1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33382
Book Chapter: Verse
15501 Neh 7:24 | 24 De kinderen van Harif, honderd
15502 Neh 7:25 | 25 De kinderen van Gibeon, vijf
15503 Neh 7:26 | 26 De mannen van Bethlehem en
15504 Neh 7:27 | 27 De mannen van Anathoth, honderd
15505 Neh 7:28 | 28 De mannen van Beth-Azmaveth,
15506 Neh 7:29 | 29 De mannen van Kirjath-Jearim,
15507 Neh 7:30 | 30 De mannen van Rama en Gaba,
15508 Neh 7:31 | 31 De mannen van Michmas, honderd
15509 Neh 7:32 | 32 De mannen van Beth-El en Ai,
15510 Neh 7:33 | 33 De mannen van het andere Nebo,
15511 Neh 7:34 | 34 De kinderen des anderen Elams,
15512 Neh 7:35 | 35 De kinderen van Harim, driehonderd
15513 Neh 7:36 | 36 De kinderen van Jericho, driehonderd
15514 Neh 7:37 | 37 De kinderen van Lod, Hadid
15515 Neh 7:38 | 38 De kinderen van Senaa, drie
15516 Neh 7:39 | 39 De priesters: de kinderen van
15517 Neh 7:39 | 39 De priesters: de kinderen van Jedaja, van
15518 Neh 7:40 | 40 De kinderen van Immer, duizend
15519 Neh 7:41 | 41 De kinderen van Pashur, duizend,
15520 Neh 7:42 | 42 De kinderen van Harim, duizend
15521 Neh 7:43 | 43 De Levieten: de kinderen van
15522 Neh 7:43 | 43 De Levieten: de kinderen van Jesua, van
15523 Neh 7:43 | Jesua, van Kadmiel, van de kinderen van Hodeva, vier
15524 Neh 7:44 | 44 De zangers: de kinderen van
15525 Neh 7:44 | 44 De zangers: de kinderen van Asaf, honderd
15526 Neh 7:45 | 45 De poortiers: de kinderen van
15527 Neh 7:45 | 45 De poortiers: de kinderen van Sallum, de
15528 Neh 7:45 | de kinderen van Sallum, de kinderen van Ater, de kinderen
15529 Neh 7:45 | Sallum, de kinderen van Ater, de kinderen van Talmon, de
15530 Neh 7:45 | de kinderen van Talmon, de kinderen van Akkub, de kinderen
15531 Neh 7:45 | de kinderen van Akkub, de kinderen van Hatita, de
15532 Neh 7:45 | de kinderen van Hatita, de kinderen van Sobai, honderd
15533 Neh 7:46 | 46 De Nethinim: de kinderen van
15534 Neh 7:46 | 46 De Nethinim: de kinderen van Ziha, de kinderen
15535 Neh 7:46 | Nethinim: de kinderen van Ziha, de kinderen van Hasufa, de
15536 Neh 7:46 | de kinderen van Hasufa, de kinderen van Tabbaoth; ~
15537 Neh 7:47 | 47 De kinderen van Keros, de kinderen
15538 Neh 7:47 | 47 De kinderen van Keros, de kinderen van Sia, de kinderen
15539 Neh 7:47 | Keros, de kinderen van Sia, de kinderen van Padon; ~
15540 Neh 7:48 | 48 De kinderen van Lebana, de
15541 Neh 7:48 | De kinderen van Lebana, de kinderen van Hagaba, de
15542 Neh 7:48 | de kinderen van Hagaba, de kinderen van Salmai; ~
15543 Neh 7:49 | 49 De kinderen van Hanan, de kinderen
15544 Neh 7:49 | 49 De kinderen van Hanan, de kinderen van Giddel, de
15545 Neh 7:49 | de kinderen van Giddel, de kinderen van Gahar; ~
15546 Neh 7:50 | 50 De kinderen van Reaja, de kinderen
15547 Neh 7:50 | 50 De kinderen van Reaja, de kinderen van Rezin, de kinderen
15548 Neh 7:50 | de kinderen van Rezin, de kinderen van Nekoda; ~
15549 Neh 7:51 | 51 De kinderen van Gazzam, de
15550 Neh 7:51 | De kinderen van Gazzam, de kinderen van Uzza, de kinderen
15551 Neh 7:51 | Gazzam, de kinderen van Uzza, de kinderen van Paseah; ~
15552 Neh 7:52 | 52 De kinderen van Bezai, de kinderen
15553 Neh 7:52 | 52 De kinderen van Bezai, de kinderen van Meunim, de
15554 Neh 7:52 | de kinderen van Meunim, de kinderen van Nefussim; ~
15555 Neh 7:53 | 53 De kinderen van Bakbuk, de
15556 Neh 7:53 | De kinderen van Bakbuk, de kinderen van Hakufa, de
15557 Neh 7:53 | de kinderen van Hakufa, de kinderen van Harhur; ~
15558 Neh 7:54 | 54 De kinderen van Bazlith, de
15559 Neh 7:54 | De kinderen van Bazlith, de kinderen van Mehida, de
15560 Neh 7:54 | de kinderen van Mehida, de kinderen van Harsa; ~
15561 Neh 7:55 | 55 De kinderen van Barkos, de
15562 Neh 7:55 | De kinderen van Barkos, de kinderen van Sisera, de
15563 Neh 7:55 | de kinderen van Sisera, de kinderen van Thamah; ~
15564 Neh 7:56 | 56 De kinderen van Neziah, de
15565 Neh 7:56 | De kinderen van Neziah, de kinderen van Hatifa; ~
15566 Neh 7:57 | 57 De kinderen der knechten van
15567 Neh 7:57 | der knechten van Salomo; de kinderen van Sotai, de kinderen
15568 Neh 7:57 | de kinderen van Sotai, de kinderen van Sofereth, de
15569 Neh 7:57 | de kinderen van Sofereth, de kinderen van Perida; ~
15570 Neh 7:58 | 58 De kinderen van Jaela, de kinderen
15571 Neh 7:58 | 58 De kinderen van Jaela, de kinderen van Darkon, de
15572 Neh 7:58 | de kinderen van Darkon, de kinderen van Giddel; ~
15573 Neh 7:59 | 59 De kinderen van Sefatja, de
15574 Neh 7:59 | De kinderen van Sefatja, de kinderen van Hattil, de
15575 Neh 7:59 | de kinderen van Hattil, de kinderen van Pochereth van
15576 Neh 7:59 | van Pochereth van Zebaim, de kinderen van Amon; ~
15577 Neh 7:60 | 60 Al de Nethinim, en de kinderen
15578 Neh 7:60 | 60 Al de Nethinim, en de kinderen der knechten van
15579 Neh 7:62 | 62 De kinderen van Delaja, de
15580 Neh 7:62 | De kinderen van Delaja, de kinderen van Tobia, de kinderen
15581 Neh 7:62 | de kinderen van Tobia, de kinderen van Nekoda, zeshonderd
15582 Neh 7:63 | 63 En van de priesteren, de kinderen
15583 Neh 7:63 | 63 En van de priesteren, de kinderen van Habaja, de
15584 Neh 7:63 | de kinderen van Habaja, de kinderen van Koz, de kinderen
15585 Neh 7:63 | Habaja, de kinderen van Koz, de kinderen van Barzillai,
15586 Neh 7:63 | Barzillai, die een vrouw van de dochteren van Barzillai,
15587 Neh 7:65 | zeide tot hen, dat zij van de heiligste dingen niet zouden
15588 Neh 7:70 | 70 Een deel nu van de hoofden der vaderen gaven
15589 Neh 7:71 | 71 En anderen van de hoofden der vaderen gaven
15590 Neh 7:72 | 72 En wat de overigen des volks gaven,
15591 Neh 7:73 | 73 En de priesters, en de Levieten,
15592 Neh 7:73 | 73 En de priesters, en de Levieten, en de poortiers,
15593 Neh 7:73 | priesters, en de Levieten, en de poortiers, en de zangers,
15594 Neh 7:73 | Levieten, en de poortiers, en de zangers, en sommigen van
15595 Neh 7:73 | sommigen van het volk, en de Nethinim, en gans Israel,
15596 Neh 8:1 | 1 Als nu de zevende maand aankwam, en
15597 Neh 8:1 | zevende maand aankwam, en de kinderen Israels in hun
15598 Neh 8:2 | volk als een enig man op de straat voor de Waterpoort;
15599 Neh 8:2 | enig man op de straat voor de Waterpoort; en zij zeiden
15600 Neh 8:2 | van Mozes zou halen, die de HEERE Israel geboden had. ~
15601 Neh 8:3 | 3 En Ezra, de priester, bracht de wet
15602 Neh 8:3 | Ezra, de priester, bracht de wet voor de gemeente, beiden
15603 Neh 8:3 | priester, bracht de wet voor de gemeente, beiden mannen
15604 Neh 8:4 | 4 En hij las daarin voor de straat, die voor de Waterpoort
15605 Neh 8:4 | voor de straat, die voor de Waterpoort is, van het morgen
15606 Neh 8:4 | tot op den middag, voor de mannen en vrouwen, en de
15607 Neh 8:4 | de mannen en vrouwen, en de verstandigen; en de oren
15608 Neh 8:4 | en de verstandigen; en de oren des gansen volks waren
15609 Neh 8:5 | 5 En Ezra, de schriftgeleerde, stond op
15610 Neh 8:6 | Ezra opende het boek voor de ogen des gansen volks, want
15611 Neh 8:7 | aanbaden den HEERE, met de aangezichten ter aarde. ~
15612 Neh 8:8 | Jozabad, Hanan, Pelaja, en de Levieten onderwezen het
15613 Neh 8:8 | Levieten onderwezen het volk in de wet. En het volk stond op
15614 Neh 8:9 | zij lazen in het boek, in de wet Gods, duidelijk; en
15615 Neh 8:10 | is Hattirsatha) en Ezra, de priester, de schriftgeleerde,
15616 Neh 8:10 | Hattirsatha) en Ezra, de priester, de schriftgeleerde, en de Levieten,
15617 Neh 8:10 | de schriftgeleerde, en de Levieten, die het volk onderwezen,
15618 Neh 8:10 | het volk weende, als zij de woorden der wet hoorden. ~
15619 Neh 8:11 | zo bedroeft u niet, want de blijdschap des HEEREN, die
15620 Neh 8:12 | 12 En de Levieten stilden al het
15621 Neh 8:13 | te maken; want zij hadden de woorden verstaan, die men
15622 Neh 8:14 | anderen daags verzamelden zich de hoofden der vaderen van
15623 Neh 8:14 | vaderen van het ganse volk, de priesters en de Levieten,
15624 Neh 8:14 | ganse volk, de priesters en de Levieten, tot Ezra, den
15625 Neh 8:14 | om verstand te bekomen in de woorden der wet. ~
15626 Neh 8:15 | 15 En zij vonden in de wet geschreven, dat de HEERE
15627 Neh 8:15 | in de wet geschreven, dat de HEERE door de hand van Mozes
15628 Neh 8:15 | geschreven, dat de HEERE door de hand van Mozes geboden had,
15629 Neh 8:15 | van Mozes geboden had, dat de kinderen Israels in loofhutten
15630 Neh 8:15 | zouden wonen, op het feest in de zevende maand; ~
15631 Neh 8:17 | in hun voorhoven, en in de voorhoven van Gods huis,
15632 Neh 8:17 | voorhoven van Gods huis, en op de straat der Waterpoort, en
15633 Neh 8:17 | straat der Waterpoort, en op de straat van Efraimspoort. ~
15634 Neh 8:18 | 18 En de ganse gemeente dergenen,
15635 Neh 8:18 | gemeente dergenen, die uit de gevangenis waren wedergekomen,
15636 Neh 8:18 | in die loofhutten; want de kinderen Israels hadden
15637 Neh 8:18 | hadden alzo niet gedaan sinds de dagen van Jesua, den zoon
15638 Neh 9:1 | dezer maand verzamelden zich de kinderen Israels met vasten
15639 Neh 9:5 | 5 En de Levieten, Jesua, en Kadmiel,
15640 Neh 9:6 | hemelen, en al hun heir, de aarde en al wat daarop is,
15641 Neh 9:6 | aarde en al wat daarop is, de zeeen en al wat daarin is,
15642 Neh 9:7 | 7 Gij zijt die HEERE, de God, Die Abram hebt verkoren,
15643 Neh 9:9 | hebt hun geroep gehoord aan de Schelfzee; ~
15644 Neh 9:11 | 11 En Gij hebt de zee voor hun aangezicht
15645 Neh 9:11 | hun vervolgers hebt Gij in de diepten geworpen, als een
15646 Neh 9:14 | en een wet bevolen, door de hand van Uw knecht Mozes. ~
15647 Neh 9:15 | honger, en hun water uit de steenrots voortgebracht
15648 Neh 9:19 | barmhartigheid niet verlaten in de woestijn; de wolkkolom week
15649 Neh 9:19 | verlaten in de woestijn; de wolkkolom week niet van
15650 Neh 9:19 | den weg te leiden, noch de vuurkolom des nachts, om
15651 Neh 9:21 | veertig jaren onderhouden in de woestijn; zij hebben geen
15652 Neh 9:23 | kinderen vermenigvuldigd, als de sterren des hemels; en Gij
15653 Neh 9:24 | 24 Alzo zijn de kinderen daarin gekomen,
15654 Neh 9:24 | erfelijk ingenomen; en Gij hebt de inwoners des lands, de Kanaanieten,
15655 Neh 9:24 | hebt de inwoners des lands, de Kanaanieten, voor hun aangezicht
15656 Neh 9:24 | mitsgaders hun koningen en de volken des lands, om daarmede
15657 Neh 9:27 | hebt Gij hen gegeven in de hand hunner benauwers, die
15658 Neh 9:27 | verlossers gegeven, die hen uit de hand hunner benauwers verlosten. ~
15659 Neh 9:28 | aangezicht; zo verliet Gij hen in de hand hunner vijanden, dat
15660 Neh 9:30 | hebt Gij hen gegeven in de hand van de volken der landen. ~
15661 Neh 9:30 | hen gegeven in de hand van de volken der landen. ~
15662 Neh 9:32 | God, Die het verbond en de weldadigheid houdt; laat
15663 Neh 9:32 | aangezicht niet gering zijn al de moeite, die ons getroffen
15664 Neh 9:32 | vaderen, en Uw ganse volk, van de dagen der koningen van Assur
15665 Neh 9:36 | vaderen gegeven hebt, om de vrucht daarvan, en het goede
15666 Neh 10:1 | 1 Tot de verzegelingen nu waren:
15667 Neh 10:8 | Bilgai, Semaja. Dit waren de priesters. ~
15668 Neh 10:9 | 9 En de Levieten, namelijk: Jesua,
15669 Neh 10:9 | van Azanja, Binnui; van de zonen van Henadad, Kadmiel; ~
15670 Neh 10:14 | 14 De hoofden des volks: Parhos,
15671 Neh 10:28 | En het overige des volks, de priesteren, de Levieten,
15672 Neh 10:28 | des volks, de priesteren, de Levieten, de poortiers,
15673 Neh 10:28 | priesteren, de Levieten, de poortiers, de zangers, de
15674 Neh 10:28 | Levieten, de poortiers, de zangers, de Nethinim, en
15675 Neh 10:28 | de poortiers, de zangers, de Nethinim, en al wie zich
15676 Neh 10:28 | Nethinim, en al wie zich van de volken der landen had afgescheiden
15677 Neh 10:29 | dat zij zouden wandelen in de wet Gods, die gegeven is
15678 Neh 10:29 | Gods, die gegeven is door de hand van den knecht Gods,
15679 Neh 10:29 | en dat zij zouden doen al de geboden des HEEREN, onzes
15680 Neh 10:30 | dochteren niet zouden geven aan de volken des lands, noch hun
15681 Neh 10:31 | 31 Ook als de volken des lands waren en
15682 Neh 10:33 | der nieuwe maanden, tot de gezette hoogtijden, en tot
15683 Neh 10:33 | gezette hoogtijden, en tot de heilige dingen, en tot de
15684 Neh 10:33 | de heilige dingen, en tot de zondofferen, om verzoening
15685 Neh 10:34 | 34 Ook wierpen wij de loten, onder de priesters,
15686 Neh 10:34 | wierpen wij de loten, onder de priesters, de Levieten en
15687 Neh 10:34 | loten, onder de priesters, de Levieten en het volk, over
15688 Neh 10:34 | onzes Gods, gelijk het in de wet geschreven is; ~
15689 Neh 10:35 | 35 Dat wij ook de eerstelingen onzes lands
15690 Neh 10:35 | eerstelingen onzes lands en de eerstelingen van alle vrucht
15691 Neh 10:36 | 36 En de eerstgeborenen onzer zonen
15692 Neh 10:36 | onzer beesten, gelijk het in de wet geschreven is; en dat
15693 Neh 10:36 | geschreven is; en dat wij de eerstgeborenen onzer runderen
15694 Neh 10:36 | ten huize onzes Gods, tot de priesteren, die in het huis
15695 Neh 10:37 | 37 En dat wij de eerstelingen onzes deegs,
15696 Neh 10:37 | en onze hefofferen, en de vrucht aller bomen, most
15697 Neh 10:37 | olie, zouden brengen tot de priesteren, in de kameren
15698 Neh 10:37 | brengen tot de priesteren, in de kameren van het huis onzes
15699 Neh 10:37 | het huis onzes Gods, en de tienden onzes lands tot
15700 Neh 10:37 | tienden onzes lands tot de Levieten; en dat dezelfde
15701 Neh 10:37 | en dat dezelfde Levieten de tienden zouden hebben in
15702 Neh 10:38 | een zoon van Aaron, bij de Levieten zou zijn, als de
15703 Neh 10:38 | de Levieten zou zijn, als de Levieten de tienden ontvangen;
15704 Neh 10:38 | zou zijn, als de Levieten de tienden ontvangen; en dat
15705 Neh 10:38 | tienden ontvangen; en dat de Levieten de tienden zouden
15706 Neh 10:38 | ontvangen; en dat de Levieten de tienden zouden opbrengen
15707 Neh 10:38 | ten huize onzes Gods, in de kameren van het schathuis. ~
15708 Neh 10:39 | 39 Want de kinderen Israels en de kinderen
15709 Neh 10:39 | Want de kinderen Israels en de kinderen van Levi moeten
15710 Neh 10:39 | kameren brengen, omdat aldaar de vaten des heiligdoms zijn,
15711 Neh 10:39 | des heiligdoms zijn, en de priesteren, die dienen,
15712 Neh 10:39 | priesteren, die dienen, en de poortiers, en de zangers;
15713 Neh 10:39 | dienen, en de poortiers, en de zangers; dat wij alzo het
15714 Neh 11:1 | 1 Voorts woonden de oversten des volks te Jeruzalem;
15715 Neh 11:1 | een uit te brengen, die in de heilige stad Jeruzalem zou
15716 Neh 11:1 | wonen, en negen delen in de andere steden. ~
15717 Neh 11:2 | 2 En het volk zegende al de mannen, die vrijwilliglijk
15718 Neh 11:3 | 3 En dit zijn de hoofden van het landschap,
15719 Neh 11:3 | Jeruzalem woonden; (maar in de steden van Juda woonden,
15720 Neh 11:3 | in hun steden, Israel, de priesters, en de Levieten,
15721 Neh 11:3 | Israel, de priesters, en de Levieten, en de Nethinim,
15722 Neh 11:3 | priesters, en de Levieten, en de Nethinim, en de kinderen
15723 Neh 11:3 | Levieten, en de Nethinim, en de kinderen der knechten van
15724 Neh 11:4 | dan woonden sommigen van de kinderen van Juda, en van
15725 Neh 11:4 | kinderen van Juda, en van de kinderen van Benjamin. Van
15726 Neh 11:4 | kinderen van Benjamin. Van de kinderen van Juda: Athaja,
15727 Neh 11:4 | kinderen van Juda: Athaja, de zoon van Uzzia, den zoon
15728 Neh 11:4 | zoon van Mahalaleel, van de kinderen van Perez; ~
15729 Neh 11:5 | 5 En Maaseja, de zoon van Baruch, den zoon
15730 Neh 11:7 | 7 En dit zijn de kinderen van Benjamin: Sallu,
15731 Neh 11:7 | kinderen van Benjamin: Sallu, de zoon van Mesullam, den zoon
15732 Neh 11:9 | 9 En Joel, de zoon van Zichri, was opziener
15733 Neh 11:9 | opziener over hen; en Juda, de zoon van Senua, was de tweede
15734 Neh 11:9 | de zoon van Senua, was de tweede over de stad. ~
15735 Neh 11:9 | Senua, was de tweede over de stad. ~
15736 Neh 11:10 | 10 Van de priesteren: Jedaja, de zoon
15737 Neh 11:10 | Van de priesteren: Jedaja, de zoon van Jojarib, Jachin; ~
15738 Neh 11:11 | 11 Seraja, de zoon van Hilkia, den zoon
15739 Neh 11:12 | twee en twintig. En Adaja, de zoon van Jeroham, den zoon
15740 Neh 11:13 | en veertig. En Amassai, de zoon van Azareel, den zoon
15741 Neh 11:14 | opziener over hen was Zabdiel, de zoon van Gedolim. ~
15742 Neh 11:15 | 15 En van de Levieten: Semaja, de zoon
15743 Neh 11:15 | van de Levieten: Semaja, de zoon van Hassub, den zoon
15744 Neh 11:16 | Sabbethai, en Jozabad, van de hoofden der Levieten, waren
15745 Neh 11:17 | 17 En Matthanja, de zoon van Micha, den zoon
15746 Neh 11:17 | Asaf, was het hoofd, die de dankzegging begon in het
15747 Neh 11:17 | het gebed, en Bakbukja was de tweede van zijn broederen;
15748 Neh 11:17 | zijn broederen; en Abda, de zoon van Sammua, den zoon
15749 Neh 11:18 | 18 Al de Levieten in de heilige stad
15750 Neh 11:18 | 18 Al de Levieten in de heilige stad waren tweehonderd
15751 Neh 11:19 | 19 En de poortiers: Akkub, Talmon,
15752 Neh 11:19 | broederen, die wacht hielden in de poorten, waren honderd twee
15753 Neh 11:20 | overige nu van Israel, van de priesters en de Levieten,
15754 Neh 11:20 | Israel, van de priesters en de Levieten, was in alle steden
15755 Neh 11:21 | 21 En de Nethinim woonden in Ofel;
15756 Neh 11:21 | Ziha en Gispa waren over de Nethinim. ~
15757 Neh 11:22 | opziener te Jeruzalem was Uzzi, de zoon van Bani, den zoon
15758 Neh 11:22 | den zoon van Micha; van de kinderen van Asaf waren
15759 Neh 11:22 | kinderen van Asaf waren de zangers tegenover het werk
15760 Neh 11:23 | een zeker onderhoud voor de zangers, van elk dagelijks
15761 Neh 11:24 | 24 En Petahja, de zoon van Mesezabeel, van
15762 Neh 11:24 | zoon van Mesezabeel, van de kinderen van Zerah, den
15763 Neh 11:25 | 25 In de dorpen nu op hun akkers
15764 Neh 11:25 | akkers woonden sommigen van de kinderen van Juda, in Kirjath-Arba
15765 Neh 11:31 | 31 De kinderen van Benjamin nu
15766 Neh 11:36 | 36 Van de Levieten nu, woonden sommigen
15767 Neh 11:36 | nu, woonden sommigen in de verdelingen van Juda, en
15768 Neh 12:1 | 1 Dit nu zijn de priesters en de Levieten,
15769 Neh 12:1 | nu zijn de priesters en de Levieten, die met Zerubbabel,
15770 Neh 12:7 | Hilkia, Jedaja; dat waren de hoofden der priesteren,
15771 Neh 12:7 | priesteren, en hun broederen, in de dagen van Jesua. ~
15772 Neh 12:8 | 8 En de Levieten waren: Jesua, Binnui,
15773 Neh 12:8 | zijn broederen waren over de dankzeggingen. ~
15774 Neh 12:9 | waren tegen hen over in de wachten. ~
15775 Neh 12:12 | 12 En in de dagen van Jojakim waren
15776 Neh 12:22 | 22 Van de Levieten werden in de dagen
15777 Neh 12:22 | Van de Levieten werden in de dagen van Eljasib, Jojada,
15778 Neh 12:22 | en Johanan, en Jaddua, de hoofden der vaderen beschreven;
15779 Neh 12:22 | vaderen beschreven; mitsgaders de priesteren, tot het koninkrijk
15780 Neh 12:23 | 23 De kinderen van Levi, de hoofden
15781 Neh 12:23 | 23 De kinderen van Levi, de hoofden der vaderen, werden
15782 Neh 12:23 | boek der kronieken, tot de dagen van Johanan, den zoon
15783 Neh 12:24 | 24 De hoofden dan der Levieten
15784 Neh 12:24 | Hasabja, Serebja, en Jesua, de zoon van Kadmiel, en hun
15785 Neh 12:25 | Akkub, waren poortiers, de wacht waarnemende bij de
15786 Neh 12:25 | de wacht waarnemende bij de schatkamers der poorten. ~
15787 Neh 12:26 | 26 Dezen waren in de dagen van Jojakim, den zoon
15788 Neh 12:26 | zoon van Jozadak, en in de dagen van Nehemia, den landvoogd,
15789 Neh 12:27 | 27 In de inwijding nu van Jeruzalems
15790 Neh 12:27 | Jeruzalems muur, zochten zij de Levieten uit al hun plaatsen,
15791 Neh 12:27 | te Jeruzalem brachten, om de inwijding te doen met vreugde,
15792 Neh 12:28 | 28 Alzo werden de kinderen der zangers verzameld,
15793 Neh 12:28 | rondom Jeruzalem, als uit de dorpen van de Netofathieten; ~
15794 Neh 12:28 | Jeruzalem, als uit de dorpen van de Netofathieten; ~
15795 Neh 12:29 | huis van Gilgal, en uit de velden van Geba en Asmaveth;
15796 Neh 12:29 | van Geba en Asmaveth; want de zangers hadden zich dorpen
15797 Neh 12:30 | 30 En de priesters en de Levieten
15798 Neh 12:30 | 30 En de priesters en de Levieten reinigden zichzelven;
15799 Neh 12:30 | reinigden zij het volk, en de poorten, en den muur. ~
15800 Neh 12:31 | 31 Toen deed ik de vorsten van Juda opgaan
15801 Neh 12:31 | rechterhand op den muur, naar de Mistpoort toe. ~
15802 Neh 12:32 | achter hen ging Hosaja, en de helft der vorsten van Juda. ~
15803 Neh 12:35 | 35 En van de priesters kinderen met trompetten:
15804 Neh 12:35 | met trompetten: Zecharja, de zoon van Jonathan, den zoon
15805 Neh 12:36 | den man Gods; en Ezra, de schriftgeleerde, ging voor
15806 Neh 12:37 | 37 Voorts naar de Fonteinpoort, en tegen hen
15807 Neh 12:37 | over, gingen zij op bij de trappen van Davids stad,
15808 Neh 12:37 | boven Davids huis, tot aan de Waterpoort, tegen het oosten. ~
15809 Neh 12:38 | ik achter hetzelve, met de helft des volks, op den
15810 Neh 12:39 | 39 En van boven de poort van Efraim, en boven
15811 Neh 12:39 | poort van Efraim, en boven de Oude poort, en boven de
15812 Neh 12:39 | de Oude poort, en boven de Vispoort, en den toren Hananeel,
15813 Neh 12:39 | en den toren Mea, tot aan de Schaapspoort, en zij bleven
15814 Neh 12:39 | en zij bleven staan in de Gevangenpoort. ~
15815 Neh 12:40 | 40 Daarna stonden de beide dankkoren in Gods
15816 Neh 12:40 | in Gods huis; ook ik en de helft der overheden met
15817 Neh 12:41 | 41 En de priesters, Eljakim, Maaseja,
15818 Neh 12:42 | en Ezer; ook lieten zich de zangers horen, met Jizrahja,
15819 Neh 12:43 | vrolijkheid; en ook waren de vrouwen en de kinderen vrolijk;
15820 Neh 12:43 | ook waren de vrouwen en de kinderen vrolijk; zodat
15821 Neh 12:43 | kinderen vrolijk; zodat de vrolijkheid van Jeruzalem
15822 Neh 12:44 | dage mannen gesteld over de kameren, tot de schatten,
15823 Neh 12:44 | gesteld over de kameren, tot de schatten, tot de hefofferen,
15824 Neh 12:44 | kameren, tot de schatten, tot de hefofferen, tot de eerstelingen
15825 Neh 12:44 | tot de hefofferen, tot de eerstelingen en tot de tienden,
15826 Neh 12:44 | tot de eerstelingen en tot de tienden, om daarin uit de
15827 Neh 12:44 | de tienden, om daarin uit de akkers der steden te verzamelen
15828 Neh 12:44 | der steden te verzamelen de delen der wet, voor de priesteren
15829 Neh 12:44 | verzamelen de delen der wet, voor de priesteren en voor de Levieten;
15830 Neh 12:44 | voor de priesteren en voor de Levieten; want Juda was
15831 Neh 12:44 | want Juda was vrolijk over de priesteren en over de Levieten,
15832 Neh 12:44 | over de priesteren en over de Levieten, die daar stonden. ~
15833 Neh 12:45 | 45 En de wacht huns Gods waarnamen,
15834 Neh 12:45 | huns Gods waarnamen, en de wacht der reiniging, ook
15835 Neh 12:45 | wacht der reiniging, ook de zangers, en de poortiers,
15836 Neh 12:45 | reiniging, ook de zangers, en de poortiers, naar het gebod
15837 Neh 12:46 | 46 Want in de dagen van David en Asaf,
15838 Neh 12:47 | Daarom gaf gans Israel, in de dagen van Zerubbabel, en
15839 Neh 12:47 | dagen van Zerubbabel, en in de dagen van Nehemia, de delen
15840 Neh 12:47 | in de dagen van Nehemia, de delen der zangers en der
15841 Neh 12:47 | dag; en zij heiligden voor de Levieten, en de Levieten
15842 Neh 12:47 | heiligden voor de Levieten, en de Levieten heiligden voor
15843 Neh 12:47 | Levieten heiligden voor de kinderen van Aaron. ~
15844 Neh 13:1 | het boek van Mozes, voor de oren des volks; en daarin
15845 Neh 13:1 | geschreven gevonden, dat de Ammonieten en Moabieten
15846 Neh 13:1 | Moabieten niet zouden komen in de gemeente Gods, tot in eeuwigheid; ~
15847 Neh 13:4 | 4 Eljasib nu, de priester, die gesteld was
15848 Neh 13:4 | priester, die gesteld was over de kamer van het huis onzes
15849 Neh 13:5 | spijsoffer, den wierook en de vaten, en de tienden van
15850 Neh 13:5 | wierook en de vaten, en de tienden van koren, van most
15851 Neh 13:5 | die bevolen waren voor de Levieten, en de zangers,
15852 Neh 13:5 | waren voor de Levieten, en de zangers, en de poortiers,
15853 Neh 13:5 | Levieten, en de zangers, en de poortiers, mitsgaders het
15854 Neh 13:7 | makende hem een kamer in de voorhoven van Gods huis. ~
15855 Neh 13:8 | huisraad van Tobia buiten, uit de kamer. ~
15856 Neh 13:9 | bevel, en zij reinigden de kameren; en ik bracht daar
15857 Neh 13:9 | ik bracht daar weder in de vaten van Gods huis, met
15858 Neh 13:10 | niet gegeven was; zodat de Levieten en de zangers,
15859 Neh 13:10 | was; zodat de Levieten en de zangers, die het werk deden,
15860 Neh 13:11 | 11 En ik twistte met de overheden, en zeide: Waarom
15861 Neh 13:12 | 12 Toen bracht gans Juda de tienden van het koren, en
15862 Neh 13:12 | en van den most, en van de olie, in de schatten. ~
15863 Neh 13:12 | most, en van de olie, in de schatten. ~
15864 Neh 13:13 | stelde tot schatmeesters over de schatten, Selemja, den priester,
15865 Neh 13:13 | schrijver, en Pedaja, uit de Levieten; en aan hun hand
15866 Neh 13:16 | den sabbat verkochten aan de kinderen van Juda en te
15867 Neh 13:17 | 17 Zo twistte ik met de edelen van Juda, en zeide
15868 Neh 13:18 | stad? En gijlieden maakt de hittige gramschap nog meer
15869 Neh 13:19 | 19 Het geschiedde nu, als de poorten van Jeruzalem schaduw
15870 Neh 13:19 | sabbat, dat ik bevel gaf, en de deuren werden gesloten;
15871 Neh 13:19 | stelde van mijn jongens aan de poorten, opdat er geen last
15872 Neh 13:20 | 20 Toen vernachtten de kramers, en de verkopers
15873 Neh 13:20 | vernachtten de kramers, en de verkopers van alle koopwaren,
15874 Neh 13:21 | gij het weder doet, zal ik de hand aan u slaan. Van dien
15875 Neh 13:22 | 22 Voorts zeide ik tot de Levieten, dat zij zich zouden
15876 Neh 13:22 | zich zouden reinigen, en de poorten komen wachten, om
15877 Neh 13:22 | God! en verschoon mij naar de veelheid Uwer goedertierenheid. ~
15878 Neh 13:24 | Joods spreken, maar naar de taal eens iegelijken volks. ~
15879 Neh 13:26 | 26 Heeft niet Salomo, de koning van Israel, daarin
15880 Neh 13:26 | gesteld had? Ook hem deden de vreemde vrouwen zondigen. ~
15881 Neh 13:28 | 28 Ook was er een van de kinderen van Jojada, den
15882 Neh 13:30 | vreemden; en ik bestelde de wachten der priesteren en
15883 Neh 13:31 | bestemde tijden, en tot de eerstelingen. Gedenk mijner,
15884 Est 1:1 | 1 Het geschiedde nu in de dagen van Ahasveros, (hij
15885 Est 1:2 | 2 In die dagen, als de koning Ahasveros op den
15886 Est 1:3 | vorsten en zijn knechten; de macht van Perzie en Medie,
15887 Est 1:3 | macht van Perzie en Medie, de grootste heren en de oversten
15888 Est 1:3 | Medie, de grootste heren en de oversten der landschappen
15889 Est 1:4 | heerlijkheid zijns rijks, en de kostelijkheid des sieraads
15890 Est 1:5 | dagen vervuld waren, maakte de koning een maaltijd al den
15891 Est 1:6 | en aan marmeren pilaren; de bedsteden waren van goud
15892 Est 1:8 | drinken geschiedde naar de wet, dat niemand dwong;
15893 Est 1:8 | niemand dwong; want alzo had de koning vastelijk bevolen
15894 Est 1:9 | 9 De koningin Vasthi maakte ook
15895 Est 1:9 | maakte ook een maaltijd voor de vrouwen in het koninklijk
15896 Est 1:9 | koninklijk huis, hetwelk de koning Ahasveros had. ~
15897 Est 1:10 | Abagtha, Zethar en Charchas, de zeven kamerlingen, dienende
15898 Est 1:11 | 11 Dat zij Vasthi, de koningin, zouden brengen
15899 Est 1:11 | aangezicht des konings, met de koninklijke kroon, om den
15900 Est 1:12 | 12 Doch de koningin Vasthi weigerde
15901 Est 1:12 | aangezegd was. Toen werd de koning zeer verbolgen, en
15902 Est 1:13 | 13 Toen zeide de koning tot de wijzen, die
15903 Est 1:13 | Toen zeide de koning tot de wijzen, die de tijden verstonden (
15904 Est 1:13 | koning tot de wijzen, die de tijden verstonden (want
15905 Est 1:13 | konings zaak geschieden, in de tegenwoordigheid van al
15906 Est 1:13 | tegenwoordigheid van al degenen, die de wet en het recht wisten; ~
15907 Est 1:14 | 14 De naasten nu bij hem waren
15908 Est 1:15 | 15 Wat men naar de wet met de koningin Vasthi
15909 Est 1:15 | Wat men naar de wet met de koningin Vasthi doen zou,
15910 Est 1:16 | konings en der vorsten: De koningin Vasthi heeft niet
15911 Est 1:16 | misdaan, maar ook tegen al de vorsten, en tegen al de
15912 Est 1:16 | de vorsten, en tegen al de volken, die in al de landschappen
15913 Est 1:16 | al de volken, die in al de landschappen van den koning
15914 Est 1:17 | ogen, als men zeggen zal: De koning Ahasveros zeide,
15915 Est 1:17 | Ahasveros zeide, dat men de koningin Vasthi voor zijn
15916 Est 1:18 | dezen zelfden dage zullen de vorstinnen van Perzie en
15917 Est 1:18 | Medie ook alzo zeggen tot al de vorsten des konings, als
15918 Est 1:19 | hetwelk geschreven worde in de wetten der Perzen en Meden,
15919 Est 1:19 | den koning Ahasveros, en de koning geve haar koninkrijk
15920 Est 1:20 | haar mannen eer geven, van de grootste tot de kleinste
15921 Est 1:20 | geven, van de grootste tot de kleinste toe. ~
15922 Est 1:21 | Dit woord nu was goed in de ogen des konings en der
15923 Est 1:21 | konings en der vorsten; en de koning deed naar het woord
15924 Est 1:22 | hij zond brieven aan al de landschappen des konings,
15925 Est 1:22 | wezen zou, en spreken naar de spraak zijns volks. ~ ~ ~ ~
15926 Est 2:1 | deze geschiedenissen, toen de grimmigheid van den koning
15927 Est 2:2 | 2 Toen zeiden de jongelingen des konings,
15928 Est 2:3 | 3 En de koning bestelle toezieners
15929 Est 2:3 | bestelle toezieners in al de landschappen zijns koninkrijks,
15930 Est 2:3 | huis der vrouwen, onder de hand van Hegai, des konings
15931 Est 2:4 | 4 En de jonge dochter, die in des
15932 Est 2:4 | Deze zaak nu was goed in de ogen des konings, en hij
15933 Est 2:6 | weggevoerd was van Jeruzalem met de weggevoerden, die weggevoerd
15934 Est 2:6 | denwelken Nebukadnezar, de koning van Babel, had weggevoerd. ~
15935 Est 3 | de dochter zijns ooms); want
15936 Est 3:1 | op den burg Susan, onder de hand van Hegai, werd ~
15937 Est 4 | des konings huis, onder de hand van Hegai, den bewaarder
15938 Est 6:1 | 12 Als nu de beurt van elke jonge dochter
15939 Est 6:1 | twaalf maanden lang naar de wet der vrouwen geschied
15940 Est 6:1 | want alzo werden vervuld de dagen harer versieringen,
15941 Est 6:2 | 13 Daarmede kwam dan de jonge dochter tot den koning;
15942 Est 6:3 | huis der vrouwen, onder de hand van Saasgaz, den kamerling
15943 Est 6:3 | tot den koning, ten ware de koning lust tot haar had,
15944 Est 6:4 | 15 Als de beurt van ~
15945 Est 7 | de dochter van Abichail, den
15946 Est 7 | des konings kamerling, de bewaarder der vrouwen, zeide;
15947 Est 8 | in de ogen van allen, die haar
15948 Est 9 | zijn koninklijk huis, in de tiende maand, welke is de
15949 Est 9 | de tiende maand, welke is de maand Tebeth, in het zevende
15950 Est 9:1 | 17 En de koning beminde ~
15951 Est 10 | alle maagden; en hij zette de koninklijke kroon op haar
15952 Est 10 | maakte haar koningin in de plaats van Vasthi. ~
15953 Est 10:1 | 18 Toen maakte de koning een groten maaltijd
15954 Est 11:1 | werden, zo zat Mordechai in de poort des konings. ~
15955 Est 13:1 | dagen, als Mordechai in de poort des konings zat, werden
15956 Est 13:1 | kamerlingen des konings van de dorpelwachters, zeer toornig,
15957 Est 13:1 | toornig, en zij zochten de hand te slaan aan den koning
15958 Est 13:2 | bekend gemaakt, en hij gaf ze de koningin ~
15959 Est 15:1 | 23 Als men de zaak onderzocht, is het
15960 Est 15:1 | gehangen; en het werd in de kronieken geschreven voor
15961 Est 16:1 | deze geschiedenissen maakte de koning Ahasveros Haman groot,
15962 Est 16:1 | zette zijn stoel boven al de vorsten, die bij hem waren. ~
15963 Est 16:2 | 2 En al de knechten des konings, die
15964 Est 16:2 | knechten des konings, die in de poort des konings waren,
15965 Est 16:2 | zich neder voor Haman; want de koning had alzo van hem
15966 Est 16:3 | 3 Toen zeiden de knechten des konings, die
15967 Est 16:3 | knechten des konings, die in de poort des konings waren,
15968 Est 16:4 | kennen, opdat zij zagen, of de woorden van Mordechai bestaan
15969 Est 16:6 | hij aan Mordechai alleen de hand zou slaan (want men
15970 Est 16:6 | aangewezen); maar Haman zocht al de Joden, die in het ganse
15971 Est 16:7 | 7 In de eerste maand (deze is de
15972 Est 16:7 | de eerste maand (deze is de maand Nisan) in het twaalfde
15973 Est 16:7 | van maand tot maand, tot de twaalfde maand toe; deze
15974 Est 16:7 | twaalfde maand toe; deze is de maand Adar. ~
15975 Est 16:8 | verstrooid en verdeeld onder de volken in al de landschappen
15976 Est 16:8 | verdeeld onder de volken in al de landschappen uws koninkrijks;
15977 Est 16:8 | wetten zijn verscheiden van de wetten aller volken; ook
15978 Est 16:9 | talenten zilvers opwegen in de handen dergenen, die het
15979 Est 16:10 | 10 Toen trok de koning zijn ring van zijn
15980 Est 16:11 | 11 En de koning zeide tot Haman:
15981 Est 16:12 | 12 Toen werden de schrijvers des konings geroepen,
15982 Est 16:12 | des konings geroepen, in de eerste maand, op den dertienden
15983 Est 16:12 | alles, wat Haman beval, aan de stadhouders des konings,
15984 Est 16:12 | stadhouders des konings, en aan de landvoogden, die over elk
15985 Est 16:12 | landschap waren, en aan de vorsten van elk volk, elk
15986 Est 16:13 | 13 De brieven nu werden gezonden
15987 Est 16:13 | nu werden gezonden door de hand der lopers tot al de
15988 Est 16:13 | de hand der lopers tot al de landschappen des konings,
15989 Est 16:13 | verdelgen, doden en verdoen al de Joden, van den jonge tot
15990 Est 16:13 | jonge tot den oude toe, de kleine kinderen en de vrouwen,
15991 Est 16:13 | toe, de kleine kinderen en de vrouwen, op een dag, op
15992 Est 16:13 | twaalfde maand (deze is de maand Adar), en dat men
15993 Est 16:14 | 14 De inhoud van het schrift was,
15994 Est 16:15 | 15 De lopers gingen uit, voortgedrongen
15995 Est 16:15 | het woord des konings, en de wet werd uitgegeven in den
15996 Est 16:15 | uitgegeven in den burg Susan. En de koning en Haman zaten en
15997 Est 16:15 | Haman zaten en dronken, doch de stad Susan was verward. ~ ~ ~
15998 Est 17:1 | deze geschiedenissen maakte de koning Ahasveros Haman groot,
15999 Est 17:1 | zette zijn stoel boven al de vorsten, die bij hem waren. ~
16000 Est 17:2 | 2 En al de knechten des konings, die
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33382 |