1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33382
Book Chapter: Verse
15001 Ezra 3:7 | aan de zee naar Jafo, naar de vergunning van Kores, koning
15002 Ezra 3:8 | huize Gods te Jeruzalem, in de tweede maand, begonnen Zerubbabel,
15003 Ezra 3:8 | maand, begonnen Zerubbabel, de zoon van Sealthiel, en Jesua,
15004 Ezra 3:8 | van Sealthiel, en Jesua, de zoon van Jozadak, en de
15005 Ezra 3:8 | de zoon van Jozadak, en de overige hunner broederen,
15006 Ezra 3:8 | overige hunner broederen, de priesters en de Levieten,
15007 Ezra 3:8 | broederen, de priesters en de Levieten, en allen, die
15008 Ezra 3:8 | Levieten, en allen, die uit de gevangenis te Jeruzalem
15009 Ezra 3:8 | gekomen waren; en zij stelden de Levieten, van twintig jaren
15010 Ezra 3:9 | deden aan het huis Gods, met de zonen van Henadad, hun zonen
15011 Ezra 3:9 | zonen en hun broederen, de Levieten. ~
15012 Ezra 3:10 | 10 Als nu de bouwlieden den grond van
15013 Ezra 3:10 | tempel legden, zo stelden zij de priesteren, aangekleed zijnde,
15014 Ezra 3:10 | zijnde, met trompetten, en de Levieten, Asafs zonen, met
15015 Ezra 3:10 | den HEERE te loven, naar de instelling van David, den
15016 Ezra 3:11 | men den HEERE loofde over de grondlegging van het huis
15017 Ezra 3:12 | 12 Maar velen van de priesteren, en de Levieten,
15018 Ezra 3:12 | velen van de priesteren, en de Levieten, en hoofden der
15019 Ezra 3:12 | stem; maar velen verhieven de stem met gejuich en met
15020 Ezra 3:13 | het volk niet onderkende de stem van het gejuich der
15021 Ezra 3:13 | gejuich der vreugde, van de stem des geweens van het
15022 Ezra 3:13 | juichte met groot gejuich, dat de stem tot van verre gehoord
15023 Ezra 4:1 | 1 Toen nu de wederpartijders van Juda
15024 Ezra 4:1 | en Benjamin hoorden, dat de kinderen der gevangenis
15025 Ezra 4:2 | aan tot Zerubbabel, en tot de hoofden der vaderen, en
15026 Ezra 4:2 | hebben wij Hem geofferd sinds de dagen van Esar-Haddon, den
15027 Ezra 4:3 | Zerubbabel, en Jesua, en de overige hoofden der vaderen
15028 Ezra 4:3 | Israels, bouwen, gelijk als de koning Kores, koning van
15029 Ezra 4:4 | maakte het volk des lands de handen des volks van Juda
15030 Ezra 4:5 | raad te vernietigen, al de dagen van Kores, koning
15031 Ezra 4:6 | zij een aanklacht tegen de inwoners van Juda en Jeruzalem. ~
15032 Ezra 4:7 | 7 En in de dagen van Arthahsasta schreef
15033 Ezra 4:7 | Mithredath, Tabeel, en de overigen van zijn gezelschap,
15034 Ezra 4:7 | Arthahsasta, koning van Perzie; en de schrift des briefs was in
15035 Ezra 4:8 | 8 Rehum, de kanselier, en Simsai, de
15036 Ezra 4:8 | de kanselier, en Simsai, de schrijver, schreven een
15037 Ezra 4:9 | 9 Toen Rehum, de kanselier, en Simsai, de
15038 Ezra 4:9 | de kanselier, en Simsai, de schrijver, en de overigen
15039 Ezra 4:9 | Simsai, de schrijver, en de overigen van hun gezelschap,
15040 Ezra 4:9 | overigen van hun gezelschap, de Dinaieten, de Afarsathchieten,
15041 Ezra 4:9 | gezelschap, de Dinaieten, de Afarsathchieten, de Tarpelieten,
15042 Ezra 4:9 | Dinaieten, de Afarsathchieten, de Tarpelieten, de Afarsieten,
15043 Ezra 4:9 | Afarsathchieten, de Tarpelieten, de Afarsieten, de Archevieten,
15044 Ezra 4:9 | Tarpelieten, de Afarsieten, de Archevieten, de Babyloniers,
15045 Ezra 4:9 | Afarsieten, de Archevieten, de Babyloniers, de Susanchieten,
15046 Ezra 4:9 | Archevieten, de Babyloniers, de Susanchieten, de Dehavieten,
15047 Ezra 4:9 | Babyloniers, de Susanchieten, de Dehavieten, de Elamieten, ~
15048 Ezra 4:9 | Susanchieten, de Dehavieten, de Elamieten, ~
15049 Ezra 4:10 | 10 En de overige volkeren, die de
15050 Ezra 4:10 | de overige volkeren, die de grote en vermaarde Asnappar
15051 Ezra 4:10 | vervoerd, en doen wonen in de stad van Samaria, ook de
15052 Ezra 4:10 | de stad van Samaria, ook de overigen, aan deze zijde
15053 Ezra 4:11 | Arthahsasta, zonden: Uw knechten, de mannen aan deze zijde der
15054 Ezra 4:12 | Den koning zij bekend, dat de Joden, die van u zijn opgetogen,
15055 Ezra 4:12 | die boze stad, waarvan zij de muren voltrekken, en de
15056 Ezra 4:12 | de muren voltrekken, en de fondamenten samenvoegen. ~
15057 Ezra 4:13 | zal worden opgebouwd, en de muren voltrokken, dat zij
15058 Ezra 4:13 | zullen geven, en gij zult aan de inkomsten der koningen schade
15059 Ezra 4:16 | 16 Wij maken dan de koning bekend, dat, zo dezelve
15060 Ezra 4:17 | 17 De koning zond antwoord aan
15061 Ezra 4:17 | Simsai, den schrijver, en de overigen van hun gezelschappen,
15062 Ezra 4:17 | woonden; mitsgaders aan de overigen van deze zijde
15063 Ezra 4:18 | 18 De brief, dien gij aan ons
15064 Ezra 4:19 | van oude tijden af tegen de koningen heeft verheven,
15065 Ezra 4:23 | haast naar Jeruzalem tot de Joden, en beletten hen met
15066 Ezra 5:1 | 1 Haggai nu, de profeet, en Zacharia, de
15067 Ezra 5:1 | de profeet, en Zacharia, de zoon van Iddo, profeteerden
15068 Ezra 5:1 | van Iddo, profeteerden tot de Joden, die in Juda en te
15069 Ezra 5:2 | maakten zich op Zerubbabel, de zoon van Sealthiel, en Jesua,
15070 Ezra 5:2 | van Sealthiel, en Jesua, de zoon van Jozadak, en begonnen
15071 Ezra 5:2 | Jeruzalem woont; en met hen de profeten Gods, die hen ondersteunden. ~
15072 Ezra 5:3 | tijd kwam tot hen Thathnai, de landvoogd aan deze zijde
15073 Ezra 5:4 | aldus tot hen, en welke de namen waren der mannen,
15074 Ezra 5:5 | het oog huns Gods was over de oudsten der Joden, dat zij
15075 Ezra 5:5 | hun niet beletten, totdat de zaak aan Darius kwam, en
15076 Ezra 5:6 | des briefs, dien Thathnai, de landvoogd aan deze zijde
15077 Ezra 5:6 | Sthar-Boznai, en zijn gezelschap, de Afarsechaieten, die aan
15078 Ezra 5:8 | het hout wordt gelegd in de wanden; en datzelve werk
15079 Ezra 5:10 | wij mochten overschrijven de namen der mannen, die hoofden
15080 Ezra 5:12 | heeft Hij hen gegeven in de hand van Nebukadnezar, den
15081 Ezra 5:13 | koning van Babel, heeft de koning Kores bevel gegeven
15082 Ezra 5:14 | 14 Ja, de vaten van Gods huis, welke
15083 Ezra 5:14 | tempel van Babel, die heeft de koning Kores uitgehaald
15084 Ezra 5:16 | dezelve Sesbazar; hij legde de fondamenten van het huis
15085 Ezra 6:1 | 1 Toen gaf de koning Darius bevel; en
15086 Ezra 6:1 | bevel; en zij zochten in de kanselarij, waar de schatten
15087 Ezra 6:1 | zochten in de kanselarij, waar de schatten waren weggelegd,
15088 Ezra 6:2 | 2 En te Achmetha, in de burcht, die in het landschap
15089 Ezra 6:3 | van den koning Kores, gaf de koning Kores dit bevel:
15090 Ezra 6:3 | zij offeranden offeren, en de fondamenten daarvan zullen
15091 Ezra 6:4 | een rij van nieuw hout; en de onkosten zullen uit des
15092 Ezra 6:5 | 5 Daartoe zal men ook de gouden en zilveren vaten
15093 Ezra 6:7 | arbeid van dit huis Gods; dat de landvoogd der Joden en de
15094 Ezra 6:7 | de landvoogd der Joden en de oudsten der Joden dit huis
15095 Ezra 6:8 | gijlieden doen zult aan de oudsten dezer Joden, om
15096 Ezra 6:8 | aan gene zijde der rivier, de onkosten dezen mannen spoediglijk
15097 Ezra 6:12 | 12 De God nu, die Zijn Naam aldaar
15098 Ezra 6:13 | 13 Toen deden Thathnai, de landvoogd aan gene zijde
15099 Ezra 6:13 | spoediglijk alzo, naar hetgeen de koning Darius gezonden had. ~
15100 Ezra 6:14 | 14 En de oudsten der Joden bouwden
15101 Ezra 6:14 | voorspoediglijk voort, door de profetie van den profeet
15102 Ezra 6:16 | 16 En de kinderen Israels, de priesteren
15103 Ezra 6:16 | En de kinderen Israels, de priesteren en Levieten,
15104 Ezra 6:16 | priesteren en Levieten, en de overige kinderen der gevangenis
15105 Ezra 6:16 | kinderen der gevangenis deden de inwijding van dit huis Gods
15106 Ezra 6:18 | 18 En zij stelden de priesteren in hun onderscheidingen,
15107 Ezra 6:18 | hun onderscheidingen, en de Levieten in hun verdelingen,
15108 Ezra 6:19 | 19 Ook hielden de kinderen der gevangenis
15109 Ezra 6:20 | 20 Want de priesters en de Levieten
15110 Ezra 6:20 | 20 Want de priesters en de Levieten hadden zich gereinigd
15111 Ezra 6:20 | en voor hun broederen, de priesteren, en voor zichzelven. ~
15112 Ezra 6:21 | 21 Alzo aten de kinderen Israels, die uit
15113 Ezra 6:21 | kinderen Israels, die uit de gevangenis wedergekomen
15114 Ezra 6:21 | mitsgaders al wie zich van de onreinigheid der heidenen
15115 Ezra 6:22 | dagen, met blijdschap; want de HEERE had hen verblijd,
15116 Ezra 7:1 | koning van Perzie: Ezra, de zoon van Seraja, den zoon
15117 Ezra 7:6 | vaardig schriftgeleerde in de wet van Mozes, die de HEERE,
15118 Ezra 7:6 | in de wet van Mozes, die de HEERE, de God Israels, gegeven
15119 Ezra 7:6 | van Mozes, die de HEERE, de God Israels, gegeven heeft;
15120 Ezra 7:6 | Israels, gegeven heeft; en de koning gaf hem, naar de
15121 Ezra 7:6 | de koning gaf hem, naar de hand des HEEREN, zijns Gods,
15122 Ezra 7:7 | 7 Ook sommigen van de kinderen Israels, en van
15123 Ezra 7:7 | kinderen Israels, en van de priesteren en de Levieten,
15124 Ezra 7:7 | en van de priesteren en de Levieten, en de zangers,
15125 Ezra 7:7 | priesteren en de Levieten, en de zangers, en de poortiers,
15126 Ezra 7:7 | Levieten, en de zangers, en de poortiers, en de Nethinim,
15127 Ezra 7:7 | zangers, en de poortiers, en de Nethinim, togen op naar
15128 Ezra 7:8 | hij kwam te Jeruzalem in de vijfde maand; dat was het
15129 Ezra 7:9 | kwam hij te Jeruzalem, naar de goede hand zijns Gods over
15130 Ezra 7:10 | had zijn hart gericht, om de wet des HEEREN te zoeken
15131 Ezra 7:10 | en om in Israel te leren de inzettingen en de rechten. ~
15132 Ezra 7:10 | leren de inzettingen en de rechten. ~
15133 Ezra 7:11 | afschrift des briefs, dien de koning Arthahsasta gaf aan
15134 Ezra 7:11 | den schriftgeleerde van de woorden der geboden des
15135 Ezra 7:14 | Judea, en te Jeruzalem, naar de wet uws Gods, die in uw
15136 Ezra 7:15 | het zilver en goud, dat de koning en zijn raadsheren
15137 Ezra 7:16 | landschap van Babel, met de vrijwillige gave des volks
15138 Ezra 7:19 | 19 En geef de vaten, die u gegeven zijn
15139 Ezra 7:21 | zijt, dat alles, wat Ezra, de priester, de schriftgeleerde
15140 Ezra 7:21 | wat Ezra, de priester, de schriftgeleerde der wet
15141 Ezra 7:25 | 25 En gij, Ezra, naar de wijsheid uws Gods, die in
15142 Ezra 7:25 | der rivier is, allen, die de wetten Gods weten, en die
15143 Ezra 7:26 | 26 En al wie de wet uws Gods en de wet des
15144 Ezra 7:26 | al wie de wet uws Gods en de wet des konings niet zal
15145 Ezra 7:26 | boete van goederen, of tot de banden. ~
15146 Ezra 7:27 | 27 Geloofd zij de HEERE, de God onzer vaderen,
15147 Ezra 7:27 | 27 Geloofd zij de HEERE, de God onzer vaderen, Die alzulks
15148 Ezra 7:28 | heb ik mij gesterkt, naar de hand des HEEREN, mijns Gods,
15149 Ezra 7:28 | mijns Gods, over mij, en de hoofden uit Israel vergaderd,
15150 Ezra 8:1 | 1 Dit nu zijn de hoofden hunner vaderen,
15151 Ezra 8:2 | 2 Van de kinderen van Pinehas, Gersom;
15152 Ezra 8:2 | van Pinehas, Gersom; van de kinderen van Ithamar, Daniel;
15153 Ezra 8:2 | van Ithamar, Daniel; van de kinderen van David, Hattus. ~
15154 Ezra 8:3 | 3 Van de kinderen van Sechanja, van
15155 Ezra 8:3 | kinderen van Sechanja, van de kinderen van Paros, Zacharja;
15156 Ezra 8:4 | 4 Van de kinderen van Pahath-Moab,
15157 Ezra 8:4 | Pahath-Moab, Eljehoenai, van de zoon van Zerahja; en met
15158 Ezra 8:5 | 5 Van de kinderen van Sechanja, de
15159 Ezra 8:5 | de kinderen van Sechanja, de zoon van Jahaziel; en met
15160 Ezra 8:6 | 6 En van de kinderen van Adin, Ebed,
15161 Ezra 8:6 | kinderen van Adin, Ebed, de zoon van Jonathan; en met
15162 Ezra 8:7 | 7 En van de kinderen van Elam, Jesaja,
15163 Ezra 8:7 | kinderen van Elam, Jesaja, de zoon van Athalja; en met
15164 Ezra 8:8 | 8 En van de kinderen van Sefatja, Zebadja,
15165 Ezra 8:8 | kinderen van Sefatja, Zebadja, de zoon van Michael; en met
15166 Ezra 8:9 | 9 En van de kinderen van Joab, Obadja,
15167 Ezra 8:9 | kinderen van Joab, Obadja, de zoon van Jehiel; en met
15168 Ezra 8:10 | 10 En van de kinderen van Selomith, de
15169 Ezra 8:10 | de kinderen van Selomith, de zoon van Josifja; en met
15170 Ezra 8:11 | 11 En van de kinderen van Babai, Zacharja,
15171 Ezra 8:11 | kinderen van Babai, Zacharja, de zoon van Bebai; en met hem
15172 Ezra 8:12 | 12 En van de kinderen van Azgad, Johanan,
15173 Ezra 8:12 | kinderen van Azgad, Johanan, de zoon van Katan; en met hem
15174 Ezra 8:13 | 13 En van de laatste kinderen van Adonikam,
15175 Ezra 8:14 | 14 En van de kinderen van Bigvai, Uthai
15176 Ezra 8:15 | En ik vergaderde hen aan de rivier, gaande naar Ahava,
15177 Ezra 8:15 | lette ik op het volk en de priesteren, en vond aldaar
15178 Ezra 8:15 | en vond aldaar geen van de kinderen van Levi. ~
15179 Ezra 8:16 | Zacharja, en tot Mesullam, de hoofden; en tot Jojarib
15180 Ezra 8:16 | Jojarib en tot Elnathan, de leraars; ~
15181 Ezra 8:17 | bevel aan Iddo, het hoofd in de plaats Chasifja; en ik legde
15182 Ezra 8:17 | plaats Chasifja; en ik legde de woorden in hun mond, om
15183 Ezra 8:17 | tot Iddo, zijn broeder, en de Nethinim, in de plaats Chasifja,
15184 Ezra 8:17 | broeder, en de Nethinim, in de plaats Chasifja, dat zij
15185 Ezra 8:18 | En zij brachten ons, naar de goede hand onzes Gods over
15186 Ezra 8:18 | een man van verstand, van de kinderen van Mahli, den
15187 Ezra 8:19 | en met hem Jesaja, van de kinderen van Merari, met
15188 Ezra 8:20 | van Nethinim, die David en de vorsten ten dienste der
15189 Ezra 8:21 | aldaar een vasten uit aan de rivier Ahava, opdat wij
15190 Ezra 8:22 | hadden gesproken, zeggende: De hand onzes Gods is ten goede
15191 Ezra 8:24 | scheidde ik twaalf uit van de oversten der priesteren:
15192 Ezra 8:25 | zilver, en het goud, en de vaten, zijnde de offering
15193 Ezra 8:25 | goud, en de vaten, zijnde de offering van het huis onzes
15194 Ezra 8:25 | het huis onzes Gods die de koning en zijn raadsheren,
15195 Ezra 8:28 | dit zilver en dit goud, de vrijwillige gave, den HEERE,
15196 Ezra 8:29 | in tegenwoordigheid van de oversten der priesteren
15197 Ezra 8:29 | Israel, te Jeruzalem, in de kameren van des HEEREN huis. ~
15198 Ezra 8:30 | 30 Toen ontvingen de priesters en de Levieten
15199 Ezra 8:30 | ontvingen de priesters en de Levieten het gewicht des
15200 Ezra 8:31 | Alzo verreisden wij van de rivier Ahava, op den twaalfden
15201 Ezra 8:31 | gaan naar Jeruzalem; en de hand onzes Gods was over
15202 Ezra 8:31 | over ons, en redde ons van de hand des vijands, en desgenen,
15203 Ezra 8:33 | zilver, en het goud, en de vaten, in het huis onzes
15204 Ezra 8:33 | het huis onzes Gods, aan de hand van Meremoth, den zoon
15205 Ezra 8:33 | priester, en met hem Eleazar, de zoon van Pinehas; en met
15206 Ezra 8:33 | Pinehas; en met hem Jozabad, de zoon van Jesua, en Noadja,
15207 Ezra 8:33 | zoon van Jesua, en Noadja, de zoon van Binnui, de Levieten. ~
15208 Ezra 8:33 | Noadja, de zoon van Binnui, de Levieten. ~
15209 Ezra 8:35 | 35 En de weggevoerden, die uit de
15210 Ezra 8:35 | de weggevoerden, die uit de gevangenis gekomen waren,
15211 Ezra 8:36 | 36 Daarna gaven zij de wetten des konings aan des
15212 Ezra 9:1 | dingen voleind waren, traden de vorsten tot mij toe, zeggende:
15213 Ezra 9:1 | zeggende: Het volk Israels, en de priesters, en de Levieten,
15214 Ezra 9:1 | Israels, en de priesters, en de Levieten, zijn niet afgezonderd
15215 Ezra 9:1 | zijn niet afgezonderd van de volken dezer landen, naar
15216 Ezra 9:1 | hun gruwelen, namelijk van de Kanaanieten, de Hethieten,
15217 Ezra 9:1 | namelijk van de Kanaanieten, de Hethieten, de Ferezieten,
15218 Ezra 9:1 | Kanaanieten, de Hethieten, de Ferezieten, de Jebusieten,
15219 Ezra 9:1 | Hethieten, de Ferezieten, de Jebusieten, de Ammonieten,
15220 Ezra 9:1 | Ferezieten, de Jebusieten, de Ammonieten, de Moabieten,
15221 Ezra 9:1 | Jebusieten, de Ammonieten, de Moabieten, de Egyptenaren
15222 Ezra 9:1 | Ammonieten, de Moabieten, de Egyptenaren en Amorieten. ~
15223 Ezra 9:2 | hebben het heilig zaad met de volken dezer landen; ja,
15224 Ezra 9:2 | volken dezer landen; ja, de hand der vorsten en overheden
15225 Ezra 9:2 | vorsten en overheden is de eerste geweest in deze overtreding. ~
15226 Ezra 9:4 | tot mij allen, die voor de woorden van den God Israels
15227 Ezra 9:4 | God Israels beefden, om de overtreding der weggevoerden;
15228 Ezra 9:7 | 7 Van de dagen onzer vaderen af zijn
15229 Ezra 9:7 | koningen en onze priesters, in de hand van de koningen der
15230 Ezra 9:7 | priesters, in de hand van de koningen der landen, in
15231 Ezra 9:9 | onzes Gods te verhogen, en de woestigheden van hetzelve
15232 Ezra 9:11 | den dienst Uwer knechten, de profeten, zeggende: Het
15233 Ezra 9:11 | is een vuil land, door de vuiligheid van de volken
15234 Ezra 9:11 | door de vuiligheid van de volken der landen, om hun
15235 Ezra 9:14 | en ons te verzwageren met de volken dezer gruwelen? Zoudt
15236 Ezra 10:2 | Toen antwoordde Sechanja, de zoon van Jehiel, een van
15237 Ezra 10:2 | zoon van Jehiel, een van de zonen van Elam, en zeide
15238 Ezra 10:2 | hebben vreemde vrouwen van de volken des lands bij ons
15239 Ezra 10:3 | laat er gedaan worden naar de wet. ~
15240 Ezra 10:5 | Toen stond Ezra op, en deed de oversten der priesteren,
15241 Ezra 10:5 | oversten der priesteren, de Levieten en gans Israel
15242 Ezra 10:6 | voor Gods huis, en ging in de kamer van Johanan, den zoon
15243 Ezra 10:6 | want hij bedreef rouw over de overtreding der weggevoerden. ~
15244 Ezra 10:7 | Juda en Jeruzalem, aan al de kinderen der gevangenis,
15245 Ezra 10:8 | zou afgezonderd wezen van de gemeente der weggevoerden. ~
15246 Ezra 10:9 | Jeruzalem in drie dagen; het was de negende maand op den twintigsten
15247 Ezra 10:9 | maand op den twintigsten in de maand; en al het volk zat
15248 Ezra 10:9 | maand; en al het volk zat op de straat van Gods huis, sidderende
15249 Ezra 10:9 | om deze zaak, en vanwege de plasregenen. ~
15250 Ezra 10:10 | 10 Toen stond Ezra, de priester, op en zeide tot
15251 Ezra 10:11 | welgevallen, en scheidt u af van de volken des lands, en van
15252 Ezra 10:11 | volken des lands, en van de vreemde vrouwen. ~
15253 Ezra 10:12 | 12 En de ganse gemeente antwoordde
15254 Ezra 10:14 | tijden komen, en met hen de oudsten van elke stad en
15255 Ezra 10:14 | totdat wij van ons afwenden de hittigheid des toorns onzes
15256 Ezra 10:15 | 15 Alleenlijk Jonathan, de zoon van Asahel, en Jehazia,
15257 Ezra 10:15 | van Asahel, en Jehazia, de zoon van Tikva, stonden
15258 Ezra 10:15 | Mesullam, en Sabbethai, de Leviet, hielpen hen. ~
15259 Ezra 10:16 | 16 En de kinderen der gevangenis
15260 Ezra 10:16 | gevangenis deden alzo; en Ezra, de priester, met de mannen,
15261 Ezra 10:16 | en Ezra, de priester, met de mannen, de hoofden der vaderen,
15262 Ezra 10:16 | priester, met de mannen, de hoofden der vaderen, naar
15263 Ezra 10:18 | En er werden gevonden van de zonen der priesteren, die
15264 Ezra 10:18 | zich hadden doen wonen; van de zonen van Jesua, den zoon
15265 Ezra 10:19 | offerden zij een ram van de kudde voor hun schuld.
15266 Ezra 10:20 | 20 En van de kinderen van Immer: Hanani
15267 Ezra 10:21 | 21 En van de kinderen van Harim: Maaseja,
15268 Ezra 10:22 | 22 En van de kinderen van Pashur: Eljoenai,
15269 Ezra 10:23 | 23 En van de Levieten: Jozabad, en Simei,
15270 Ezra 10:24 | 24 En van de zangers: Eljasib; en van
15271 Ezra 10:24 | zangers: Eljasib; en van de poortiers: Sallum, en Telem,
15272 Ezra 10:25 | 25 En van Israel: van de kinderen van Paros: Ramja,
15273 Ezra 10:26 | 26 En van de kinderen van Elam: Mattanja,
15274 Ezra 10:27 | 27 En van de kinderen van Zatthu: Eljoenai,
15275 Ezra 10:28 | 28 En van de kinderen van Bebai: Johanan,
15276 Ezra 10:29 | 29 En van de kinderen van Bani: Mesullam,
15277 Ezra 10:30 | 30 En van de kinderen van Pahath-Moab:
15278 Ezra 10:31 | 31 En van de kinderen van Harim: Eliezer,
15279 Ezra 10:33 | 33 Van de kinderen van Hasum: Mathnai,
15280 Ezra 10:34 | 34 Van de kinderen van Bani: Maadai,
15281 Ezra 10:43 | 43 Van de kinderen van Nebo: Jeiel,
15282 Neh 1:1 | 1 De geschiedenissen van Nehemia,
15283 Neh 1:1 | Hachalja. En het geschiedde in de maand Chisleu, in het twintigste
15284 Neh 1:2 | en ik vraagde hen naar de Joden, die ontkomen waren (
15285 Neh 1:2 | die overgebleven waren van de gevangenis), en naar Jeruzalem. ~
15286 Neh 1:3 | 3 En zij zeiden tot mij: De overgeblevenen, die van
15287 Neh 1:3 | overgeblevenen, die van de gevangenis aldaar in het
15288 Neh 1:5 | God! Die het verbond en de goedertierenheid houdt dien,
15289 Neh 1:6 | bid, dag en nacht, voor de kinderen Israels, Uw knechten;
15290 Neh 1:6 | en ik doe belijdenis over de zonden der kinderen Israels,
15291 Neh 1:7 | wij hebben niet gehouden de geboden, noch de inzettingen,
15292 Neh 1:7 | gehouden de geboden, noch de inzettingen, noch de rechten,
15293 Neh 1:7 | noch de inzettingen, noch de rechten, die Gij Uw knecht
15294 Neh 1:8 | overtreden, Ik zal u onder de volken verstrooien. ~
15295 Neh 1:9 | verzamelen, en zal ze brengen tot de plaats, die Ik verkoren
15296 Neh 2:1 | 1 Toen geschiedde het in de maand Nisan, in het twintigste
15297 Neh 2:2 | 2 Zo zeide de koning tot mij: Waarom is
15298 Neh 2:3 | 3 En ik zeide tot de koning: De koning leve in
15299 Neh 2:3 | ik zeide tot de koning: De koning leve in eeuwigheid!
15300 Neh 2:3 | niet treurig zijn, daar de stad, de plaats der begravenissen
15301 Neh 2:3 | treurig zijn, daar de stad, de plaats der begravenissen
15302 Neh 2:4 | 4 En de koning zeide tot mij: Wat
15303 Neh 2:5 | mij zendt naar Juda, naar de stad der begravenissen mijner
15304 Neh 2:6 | 6 Toen zeide de koning tot mij, daar de
15305 Neh 2:6 | de koning tot mij, daar de koningin nevens hem zat:
15306 Neh 2:7 | men mij brieven geve aan de landvoogden aan gene zijde
15307 Neh 2:8 | van den lusthof, denwelken de koning heeft, dat hij mij
15308 Neh 2:8 | hout geve om te zolderen de poorten van het paleis,
15309 Neh 2:8 | aan het huis is, en tot de stadsmuur, en tot het huis,
15310 Neh 2:8 | waar ik intrekken zal. En de koning gaf ze mij, naar
15311 Neh 2:8 | koning gaf ze mij, naar de goede hand mijns Gods over
15312 Neh 2:9 | 9 Toen kwam ik tot de landvoogden aan gene zijde
15313 Neh 2:9 | zijde der rivier, en gaf hun de brieven des konings. En
15314 Neh 2:9 | brieven des konings. En de koning had oversten des
15315 Neh 2:10 | 10 Toen nu Sanballat, de Horoniet, en Tobia, de Ammonietische
15316 Neh 2:10 | de Horoniet, en Tobia, de Ammonietische knecht dat
15317 Neh 2:10 | wat goeds te zoeken voor de kinderen Israels. ~
15318 Neh 2:13 | trok uit bij nacht door de Dalpoort, en voorbij de
15319 Neh 2:13 | de Dalpoort, en voorbij de Drakenfontein, en naar de
15320 Neh 2:13 | de Drakenfontein, en naar de Mistpoort, en ik brak aan
15321 Neh 2:13 | Mistpoort, en ik brak aan de muren van Jeruzalem, dewelke
15322 Neh 2:14 | 14 En ik ging voort naar de Fonteinpoort, en naar des
15323 Neh 2:15 | ik op, des nachts, door de beek, en ik brak aan den
15324 Neh 2:15 | keerde weder, en kwam in de Dalpoort; alzo keerde ik
15325 Neh 2:16 | 16 En de overheden wisten niet, waar
15326 Neh 2:17 | tot hen: Gijlieden ziet de ellende, waarin wij zijn,
15327 Neh 2:18 | En ik gaf hun te kennen de hand mijns Gods, Die goed
15328 Neh 2:18 | mij geweest was, als ook de woorden des konings, die
15329 Neh 2:19 | 19 Als nu Sanballat, de Horoniet, en Tobia, de Ammonietische
15330 Neh 2:19 | de Horoniet, en Tobia, de Ammonietische knecht, en
15331 Neh 2:19 | Ammonietische knecht, en Gesem, de Arabier, dit hoorden, zo
15332 Neh 3:1 | 1 En Eljasib, de hogepriester, maakte zich
15333 Neh 3:1 | zich op met zijn broederen, de priesteren, en zij bouwden
15334 Neh 3:1 | priesteren, en zij bouwden de Schaapspoort; zij heiligden
15335 Neh 3:2 | En aan zijn hand bouwden de mannen van Jericho; ook
15336 Neh 3:2 | bouwde aan zijn hand Zacchur, de zoon van Imri. ~
15337 Neh 3:3 | 3 De Vispoort nu bouwden de kinderen
15338 Neh 3:3 | 3 De Vispoort nu bouwden de kinderen van Senaa; zij
15339 Neh 3:4 | hand verbeterde Meremoth, de zoon van Uria, den zoon
15340 Neh 3:4 | hand verbeterde Mesullam, de zoon van Berechja, den zoon
15341 Neh 3:5 | aan hun hand verbeterden de Thekoieten; maar hun voortreffelijken
15342 Neh 3:6 | 6 En de Oude poort verbeterden Jojada,
15343 Neh 3:6 | poort verbeterden Jojada, de zoon van Paseah, en Mesullam,
15344 Neh 3:6 | van Paseah, en Mesullam, de zoon van Besodja; deze zolderden
15345 Neh 3:7 | hand verbeterden Melatja, de Gibeoniet, en Jadon, de
15346 Neh 3:7 | de Gibeoniet, en Jadon, de Meronothiet, de mannen van
15347 Neh 3:7 | en Jadon, de Meronothiet, de mannen van Gibeon en van
15348 Neh 3:8 | hand verbeterde Uzziel, de zoon van Harhoja, een der
15349 Neh 3:8 | hand verbeterde Hananja, de zoon van een der apothekers;
15350 Neh 3:9 | hand verbeterde Refaja, de zoon van Hur, overste des
15351 Neh 3:10 | hand verbeterde Jedaja, de zoon van Herumaf, en tegenover
15352 Neh 3:10 | hand verbeterde Hattus, de zoon van Hasabneja. ~
15353 Neh 3:11 | 11 De andere mate verbeterden
15354 Neh 3:11 | mate verbeterden Malchia, de zoon van Harim, en Hassub,
15355 Neh 3:11 | zoon van Harim, en Hassub, de zoon van Pahath-Moab; daartoe
15356 Neh 3:12 | hand verbeterde Sallum, de zoon van Lohes, overste
15357 Neh 3:13 | 13 De Dalpoort verbeterden Hanun,
15358 Neh 3:13 | Dalpoort verbeterden Hanun, en de inwoners van Zanoah; zij
15359 Neh 3:13 | ellen aan den muur, tot aan de Mistpoort. ~
15360 Neh 3:14 | 14 De Mistpoort nu verbeterde
15361 Neh 3:14 | Mistpoort nu verbeterde Malchia, de zoon van Rechab, overste
15362 Neh 3:15 | 15 En de Fonteinpoort verbeterde
15363 Neh 3:15 | Fonteinpoort verbeterde Sallum, de zoon van Kol-Hoze, overste
15364 Neh 3:15 | konings hof, en tot aan de trappen, die afgaan van
15365 Neh 3:16 | hem verbeterde Nehemia, de zoon van Azbuk, overste
15366 Neh 3:17 | 17 Na hem verbeterden de Levieten, Rehum, de zoon
15367 Neh 3:17 | verbeterden de Levieten, Rehum, de zoon van Bani; aan zijn
15368 Neh 3:17 | hand verbeterde Hasabja, de overste van het halve deel
15369 Neh 3:18 | verbeterden hun broederen, Bavai, de zoon van Henadad, de overste
15370 Neh 3:18 | Bavai, de zoon van Henadad, de overste van het andere halve
15371 Neh 3:19 | zijn hand verbeterde Ezer, de zoon van Jesua, de overste
15372 Neh 3:19 | Ezer, de zoon van Jesua, de overste van Mizpa, een ander
15373 Neh 3:20 | verbeterde zeer vuriglijk Baruch, de zoon van Zabbai, een andere
15374 Neh 3:20 | maat; van den hoek tot aan de deur van het huis van Eljasib,
15375 Neh 3:21 | hem verbeterde Meremoth, de zoon van Uria, den zoon
15376 Neh 3:21 | Koz, een ander maat; van de huisdeur van Eljasib af,
15377 Neh 3:22 | 22 En na hem verbeterden de priesteren, wonende in de
15378 Neh 3:22 | de priesteren, wonende in de vlakke velden. ~
15379 Neh 3:23 | na hem verbeterde Azaria, de zoon van Maaseja, den zoon
15380 Neh 3:24 | Na hem verbeterde Binnui, de zoon van Henadad, een ander
15381 Neh 3:25 | 25 Palal, de zoon van Uzai, tegen den
15382 Neh 3:25 | gevangenis is; na hem Pedaja, de zoon van Paros; ~
15383 Neh 3:26 | 26 De Nethinim nu, die in Ofel
15384 Neh 3:26 | Ofel woonden, tot tegenover de Waterpoort aan het oosten,
15385 Neh 3:27 | 27 Daarna verbeterden de Thekoieten een ander maat;
15386 Neh 3:28 | 28 Van boven de Paardenpoort verbeterden
15387 Neh 3:28 | Paardenpoort verbeterden de priesteren, een iegelijk
15388 Neh 3:29 | Daarna verbeterde Zadok, de zoon van Immer, tegenover
15389 Neh 3:29 | na hem verbeterde Semaja, de zoon van Sechanja, de bewaarder
15390 Neh 3:29 | Semaja, de zoon van Sechanja, de bewaarder van de Oostpoort. ~
15391 Neh 3:29 | Sechanja, de bewaarder van de Oostpoort. ~
15392 Neh 3:30 | hem verbeterden Hananja, de zoon van Selemja, en Hanun,
15393 Neh 3:30 | zoon van Selemja, en Hanun, de zoon van Zalaf, de zesde,
15394 Neh 3:30 | Hanun, de zoon van Zalaf, de zesde, een andere maat.
15395 Neh 3:30 | hem verbeterde Mesullam, de zoon van Berechja, tegenover
15396 Neh 3:31 | hem verbeterde Malchia, de zoon eens goudsmids, tot
15397 Neh 3:31 | der kruideniers, tegenover de poort van Mifkad, en tot
15398 Neh 3:31 | poort van Mifkad, en tot de opperzaal van het punt. ~
15399 Neh 3:32 | 32 En tussen de opperzaal van het punt tot
15400 Neh 3:32 | opperzaal van het punt tot de Schaapspoort toe, verbeterden
15401 Neh 3:32 | Schaapspoort toe, verbeterden de goudsmeden en de kruideniers. ~ ~
15402 Neh 3:32 | verbeterden de goudsmeden en de kruideniers. ~ ~
15403 Neh 4:1 | toornig; en hij bespotte de Joden. ~
15404 Neh 4:2 | 2 En sprak in de tegenwoordigheid zijner
15405 Neh 4:2 | dag voleinden? Zullen zij de steentjes uit de stofhopen
15406 Neh 4:2 | Zullen zij de steentjes uit de stofhopen levend maken,
15407 Neh 4:5 | getergd, staande tegenover de bouwlieden. ~
15408 Neh 4:6 | bouwden den muur, zodat de ganse muur samengevoegd
15409 Neh 4:7 | Sanballat, en Tobia, en de Arabieren, en de Ammonieten,
15410 Neh 4:7 | Tobia, en de Arabieren, en de Ammonieten, en de Asdodieten
15411 Neh 4:7 | Arabieren, en de Ammonieten, en de Asdodieten hoorden, dat
15412 Neh 4:7 | Asdodieten hoorden, dat de verbetering aan de muren
15413 Neh 4:7 | dat de verbetering aan de muren van Jeruzalem toenam,
15414 Neh 4:7 | van Jeruzalem toenam, dat de scheuren begonnen gestopt
15415 Neh 4:10 | 10 Toen zeide Juda: De kracht der dragers is vervallen,
15416 Neh 4:12 | 12 En het geschiedde, als de Joden, die bij hen woonden,
15417 Neh 4:12 | tienmaal zeiden, uit al de plaatsen, door dewelke gij
15418 Neh 4:13 | 13 Daarom zette ik in de benedenste plaatsen achter
15419 Neh 4:13 | plaatsen achter den muur, en op de hoogten, en ik zette het
15420 Neh 4:13 | en ik zette het volk naar de geslachten, met hun zwaarden,
15421 Neh 4:14 | maakte mij op, en zeide tot de edelen, en tot de overheden,
15422 Neh 4:14 | zeide tot de edelen, en tot de overheden, en tot het overige
15423 Neh 4:16 | geschiedde van dien dag af, dat de helft mijner jongens doende
15424 Neh 4:16 | doende waren aan het werk, en de helft van hen hielden de
15425 Neh 4:16 | de helft van hen hielden de spiesen, en de schilden,
15426 Neh 4:16 | hen hielden de spiesen, en de schilden, en de bogen, en
15427 Neh 4:16 | spiesen, en de schilden, en de bogen, en de pantsiers;
15428 Neh 4:16 | schilden, en de bogen, en de pantsiers; en de oversten
15429 Neh 4:16 | bogen, en de pantsiers; en de oversten waren achter het
15430 Neh 4:17 | doende aan het werk, en de andere hield het geweer. ~
15431 Neh 4:18 | 18 En de bouwers hadden een iegelijk
15432 Neh 4:18 | en bouwden; maar die met de bazuin blies, was bij mij. ~
15433 Neh 4:19 | 19 En ik zeide tot de edelen, en tot de overheden,
15434 Neh 4:19 | zeide tot de edelen, en tot de overheden, en tot het overige
15435 Neh 4:19 | op den muur afgezonderd, de een ver van den ander; ~
15436 Neh 4:21 | doende aan het werk; en de helft van hen hielden de
15437 Neh 4:21 | de helft van hen hielden de spiesen, van het opgaan
15438 Neh 4:23 | noch mijn jongelingen, noch de mannen van de wacht, die
15439 Neh 4:23 | jongelingen, noch de mannen van de wacht, die achter mij waren,
15440 Neh 5:1 | groot, tegen hun broederen, de Joden. ~
15441 Neh 5:5 | onderworpen, dat zij in de macht onzer handen niet
15442 Neh 5:7 | mij; daarna twistte ik met de edelen, en met de overheden,
15443 Neh 5:7 | ik met de edelen, en met de overheden, en zeide tot
15444 Neh 5:8 | Wij hebben onze broederen, de Joden, die aan de heidenen
15445 Neh 5:8 | broederen, de Joden, die aan de heidenen verkocht waren,
15446 Neh 5:9 | 9 Voorts zeide ik: De zaak is niet goed, die gijlieden
15447 Neh 5:9 | zoudt gij niet wandelen in de vreze onzes Gods, om de
15448 Neh 5:9 | de vreze onzes Gods, om de versmading der heidenen,
15449 Neh 5:11 | van het koren, den most en de olie, die gij hun hebt afgevorderd. ~
15450 Neh 5:12 | als gij zegt. En ik riep de priesteren, en deed hen
15451 Neh 5:13 | uitgeschud en ledig. En de ganse gemeente zeide: Amen!
15452 Neh 5:13 | zeide: Amen! En zij prezen de HEERE. En het volk deed
15453 Neh 5:15 | 15 En de vorige landvoogden, die
15454 Neh 5:17 | 17 Ook zijn van de Joden en van de overheden
15455 Neh 5:17 | zijn van de Joden en van de overheden honderd en vijftig
15456 Neh 5:17 | vijftig man, en die van de heidenen, die rondom ons
15457 Neh 5:18 | landvoogds niet gezocht, omdat de dienstbaarheid zwaar was
15458 Neh 6:1 | had ik tot dezen tijd toe de deuren niet opgezet in de
15459 Neh 6:1 | de deuren niet opgezet in de poorten; ~
15460 Neh 6:2 | ons te zamen vergaderen in de dorpen, in het dal Ono.
15461 Neh 6:6 | geschreven: Het is onder de volken gehoord, en Gasmu
15462 Neh 6:6 | gehoord, en Gasmu zegt: Gij en de Joden denkt te rebelleren,
15463 Neh 6:10 | des tempels, en laat ons de deuren des tempels toesluiten;
15464 Neh 6:14 | zijn werken; en ook aan de profetes Noadja, en aan
15465 Neh 6:14 | profetes Noadja, en aan de andere profeten, die mij
15466 Neh 6:15 | 15 De muur nu werd volbracht,
15467 Neh 6:16 | hoorden, zo vreesden al de heidenen, die rondom ons
15468 Neh 6:18 | zoon Johanan had genomen de dochter van Mesullam, den
15469 Neh 7:1 | Voorts geschiedde het, als de muur gebouwd was, dat ik
15470 Neh 7:1 | muur gebouwd was, dat ik de deuren oprichtte, en de
15471 Neh 7:1 | de deuren oprichtte, en de poortiers, en de zangers,
15472 Neh 7:1 | oprichtte, en de poortiers, en de zangers, en de Levieten
15473 Neh 7:1 | poortiers, en de zangers, en de Levieten werden besteld. ~
15474 Neh 7:3 | En ik zeide tot hen: Laat de poorten van Jeruzalem niet
15475 Neh 7:3 | niet geopend worden, totdat de zon heet wordt, en terwijl
15476 Neh 7:3 | daarbij staan, laat hen de deuren sluiten, betast gij
15477 Neh 7:4 | 4 De stad nu was wijd van ruimte
15478 Neh 7:4 | was weinig daarbinnen; en de huizen waren niet gebouwd. ~
15479 Neh 7:5 | God in mijn hart, dat ik de edelen, en de overheden,
15480 Neh 7:5 | hart, dat ik de edelen, en de overheden, en het volk verzamelde,
15481 Neh 7:5 | het volk verzamelde, om de geslachten te rekenen; en
15482 Neh 7:6 | 6 Dit zijn de kinderen van dat landschap,
15483 Neh 7:6 | landschap, die optogen uit de gevangenis der weggevoerden,
15484 Neh 7:8 | 8 De kinderen van Parhos waren
15485 Neh 7:9 | 9 De kinderen van Sefatja, driehonderd
15486 Neh 7:10 | 10 De kinderen van Arach, zeshonderd
15487 Neh 7:11 | 11 De kinderen van Pahath-Moab,
15488 Neh 7:11 | kinderen van Pahath-Moab, van de kinderen van Jesua en Joab,
15489 Neh 7:12 | 12 De kinderen van Elam, duizend,
15490 Neh 7:13 | 13 De kinderen van Zatthu, achthonderd
15491 Neh 7:14 | 14 De kinderen van Zakkai, zevenhonderd
15492 Neh 7:15 | 15 De kinderen van Binnui, zeshonderd
15493 Neh 7:16 | 16 De kinderen van Bebai, zeshonderd
15494 Neh 7:17 | 17 De kinderen van Azgad, twee
15495 Neh 7:18 | 18 De kinderen van Adonikam, zeshonderd
15496 Neh 7:19 | 19 De kinderen van Bigvai, twee
15497 Neh 7:20 | 20 De kinderen van Adin, zeshonderd
15498 Neh 7:21 | 21 De kinderen van Ater, van Hizkia,
15499 Neh 7:22 | 22 De kinderen van Hassum, driehonderd
15500 Neh 7:23 | 23 De kinderen van Bezai, driehonderd
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33382 |