2Kro 36:23 | koning Josia. Toen zeide de koning tot zijn knechten:
14819 2Kro 36:24 | stierf, en werd begraven in de graven zijner vaderen; en
14820 2Kro 36:25 | zij zijn geschreven in de klaagliederen. ~
14821 2Kro 36:26 | naar dat geschreven is in de wet des HEEREN; ~
14822 2Kro 36:27 | Zijn geschiedenissen dan, de eerste en de laatste, ziet,
14823 2Kro 36:27 | geschiedenissen dan, de eerste en de laatste, ziet, die zijn
14824 2Kro 37:3 | 3 Want de koning van Egypte zette
14825 2Kro 37:4 | 4 En de koning van Egypte maakte
14826 2Kro 37:5 | hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN, zijns Gods. ~
14827 2Kro 37:6 | 6 Nebukadnezar, de koning van Babel, toog tegen
14828 2Kro 37:7 | Nebukadnezar bracht ook van de vaten van het huis des HEEREN
14829 2Kro 37:8 | 8 Het overige nu van de geschiedenissen van Jojakim,
14830 2Kro 37:9 | en deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN. ~
14831 2Kro 37:10 | 10 En met de wederkomst des jaars zond
14832 2Kro 37:10 | wederkomst des jaars zond de koning Nebukadnezar henen,
14833 2Kro 37:10 | hem naar Babel halen, met de kostelijke vaten van het
14834 2Kro 37:12 | hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN, zijns Gods;
14835 2Kro 37:15 | 15 En de HEERE, de God hunner vaderen,
14836 2Kro 37:15 | 15 En de HEERE, de God hunner vaderen, zond
14837 2Kro 37:15 | vaderen, zond tot hen, door de hand Zijner boden, vroeg
14838 2Kro 37:16 | 16 Maar zij spotten met de boden Gods, en verachtten
14839 2Kro 37:16 | tegen Zijn profeten; totdat de grimmigheid des HEEREN tegen
14840 2Kro 37:17 | doodde, en hij verschoonde de jongelingen niet, noch de
14841 2Kro 37:17 | de jongelingen niet, noch de maagden, de oudsten noch
14842 2Kro 37:17 | jongelingen niet, noch de maagden, de oudsten noch de stokouden;
14843 2Kro 37:17 | maagden, de oudsten noch de stokouden; Hij gaf hen allen
14844 2Kro 37:18 | vaten van het huis Gods, de grote en de kleine, en de
14845 2Kro 37:18 | het huis Gods, de grote en de kleine, en de schatten van
14846 2Kro 37:18 | de grote en de kleine, en de schatten van het huis des
14847 2Kro 37:18 | het huis des HEEREN, en de schatten des konings en
14848 2Kro 37:19 | van Jeruzalem af, en al de paleizen daarvan verbrandden
14849 2Kro 37:21 | welgevallen had; het rustte al de dagen der verwoesting, totdat
14850 2Kro 37:21 | der verwoesting, totdat de zeventig jaren vervuld waren. ~
14851 2Kro 37:22 | mond van Jeremia, verwekte de HEERE den geest van Kores,
14852 2Kro 37:23 | Kores, koning van Perzie: De HEERE, de God des hemels,
14853 2Kro 37:23 | koning van Perzie: De HEERE, de God des hemels, heeft mij
14854 2Kro 37:23 | ulieden van al Zijn volk? De HEERE, zijn God, zij met
14855 Ezra 1:1 | mond van Jeremia, verwekte de HEERE den geest van Kores,
14856 Ezra 1:2 | Kores, koning van Perzie: De HEERE, de God des hemels,
14857 Ezra 1:2 | koning van Perzie: De HEERE, de God des hemels, heeft mij
14858 Ezra 1:3 | Gods van Israel; Hij is de God, Die te Jeruzalem woont. ~
14859 Ezra 1:4 | vreemdeling verkeert, dien zullen de lieden zijner plaats bevorderlijk
14860 Ezra 1:5 | 5 Toen maakten zich op de hoofden der vaderen van
14861 Ezra 1:5 | van Juda en Benjamin, en de priesteren en de Levieten,
14862 Ezra 1:5 | Benjamin, en de priesteren en de Levieten, benevens een iegelijk,
14863 Ezra 1:7 | 7 Ook bracht de koning Kores uit, de vaten
14864 Ezra 1:7 | bracht de koning Kores uit, de vaten van het huis des HEEREN,
14865 Ezra 1:8 | 8 En Kores, de koning van Perzie, bracht
14866 Ezra 1:8 | Perzie, bracht ze uit door de hand van Mithredath, den
14867 Ezra 1:11 | op, met degenen, die van de gevangenis opgevoerd werden,
14868 Ezra 2:1 | 1 Dit zijn de kinderen van dat landschap,
14869 Ezra 2:1 | landschap, die optogen uit de gevangenis, van de weggevoerden,
14870 Ezra 2:1 | optogen uit de gevangenis, van de weggevoerden, die Nebukadnezar,
14871 Ezra 2:3 | 3 De kinderen van Paros, twee
14872 Ezra 2:4 | 4 De kinderen van Sefatja, driehonderd
14873 Ezra 2:5 | 5 De kinderen van Arach, zevenhonderd
14874 Ezra 2:6 | 6 De kinderen van Pahath-Moab,
14875 Ezra 2:6 | kinderen van Pahath-Moab, van de kinderen van Jesua-Joab,
14876 Ezra 2:7 | 7 De kinderen van Elam, duizend
14877 Ezra 2:8 | 8 De kinderen van Zatthu, negenhonderd
14878 Ezra 2:9 | 9 De kinderen van Zakkai, zevenhonderd
14879 Ezra 2:10 | 10 De kinderen van Bani, zeshonderd
14880 Ezra 2:11 | 11 De kinderen van Bebai, zeshonderd
14881 Ezra 2:12 | 12 De kinderen van Azgad, duizend
14882 Ezra 2:13 | 13 De kinderen van Adonikam, zeshonderd
14883 Ezra 2:14 | 14 De kinderen van Bigvai, twee
14884 Ezra 2:15 | 15 De kinderen van Adin, vierhonderd
14885 Ezra 2:16 | 16 De kinderen van Ater, van Hizkia,
14886 Ezra 2:17 | 17 De kinderen van Bezai, driehonderd
14887 Ezra 2:18 | 18 De kinderen van Jora, honderd
14888 Ezra 2:19 | 19 De kinderen van Hasum, tweehonderd
14889 Ezra 2:20 | 20 De kinderen van Gibbar, vijf
14890 Ezra 2:21 | 21 De kinderen van Bethlehem,
14891 Ezra 2:22 | 22 De mannen van Netofa, zes en
14892 Ezra 2:23 | 23 De mannen van Anathoth, honderd
14893 Ezra 2:24 | 24 De kinderen van Azmaveth, twee
14894 Ezra 2:25 | 25 De kinderen van Kirjath-Arim,
14895 Ezra 2:26 | 26 De kinderen van Rama en Gaba,
14896 Ezra 2:27 | 27 De mannen van Michmas, honderd
14897 Ezra 2:28 | 28 De mannen van Beth-El en Ai,
14898 Ezra 2:29 | 29 De kinderen van Nebo, twee
14899 Ezra 2:30 | 30 De kinderen van Magbis, honderd
14900 Ezra 2:31 | 31 De kinderen van den anderen
14901 Ezra 2:32 | 32 De kinderen van Harim, driehonderd
14902 Ezra 2:33 | 33 De kinderen van Lod, Hadid
14903 Ezra 2:34 | 34 De kinderen van Jericho, driehonderd
14904 Ezra 2:35 | 35 De kinderen van Senaa, drie
14905 Ezra 2:36 | 36 De priesters. De kinderen van
14906 Ezra 2:36 | 36 De priesters. De kinderen van Jedaja, van
14907 Ezra 2:37 | 37 De kinderen van Immer, duizend
14908 Ezra 2:38 | 38 De kinderen van Pashur, duizend
14909 Ezra 2:39 | 39 De kinderen van Harim, duizend
14910 Ezra 2:40 | 40 De Levieten. De kinderen van
14911 Ezra 2:40 | 40 De Levieten. De kinderen van Jesua en Kadmiel,
14912 Ezra 2:40 | van Jesua en Kadmiel, van de kinderen van Hodavja, vier
14913 Ezra 2:41 | 41 De zangers. De kinderen van
14914 Ezra 2:41 | 41 De zangers. De kinderen van Asaf honderd
14915 Ezra 2:42 | 42 De kinderen der poortiers.
14916 Ezra 2:42 | kinderen der poortiers. De kinderen van Sallum, de
14917 Ezra 2:42 | De kinderen van Sallum, de kinderen van Ater, de kinderen
14918 Ezra 2:42 | Sallum, de kinderen van Ater, de kinderen van Talmon, de
14919 Ezra 2:42 | de kinderen van Talmon, de kinderen van Akkub, de kinderen
14920 Ezra 2:42 | de kinderen van Akkub, de kinderen van Hatita, de
14921 Ezra 2:42 | de kinderen van Hatita, de kinderen van Sobai; deze
14922 Ezra 2:43 | 43 De Nethinim. De kinderen van
14923 Ezra 2:43 | 43 De Nethinim. De kinderen van Ziha, de kinderen
14924 Ezra 2:43 | Nethinim. De kinderen van Ziha, de kinderen van Hasufa, de
14925 Ezra 2:43 | de kinderen van Hasufa, de kinderen van Tabbaoth; ~
14926 Ezra 2:44 | 44 De kinderen van Keros, de kinderen
14927 Ezra 2:44 | 44 De kinderen van Keros, de kinderen van Siaha, de kinderen
14928 Ezra 2:44 | de kinderen van Siaha, de kinderen van Padon; ~
14929 Ezra 2:45 | 45 De kinderen van Lebana, de
14930 Ezra 2:45 | De kinderen van Lebana, de kinderen van Hagaba, de
14931 Ezra 2:45 | de kinderen van Hagaba, de kinderen van Akkub; ~
14932 Ezra 2:46 | 46 De kinderen van Hagab, de kinderen
14933 Ezra 2:46 | 46 De kinderen van Hagab, de kinderen van Samlai, de
14934 Ezra 2:46 | de kinderen van Samlai, de kinderen van Hanan; ~
14935 Ezra 2:47 | 47 De kinderen van Giddel, de
14936 Ezra 2:47 | De kinderen van Giddel, de kinderen van Gahar, de kinderen
14937 Ezra 2:47 | de kinderen van Gahar, de kinderen van Reaja; ~
14938 Ezra 2:48 | 48 De kinderen van Rezin, de kinderen
14939 Ezra 2:48 | 48 De kinderen van Rezin, de kinderen van Nekoda, de
14940 Ezra 2:48 | de kinderen van Nekoda, de kinderen van Gazzam; ~
14941 Ezra 2:49 | 49 De kinderen van Uza, de zonen
14942 Ezra 2:49 | 49 De kinderen van Uza, de zonen van Paeah, de kinderen
14943 Ezra 2:49 | Uza, de zonen van Paeah, de kinderen van Bezai; ~
14944 Ezra 2:50 | 50 De kinderen van Asna, de kinderen
14945 Ezra 2:50 | 50 De kinderen van Asna, de kinderen der Mehunim, de
14946 Ezra 2:50 | de kinderen der Mehunim, de kinderen der Nefusim; ~
14947 Ezra 2:51 | 51 De kinderen van Bakbuk, de
14948 Ezra 2:51 | De kinderen van Bakbuk, de kinderen van Hakufa, de
14949 Ezra 2:51 | de kinderen van Hakufa, de kinderen van Harhur; ~
14950 Ezra 2:52 | 52 De kinderen van Bazluth, de
14951 Ezra 2:52 | De kinderen van Bazluth, de kinderen van Mehida, de
14952 Ezra 2:52 | de kinderen van Mehida, de kinderen van Harsa; ~
14953 Ezra 2:53 | 53 De kinderen van Barkos, de
14954 Ezra 2:53 | De kinderen van Barkos, de kinderen van Sisera, de
14955 Ezra 2:53 | de kinderen van Sisera, de kinderen van Thamah; ~
14956 Ezra 2:54 | 54 De kinderen van Neziah, de
14957 Ezra 2:54 | De kinderen van Neziah, de kinderen van Hatifa. ~
14958 Ezra 2:55 | 55 De kinderen der knechten van
14959 Ezra 2:55 | der knechten van Salomo. De kinderen van Sotai, de kinderen
14960 Ezra 2:55 | De kinderen van Sotai, de kinderen van Sofereth, de
14961 Ezra 2:55 | de kinderen van Sofereth, de kinderen van Peruda; ~
14962 Ezra 2:56 | 56 De kinderen van Jaala, de kinderen
14963 Ezra 2:56 | 56 De kinderen van Jaala, de kinderen van Darkon, de
14964 Ezra 2:56 | de kinderen van Darkon, de kinderen van Giddel; ~
14965 Ezra 2:57 | 57 De kinderen van Sefatja, de
14966 Ezra 2:57 | De kinderen van Sefatja, de kinderen van Hattil, de
14967 Ezra 2:57 | de kinderen van Hattil, de kinderen van Pocheret-Hazebaim,
14968 Ezra 2:57 | kinderen van Pocheret-Hazebaim, de kinderen van Ami. ~
14969 Ezra 2:58 | 58 Al de Nethinim, en de kinderen
14970 Ezra 2:58 | 58 Al de Nethinim, en de kinderen der knechten van
14971 Ezra 2:60 | 60 De kinderen van Delaja, de
14972 Ezra 2:60 | De kinderen van Delaja, de kinderen van Tobia, de kinderen
14973 Ezra 2:60 | de kinderen van Tobia, de kinderen van Nekoda, zeshonderd
14974 Ezra 2:61 | 61 En van de kinderen der priesteren,
14975 Ezra 2:61 | kinderen der priesteren, de kinderen van Habaja, de
14976 Ezra 2:61 | de kinderen van Habaja, de kinderen van Koz, de kinderen
14977 Ezra 2:61 | Habaja, de kinderen van Koz, de kinderen van Barzillai,
14978 Ezra 2:61 | kinderen van Barzillai, die van de dochteren van Barzillai,
14979 Ezra 2:63 | zeide tot hen, dat zij van de heiligste dingen niet zouden
14980 Ezra 2:67 | vierhonderd vijf en dertig; de ezelen, zes duizend zevenhonderd
14981 Ezra 2:68 | 68 En sommigen van de hoofden der vaderen, als
14982 Ezra 2:70 | 70 En de priesters en de Levieten,
14983 Ezra 2:70 | 70 En de priesters en de Levieten, en sommigen uit
14984 Ezra 2:70 | sommigen uit het volk, zo de zangers als de poortiers,
14985 Ezra 2:70 | volk, zo de zangers als de poortiers, en de Nethinim
14986 Ezra 2:70 | zangers als de poortiers, en de Nethinim woonden in hun
14987 Ezra 3:1 | 1 Toen nu de zevende maand aankwam, en
14988 Ezra 3:1 | zevende maand aankwam, en de kinderen Israels in de steden
14989 Ezra 3:1 | en de kinderen Israels in de steden waren, verzamelde
14990 Ezra 3:2 | 2 En Jesua, de zoon van Jozadak, maakte
14991 Ezra 3:2 | zich op, en zijn broederen, de priesters en Zerubbabel,
14992 Ezra 3:2 | priesters en Zerubbabel, de zoon van Sealthiel, en zijn
14993 Ezra 3:2 | gelijk geschreven is in de wet van Mozes, den man Gods. ~
14994 Ezra 3:3 | die over hen was, vanwege de volken der landen; en zij
14995 Ezra 3:5 | gedurig brandoffer, en van de nieuwe maanden, en van alle
14996 Ezra 3:6 | brandofferen te offeren; doch de grond van den tempel des
14997 Ezra 3:7 | 7 Zo gaven zij geld aan de houwers en werkmeesters,
14998 Ezra 3:7 | spijs en drank, en olie, aan de Sidoniers en aan de Tyriers,
14999 Ezra 3:7 | aan de Sidoniers en aan de Tyriers, om cederenhout
15000 Ezra 3:7 | den Libanon te brengen aan de zee naar Jafo, naar de vergunning
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33382 |